Feestweek™

Mijn vriend Arie eist auteurschap van het woord Feestweek op. Hij wil graag dat ik dat op deze plek vermeld.

Zolang ik me kan herinneren werd met Feestweek™ de periode tussen 23 december en 2 januari aangeduid waarin Boris, Arie, Gijs en ik op het automutulatieve af het nachtleven van onze stad uitwoonden.

Er schuilt loutering in een uurtje staand slapen op een thuisfeest in de zinkende woonboot van onbekenden om aansluitend met dim sum te ontbijten in een restaurant waar het avondservice al begonnen is. Omdat Gijs en ik jaren van onze vriendschap in de horeca werkten vlochten we het uitgaan een beetje tussen de diensten door, en voor jonge mannen is dat heel lang geen probleem.

De belangrijkste en voor zover ik weet enige regel van de Feestweek™ is dat je moet komen als je vriend het nodig vindt. Helaas ben ik niet iemand die zijn sms-geschiedenis bewaart bij het wisselen van telefoons, anders had ik uit honderden voorbeelden kunnen kiezen, maar om half vijf ‘s nachts gewekt worden door een berichtje als Bunker NDSM, vragen naar Vinnie is qua toon en inhoud zeker representatief.

Dit jaar pak ik om de dag een feestje mee: een vorm van arbeidstijdverkorting waardoor ik vroeger al snel de enige regel gebroken zou hebben, maar die tegenwoordig prima werkbaar is omdat Boris twee kinderen heeft, Arie voor de Top-2000 werkt en Gijs al bijna vijf jaar dood is. Het merendeel van de feestjes waar ik dit jaar ben aangehaakt werd dan ook georganiseerd door vrienden van mijn zwager, die net die cruciale twaalf jaar jonger zijn. In die groep ben ik de enige met een kind, dus niemand zal op het idee komen me aan de regel te houden.

Eergisteren – na een feestje op een hopelijk na mijn vertrek niet gezonken woonboot – at ik cheung fan bij Kam Kee op de Ceintuurbaan. Onder het eten las ik de Vrouw, die iemand op de stoel naast me had achtergelaten. Smaakversterker en goedkoop nieuws gaan prima samen: als een geharpoeneerde octopus glibberde de kater van mijn rug. Ik sloeg het magazine dicht, keek op en zag op de kleine ronde klok boven de bar dat het half een ‘s middags was. Als vanzelf pakte ik mijn telefoon en scrollde door mijn favorieten. Boris en Arie staan er nog in, Gijs niet meer.

Ik vroeg me af of ik zijn nummer nog uit mijn hoofd kende en toetste het in; wist zeker dat het klopte. Even overwoog ik het weer op te slaan, terug te zetten op de plek waar het altijd had gestaan.

________________________________________

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Van hem verschenen in 2011 de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en in 2013 de roman Het laatste kind. 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

In de Oorshop

Eindejaarslijstje: de kerstboom

Inderdaad, voor je het weet is het weer de tijd voor eindjejaarslijstjes – maar dit jaar komt dat moment om het geheugen even op te frissen wel heel plotseling. De hazelaar laat thans zijn allergenen los, de reigers zitten al op hun nest en ik zag zelfs twee mensen genieten van hun (overduidelijk) eerste zoen. Het klimaat is er niet naar, waardoor ik ook helemaal niet in de stemming ben voor een lijstje, laat staan voor een boekenlijstje over het afgelopen jaar.

Vanwaar dan toch een lijst? Ik las in Umberto Eco’s Bekentenissen van een jonge romanschrijver diens essay over lijsten. Daarin wordt precies uitgelegd waarom ik er zo weinig mee op heb: ze wekken de schijn van oneindigheid of juist van compleetheid, ze zijn overbodig of juist puur functioneel, ze zijn associatief of juist doordacht. Met andere woorden, je weet nooit precies waar je mee te maken hebt. Wat Eco daarover allemaal te zeggen heeft is wel degelijk heel interessant, al is zijn indeling van verschillende lijsten op z’n minst discutabel.

Eco mag nog zulke fraaie voorbeelden oplepelen (Joyce, Rabelais en vooral ook zichzelf), die sla ik lekker over. Voor de voorbeelden die hij ontleent aan een gedicht van Szymborska en een redevoering van Cicero maak ik een uitzondering. Dat zijn dan ook geen echte lijsten (maar respectievelijk een anaforistisch gedicht en een climatische opsomming van retorische vragen).

In mijn ogen leent een lijst zich bij uitstek voor vervelende zaken, misschien zelf in de trant van ‘van je afschrijven’ en ‘het een plekje geven’. Toevallig is er in die tijd van het jaar iets wat ik heel graag een plaats geef buiten mijzelf: het optuigen van de kerstboom. Ik heb liever geen kerstboom maar gewoon een doos Ikea-zooi om samen in elkaar te zetten. En waarom? Dat heeft alles te maken met de Litanie van de kerstboom, die elk jaar aanvangt met discussie over de echte kaarsen op houders die druipend kaarsvet vangen net zo gevaarlijk als vroeger, glazen vogeltjes die kwinkeleren op springveren, nog van overgrootmoeder geweest (er vliegt elk jaar eentje uit), kransjes aan satijnlinten strikken,
wit-rode miniatuurwandelstokjes, de kat, die hou je toch niet tegen,
naast het bataljon aan zilveren engeltjes, jezus,
maria, mirre, de hele santekraam, een verdwaald paasei,
het klokkenspel erbij, engelenhaar want dat brandt zo goed,
vooral met hulst, en vleugels van engelen die gevallen zijn,
wat ijssterren om te smelten, medaillons,
fotolijstjes, hele miniatuurtreinbanen, sneeuwpoppen,
knuffelfiguurtjes, een kerststalmobile, zelfgebreide kousen,
snoepzakjes van het laatste kinderfeestje,
de hele dierenwinkel, rendieren, elanden,
hobbelpaarden, bambi’s, hondjes, bospad,
varkentjes, uilen, vlinders, pauwen,
flamingo’s en meer gevogelte,
het tuiltje kerstrozen, overgebleven kerststukjes
in van dat groene schuim geprikt,
vergulde dinkytoys, doedelzakken,
naaldhakken, lampions, vreterij,
alsmede kerstboompjes van verschillende
natuureigen materialen voor het Droste-effect en duurzaamheid,
handschoenen, schaatsen, mutsen en sjalen,
het lijkt wel een kapstok, paddestoelen, sterren allerlei,
gloeiend, vallend, rijsend en aan het firmament,
ook nog harten die bonzen vol verwachting
of zich uitstorten, spiegeltjes, kralen, zigeunerkettingen,
wat maar blikkert en flonkert en flikkert,
vodden-lompen-ongeregeld,
alles afgetopt met emmers spuitsneeuw,
en dan nog iets hoog in de wind als piek,
ik kan niet wachten tot het aftuigen weer begint.

 

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds twee jaar blogt hij wekelijks voor tirade.nu. Hij ziet er overigens anders uit dan hij eruitziet.

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Tirade geeft kerstnummer digitaal vrij

Tirade 461 voorplatTirade 461 is per vandaag voor beperkte tijd gratis te lezen op onze site.

Door een samenloop van omstandigheden heeft de druk en distributie van ons jongste nummer vertraging opgelopen. Verwacht wordt dat het pas in de eerste week van 2016 te koop zal zijn. Zeer onfortuinlijk, omdat 461 kerstverhalen bevat geschreven door Maurits de Bruijn, G.K. Chesterton, Sander Kollaard, Wytske Versteeg, Ivo Victoria, Anne-Marieke Samson, Gilles van der Loo en Henk van Straten.

Naast kerstbijdragen vind je in Tirade 461 niet-seizoensgebonden werk van Nuria Barrios, Hans Dekkers, Nsrine Mbarki en Menno van der Veen. Het geheel werd voorzien van beeld door Gea Zwart.

De redactie biedt haar schrijvers en lezers hierbij haar excuus aan, en wenst hun fijne kerstdagen en een gelukkig 2016!

Reportage als het hart van de literatuur: levensverhalen

Wat hebben een New Yorkse kleine roodharige bioscoopcaissière met de naam Mazie , een grof gebouwde boer uit Frankrijk die Boris heet en een Japanse dokter met de naam Sasaki met elkaar gemeen? Ze zijn vereeuwigd door grote literaire talenten die ervan hielden met mensen te spreken om hun verhalen tot het basismateriaal van hun boeken te maken. Mazie, de onvergetelijk vrouw van die naam komt van Joseph Mitchell. Je hoeft maar een verhaal van Mitchell te hebben gelezen om voorgoed van hem te houden. Mitchell is ook bekend vanwege een van de indrukwekkendste writer’s blocks uit de geschiedenis. Enige decennia bracht hij niet-schrijvend door op de redactie van the New Yorker, waar hij toch gewenst bleef, vanwege het munten van de klassieke The New Yorker reportage: lange goed geïnformeerde reportages die minstens 10 mensen rond een thema uitgebreid aan het woord lieten. Mitchell loopt in veel van zijn verhalen rond aan de rafelranden van New York, zeg New York aan de havens, de barren, de emigrantenkant. Elk van zijn verhalen is een levendige evocatie van een wereld die er enerzijds niet meer is, maar die je anderzijds elders nog altijd overal kunt vinden: mensen zonder succes maar die ook een volledig bestaan leiden. Van Mitchell kun je alleen maar houden.

Boris figureert in John Bergers Once in Europa, boeren uit de Franse Alpen en hoe hun levens eruit zien. Hij is een weinig sympathiek personage, maar hoe hij aan zijn einde komt, wens je niemand toe. Dr. Sasaki is een van de zes Japanners die John Hersey portretteert in zijn werkelijk fantastische Hiroshima. Heb je je ooit afgevraagd hoe het was, die bom en al die doden? Een logische vraag. Hersey reisde een jaar nadien af naar Hiroshima en sprak de mensen en vertelt het verhaal zo rechtstreeks als maar mogelijk is. Ik ben er nu geweest, die zesde augustus 1945. De onverwachte details doen het werk, zoals overal: de ‘afdruk’ of vereeuwigde, ingebrande  schaduw die de bom maakte op muren, van mensen die er niet meer zijn, midden in een handeling: een man die zijn lastdier wilde gaan slaan. Een fotografisch fenomeen met een macaber effect. De geboorte van een kalf in een alpewei en hoe de boer met de arm tot de oksel in de koe het kalf keert. Hoe Mazie altijd een sigaret in de linkermondhoek heeft bungelen en ’s avonds na het werk altijd een groep dronkaards wat kleingeld gaat brengen.

Deze drie auteurs tonen de reportage als het hart van de literatuur.

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Waar zo’n blogje al niet goed voor is

IMG_1065De afgelopen weken had ik het op deze plek niet over mijn leven. November en december zijn voor mij drukke maanden, en alle tijd die ik vrij te besteden had ging naar mijn nieuwe boek, waarvan ik vandaag de driehonderdste bladzijde schreef. De eindstreep lijkt steeds ergens om de hoek te liggen.

Je zou denken dat het fijn was om even los te zijn van de verplichting me bloot te geven op het internet, maar dan zou je voorbijgaan aan het feit dat niets inherente waarde heeft, en aan de functie van de taal in het duiden en aanmaken van herinneringen.

Schrijven is zingeving, en zingeving heeft maar één functie: het te rusten leggen van angst. In het hart van elk goed verhaal is paniek te vinden, een organisme dat zich uit alle macht staande probeert te houden in een nog ongeduide wereld. Met andere woorden: ik heb jullie gemist.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Eindejaarslijstje

Misschien komt het doordat we een winter als een lentebloem doormaken, maar alle decemberdingen komen steeds zo plotseling. Of ze zijn ineens al voorbij, terwijl ik nog de vlekken voor mijn ogen wegknipper omdat ik te lang in de zon gekeken heb. Zo ook de eindejaarslijstjes. Terwijl ik zo van de boekenlijstjes houd, al is het heel makkelijk erover te zeiken want iedereen kent wel een juweeltje dat totáál genegeerd wordt door alle critici.

Ik heb ook een boekenlijstje gemaakt, een particulier en achterhaald geval, want ik lees niet altijd met de actualiteit mee en loop nogal achter wat betreft canonieke klassiekers, waardoor er ieder jaar nieuwe meesterwerken te ontdekken zijn die iedereen al ontdekt had. Gelukkig zit er ook een miskend pareltje tussen.

1: De brieven van Gerard Reve, vooral die aan Carmiggelt. (Gerard Reve – Brieven aan Simon C. Veen, uitgevers, 1982)
Boeken die iets aan je leesgedrag veranderen zijn zeldzaam – althans in mijn geval, ik ben nogal eenkennig en rechtlijnig. Zo heb ik jarenlang geroepen dat ik niemands dagboek wilde lezen (enter de dagboeken van Vroman, daar ging ik ineens) en nog harder riep ik dat andermans brieven mij niet konden bekoren. In een verloren uur bladerde ik door Brieven aan Simon C. en stuitte op deze zin:

‘Ik vind het jammer dat bij een voetbalwedstrijd niet beide partijen kunnen verliezen, en dat er zo zelden doden bij vallen.’

Dan heb je me, hoor. Ik hoef u, die naar ik aanneem minder achterloopt dan ik, vast niets te vertellen over de incorrectheid van Reve. Het plaatsvervangende schaamrood steeg me regelmatig naar de kaken, waarbij ik ook nog eens heel hard moest lachen, en dit alles huichelachtig rechtredeneerde, want gestorven is-ie toch al.
Nu ben ik steeds op zoek naar mooie brievenboeken. Tips zijn welkom.

2: Michael Faber – Het boek van wonderlijke nieuwe dingen. Podium, 2015. Vertaling van Harm Damsma en Niek Miedema.
Over eenkennigheid en rechtlijnigheid gesproken: tot een paar jaar geleden wilde ik als ik een boek las, liever niets weten van de schrijver. Het boek an sich moest genoeg zijn. Maar bleek: heel veel boeken worden rijker als je weet waar het verhaal vandaan komt. Is dat erg? Niet als een boek zonder die informatie ook nog gewoon retegoed is natuurlijk. Dat is het geval met Het boek van wonderlijke nieuwe dingen – een meesterwerk, in mijn bescheiden mening, over een missionaris die naar een andere planeet wordt uitgezonden om de lokale bevolking over de Bijbel in te lichten. Ondertussen loopt, vanwege de twee verschillende werelden waarop ze zich bevinden, de relatie met zijn vrouw op de klippen. De beschrijving van de planeet, de vreemde wezens erop, zelfs de weersomstandigheden: geniaal. De lading van het boek als je weet dat Faber ’t schreef terwijl hij zijn eigen vrouw verloor: haast ondraaglijk, maar zo, zo knap.

3: Annelies Verbeke – Dertig dagen. De Geus, 2015.
Eén van de aimabelste romanpersonages die je je in kunt denken: Alphonse. In een roman die een verhaal vertelt, vragen oproept, geëngageerd is en fenomenaal geschreven – ik kan hier wel heel lang over door preken, maar volgens mij is alle lof (deze, deze, deze) terecht.

4: Bas Vandenbosch – Klem. Atlas Contact, 2015.
Een lief, prachtig, verhaal over een elfjarige jongen die zich schuldig voelt over de dood van zijn moeder. Een schets van de jaren ’60 die vooral het zwijgen en de beklemming illustreert. Op één of andere manier heeft men in de spaarzame besprekingen over dit boek besloten dat het een ‘klein’ verhaal is. Ik vind van niet. Het gaat weliswaar over een kleine jongen, in zijn kleine omgeving, maar het verlies van geliefden, schuldgevoel, de relatie tot je ouders en opgroeien überhaupt – dat zijn toch, om nog maar eens een stoplap te gebruiken, universele thema’s?
Ik wilde heel graag een voorbeeld geven van de goede zinnen die erin staan, de rake typeringen, de soms hilarische passages over bijvoorbeeld de ‘stoere jongen’ van de straat die het IQ van een pinda lijkt te hebben, maar ik heb het boek omdat ik het zo goed vond aan iemand uitgeleend. Aan wie is de vraag overigens, er is reactiemogelijkheid onder dit blog.

5: Siri Hustvedt – The Shaking Woman or a history of my nerves. Sceptre, 2010.
Vorige week zeverde ik op deze plaats over Leslie Jamison en haar gezever over zichzelf. Dat boek ben ik gaan lezen omdat ik zo onder de indruk was van The Shaking Woman. Hierin schrijft Hustvedt óók voornamelijk over zichzelf, waarbij ze de oorzaak probeert te achterhalen van de vreemde aandoening die haar achtervolgt; aanvallen van onophoudelijk schudden met het hele lichaam, alsof ze geëlektrocuteerd wordt. In haar zoektocht ontleedt ze niet alleen haar eigen persoon maar ook de geschiedenis van zenuwaandoeningen. Freud, natuurlijk, maar ook keihard neurobiologisch onderzoek. Het staat vol met interessante feiten en theorieën, naast ontroerende persoonlijke anekdotes. Precies de juiste verhouding, met nergens een dwangmatige drang tot het trekken van sluitende conclusies.

Met Marijn Sikken* had ik een zeer korte – ik zat in Duitsland, met knipperende wifi – Facebookberichtenwisseling over Jamison. Zij vindt dat die de masturbatieliteratuur overstijgt. Ik vind van niet, maar vind dat wel van Hustvedt. De grens tussen zelfbevrediging en literatuur zal voor iedereen op een ander punt liggen, denk ik zo, het is een interessante kwestie. Zo bezien kan ik met mijn vers ontdekte liefde voor autofictie, brieven en andere al dan niet egogerelateerde letteren in ieder geval nog even voort, in het nieuwe jaar.

*Marijn publiceerde bij toeval op dezelfde dag een (goed onderbouwd) stuk over Jamisons Examens in Empathie. Hier.

—-

AAEAAQAAAAAAAASkAAAAJDViMDhlMWE4LTdmMWMtNGE4MC05ZDU2LTQ4NzNkMDU2MTM2Ng

 

Roos van Rijswijk (1985) is redacteur van Tirade, publiceerde verhalen in diverse literaire tijdschriften en is één van initiatiefnemers van de J.M.A. Biesheuvelprijs. Ze is columnist bij Advalvas. In februari verschijnt haar roman Onheilig (Querido).

Foto van Roos van Rijswijk
Roos van Rijswijk

Roos van Rijswijk is redacteur van Tirade. Ze publiceerde proza in diverse tijdschriften en de roman Onheilig (Querido, 2016).

Meer blogs

  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zo alleen… Zo alleen 

    Zo alleen… Zo alleen 

    (beeld: Don Duyns) Uit de hengstebron gedronken hebben.   Ik schrijf over gegeven paarden en ogen van naalden.  Over brood op de keukenplank muizen die op tafel dansen en   klokjes die tikken.  Had het meisje geantwoord.  Hij had haar rode kapje gevolgd en zijn besluit genomen.  Ik ben een poëet, had ze piepend gezegd.  Aan de...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Inez van de Ven
    Inez van de Ven

    Inez van de Ven is een schrijfster van Nederlands-Surinaamse afkomst. Haar focus ligt vooral op geschiedenis en fictie, waarin ze altijd op zoek is naar het sociaal maatschappelijk knelpunt. Naast haar schrijfwerk is ze freelance model en IT consultant.

  • Foto van Fannah Palmer
    Fannah Palmer

    Fannah Palmer (1994) studeert momenteel online aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ze schrijft zelf fictie, poëzie en af en toe een essay. Naast haar ambities in de uitgeverswereld hoopt ze in de nabije toekomst veel eigen werk uit te brengen.

  • Foto van Julien Ignacio
    Julien Ignacio

    De Nederlands-Arubaanse schrijver Julien Ignacio (1969) studeerde af als literatuurwetenschapper. Hij publiceerde theaterteksten, blogs en korte verhalen. In 2008 ontving hij de El Hizjraliteratuurprijs voor zijn toneelstuk Hotel Atlantis. Hij was redacteur van literair tijdschrift Tirade en is bestuurslid van de Werkgroep Caraïbische Letteren. In 2018 verscheen zijn debuutroman Kus (nominatie Bronzen Uil). Met collega-schrijvers Michiel van Kempen en Raoul de Jong stelde hij Dat wij zongen samen, een bloemlezing Caraïbische literatuur die in 2022 uitkwam bij uitgeverij Das Mag. In september 2023 verscheen zijn tweede roman Goudjakhals, een kralenketting van historische en futuristische migrantenverhalen, die zich afspelen in onder meer Amsterdam en Aruba, Beiroet en Lesbos.