M.

OLYMPUS DIGITAL CAMERAVanachter het glas zie ik hoe zij buiten met de buschauffeur praat, ze draagt een mannenhoed. Ik bewonder vrouwen bij wie een mannenhoed goed staat, graag zou ik zelf zo’n vrouw zijn. Ze kiest een plaats naast mij en we praten zoals vreemden dat doen. De hitte zal gelukkig niet zo lang meer duren, zegt ze. Als ik vraag tot wanneer dan, noemt zij een maand waarin ik hier al lang weer weg zal zijn.

Waar ik slaap, vraagt ze, en ik noem de naam van een motel in M.

Ze haat die stad, zegt ze.

‘Mijn vader is daar vermoord.’

De route naar haar werk loopt langs de plek waar het gebeurde, elke dag komt ze er langs.

De heuvels hier zijn kaal en droog en uitgestrekt; stenen steken als littekens omhoog. Eenmaal in M. krioelen alle stoepen van de zwarte torren, die haastig wegrennen als ik mijn blote voeten neerzet.

Wytske Versteeg schreef Dit is geen Dakloze, De Wezenlozen en Boy. Dit najaar verschijnt haar 3e roman, Quarantaine.

In de Oorshop

‘Een goed morgen met’ 6

00:44:08

Frederic Rzewski, Winnsboro Cotton Mill Blues (1979); Ralph van Raat, piano.

00:53:40

Van de meeste muziek die hij heeft gehoord, herinnert hij zich maar weinig; hij ziet eerder nog de rug en de bewegingen van de dirigent voor zich, weet ook dat hij onder de indruk was. Maar waarvan? Hoe klonk dat indrukwekkende? Hoe moest je, terwijl de meest banale deuntjes je bijblijven, muziek opnieuw beleven die, zoals hij eens bij Stravinsky las, ‘haar melodische glimlach’ heeft verloren?

Zeker, ook hij houdt van melodieën die je kunt meezingen, zoals hij het soms ook niet kan laten om mee te gaan dirigeren, zoals perfect beschreven door Erik Menkveld, in het gedicht ‘Poème de l’extase (Skrjabin)’, over de poes die aan de schoot van zijn baasje voelt dat zitten zal overgaan in dirigerende verrukking. Niet alleen als dichter was dat baasje een meester in het beschrijven hoe hij muziek onderging, ook in zijn proza, met als ontroerend en tegelijk hilarisch hoogtepunt, vonden wij, de passage in zijn ‘Brief aan Robert Schumann’ (ik heb hem er hele stukken uit voorgelezen door de telefoon), waarin hij opsomt welke muziek hij de aanwezigen bij zijn begrafenis allemaal wil opdringen, niet om te laten horen wat hij mooi vond, maar om te laten voelen wie hij was. Goed dat dat eens gezegd was, en dat dat zo goed gezegd was.

Ook de samensteller van dit programma heeft zo’n lijst van wat hij zijn nabestaanden wil laten horen. Op die lijst, van Monteverdi tot Goebaidoelina, zijn zijn voorlopige favorieten het ‘Lied (ohne Worte)’ uit Schoenbergs Serenade, opus 24 en de transcriptie door György Kurtág van de sonatine uit Bachs Actus tragicus, ‘Gottes Zeit ist die allerbeste Zeit’. Over het eerste zei hij dat hij altijd pas weer als hij het hoort, merkt dat het hem echt zo raakt als hij zich vaag herinnerde; het tweede, een en al melodische glimlach, kent hij bijna uit zijn hoofd – hij heeft zelfs een versie voor twee blokfluiten.

Soms dient zich iets nieuws aan, waarvan hij eerst nog niet beseft dat dat ook op zijn lijst moet komen, totdat hij het, terwijl hij dacht dat het uit zijn geheugen was gewist, opnieuw hoort en geen moment twijfelt, ook al heeft hij de programmagids niet gelezen en geen aankondiging gehoord. Pas nog, een late avond, nog even tv aan, ziet en hoort hij een groot koor, een orkest, en na twee of drie maten beseft hij dat dit Harmonium moet zijn, van John Adams. Hij heeft het niet op cd, wel de laatste jaren een paar keer live gehoord, maar hij had er niet vooraf een omschrijving van kunnen geven. Ja, minimal, en niet fanatiek-dogmatisch als werk van andere minimalisten. En ja, hij wist ook nog dat Adams gedichten had gebruikt van John Donne en Emily Dickinson; vooral die van Dickinson, het gedragen ‘Because I Could Not Stop For Death’ en het extatische ‘Wild Nights’, hadden indruk op hem gemaakt. Van verschillende andere componisten had hij liedversies van ‘Wild Nights’, een tamelijk rustige, een urgent klinkende en één waarin het golven van de zee overheerst. Maar geen treft hem zo direct als die van Adams. Misschien doordat het, volgend op een lang, bijna kabbelend deel, de luisteraar overweldigt? Het is ook heel goed mogelijk dat hij geen zin heeft om zijn nabestaanden met iets al te verstilds op te zadelen (wat tot nu toe op zijn lijst staat is dat wel), maar iets wil laten horen dat hen naderhand niet aan zijn dood zal doen denken, maar aan de dynamiek van leven.

00:56:07

John Adams, Harmonium, dl. 3, Wild Nights (1980/1981); Residentie Orkest en Groot Omroepkoor olv Brad Lubman.

01:02:26

 

adzuiderent Ad Zuiderent (1944) is dichter, schrijver en criticus. Hij publiceerde onder meer de biografie van Gerrit Krol, Van Korreweg naar Korreweg. Zijn laatste dichtbundel is We konden alle kanten op (2011). Tot voor kort schreef hij over muziek voor de website Muziekvan.nu en vervangt Marko van der Wal op de vrijdag.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

De valsgeprikte mongool

Ik liep door de hoofdstraat van Utila, een piepklein eilandje voor de Caribische kust van Honduras. Een paar vlekken van koraaleilanden zijn daar honderden jaren gebruikt als overslagplaats voor slaven, door de Britten. Anders dan op het vasteland van Honduras is de bevolking dus overwegend zwart, een enkele keer met knalblauwe ogen zoals ik er veel zag in Bleufields, Nicaragua. Op Utila heerste een heel vreemde Brits-koloniale sfeer, houten huizen met veranda’s en een onvermijdelijke dampende taart voor het raam, landelijk Engeland. Halverwege de hoofdstraat was een bank. In de bank, het enige geairconditionde gebouw van het eiland stond een zwarte man, fors van omvang en met downsyndroom. Hij had geen fijn leven gehad, was waarschijnlijk veel gepest, zodat in hem een onuitroeibare kwaadaardigheid had postgevat. Omdat hij veel last van warmte had mocht hij opzichter spelen, ongetwijfeld van zijn neef de bankdirecteur. Wij konden niet anders aan hem denken dan als aan ‘de valsgeprikte mongool’ een van ons had vroeger kennis gehad aan een marmot die door kinderen met een potlood steeds geprikt werd en daar heel bozig van geworden was. Het was ook angst: we moesten soms bij de bank zijn, en om eerlijk te zijn hadden we een pissige Dobberman-pincher nog wel geprefereerd boven deze man.

Op de dag dat we vertrokken hadden we geld nodig. Ik herinner me de aftocht van het eiland als een filmische reeks: langs de valsgeprikte mongool naar het kasregister, incasseren, op weg naar de enige man verderop in de enige straat die kaartjes voor zijn Chessna verkocht, een vliegtuigje met een stuk of twaalf zitplaatsen. Wel 25 man wensten die dag te vliegen. Terwijl kijvende eilanders elkaar een zitplaats ontzegden, mochten wij erin. In het vliegtuigje vroeg een reiziger voortdurend de aandacht van de piloot, met steeds een verhaal en hij vond ook dat de piloot om moest kijken. De fraaie dikke dame die zich daar aan stoorde riep keer op keer: ‘Let the man fly, let the man fly!’ Door angst ingegeven waarschijnlijk. De schaduw van het vliegtuig vloog  onder ons over de witte bodem van de ondiepe blauwe zee. De piloot had zijn linkerarm losjes uit het open raam. Wij hadden het eiland wél kunnen verlaten.

————–

FullSizeRenderMenno Hartman (1971) was vroeger redacteur van Tirade. Sinds 2008 werkt hij bij Uitgeverij Van Oorschot. Houdt van ver weg, en soms dichtbij.

 

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

The Lost Language of Cranes

Afgelopen week las ik David Leavitts The Lost Language of Cranes. De roman speelt zich af in het New York van de jaren ’80, waar protagonist Philip Benjamin zijn ouders na lang uitstellen bekent homoseksueel te zijn. Hij is verliefd op de knappe en ongrijpbare Elliot, zoon van een schrijver wiens werk Philips moeder jarenlang redigeerde.

Ik heb een zwak voor dit soort verhalen omdat het in onze cultuur en tijd niet zo vaak meer voorkomt dat men grote risico’s moet nemen om zichzelf te kunnen zijn en de liefde te laten overwinnen. Blijkens de populariteit van TV-programma’s als Uit de Kast emotioneert een coming-out grote delen van de bevolking.

In het Nederland van nu zouden Romeo en Julia samen naar festivals gaan tot ze op elkaar uitgekeken raakten en daarna hun Tinderprofiel heractiveren. Zoals erotiek niet zonder kleding kan bestaan, impliceert vurig verlangen een nog te overbruggen afstand.

Misschien zijn mensen niet gebouwd op het realiseren van hun dromen, en is het beter als ze tenminste ten dele ongelukkig blijven, onvervuld. De absurde luxe vanwaaruit ik ertoe kan komen zoiets te stellen ontgaat me niet. In het Italiaanse kustplaatsje Senigallia sprak ik een bootvluchteling uit Senegal. De toevalligheid leek hem ontgaan. Hij vertelde me het verhaal dat we inmiddels allemaal kennen.

Ik heb niemand meer.

Er komt geen gratis geld uit de muur; er is niet eens werk.

Ik kan niet terug naar mijn ouders, die al hun spaargeld hebben ingezet op mijn succes in Europa.

De man verkocht kinderboeken, waaronder een geïllustreerd verhaal over een Senegalees meisje, dat ik aanschafte voor mijn gezonde blonde zoon van bijna vier, die zichzelf met behulp van een app heeft leren lezen. Voor zover Nadim weet is Afrika het decor van The Lion King, van de natuurfilms die hij zo graag kijkt op onze breedbeeld-tv die ik geen breedbeeld-tv moet noemen omdat er in ons deel van de wereld geen smalbeeld-tv’s meer bestaan.

Het spijt me als mijn verhaal meandert. Ook ik zoek naar wat ik hier eigenlijk wil zeggen. Misschien dat de armoede die economische vluchtelingen importeren voor ons van grote waarde zou kunnen blijken. Alle dingen waaraan we dachten behoefte te hebben importeren we immers al.

 

________________________________________________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) is redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Van hem verschenen in 2011 de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en in 2013 de roman Het laatste kind. 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Uit verwondering

Sla een willekeurige inleiding in de filosofie open en je zult altijd op hetzelfde oorsprongsverhaal stuiten: men begon zich te verwonderen en vanuit die verwondering werd de wijsbegeerte geboren. We zien dit voor het eerst in Platos Theaetetus – een dialoog tussen Socrates, Theaetetus en Theodorus waarin de vraag ‘Wat is kennis?’ centraal staat. De verwondering wordt hierin gevierd als een staat die gelijk staat aan de sleutel tot ware kennis. Min of meer vanaf dit moment (dat is circa 369 BC) is de verwondering eigenlijk de dienstmaagd van de filosofie: ze zet het denkproces over een bepaald object of fenomeen in beweging en wordt van de hand gedaan zodra de filosoof hierover Ware Kennis heeft vergaard. Dit Platoonse verhaal dat de verwondering – thaumazein – onlosmakelijk met filosofie en kennis verbindt, is dan ook vrijwel zonder onderbreking herhaald in de wijsgerige traditie. Aristoteles, Descartes, Hegel, Kierkegaard, Heidegger, de lijst gaat maar door – allemaal geloofden zij in de kracht van de (weliswaar gematigde) verwondering om de filosoof op het goede spoor te zetten.

Dit is hoe ik kennis heb gemaakt met het concept verwondering. En ik begon hier niet heel lang geleden mijn vraagtekens bij te zetten. Was de verwondering misschien bestemd voor iets groters dan het bijstaan van filosofen in hun vaak megalomane kennisconstructen en alomvattende theorieën? Hadden die filosofen zich allemaal écht verwonderd, of verzonnen ze dat er later bij? En wat was er open aan een verwondering die graag zo snel mogelijk moest worden gesloten, vervangen voor hardnekkige categorisatie, logische definities en axioma’s? De conceptuele verwondering waarover ik in de schoolbanken leerde, stond ook zo ver af van een intuïtieve verwondering die ik zelf eerder associeerde met ontvankelijkheid, kinderlijkheid en kunst, dan met op kennis beluste wijsgierigheid. Een verwondering die er altijd is geweest, maar soms, als ik naar mezelf en om me heen kijk, steeds meer naar de achtergrond lijkt te verdwijnen.

Sinds enige tijd heb ik me verdiept in alternatieve verhalen die rond gaan over de verwondering. Wat kan ze nog meer voor ons betekenen en waar is ze toe in staat? In de feministische filosofie vond ik enkele denkers die met haar een ander, meer concreet en maatschappelijk geëngageerd doel voor ogen hadden. De Franse Luce Irigaray, bijvoorbeeld, haalt de verwondering uit het rijk van de epistemologie, om haar in de ethiek flink aan het werk te zetten. Volgens haar kan de verwondering als een soort relatie-modus dienen en een manier van relateren mogelijk maken waarbij we ontvankelijk kunnen zijn voor de ander, in plaats van deze te objectificeren, ons toe te eigenen en/of in een hokje te plaatsen. Gesimplificeerd voorbeeld: ik zie iemand die anders is dan ik (Irigaray betrekt dit voornamelijk op het sekse-verschil, maar het is niet moeilijk om dit verhaal toe te passen op welk anders-zijn dan ook). In plaats van die ander vrijwel direct te ‘kennen,’ of misschien zelfs te veroordelen en vanaf dat moment elke manifestatie van die persoon in een vastomlijnd kader te plaatsen, blijf ik open en laat ik me alsmaar opnieuw door haar verrassen.

Een andere functie van de verwondering komt naar voren in The Politics of Emotion [2004] van feministisch filosoof Sara Ahmed. Hierin besteedt zij enkele pagina’s aan de verwondering en hoe het haar in aanraking bracht met feministisch gedachtengoed: pas toen ze zich begon te verwonderen over de status quo op het gebied van bepaalde ongelijkheden in de samenleving, racisme, seksisme, enzovoorts, besefte ze dat wat is, eens anders is geweest. En nog belangrijker: niet altijd zo hoeft te blijven. Voor haar brengt de verwondering de geschiedenis van de stand van zaken aan het licht, en zet zij aan tot verandering.

De ethische, maar vooral ook urgente dimensie van de verwondering werd voor mij op een weer andere manier duidelijk toen ik in aanraking kwam met het werk van filosoof Catherine Malabou d.m.v. YouTube en haar boek Self and Emotional Life [2013]. Met behulp van recente neurologische bevindingen waarschuwt zij voor een algeheel verlies van het vermogen om ons te verwonderen. Voor Malabou betekent dit dat we onverschillig worden tegenover de wereld – een gevaarlijke staat waarin we onbezorgd en gevoelloos door het leven gaan, met een angstaanjagend gebrek aan empathie. De verwondering is hier het primaire ‘affect,’ dat ons in de eerste plaats in aanraking brengt met de ander in onszelf, en daarna met de wereld en alle verschillen om ons heen. Ze is voor Malabou de voorwaarde voor alle andere gevoelens en wanneer ze weg is, wanneer een mens niet meer ‘verwonderd’ en geraakt kan worden, rest er slechts een gevoelloos denken dat niet in staat is tot ethische keuzes. Het resultaat is een soort ‘disaffectie,’ een volgens Malabou om de hoek loerende politiek van onverschilligheid.

Deze non-gemoedstoestand is vervolgens ook nog eens de perfecte toestand voor het voortbestaan van de huidige neo-liberale maatschappij. Die teert namelijk op onverschilligheid, en op lamheid van mensen die zich niet geroepen voelen om iets te veranderen aan de sociale ongelijkheden die een dergelijk systeem genereert. Steeds meer geloof ik nu in het belang van verwondering. Maar hoe houden we haar bij ons, of vinden we haar terug? Dan kan ik misschien wat verwonderingspropaganda o.l.v. Wonder Woman op touw zetten voordat het allemaal al te laat is. Want de laatste mens van Nietzsche, die verwondert zich natuurlijk niet.

 

______________________________________________________________________

 

11066010_10152982469904353_7538317002007962637_nAmarantha Groen (1989) publiceerde in Tirade, de Brakke Hond, Meander, Met Andere Zinnen, Krakatau, Daidallein, en Op Ruwe Planken. In juni blogt ze iedere zondag op Tirade.nu.

 

 

Dolfijnenliefde

Focus zond vorig weekend The girl who talked to dolphins uit, een documentaire over een enigszins griezelig experiment dat zich ongeveer een halve eeuw geleden afspeelde op de Maagdeneilanden. Het was de tijd van de eerste ruimtereizen. Er was budget beschikbaar om ons voor te bereiden op contact met buitenaards leven. Van dolfijnen stond vast dat het intelligente wezens waren, bijna net zo slim als mensen, en het leek dus zinnig om hen te leren praten. Een luxe dolfijnenvilla werd gebouwd, met alle kamers onder water, en zelfs een dolfijnenlift waarmee de dieren naar de eerste verdieping konden worden gebracht. Een liefhebbende verzorgster erbij: Margaret, een knappe college drop out, die de bordjes keep out negeerde, en stoutmoedig aanbelde of ze mocht helpen de dolfijnen te leren praten. En ondanks dat het experiment  al snel werd stopgezet, onder meer omdat de projectleider Lilley een beetje in de ban raakte van LSD, en hij dit middel ook aan dolfijnen begon toe te dienen, werd er succes geboekt. Vooral dolfijn Peter hoor je tellen tot vijf, redelijk verstaanbaar, en woorden herhalen als vis en water, al vraag je je af of je het had herkend als je het Margaret niet eerst had horen voorzeggen. ‘Peter kon meer dan een baby kan na zes maanden’, zegt verzorgster Margaret. Zij is er een halve eeuw later nog altijd van overtuigd dat ze verder had kunnen komen, als het experiment langer had mogen voortduren. Ook mijn kat Alie zegt trouwens hallo als ik thuiskom. En zij is niet de enige, zo zie ik nu op youtube. Maar dat terzijde. Of verstaan dieren ons wel, en wij hen niet? Ik sluit dat niet uit.

Veel interessanter dan of dolfijnen kunnen praten met mensen, vind ik dat dolfijnen verliefd kunnen worden op mensen. Dolfijn Peter werd tijdens het experiment stapelverliefd op Margaret. ‘Het beest werd misschien te vroeg in zijn leven, en bovendien in de periode dat hij geslachtsrijp werd, in de buurt van mensen geplaatst’, legt de betrokken dierenarts enigszins gegeneerd uit. Hij heeft terugkijkend duidelijk zijn bedenkingen bij de inrichting van het experiment. Maar stapelverliefd, zo noemt hij het. Dolverliefd. Wat is het dolfijn om een dolfijn te zijn. En ze was een knappe vrouw, deze Margaret, zoveel moeten we de dolfijn nageven. ‘Hij was altijd bij me in de buurt’, vertelt Margaret, inmiddels een dame op leeftijd. Hij was jong en bronstig, wilde indruk op haar maken.Hij reageerde het best van de drie dolfijnen op haar pogingen om hen te leren praten. Margaret ging steeds vaker zwemmen met Peter, gezellig samen door de dolfijnenhuiskamer. En steeds vaker gebeurde het dat Peter opgewonden raakte in haar bijzijn. Hij drong zich aan haar op, vertelt Margaret. Eerst liet ze hem nog zijn opwinding op een vrouwelijke dolfijn uitleven, maar al gauw vond ze dat te veel gedoe, en bevredigde ze hem met de hand. Dat was voor haar geen seksuele handeling, vertelt ze. ‘Hooguit sensueel.’ Toegeven dat ze zelf ook verliefd was op Peter is natuurlijk taboe, onprofessioneel, onethisch, het kan niet. Maar de documentaire wekt de indruk dat ze het geweest kan zijn. Ze spreekt over Peter als over een oude geliefde. Een kalverliefde, met een hartverscheurend einde (spoiler alert). Als het experiment uit de hand loopt, en de financiering wordt stopgezet, moeten Peter en Margaret afscheid nemen. ‘Dat was vreselijk’, zegt Margaret. ‘De laatste nacht hebben we samen doorgebracht.’ En daarna werd Peter overgevlogen naar een laboratorium in Florida, te ver weg voor Margaret om hem te kunnen bezoeken. ‘Als dierenarts mag je natuurlijk niet te veel menselijke eigenschappen aan dieren toekennen’, zegt de betrokken dierenarts van het project, maar hij is ervan overtuigd dat Peter gestorven is aan een gebroken hart. ‘Dolfijnen kunnen zelfmoord plegen, dat is bekend’, legt hij uit. Hun ademhalingssysteem is niet automatisch, zoals bij mensen, het valt onder hun motorische zenuwstelsel, het zenuwstelsel dat je bewust moet besturen. En van dolfijnen weten we kennelijk dat ze onder slechte omstandigheden kunnen besluiten om niet meer verder te ademen. Peter overleeft zijn scheiding van Margaret niet. In zijn nieuwe laboratorium zonder daglicht, en vooral zonder Margaret, dompelt hij zich op een dag onder, om nooit meer boven te komen.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Warm

    Warm

    Hitte verbindt. Er wordt minder van je verwacht; je verwacht een stuk minder van anderen en veel minder van jezelf. Bij hitte doe ik alles langzaam en merk dan dat ik hetzelfde gedaan krijg – zelfs na vijf duiken in de gracht en anderhalf uur staren sluit ik mijn laptop in de middag met tevredenheid....
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Kevin Headley
    Kevin Headley

    Kevin Headley (1983) is een Surinaamse documentairemaker, journalist en schrijver. Sinds een aantal jaar schrijft hij ook korte verhalen, welke onder andere gepubliceerd zijn in de Surinaamse krant de Ware Tijd, het opinieblad Parbode, het online literair tijdschrift Papieren Helden, het tijdschrift Wobby en Tirade. Kevin heeft ook de speciale uitgave van Tirade PRAKSERI met alleen Surinaamse verhalen samengesteld. Tweewekelijks leren we door zijn ogen verschillende aspecten kennen van Suriname.

  • Foto van Sem van de Graaf
    Sem van de Graaf

    Sem van de Graaf (2002) schrijft absurde verhalen die uit de bocht vliegen en toch een sterke moraal communiceren. Zijn werk is komisch, vervreemdend en oprecht.Hij studeert af van Writing for Performance aan de HKU met het lange filmscenario ‘Een stoel, de dief en Elske’ en zijn onderzoek ‘Handen’. Verder schrijft hij toneel voor verschillende groepen, waaronder zijn eigen collectief ‘bröd’ waarmee hij met de gelijknamige voorstelling in Zaal 3 stond. Zijn VHS-korte films stonden op het Rotterdams Open Doek en het Gouds Filmfestival, waar hij de prijs won voor Beste Film Jong Talent.

  • Foto van Jack de Boer
    Jack de Boer

    Jack de Boer (1966) is leerkracht in het speciaal basisonderwijs. Zijn meer dan vijfentwintig jaar aan onderwijservaring heeft hij opgedaan in Amsterdam en Franeker, en vormt een belangrijke bron voor zijn schrijverschap.

    Zijn fraaie, essayistische  De gelukkigste klas toont wat het betekent basischoolkinderen door een jaar heen te begeleiden, op weg naar een betere toekomst.