Aan mijn literaire held

Naar aanleiding van

 

 

 

 

 

 

Beste meneer Brouwers,

 

Twee jaar geleden stuurde ik u een brief. Ook in de envelop: het manuscript van mijn toen nog niet gepubliceerde debuutroman. Ik weet niet of u het las, wel weet ik dat u mij geen brief terug stuurde. Witte vliegtuigen.1 Wellicht heeft u het gelezen en het ‘theemutsproza’ gevonden, uit mededogen (‘achkom, sparen we dat meiske’) besloten mij niet van verwoestende repliek te dienen. Wellicht stond de brief u niet aan en belandde mijn ongelezen manuscript met die brief in versnipperde vorm tussen aardappelschillen, rotte banaan en koffieprut op uw composthoop. Wellicht schrijft u liever geen brieven meer, uit angst dat ze zonder uw medeweten worden gearchiveerd in het Letterkundig Museum, alwaar ze door iedere onbenul, ‘door geen mot gehinderd’, kunnen worden ingezien, waarna er vrijelijk uit ze kan worden geciteerd, zonder de brievenschrijver hiervan op de hoogte te stellen.  

Toen ik u mijn brief schreef, was het een honger naar erkenning die mij daartoe dreef, mijn wens door God zelf (u) opgemerkt te worden en wellicht – o, hybris! – zelfs geprezen. Nu vormt uw negende feuilletonboek de aanleiding u te schrijven. (Restletsels: ‘[Dat] wat niet meer valt te helen en dus van de kwaal resteert’) (Die kwaal: het leven zelf?). Dit boek, namelijk, maakt me bang. Niet omdat het de weg wijst naar de meurende gierput die zich onder alle menselijke bevalligheid schuilhoudt (dat is ook bij al uw andere werk het geval), maar omdat, in tegenstelling tot uw andere werk, iedere vorm van relativering ontbreekt; het lijkt niet langer ‘voor mij’ geschreven te zijn, ik voel me een toerist op een plek waar ik niks te zoeken heb, de stop is eraf, ongezeefd plempt de drek gelijk met het drinkwater de kraan uit. Meest pregnante voorbeeld: een vierendertig (!) pagina’s tellend schotschrift aan het adres van het Letterkundig Museum, hier en daar pesterig uitzwenkend naar de directeur in eigen persoon – het kan me niet schelen of u gelijk heeft in het punt dat u maakt, ongetwijfeld heeft u gelijk, maar het interesseert me niet! Of dan toch in ieder geval niet zozeer dat ik er tig maal, in wisselende bewoordingen die steeds exact hetzelfde uitdrukken, ironieloos mee om de oren geslingerd wens te worden. Het boek laat zich, ik wil u niet kwetsen, lezen als de doodsstrijd van een stuiptrekkend dier. U toont het beeld van de Grote Schrijver die al dood is, al vergeten, met doorgegroeide nagels krabbend aan de binnenzijde van zijn kist.  

Alles in dit werk, uw werk in het algemeen, (uw polemische werk 2, uw romans, uw essays, zelfs uw (al dan niet met uw medeweten gepubliceerde) brieven) staat in het teken van ofwel het vergetene, ofwel dat wat spoedig vergeten staat te worden. Zelfs uw gepubliceerde woorden, volgens u: ‘in lucht geschreven’.  

(Soms zie ik u voor mij, in uw werkkamer, tussen wanden van (al bijna-)vergeten-schrijvers-archieven, met een zere hand lettertekens trekkend op opengevouwen bakkerszakken3. Gespannen lippen, fluitende ademhaling, koortsachtig inktdopen, foeterend – zowel binnenshoofds als op die zak – op de vergetelheid.)  

U schrijft dat ‘in brieven alle mussen zonder enige consequentie van de daken [mogen] vallen’. Zo’n vallende mus:  

Ik stel mij voor het immense rotsblok een zetje te geven, met de bal van mijn voet, waarop dat rotsblok donderend en ketsend in stukken splijtend de hemelhoge heuvel af raast. Sisyphus aan zijn mouw naar de grond te trekken. Mijn arm om zijn hoofd te vouwen, mijn hand over zijn nog overgebleven pluishaar, warme, geruststellende klanken te fluisteren vlak naast zijn oorschelp. En boven de wolken, op die hemelberg, hijgend, met hem te rusten. Ik stel mij voor hoe ze uit de hemel vallen: honderden, duizenden, tienduizenden onbeschreven vellen papier – of bakkerszakken.  

brouwers2Nee, blijft u foeteren. Blijft u vooral boos en angstig en verongelijkt en onvolprezen. Blijft u ‘mulischiaans’ uw ‘reusachtig’ zelfvertrouwen veinzen. Blijft u eeltloos, huidloos, indrukken drinken, blijft u altijd alles aan alles verbinden. Blijft u in ‘s hemelsnaam schrijven.  

Het is wellicht een schrale troost, maar ik kan u, oprecht en hartgrondig, beloven: zolang ik ploeter aan een eigen oeuvre (vooralsnog aan een tweede boek), zult u als een literaire vader in mijn gedachten met me meelezen. Ik zal uw Zondvloed 4  in mijn rugzakje met me meezeulen tot ik het niet vijf, niet zes, maar honderd keer herlezen heb en iedere willekeurige zin eruit moeiteloos kan citeren. Meneer Brouwers, ik zal u en uw oeuvre, voor zover het een van het ander te scheiden valt, nooit vergeten. Zo verbeten als u de Taalunie opgedoekt wenst, zo onvermoeibaar zal ik het nieuws van De Zondvloed blijven verspreiden, ook onder generaties na mij, en na hen.  

Met zijn allen krijgen we hem die berg wel op.   

‘Toegenegen groeten van uw liefhebbende’ 5  

 

Shira Keller 

 

P.S. Naar aanleiding van dit schrijven zocht ik in kladarchieven naar de brief die ik u twee jaar geleden schreef, vond en herlas die, ongerust er een aanleiding voor uw zwijgen in aan te treffen, wat inderdaad het geval bleek: ik haal in deze brief hartstochtelijk Verzonken Rood aan –  een boek dat u nooit geschreven heeft. 6 

 

Noten:

1                Iedere dinsdag, schrijft Brouwers, wordt er in het Indië van zijn jeugd door een wit vliegtuig een postzak afgeleverd, ‘waarbij [zijn] moeder en de andere blanke bewoners van het eilandgebied juichten omdat het feest was, – dinsdag feestdag.’. Meestal was geen van de bezorgde brieven voor hem bestemd.

2                Venijnige stukken, niet zelden uiterst geestig. ´Zwavelzuur´, het eerste deel van Restletsels, laat zich zelfs lezen als een kort college in polemisch schrijven. In eerste instantie wilde ik een poging wagen me in deze blog, geïnspireerd door Brouwers, aan het genre te wagen, maar ik bleek er te weinig boos voor, te bedachtzaam, te laf misschien, misschien ook wel te veel ´vrouw´ – hierover wellicht later meer.

3                Aangezien Brouwers nerveus wordt van maagdelijk, onbeschreven papier, zo vertelt hij in interviews, schrijft hij doorgaans op papier dat al eens ergens voor gebruikt is. Bijvoorbeeld op opengevouwen papieren zakken van de bakker.

4                Wat mij betreft is De Zondvloed Brouwers’ absolute meesterwerk. Een boek als een fijngeaderd vaatstelsel waardoorheen de thema’s van zijn oeuvre stromen. Heden leverbaar als De Indiëromans, waarin ook Het Verzonkene en Bezonken Rood opgenomen zijn.

5           In de Hollandse kostschool die Brouwers tot zijn zeventiende bezocht,  waren de leerlingen ‘verplicht iedere week, op zondagmorgen na de hoogmis, een brief naar huis te schrijven. De brief diende […] altijd te eindigen met Toegenegen groeten van uw liefhebbende zoon.’

6                Van Jeroen Brouwers verschenen de fantastische romans Het verzonkene en Bezonken rood. Dit zijn de eerste twee delen van zijn Indiëtrilogie, waarvan het eerder genoemde De Zondvloed het slotstuk is. Een boek getiteld Verzonken Rood schreef hij niet.

 

_____________________________________________________________________________________

 

 searchElke zondag van juli: het gastblog van Shira Keller, toneelschrijfster en auteur van de zeer terecht veelgeprezen roman M.  

 

 

 

In de Oorshop

Het geluk

Al mijn verhalen gaan over gemis, over naar iets of iemand verlangen of terugverlangen. Ik vroeg me af waarom. 

‘Birre,’ zei ik tegen mijn vrouw. ‘Ben ik wel gelukkig?’ 

Zonder zichtbaar na te denken zei ze: ‘Heel erg.’ En even later: ‘Maar dat weet je zelf toch het best?’

Het is vast vreemd om dit soort dingen aan een ander te moeten vragen.

Als er genoeg fijns in je leven gebeurt en je bent in staat daarvan te genieten, mag je je gelukkig noemen. Er is ook nog iets anders wat geluk heet: een kort maar hevig gevoel dat alles overneemt en inkleurt. Als ik die vorm van geluk moet omschrijven blijkt het niet een wezenlijk andere gewaarwording te zijn dan verdriet of melancholie. 

Misschien ben ik raar. Als onze zoon zegt dat hij van me houdt, schiet ik eerder vol dan dat ik lach. 

Birre omschrijft geluksgevoel als lichtheid, te willen springen en huppelen en fladderen. Dat is ook precies wat ze doet als ze blij is. Kunnen mensen zo sterk verschillen? Ik dacht altijd dat uitingsvormen uiteenlopen, maar gevoelens universeel zijn. Zoon Nadim lijkt in dit opzicht niets van mij meegekregen te hebben. Ook hij springt, huppelt en fladdert. Als ik even kort door de bocht ga, dan leid ik hieruit niet af dat hij van de melkboer is, maar dat niemand met mijn afwijking geboren wordt. Ik moet het dus aangeleerd hebben. 

I somehow got my wires crossed,” zingt Benjamin McDonell in Helpless Flight. “Cause I was crying when I met you and laughing like I fool when you got lost.” 

Mocht mijn toestand ongeneeslijk blijken, dan heb ik volgens Proust in ieder geval Nadim en Birre nog: “Soyons reconnaissants aux personnes qui nous donnent du bonheur; elles sont les charmants jardiniers par qui nos âmes sont fleuries.”

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Confucius ontmoeten door een goed boek

Uw woensdagblogger in de Nanjing Confucius tempel

Elias Canetti schrijft: ‘De Gesprekken van Confucius zijn het oudste volkomen intellectuele en geestelijke portret van een mens. Op mij komt het over als een modern boek.’  De sinoloog Simon Leys meldt dat het ‘de enig plek is waar we de echte levende Confucius kunnen ontmoeten.’

Die ontmoeting wenste ik wel, maar ik was zo’n 2500 jaar te laat. Nu wordt dat makkelijker, met de vertaling van De gesprekken door de Nederlandse Kristofer Schipper: Confucius. De gesprekken. Gevolgd door Het leven van Confucius door Sima Qian (ca. 145-86 v. Chr.) vertaald en toegelicht door Kristofer Schipper. Atlas Contact 2014. (Zie ook Wim Brands in gesprek met Schipper)

Simon Leys schrijft verder: ‘In de hele wereldgeschiedenis heeft geen werk een grotere invloed uitgeoefend, over een langere tijdsduur en over een groter aantal mensen dan dit dunne boekje. Met zijn nadruk op de humanistische ethiek en de universele menselijke broederschap heeft het alle landen van Oost Azië geestelijk bezield en is het de hoeksteen geworden van de volkenrijkste en oudste beschaving op aarde.’

Ik kan een extra fascinatie voor een boek hebben wanneer het zo precies en zorgvuldig gemaakt is als dit boek. Uit de toon van alles wat Schipper in voor- en nawerk schrijft spreekt een haast  monastieke zorgvuldigheid die zeer zeldzaam aan het worden is.

Dus ik ga op reis en ik neem mee:

220px-SpeakMemorySpeak, Memory, Vladimir Nabokov voor de Nabokov-leesclub  waarover later meer…

 

 

 

The-Desire-And-Pursuit-Of-The-Whole-Andy-Warhol

The desire & pursuit of the whole,  Frederick Rolfe omdat het geloof ik naast George Gissing, Geerten Meijsings lievelingsschrijver is, en wat een taal!…

 

 

 

24457

The Long Day Wanes: A Malayan Trilogy, Anthony Burgess

 

 

 

AC_SCHIPPER_(confusius)_rug37mm_v08.inddConfucius. De gesprekken…

Want: ‘De meester zei: “Ik heb nog nooit geweigerd iemand te onderwijzen die uit zichzelf al was het maar een beetje droog vlees voor me meebracht.”

De volgende vier weken doet uw woensdagblogger op het Maleis schiereiland nieuwe indrukken op en vraagt zich af of Burgess koloniaal Maleisië goed getroffen heeft en of er iets waarneembaar is van Confucianisme in The Cameron Highlands….

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Meer groeten uit Venetië

‘Godsamme… ben je na anderhalf jaar eindelijk gewend aan ’t blogrooster, komt die luie klootzak van de maandag opeens aankakken op de dinsdag.’
‘Wat een idioot.’
‘Die Martijn is een onbetrouwbare klootzak, dat heb ik altijd al gezegd.’
‘Het is een hufter.’
‘Een paardenlul.’
‘Een arrogante, autoritaire zakkenwasser.’
‘Hij kan ook helemaal niet schrijven.’
‘Hij kan helemaal niks niet! Een grote muil opzetten, dat kan ie. Met z’n vieze lange haar en z’n arrogante smoelwerk en z’n cariës!’
‘Iedereen heeft toch cariës?’
‘Ja, maar bij hem komt ’t door z’n rotte karakter… Wordt ’t tandbederf bij anderen veroorzaakt door de suikers die ze consumeren, bij hem komt het van de leugenachtige, zoete woordjes die langs z’n tanden strijken.’
‘Ze zouden ’m helemaal kapot moeten trappen! Gewoon, om ’m een lesje te leren, die kankerhond.’
‘Goed idee, ik hoorde laatst –’
‘Hé, daar heb je ’m… Tyn!… Wat leuk dat je d’r weer bent! Hoe was je reis?’
‘M’n reis? Ik was gewoon op vakantie, verrekte snob.’
‘Hahaha, meteen weer met z’n kontje tegen de krib, die viespeuk. Het -’
‘Nee, superleuk om weer thuis te zijn. Excuses trouwens dat ik deze week op de dinsdag blog, vanwege de – ’
‘Doe niet zo mal! Daar hoef je je toch helemaal niet voor te verontschuldigen?! Vrijheid blijheid… Wij zeiden net nog tegen elkaar: kunstenaars moet je niet teveel breidelen… die moet je lekker de ruimte geven… gewoon: lekker los. Waar ga je over schrijven?’

Fundamentals

kooi vzMet de vaporetto aankomen bij de Giardini della Biennale. Glinsterende golfjes, in de verte de stad waar je vanavond gaat eten. Het weer en de omgeving zo schunnig mooi dat je je afvraagt over wiens rug je zo geprivilegieerd bent geraakt dat

‘Ja, ja, dank voor je moedige poging tot lyriek… ter zake, vriend.’

Voor wie – net als ik – geen bijzonder groot kenner van de hedendaagse architectuur is, is de tentoonstelling van Rem Koolhaas & assistentie (Elements of architecture) een prachtige introductie. Rustig, toegankelijk-academisch, helder, informatief. Het is een beetje alsof je een bijvak volgt aan de universiteit.

Koolhaas & Co laten zien dat de elementen waaruit gebouwen worden geassembleerd – vloer, muur, raam, helling etc etc – los van elkaar evolueren en dat sowieso alles altijd maar verandert en in verandering blijft.

Je moet je oordelen en verwachtingen voortdurend bijsturen. En dat, in 2014, meer dan ooit.

Bij wijze van aanvulling op Koolhaas’ centrale tentoonstelling tonen zesenzestig landen een voorbeeld van de impact die de ‘moderniteit’ bij hen heeft gehad op de architectuur. Of juist niet heeft gehad. De grappigste landenbijdrage komt… van Duitsland. Serieus. Mocht je nog naar de Biënnale gaan: let op de Mercedes die voor het Duitse paviljoen staat geparkeerd. De fijnste muziek schalt uit het paviljoen van de Roemenen. De NL inzending is helemaal gewijd aan Jaap Bakema en de open samenleving.

De bijdragen/aanvullingen/illustraties/reacties van de landenpaviljoens boeien lang niet allemaal. Het is veel. Het is specialistisch. Het is vaak retorisch.

ragazza vzNatuurlijk is het intimiderend om te zien hoe virtuoos en gecontroleerd veel architecten de artistieke ambities van hun bureau combineren met economische, ideologische en landschappelijke eisen en beperkingen. Maar eerlijk gezegd raak ik bij de opstellingen/presentaties van toegepaste kunsten – architectuur, mode, reclame, grafische vormgeving, productontwerp/design – altijd vrij gauw een tikkeltje gedeprimeerd. Of geïrriteerd.

Toegepaste kunstenaars blijven in de eerste plaats ondernemers. Ze bedrijven Low Art. In de definitie van David Foster Wallace: ‘The sort of art that has to please people in order to get their money.’  Vrije, moderne kunstenaars willen onderzoeken, geven en delen – daarom zijn de meesten ook zo arm.

Het Biënnale terrein is – zoals dat gaat met secluded areas – ook wat verstikkend en steriel. Maar dat geldt voor bijna iedere museale omgeving.

Toen ik, na een bezoek aan het fijne Peggy Guggenheimmuseum, nog wat ronddwaalde in de steegjes achter de huidige kunstacademie van Venetië, fotografeerde ik de staaltjes Street Art die je bij deze blogpost ziet.

Ik kan me voorstellen dat sommige projectontwikkelaars en architecten graffiti en andere guerillakunst beschouwen als een soort visuele hondenpoep op hun verticale stoepjes. Toch maken Street Artists veel mensen die niet of nooit in een museum komen blij met hun werk. Sommige gebouwen worden er onherstelbaar door verbeterd. Zelfs in Venetië.

‘Ben je ook naar het Arsenale geweest?’

‘Ja.’

‘En?’

‘Dramatisch mooie locatie en de Italianen weten daar wat mij betreft wel een paar maatschappelijke haaien te doden. Maar het is erg veel en erg promotioneel. Het mooiste kunstwerk dat ik deze dagen zag, was een schilderij van Bellini, in een kerk op Murano.’

Tirade – zintuiglijk.

Soundtrack: Vivaldi, vioolconcert.

Volgende week: naar de tuin? Of liever naar de bios?

Toegift: een tikkeltje verdwaald raken in die Venetiaanse steegjes en dan op deze muurschildering stuiten:

steeg vz

Nagekomen verantwoording: de Street Art foto bij dit stukje nam ik in 2012 in Lissabon.

Het uur van de ster – Letras Brasileiras IV

Misschien strijdt Brazilië zaterdag de WK-finale tegen Oranje, een van zijn voormalige kolonisators. De WIC veroverde het noordoosten van Brazilië (de kustlijn van São Luís, Fortaleza, Natal, Recife tot aan de Rio Real) in 1630 op de Portugezen, maar moest het gebied een kleine kwart eeuw en een guerillaoorlog later weer aan hen afstaan. Veel later bracht dit gebied een paar van de grootste Braziliaanse literaten voort, zoals Manuel Bandeira en Graciliano Ramos. Euclides da Cunha wijdde een boek aan een laat negentiende-eeuwse opstand in de regio, zijn verslag Os sertões (De binnenlanden), met het plaatsje Canudos in de hoofdrol. De schrijfster Clarice Lispector groeide op in Recife.

Lispector (19201977) was van geboorte Oekraiënse, maar emigreerde op zeer jonge leeftijd met haar familie naar Recife, later verhuisden ze naar Rio de Janeiro. In haar laatste boek, de novelle A hora da estrela (Het uur van de ster),* probeert ene Rodrigo S.M. het leven van Macabéa te beschrijven, een negentienjarig meisje uit het noordoosten van het land. Zij is terechtgekomen in een favela van Rio en werkt als typiste (het enige wat ze enigszins kan). Ze is weliswaar arm, hongerig, eenzaam, lelijk en naïef, maar niet ongelukkig. Rodrigo doet een poging haar leven in een andere, betere richting te sturen, alleen slaagt hij daar niet in.

Hij slaagt er ook bijna niet in zijn verhaal te doen aangezien hij kampt met een soort writer’s block, waardoor hij als inleiding eerst de kunst het schrijven zelf uitgebreid aftast. Hij twijfelt eraan of hij wel kán schrijven, want hij is naar eigen zeggen geen beroepsauteur. Over zijn worsteling met woorden is hij expliciet; net als Brás Cubas in Posthume herinneringen maakt Rodrigo overal waar hij kan duidelijk dat hij een verhaal schrijft, hij de schrijver is en zelf in zijn verhaal voorkomt. Maar zijn grootste handicap is dat hij zijn hoofdpersoon niet begrijpt: Macabéa is gelukkig terwijl de omstandigheden juist het tegenovergestelde voorschrijven.

In een interview zei Lispector over Macabéa dat ze ‘zo arm was dat ze alleen maar hotdogs at’, maar dat dat ‘niet het verhaal was. Het verhaal gaat over gebutste onschuld, over anonieme ellende’. Macabéa houdt van films (eens in de maand), Coca-Cola, haar foute vriendje, ze stelt zich tevreden met een slok koude koffie voor het slapen gaan. Na een kort leven waarin ze is voorgelogen, mishandeld en uitgebuit gaat ze niet ongelukkig de pijp uit – op spectaculaire wijze.

De belangrijkste filosofische vraag die Het uur van de ster voorlegt is of woorden de wereld zijn. Is het mogelijk dat Rodrigo het leven van Macabéa beschrijven zodat hij haar zelf begrijpt, en de lezer ook? Kunnen we een ander kennen via woorden? Kunnen we onszelf überhaupt kennen? De echte wereld – het echte Brazilië? – is weerbarstiger, krankzinniger en hardvochtiger dan uit te drukken valt. Lispector, die jarenlang een dagelijkse kroniek bijhield voor het Jornal do Brasil, slaagde erin dat te laten zien. Antwoorden blijven achterwege.

 

* Engelse vertaling Bejamin Moser: The Hour of the Star. De Nederlandse versie is alleen antiquarisch verkrijgbaar.

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.

Barbie heeft een boek geschreven

Ik koos niet zonder reden voor een beroep waarbij sociaal contact tot een minimum kan worden teruggebracht. Meestal zit je thuis, achter een laptop, en heel, heel zelden is er een borrel, of een feestje, waar je werkelijk niet omheen kunt wanneer je de ambitie hebt de rest van je leven een schrijvend bestaan te leiden. Na zo’n feestje voel ik me zonder uitzondering beroerd. Nog minstens een week lang gaan mijn gedachten iedere stap na die ik op zo’n gelegenheid heb gezet. (Wat lachte ik hard! Wat reageerde ik dom! Ik heb daar-en-daar wel een half uur met een glas wijn in de hoek van de ruimte gestaan!) Kronkels in mijn maag. Wat ik iedere keer tijdens zo’n recapitulatie van mijn jammerlijk sociaal falen moedeloos verzucht: waarom kan ik niet gewoon mezelf zijn? 

Op die momenten dwalen mijn gedachten af naar de serie die ik in het geniep iedere week toegewijd en met een mengeling van hooghartige spot en stekende jaloezie gevolgd had, en dan vooral naar die ene vrouw die op het onbeschaafde af te allen tijde het toonbeeld vormde van dat waar het mij aan ontbrak. Barbie. Was ik maar, zo mijmerde ik met regelmaat, zo karaktervast en onbeschaamd als Barbie… 

Nadat de serie ten einde was gelopen, volgde er een sequel, die ik met minder toewijding volgde, en vervolgens kwamen er een stuk of wat programma’s die volledig om Barbie heen geconcipieerd waren, waar ik me nooit aan heb gewaagd. In mijn hoofd echter bleef ze mijn rots in de branding: een vrouw die ondanks almaar toenemende media-aandacht en de daaraan verbonden vloed aan ongevraagde meningen over haar uiterlijk, haar uitspraken, haar hobby’s, haar gedrag, compromisloos zichzelf bleef. Tot ik ontdekte, en de schrik sloeg me om het hart, dat Barbie een boek heeft geschreven. 

In opperste verwarring informeerde ik mij op het net over dit onverwachte nieuws. Maar dat past toch helemaal niet bij Barbie?? Barbie associëren we met opplakwimpers, met witte lipgloss en nepnagels, met een iets te bruin gezicht en asblond haar, met shotjes tequila en droogneuken in bars – maar toch om de dooie dood niet met een boek?! Is de mij zo innig vertrouwd geraakte Barbie dan toch, rees de angstige vraag, gezwicht onder de sociale druk van haar bekendheid, en heeft haar door mij zo begeerde authenticiteit het afgelegd tegen een wens zich, tegen haar natuurlijke staat van zijn in, te profileren

Gasten die meermaals opduiken in praatprogramma’s op tv zijn ‘zichzelf’, of zijn toch op zijn minst verdomd bekwaam in het spelen van een rol die een zekere authenticiteit uitstraalt. ‘Echte mensen’ is wat we willen zien, en een ‘echt mens’ is wie we willen zijn; iemand die zonder aarzeling of scrupules het risico neemt gehaat of geridiculiseerd te worden, ten bate van die ene heilige aspiratie: authenticiteit, of, zoals de meer esoterisch onderlegden het plegen te formuleren: ‘trouw zijn aan jezelf‘. 

Nu is er sprake van een zekere paradox in deze kwestie, want authenticiteit kan alleen bestaan bij de afwezigheid van iedere vorm van bewustzijn hieromtrent. Dat wil zeggen: wanneer Marc-Marie Huijbregts zich bewust bezig zou houden met het in stand houden van zijn ‘echtheid’ (laten we zeggen: het opzetten van een hoge stem die bij vlagen van enthousiasme vloeiend door onvermoede registers glijdt), tast dat onmiddellijk en onomkeerbaar de oprechtheid aan, en worden diezelfde eigenschappen die hem voorheen ‘authentiek’ maakten opeens een kenmerk van verwerpelijk, want bewust toegepast, dus ‘onecht’ gedrag. In het streven naar authenticiteit is aldus onvermijdelijk de kiem van het tegendeel, van fake gedrag, besloten. Zodra we proberen echt te zijn, zijn we het, bij voorbaat, niet. De enige methode, kortom, om over te komen als iemand die ‘trouw is aan zichzelf’, is door niet koste wat kost zo te willen overkomen. 

Wat ons, alles tegen elkaar afgestreept, de vrijheid biedt ons precies zo te gedragen als we willen, zolang we ons niet afvragen of ons gedrag al dan niet authentiek is. Een boek te schrijven met een catchy, allitererende titel, terwijl niemand vermoedde dat je foutloos je eigen naam kon schrijven. (“Zodat mijn dochter later kan lezen wie ik echt ben.”) Te hard lachen. Dom reageren. Voor mijn part een hele avond met een glas wijn in een hoek van een feestzaal gaan staan. Zolang we ons er niet druk om maken, is het allemaal oké!  

Dan rest mij nog af te sluiten met de alles samenvattende woorden van Michael, Barbie’s echtgenoot, gesproken op de boekpresentatie van haar debuut ‘Van bimbo tot business babe’: 

“Business babe, een andere kleur haar, tja… Ze is nog gewoon zichzelf, hoor.”

________________________________________________________

searchElke zondag van juli: het gastblog van Shira Keller, toneelschrijfster en auteur van de zeer terecht veelgeprezen roman M.  

Meer blogs

  • Afbeelding bij Het naamloze teentje

    Het naamloze teentje

    (beeld: Don Duyns) …En het weekend… kwam tevoorschijn. Ik sla de dekens van me af en zet mijn blote voeten op de grond. Het zonlicht spiekt langs de gordijnen. Ik wrijf in mijn ogen met mijn armen wild omhoog en omlaag, alsof ik vliegen wil. Dat wil ik ook: ik spring op. Het weekend is...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Diepzee – over hoop en wanhoop

    Diepzee – over hoop en wanhoop

    Larousse 20 In 1920 werd in Michigan een meisje geboren. Marie Tharp heette ze. Haar vader onderzocht grondsoorten en ze ging wel eens mee als hij op veldwerk ging. Zo leerde ze iets over het in kaart brengen van land. Toen in de Tweede Wereldoorlog de mannen in de ijzerindustrie werkten of als soldaat meevochten...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Oaseman

    Oaseman

    Na drie dagen door Marokko te hebben gereisd over extreem droge vlaktes, langs rode, gele en zwarte rotsformaties, door dorpjes opgetrokken uit het stof waarop ze stonden en voorbij bergkammen waar nog sneeuw lag, daalden we weer langzaam af. Ons doel was de woestijn, waar B en de kinderen erg naar uitzagen. Ik had al...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Greet Kuipers
    Greet Kuipers

    Greet Kuipers (1962) is psychiater. Onder het pseudoniem Minke Douwesz publiceerde zij bij uitgeverij Van Oorschot twee romans, Strikt en Weg. Voor de laatste ontving zij de Opzij Literatuurprijs 2009 en de Anna Bijns Prijs 2012.

  • Foto van Menno Hartman
    Menno Hartman

    Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

  • Foto van Fannah Palmer
    Fannah Palmer

    Fannah Palmer (1994) studeert momenteel online aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ze schrijft zelf fictie, poëzie en af en toe een essay. Naast haar ambities in de uitgeverswereld hoopt ze in de nabije toekomst veel eigen werk uit te brengen.