‘Een deeltje van de kracht’

Een van de bekendste zinnen uit Goethes Faust heeft mij altijd geboeid: ‘Ein Teil von jener Kraft / die stets das Böse will und stets das Gute schafft.’ De introductie van de duivel werd me eens aan de hand gedaan door een toen bevriende kunstenaar – als zijn lijfspreuk. Mephistopheles verklaart zich vervolgens nader:

Ik ben de geest die eeuwig ondermijnt.
En dat terecht! Want alles wat ontstaat
verdient dat het te gronde te gaat.
Beter ontstond er niets, dan ging er niets te gronde!
En dus is alles wat de mens als zonde,
verderf, kortom als ’t kwade kent,
mijn enig ware element.
(vert. Ard Posthuma)

Zo wilde ik mezelf destijds misschien ook wel aan anderen voorstellen, als iemand voor wie het slechte goed is en andersom.

De wetenschapper Faust wil, ook in de gelijknamige opera van Gounod, zo graag jeugd terug dat hij daarvoor een pact met Mephistopheles sluit. Onmiddellijk regelt hij wat Faust verlangt en laat hem het wereldse leven en de liefde ontdekken. De duivel is hem welgezind, want wetenschappers en kunstenaars zijn immers zijn handlangers aangezien ze de schepping gods respectievelijk kapot analyseren of afbreken om eigenhandig te hercreëren.

In handen van regisseur Àlex Ollé van het gezelschap La Fura dels Baus blikt Faust terug op Goethes versie. Niet voor niets, want goed en kwaad zijn tegenwoordig bijzonder lastig uit elkaar te houden. Het is althans voor ongelovigen moeilijk te bepalen welke instantie er eigenlijk over oordeelt. De jongste productie van De Nederlandse Opera maakt dat pijnlijk duidelijk. Mephistopheles maakt zijn intrede maakt als kokette glamrock-ster in bontjas, die het volk weet te verleiden met het Gouden Kalf en als wijn afgetapt vruchtwater. In de laatste akte, na de nodige moord, doodslag en een buitensporige orgie is Mephistopheles het exacte uiterlijke evenbeeld van Faust geworden. Zelfs de geliefde van Faust, Marguerite, dan al door de duivel gevangen gezet, kan de twee niet uit elkaar houden. Faust wil steeds het goede en bereikt steeds het kwade; Mephistopheles wil het slechte, maar slecht is juist goed… Samen zijn zij twee delen van dezelfde kracht.

Ik heb mijn ziel nooit aan de duivel verkocht, noch voor de wetenschap, de kunst of de eeuwige jeugd. Daarvoor is, denk ik, mijn karakter niet nihilistisch genoeg. Toch zei iemand na afloop van de opera dat ik er volgens hem uitzag zoals hij zich Dostojevski’s Raskolnikov had voorgesteld. Ja, dat is de figuur die aan het begin van Misdaad en straf een oude woekeraarster vermoordt.

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.

In de Oorshop

Catwalk

I) Grand Hotel Karel V

‘Hoe was ’t eigenlijk bij Liesbet en Aaron?’

‘Kraamvisites zullen nooit m’n favoriete tijdpassering worden, maar ze waren zó lief samen, Saar… Je had Aaron moeten zien… Hij was zó trots, zó gelukkig… ’t leek wel of ie licht gaf… Wilde per se dat ik z’n dochtertje vasthield… hij stond helemaal te stuiteren: is ’t niet net alsof de zon vanuit de hemel zó in je armen is gevallen? Hier… ik krijg wéér kippenvel.’

‘Jij hebt altijd al een zwak gehad voor Aaron.’

‘Wie niet?’

‘Ja, da’s waar. Eind goed, al goed?’

‘Het lijkt er wel op.’

Rosanne’s wangen zijn nog helemaal rood. Als Sarah haar probeert te zoenen, steekt Rosanne haar neus in Sarah’s haar en zegt: ruik jij nou zo lekker of zijn het die bloemetjes aan de muur? Ze lachen.

Nadat Rosanne in de badkamer is verdwenen, trekt Sarah werktuiglijk de lade van het nachtkastje open. In plaats van Het Nieuwe Testament ligt er een roman. Aphinar. Liefde. Theater. Grand Hotels. Haar schoonheid overstraalde de zon. Boring. Ze sluit de lade, strekt zich uit op het bed en gaat met haar handen onder haar hoofd naar de hemel liggen kijken.

Gierzwaluwen die door de lucht scheren. Het carillon van de Dom. Geroezemoes op het terras om de hoek. De zoete geur van gras en bloemen. Een spoortje gegrilde vis. Het malse geritsel van boombladeren bij windkracht 4.

In de badkamer begint Rosanne te zingen. Met kopstem. Gerard Joling. Maak me gek.

 

II) ‘Je was twee keer per jaar gelukkig’ – Yves Saint Laurent

Film: Yves Saint Laurent (2014);  Regie:  Pierre Niney;  Genre: biopic.

In Anni Felici – daarover straks meer – zit een mooie bijrol van een kunstcriticus die een kunstenaar uitlegt dat je bij goede doeken/boeken/beelden de sensatie hebt dat niet jij het werk, maar het werk jou beoordeelt. Nou, dat gevoel bekruipt je bij YSL geen moment. Van de film leren we dat modeontwerper YSL (1936-2008) maar twee keer per jaar gelukkig was: in de lente en in de herfst, steeds als hij een nieuwe collectie af had dus.

De film – verteld vanuit het perspectief van YSL’s weduwnaar Pierre Berge – gaat meer over YSL’s psychische en relationele akkefietjes dan over z’n oeuvre. De vertelstijl van de film evolueert met de veranderende tijdgeest en met het oeuvre van YSL, dat is geinig gedaan, maar de film over de toegepaste kunst die YSL bedreef, blijft zelf ook te dienstbaar, sympathiek, eenvoudig en ongevaarlijk om van cinema Cinema te kunnen worden. Tenenkrommende troop in dit soort biopics: genie krijgt Idee (schilderijen van Mondriaan op jurken!) en begint dat Idee dan onmiddellijk als een bezetene uit te werken. Hahaha, schitterend! O, is het niet grappig bedoeld? Wel sympathiek: YSL was bijna te bescheiden om aan het einde van z’n shows zelf de catwalk op te komen.

Eindoordeel: twee met een zijwaartse slag van een mes onthoofde, gekookte kippeneieren (2/5).

III) Sunny

O, wat een heerlijke, lauwe lenteavond! Sunny draaft door de straten, verder en verder van haar eigen wijk… Haar litteken trekt niet meer, haar vacht is weer intact, haar levenslust op volle sterkte… Zo ver van huis heeft ze zich nog nooit gewaagd… Met een beetje geluk kan ze straks misschien wel ergens een jong vogeltje doodbijten! Ze rent onder de platanen op de Mariaplaats door, de Springweg in… Ter hoogte van Café Springhaver begint ze haar pas te vertragen… Ze plaatst haar pootjes nu heel secuur – alsof de klinkers pianotoetsen zijn waarop ze een melodie probeert te spelen. Bij Grand Hotel Karel V slaat ze de hoek om, schrikt van het volle terras en schiet tussen tafelpoten en mensenbenen door een grindpad op, de grote keuken langs, een gazon over en dan via de wingerd langs de gevel omhoog, de dakgoot in. Voetje voor voetje, en toch dansant, loopt ze over de grijze catwalk langs de hotelkamerramen – totdat ze in één van de kamers twee vrouwen op bed ziet liggen. Naakt! Bloot! Zonder kleren! Bijna vachtloos! Het is potverdorie maar goed dat Sunny niet op mensen valt – anders was ze nu van pure verontwaardiging opwinding uit de dakgoot gesodemieterd. De vrouwen liggen op hun zij. Ze kussen en strelen elkaar. Tjonge, jonge, jonge wat een tijdverspilling! En dat op zo’n mooie avond! Bij zulke luiwammesen zou Sunny nooit in huis willen wonen! Ze trippelt  snel weer verder. In het gazon, beneden, trekt een merel een roze sliert uit de grond, een regenworm. Sunny taxeert de afstand van goot tot vogel.

IV) ‘Ben je met haar naar bed geweest?’ – Anni Felici

Film: Anni Felici; Regie: Daniele Luchetti; Genre: DRAMAAAAAAAAAAA.

Een beeldhouwer maakt middelmatig werk. Na een suffe, mislukte performance in Milaan waarbij hij zich door modellen/mannequins in creaties van verf laat hullen, ziet hij zijn artistieke onbeduidendheid in. Zijn vrouw wil zich (ook) ontplooien en neemt de kinderen mee naar een lesbisch-feministisch zomerkamp. Hahaha, schitterend! Of is het niet grappig bedoeld?

Nadat Hij Jan Cremer zijn neukpartijtjes heeft opgebiecht, valt het gezin uit elkaar en vindt de Kunstenaar, Guido heet ie, de kracht en de vrijheid om beelden te scheppen die er wel toe doen. Anni Felici is: banale personages, banaal verhaal, conventionele compositie – maar dankzij camerawerk en seventies art direction is het prettig kijken. Bovendien speelt het verhaal in Italië. De film telt opvallend veel mooie close ups en ook de achtergrondgeluiden op de score (gierzwaluwen boven Rome, nachtelijk geblaf) zijn goed gekozen/versterkt.

Anni Felici is, net als Yves Saint Laurent, een typisch voorbeeld van wegwerpcinema – aardig vertier voor wie even niets beters te doen heeft.

Eindoordeel: twee wuivende oleanders (2/5).

V) Bloed

‘Ik moet gaan liefste, echt.’ Rosanne heeft haar lange, donkere haar opgestoken. Zonnebril op ’t voorhoofd, autosleutels in de hand. Buiten donkert het. Vleermuizen, maanlicht.

‘Ik ga je missen,’ zegt Sarah.

‘Ik jou ook. Wanneer kom je naar Den Haag?’

‘Vrijdag.’

‘Had je de recensie van Anni Felici nog bekeken?’

‘Hè? Ton denkt dat we bij Yves Saint Laurent zitten.’

‘Die draait niet meer, muts. Heb je je telefoon bij je?’

‘Natuurlijk, ik bekijk de trailer nog wel even.’

‘Oké, au revoir, liefste.’

Ciao, amore.’

Sarah loopt naar het open raam. Even later ziet ze hoe Rosanne, prachtig rechtop, via de binnentuin richting Springweggarage loopt. Ze kijkt niet omhoog. Achterin de hoteltuin, buiten het schijnsel van de buitenlampen en nagenoeg onzichtbaar voor Sarah, sluipt een witte poes. Het is Sunny. Onder haar nagels kleeft bloed.

Tirade – opmerkzaam.

Soundtrack (via autoradio Rosanne): Vivaldi – Primavera.

Volgende week: discussiëren & repeteren – Liesbet & Aaron in de Snijzaal.

Schilderij boven: John van ‘t Slot.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Orgastisch Ja

Europa = de grenzeloze, voorverpakte onbenulligheid van het Eurovisiesong-festival, terwijl aan de zuidgrenzen van het Schengengebied dagelijks boten met Syrische vluchtelingen aankomen, als ze het geluk hebben gehad niet te zijn verdronken.

Maar is het niet juist die onbenulligheid, of beter gezegd de mogelijkheid zich aan onbenulligheid over te geven, die de bestemming heeft bepaald?

Neem een kijkje in een willekeurig stadje of dorp in Nederland, en je weet al de uitslag van de komende Europese verkiezingen: de SP heeft op alle straathoeken guerrillareclameborden neergezet met een even duidelijk als cartoonesk NEE. D66 heeft op de officiële aanplakborden keurig haar orgastisch JA geafficheerd; En dan staat er nog in een enkel weiland de lusteloze boodschap: Stem CDA.

Naar verluidt zijn de grote landelijke partijen pas laat de verkiezingscampagne gestart, omdat ze vooral geen mensen op het idee wilden brengen te gaan stemmen; dat zou vast een tegenstem opleveren.

De Speld heeft een eigen Stemwijzer uitgebracht, maar de werkelijke Stemwijzer is geestiger.

Stel je een vent voor met een kotshekel aan Chinees eten, en die toch een complete vragenlijst krijgt voorgelegd waarbij hij moet kiezen welke van de Chinese gerechten op de kaart hij het lekkerste vindt en hoe ze volgens hem het beste kunnen worden klaargemaakt. Dat is zo’n beetje wat de PVV moet doormaken met deze Stemwijzer. Het getergde antwoord op de vraag of de EU zich sterk moet maken voor de invoering van een minimumloon: ‘Het enige waar de EU zich sterk voor moet maken is haar eigen opheffing.’

De PVV is een toonbeeld van eloquentie vergeleken met de bondige, zo niet botte antwoorden die de VVD op de vragen geeft, soms beperkt tot ‘Eens’ en ‘Oneens’. De afweging is ook simpel: als  het om maatregelen gaat die de macht van multinationals beperken (gelijke vennootschapsbelasting in Europa, een heffing op financiële transacties om ongewilde speculatie tegen te gaan), dan wil de VVD niet dat ‘Brussel’ daarover beslist. Als het echter gaat om de mogelijkheid dat lidstaten los van Brussel bepalen of mensen zonder papieren een generaal pardon krijgen, dan is juist een eenvormig verbod gewenst. ‘Brussel’ wordt in dat geval niet genoemd.

Brussel is fout, Nederland is goed. Een land waarvan de macht structureel overschat wordt.

Dan D66. Op de vraag ‘Moet er een minimumloon in Europa worden doorgevoerd, waarvan de hoogte per land wordt vastgesteld?’, antwoordt D66 uitgebreid. De partij is tegen, ‘vanwege de verschillende economische omstandigheden per land’. Maar met dat verschil wordt toch rekening gehouden in de vraag, de hoogte zou immers per land verschillend zijn. Vervolgens het minimumtarief voor vennootschapsbelasting. D66 is opnieuw tegen en zegt liever belastingparadijzen aan te pakken. Maar dat was dus de vraag niet, V66.

De analyse dat Europa – met talloze miljarden redde het de bankensector van de zelfgeschapen implosie en organiseerde ondertussen een steeds scherpere concurrentie aan de onderkant van de arbeidsmarkt – steeds meer gezien wordt als een anonieme macht die niet langer voor welvaart zorgt, maar juist de welvaartstaat ondermijnt, lijkt me in alle opzichten redelijk.

Je gaat stemmen in de hoop dat daar verandering in komt.

Frank Keizer dichtte in de laatste nY:

 

Schrijven, heel simpel

gezegd, is het overbrengen

van informatie, schriftelijk

doorgaans, en dan bedoel ik niet het voorverpakte

product, maar het gestommel

van lichamen die zich de taal in denken

zodat ze het leven

anders gaan leven;

 

Frank Keizer, wat is jouw stemadvies?

 

 —————

Rovers-De-zon-is-het-probleem-nietDaniël Rovers (1975) is schrijver van de essaybundels Bunzing en De figuur in het tapijt en de romans Elf en Walter. Met Iannis Goerlant vertaalde hij David Foster Wallace’ De bleke koning. Deze maand verscheen zijn bundel (anti)reisverhalen getiteld De zon is het probleem niet. In Tirade 450 publiceerde Rovers een tirade tegen zichzelf. En in het voorlaatste nummer van Tirade, Tirade 453, publiceerde hij het verhaal The Killing Fields.

 

Pegasus

Vrijdag poëziedag. Hieronder zes regels uit Peter Verstegens nieuwe Venus & Adonis vertaling. Het paard van Adonis is verliefd, of hoe noem je dat bij dieren, op een merrie. Hij breekt los voor haar, waarna Shakespeare dicht/Verstegen vertaalt:

Soms draaft hij weg en blijft van ver staan staren,

Soms schrikt hij van een warrelend veertje, maar

Hij tart de wind zijn vaart te evenaren,

Hij galoppeert, hij vliegt, je weet niet waar;

De wind zingt door zijn manen en zijn staart.

Die donzen vleugels geven aan dit paard.

 

Even later verdwijnen merrie en hengst, zo snel als een vlucht kraaien, naar een bosrand.

William Shakespeare, Venus en Adonis (1593), Van Oorschot (2014).

Voor heel veel hedendaagse liefdespoëzie: zie Tirade 454.

 

The La Superba Chronicles

Ik had nog nooit iets van Ilja Pfeijffer gelezen voordat we in het laatste nummer van Tirade een gedicht van hem opnamen.

Hoewel Tirade 454 barstensvol juweeltjes zit, zal Pfeijffers Zestiende idylle me het meest bijblijven. Het zette me ertoe aan La Superba te kopen, en dat terwijl ik de kinderachtige neiging heb nooit iets te willen lezen wat de rest van Nederland ook mee op vakantie neemt. 

Het lijkt me niet nodig het boek hier te bespreken. Laat ik zeggen dat ik ervan genoten heb, en zowel sterke identificatie met, als afkeer van de hoofdpersoon heb gevoeld. La Superba doet wat een boek  – of eigenlijk alle tekst – volgens mij moet doen: de lezer meeslepen. Het maakt niet uit of de wereld waar ik heengesleurd word een mooie of lelijke is, of ik me erin thuisvoel of hem afstotelijk vind, als ik er maar volledig in verdwijnen kan. 

Ik stel een nieuwe schaal voor waarop fictie gemeten kan worden. Laten we het de vijfde smaak in de literatuur noemen, vergelijkbaar met wat in culinair Japan Umami heet. Ervan uitgaande dat boeken op een aantal schalen (stijl, verhaal, personage, originaliteit, beelden, etc.) beoordeeld kunnen worden, wil ik dat de ‘dwingendheid’ – Lumami? Ik sta open voor suggesties – van fictie de plek in dat rijtje krijgt die hij verdient.

images-2

Maar is die dwingendheid niet gewoon het gevolg van een goede score op een aantal van de al bestaande schalen?  

Dat denk ik niet. De boeken van Anne Rice scoren namelijk heel hoog op mijn Lumami-schaal, terwijl niemand zal roepen dat ze zo vreselijk literair zijn. Haar werk is op elk vliegveld te koop en een heel probaat middel tegen vliegangst, kan ik uit ervaring melden. Als je met woorden voor elkaar krijgt dat ik bij het opstijgen onder zware turbulentie nauwelijks aan een gruwelijke dood denk, is je tekst behoorlijk dwingend. 

Ik hoop dat juist de kloof tussen de oeuvres van Pfeijffer en Rice duidelijk maakt hoe groot het bestaansrecht van de Lumamischaal is. 

Wat u?

 

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Het Brazilië van Darius Milhaud

Darius Milhaud

Louis van Gaal heeft laten weten wie waarschijnlijk meevoetballen in Brazilië. Ik behoor tot de minderheid van mensen die in deze zin alleen blijft hangen aan het woord ‘Brazilië’. Daar ben ik niet trots op, maar ik heb het gewoon niet geleerd. Voetballen wel, dat deed ik als kind graag, maar als andere vaders naar Studio Sport keken, las mijn vader de krant. Ik heb het niet geleerd te houden van kijken naar voetbal. Maar Brazilië! Recentelijk leerde ik twee componisten kennen die zich tot dat land verhouden. De bekendere Heitor Villa-Lobos die en fascinerende link maakt tussen echt Europese en echt Latijns-Amerikaanse muziek in zijn  Bachianas Brasileiras, op Bach geïnspireerde composities die een gevoel van Bach geven, maar gelatiniseerd, geëmotioneerd zou je kunnen zeggen. Dit is de bekendste. (Met Kiri Te Kanawa)

Recenter vond ik een ander voorbeeld van creolisering, vermenging van muziekstijlen, bij Darius Milhaud, dat is een bijzondere figuur!  Milhaud reisde veel en bezocht in 1917/18 Brazilië en schreef later de  Saudades do Brasil (1920), Op. 67, een compositie van twaalf dansen voor piano die een tango of sambaritme hebben en geïnspireerd zijn op en genoemd naar evenzoveel buurten van Rio de Janeiro. Deze opname van 1928 in een bewerking voor viool en piano is mooi en krakerig. (Francis Koene op viool.)

Die Darius Milhaud, van Joodse komaf, emigreerde in 1940 naar Amerika en gaf les, ook aan grootheden in een ander genre als Dave Brubeck, die zijn zoon later Darius noemde en Burt Bacharach. Milhaud vertelde Bacharach eens, ‘Don’t be afraid of writing something people can remember and whistle. Don’t ever feel discomfited by a melody.´

Ik luister nu chronologisch naar alles wat ik van Milhaud kan vinden, hij is een componist bij wie ik me zeer goed voel, een mix van begrip en onbegrip die noodzakelijk is voor het echt luisteren naar muziek. Dan over Brazilië. Ik wil er zo graag heen… Om te zien of er iets te herkennen is van wat deze zes  favoriete boeken tonen: Autran Dourado Opera der doden, August Willemsen Braziliaanse brieven (een van de meeslependste brievenboeken ooit), Dalton Trevisan, geweldige korte verhalen)  João Guimarães Rosa, Diepe Wildernis, de wegen – een echt meesterwerk en Joaquim Maria Machado de Assis De postume herinneringen van Brás Cubas, of de gedichten van Carlos Drummond D’Andrade.

Maar niet deze zomer.

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Terugkeren

    Terugkeren

    Op de presentatie van zijn roman De handlezer mocht ik vriend Chris Polanen interviewen. Ik deed dat met plezier omdat Chris makkelijk praat en ik het boek al gelezen had. Als je iemands werk mooi vindt dan loopt zo’n gesprek vanzelf – dan hoef je eigenlijk geen vragen voor te bereiden. Toch doe ik dat...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Ergens heel zuidelijk.

    Ergens heel zuidelijk.

    (beeld: Don Duyns) Ergens heel zuidelijk.In de straat Magellaan.In de bek van een bultrug. EénToen ik vier jaar en twee maanden was, vermoordde ik een parkiet.Zonder opzet,Maar wel met mijn gemene blote hand.Ik moest heel hard huilen.‘Hoe heeft dat kunnen gebeuren?’ vroeg mijn vader.‘Ik wist het niet,’ zei ik — en dat meende ik ook.Mijn...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Het naamloze teentje

    Het naamloze teentje

    (beeld: Don Duyns) …En het weekend… kwam tevoorschijn. Ik sla de dekens van me af en zet mijn blote voeten op de grond. Het zonlicht spiekt langs de gordijnen. Ik wrijf in mijn ogen met mijn armen wild omhoog en omlaag, alsof ik vliegen wil. Dat wil ik ook: ik spring op. Het weekend is...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Aska Hayakawa
    Aska Hayakawa

    Aska Hayakawa groeide op als third-culture kid in Leiden. Haar verhalen gaan over eenzaamheid in het kapitalisme en de hedendaagse zoektocht naar geluk. Deze zomer studeert ze af van de studie Writing for Performance aan de HKU met het avondvullend toneelstuk Pièce de Résistance! en een scriptieonderzoek naar werkbare kwetsbaarheid. Eerder schreef ze theaterteksten voor Cecilia Moisio Company, Club Guy & Roni, Maas Theater en Dans en Bosfest. Haar kortverhalen werden gepubliceerd bij DIG, De Gids, Tirade Blog en De Revisor. Momenteel werkt ze aan haar debuutroman bij Uitgeverij Pluim.

    (portret: Lin Woldendorp)

  • Foto van Senna Felius
    Senna Felius

    Senna Felius (1997) is dichter. Ze studeert filosofie en Arabisch en woont in Egypte. Haar poëziedebuut staat in Tirade 487.

  • Foto van Alexander Baneman
    Alexander Baneman

    Alexander Baneman (Amsterdam, 1986) publiceerde in o.m. Tirade, De Revisor en De Parelduiker. In november verschijnt zijn debuutroman De schim van Raamswolde bij Van Oorschot.