‘Groetjes uit 1977’ – een ansichtkaart

Hey Lieke,

Hoe issie? Hé, weet je nog dat je mij die foto liet zien waarop jij met je moeder en je zusje in de sneeuw speelt en dat ik toen zei dat ik ook nog ergens zo’n jeugdsneeuwfoto moest hebben? Dat is deze.

Eerst was het een dia, geloof ik, daar is ooit een foto van gemaakt en van die foto heb ik nu ff een scan gemaakt. De beeldkwaliteit is niet 100% Hans Anders, maar soit.

Dat jongetje in de ‘deuropening’ ben ik. Het meisje daarachter is mijn zus. De zaterdagmiddag waarop we deze iglo hebben gebouwd kan ik me, eerlijk gezegd, niet meer van minuut tot minuut voor de geest halen, maar het zou me niets verbazen als mijn vader en moeder af en toe een handje hebben geholpen met ‘t opspatelen van die iglo…

We woonden destijds overigens gewoon in een huis van steen. Maar dat staat niet op de foto.

Ik denk dat de foto (dia) is gemaakt door mijn vader terwijl mijn moeder chocolademelk o.i.d. stond te maken in de keuken. Vanuit de keuken had je zicht op de tuin.

Hij bestaat echt wil ik maar zeggen, die jeugdsneeuwfoto.

Tot snel weer, ergens,

Ciao!

Martijn

Soundtrack: Beethoven.

Tirade – doorgewinterd.

Volgende week: slecht nieuws voor Lars von Trier. En meer.

In de Oorshop

In aantocht: Tirade 452 – Writers Unlimited Special 2014

I EXIST,’ is the impulse that throbs under most voluntary writing.’ David Foster Wallace, The Empty Plenum (1990).

Op donderdag 16 januari aanstaande verschijnt Tirade 452, de Tirade Writers Unlimited Special. Het nummer – meer dan 130 pagina’s wereldliteratuur – is tot stand gekomen onder gastredactie van schrijfster en Writers Unlimited-programmeur Judith Uyterlinde.

Tirade 452 bevat poëzie/songteksten van: Saskia de Coster, Rodaan al Galidi, Marjolijn van Heemstra, Antjie Krog, Huub van de Lubbe, Anne Provoost, Andries Samuel, Alfred Schaffer, Typhoon & Blaxtar en Wende.

Het nummer brengt bovendien essays/ beschouwingen van: Ian Buruma, Tijs Goldschmidt, Noreena Hertz, Jan van Hooff, Fouad Laroui, Ad van Liempt, Amin Maalouf en Anne Vegter.

Er is verhalend proza van: Abdelkader Benali, Linda Christanty, Mathijs Deen, Aminatta Forna, Martijn Knol, Herman Koch, Andres Neuman, Elisabeth van Nimwegen, Roos Pollmann, Nihaad Siries, Miral al Tahawi en Geling Yan.

In het hart van Tirade 452 bevindt zich een NRC-leesclub katern met essays van Elsbeth Etty en Michel Krielaars over de verhalen van Isaak Babel.

Tirade 452  is geïllustreerd met foto’s/ filmstills/ tekeningen/ schilderijen van: Theo van den Boogaard, Johan Jacobs, Rudolf Kahl, Lynne Leegte, Milo Manara en Wende.

Het nummer is vanaf donderdag 16 januari verkrijgbaar via deze website, in de serieuze boekhandel en bij de stand van boekhandel Paagman op Writers Unlimited.

Een Tirade abonnement neem je hier.

TiradeUnlimited.

Tirade wordt uitgegeven door het zelfstandige Uitgeverij Van Oorschot.

P.S. Tirade 452 bevat óók een bijdrage van de PEN-winnaar 2014 – wie dat is maken de PEN & Festival Writers Unlimited volgende week bekend.

Ontwerp voorplat Tirade: Emiel Efdée.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Uno

Na het eten spelen we een spelletje. Mezelf niet meegerekend, zijn we met vijf.

     Wie als eerste zijn zeven kaarten aflegt, wint het spel. De adder onder het gras: wie één kaart in de hand overhoudt moet ‘uno! roepen. Wie hier niet tijdig aan denkt, moet zeven nieuwe kaarten nemen. Van nul beginnen.

     Na de aanrijding belandde ik op het kruispunt naast mijn fiets, tussen een immokantoor en een winkel voor kantoorbenodigdheden. Een omgestoten pion op het ganzenbord.

     Met altijd enen gooien, kom je er ook. Gooi je drie keer na elkaar een zes, dan juich je twee keer maar vlieg je vervolgens terug naar start.

Mijn linkeronderbeen bengelde als een afgezakte sok onder mijn knie toen ik opnieuw mijn eerste stappen zette.

 Mijn dijen ploffen neer op de koude toiletbril, nu pas merk ik dat ik al dronken ben. Ik vermoedde het, aan tafel hoorde ik mezelf vragen stellen waarvan ik de antwoorden niet perse wilde weten.

     Zes kaarten zitten in mijn vrije hand wanneer ik mijn billen afveeg. Ik herinner me hoe graag ik bij het begin van dit spel nog wilde winnen.

 Ik zet me terug neer aan de tafel. Alcohol werkt als een omgekeerde contraststof, ze maakt me er onbewust van hoe ik beweeg en waar mijn ledematen zich bevinden. Mijn knieën lijken niet langer breekbaar.

     Ik gooi een spelkaart op het stapeltje, ze smakt neer naast het stapeltje, harder dan ik zou willen.

Na nog een glas val ik uiteen in twee delen die niet meer perfect willen samenwerken.

     Het gebeurt wel eens met digicorders: je zet een talkshow op pauze maar door een technische fout blijft de audio gewoon doorspelen. De bewegingen van de gasten rond de tafel bevriezen. Daar zitten ze dan: een beleefde glimlach om hun mond gesnoerd, ogen op kiertjes. Verstomd ondergaan ze hun eigen gesnater.

     De tijdsindicator op het scherm geeft aan hoeveel tijd er verloren gaat. Het lijkt of de gasten hun meningen nooit meer zullen kunnen bijbenen.

 Ik vraag me af of mensen die altijd slecht op beeld staan dezelfde mensen zijn die onuitstaanbaar of lelijk worden als ze dronken zijn. Ik heb nog twee uno-kaarten in de hand. Er wordt een kaart gelegd die zegt dat ik mijn beurt moet overslaan.

     Op het verjaardagsfeestje van een vriend zat een danseres met een voet in de plaaster. Ze vertelde dat ze was gaan rechtstaan terwijl ze een slapende voet had. Ze hoorde een luide krak, zag dan dat ze met haar linkerenkel naast haar linkervoet was gaan staan.

Ik beeldde me het bot in, dat kraakte als een houten vloer wanneer men kasten na een lange tijd van plaats verandert.

 Onderweg naar huis wordt er ergens een restje vuurwerk afgestoken. Ik zie niets, ik hoor enkel de knal in de verte. Niet echoënd door de straten, maar droog en zakelijk boven de stad uit.

     Mijn mond schiet in de lach, het voelt belachelijk. Rond de speltafel vertelde ik een grapje terwijl niemand luisterde. Mopjes gaan zelden over mensen die niet op het juiste ogenblik op de juiste plaats waren, ze gaan over mensen die op het juiste ogenblik op de foute plaats waren.

     Ik duw op de trappers zo snel mijn been het toelaat. Wat me bang maakt wanneer ik door de Anspachlaan fiets en het kruispunt aan de winkel met kantoorbenodigdheden oversteek: dat ik opnieuw zou worden aangereden, op exact dezelfde plaats. Niet uit vrees voor de klap, maar dat de mensen niet meer zouden geloven dat het ook dit keer een ongeluk was. Te veel toeval.

 Aan de voordeur sta ik te klungelen met mijn sleutelbos. De juiste sleutel is de middelste van drie sleutels aan het ringetje. De mogelijkheden zijn oneindig. Mijn verstand loopt voor op mijn bewegingen. De eeuwigheid die het duurt voor ik de juiste sleutel in het sleutelgat krijg, voelt als een minuutje.

Linkerbeen omhoog, rechterbeen omhoog, de trap op. Ik mag geen enkele trede vergeten. Mijn benen lopen op automatische piloot achter me aan.

Mijn hoofd ploft als een grote bol wol in mijn kopkussen. Plots snijdt er een gedachte. Ik vergat ‘uno!’ te roepen tijdens het laatste spelrondje, maar niemand heeft het opgemerkt. Iedereen was vooral met zijn eigen kaarten bezig.

Ik val in slaap. Met een droge mond en een overwinning die toch niet telt.

—- 

Lize Spit (1988) schrijft scenario’s, proza en poëzie. Ze publiceerde in Tirade, Kluger Hans, Het Liegend Konijn en Das Magazin. Momenteel werkt ze aan een scenario voor een speelfilm en aan een roman. Eerder dit jaar won Spit de schrijfwedstrijd Write Now! met het verhaal Ordehandhaver. In het zomernummer van Tirade, Tirade 449, publiceerde Spit het kortverhaal Jagersaus. Deze maand publiceert zij iedere zondag een blogbijdrage op Tirade.nu

Het begin van geluk

Aangezien ik nog steeds ‘Happy New Year’ van ABBA in mijn hoofd heb, leek het me een goed idee om mijn eerste blog van 2014 over geluk te schrijven.

Toen wij klein waren mochten mijn zus en ik op zondagochtend altijd een uurtje bij mijn ouders in bed kruipen. Dit zouden gelukkige momenten geweest moeten zijn, ware het niet dat ik me vooral herinner hoe na een tijdje soms een leeg, knagend gevoel zich meester van me maakte. Een gevoel dat in niets leek op alle andere gevoelens die ik al kende en kon benoemen: het was geen verdriet, geen woede, misschien dat het in de verte een beetje leek op verveling, maar dat leek me geen emotie, niet iets wat je ook lichamelijk kunt ervaren. Ik vond het in ieder geval een van de naarste gevoelens die ik tot dan toe had gehad: het maakte me ongemakkelijk en ik had geen idee met welke gedachtes of acties ik het stop kon zetten, al was het gelukkig vaak maar van korte duur. Op den duur werd ik te groot om nog bij mijn ouders in bed te kruipen en met het verdwijnen van dit zondagochtendritueel verdween ook het gevoel – heel lang dacht ik er niet meer aan.

Totdat ik, jaren later, na seks te hebben gehad met iemand van wie ik heel veel hield, vredig achterover de kussens in viel en het er opeens weer was. Zomaar, zonder zich aan te kondigen. Het gevoel dat alles zinloos was. Dat ik nooit meer naar iets zou verlangen. Op dat moment voelde ik me bovendien heel schuldig, want op zo’n moment hoor je toch zielsgelukkig te zijn, volledig met de ander versmolten, maar ik voelde me vooral leeg. Er zou nooit meer iets te winnen zijn. Later bedacht ik me dat ik me op die momenten misschien wel juist veilig gevoeld had – meer dan alles verlang ik er doorgaans naar om me veilig te voelen en inderdaad, als je hetgeen waarnaar je het meest verlangt bereikt hebt, valt er even niets te winnen. Totdat je uit bed kruipt, je je kleren aantrekt en de onveilige wereld weer instapt. Het gevoel is dan ook altijd meteen verdwenen.

Mijn veiligheidstheorie kwam echter op losse schroeven te staan toen ik een paar jaar geleden begon met het slikken van een anti-depressivum. De eerste maanden had ik ‘het gevoel’ namelijk bijna elke dag wel een paar keer. Op de fiets in de stad, tijdens het ontspannen op de bank zitten, tijdens het koken – terwijl ik juist zo blij was dat ik eindelijk weer door de stad kon fietsen, me kon ontspannen, en er in mijn hoofd toch een hoop blije neurotransmitters aan het werk geweest moeten zijn. Die bij mij geluksgevoelens teweeg moesten brengen. Toen ik me dat realiseerde bedacht ik me geschrokken: Wat als het gevoel dat er nooit meer iets te winnen valt geluk is? Wat als ik het gewoon al die tijd verkeerd geinterpreteerd heb? Als ik in die momenten bij mijn ouders in bed wel degelijk zielsgelukkig was, zonder het door te hebben?

In een van mijn lievelingsfilms, The hours, :

I remember one morning getting up at dawn, there was such a sense of possibility. You know, that feeling? And I remember thinking to myself: this is the beginning of happiness. This is where it starts. And of course there will always be more. It never occurred to me it wasn’t the beginning. It was happiness. It was the moment. Right then.

Dat vind ik altijd een heel mooi citaat over geluk, en een opvatting die veel meer strookt met de momenten waarop ik wel het idee heb gelukkig te zijn: geluk als het gevoel van mogelijkheid. Alles ligt open. Terwijl wat ik hierboven beschreef juist een gevoel van onmogelijkheid is. Maar als geluk het gevoel van mogelijkheid is, dan is het voor altijd ongrijpbaar, want gekoppeld aan iets wat nog moet komen, maar je weet niet wat – je kunt nu eenmaal niet in de toekomst kijken. Of is het juist gekoppeld aan het feit dat er nog iets moet komen, om het even wat? En betekent het ervaren van geluk dan per definitie het ervaren van het begin van geluk, omdat geluk altijd aan het begin van iets staat en het ervaren van niet-beginnend geluk zou betekenen dat er al een deel van de verwachting is ingelost, waardoor je niet langer het gevoel kunt hebben dat alles mogelijk is? En is het dan inherent aan geluk dat ze in het geheel genomen enkel haar eigen begin is omdat ze, als ze ook het moment na het begin zou zijn, logisch inconsistent met zichzelf zou worden? En hoe moet ik dan het gevoel noemen waarmee ik dit stukje begon?

Zomaar wat vragen met, denk ik, heel veel mogelijke antwoorden. Aan het begin van een nieuw jaar. Waarin nog van alles te verlangen valt.

PS. Als nieuwjaarsbonus het begin van Happiness (de film)

Briljante mislukkingen

Ik heb, zoals bijna iedereen dezer dagen teveel nagedacht, teveel gegeten en teveel gedronken. Teveel lezen kan nooit, denk ik, het is me althans nog niet gelukt.  Ik heb mij verliefd in Hella S. Haasse, een van de onontgonnen schrijvers op mijn geestelijke boekenplank.

Mijn vrouw schoof me Zelfportret als legkaart toe, waarover zij enthousiast was. Een enthousiasme dat ze op haar beurt van Aleid Truijens had, die in de Opzij heel begeesterend over het boek moet hebben geschreven.  Mijn exemplaar is een eerste druk uit 1954. In een interview met Jacques van Kollenburg vertelt Haasse iets over de totstandkoming van het boek.  Ze is in 1954 36 jaar oud, heeft een boek of 4 op haar naam staan. Zelfportret als legkaart  is, zegt ze dan, toevallig ontstaan.  Ze vroeg zich af wat ze deed als ze schreef, ze was haar onbevangenheid kwijtgeraakt, vroeg zich af waarmee men eigenlijk bezig is als men schrijft. ‘Wie is die vrouw die daar zit te schrijven.’ Toen kwam een verzoek van een uitgever om een geschiedenis-leesboek voor het onderwijs te maken, waarna ze besloot: dan eerst maar een geschiedenis van mijzelf.

In elf hoofdstukken voert ze dit voornemen uit. De hoofdstukken zijn afwisselend persoonlijke geschiedenis, voornamelijk op het Indische eiland Java, en theorievorming over het waarom van schrijven, over kritiek, levensfilosofie, hoe te schrijven met het eeuwige huishouden en met kinderen om je heen. Het mooie van dit boek is dat het briljant mislukt is. Haasse schrijft en formuleert ongelooflijk goed, denkt gestructureerd, heeft een werkelijk formidabele eerste 20 jaar van het leven om uit te putten.  Maar de ijzeren afwisseling geeft aan theorie teveel ruimte, en in de theoretische beschouwingen is ze de helft van de momenten echt authentiek slim, de andere helft gaat ze verkeerd om met geleend materiaal, naar mijn smaak dan. In de autobiografische delen geeft ze zelf ook heel mooi haar eigen beperkingen aan: ze is een braaf meisje en heeft zich nooit iets afgevraagd over wat ze daar eigenlijk deed in Indië.

Ik noem dit briljant mislukt om dat je het boek met de beste wil van de wereld niet geslaagd kunt noemen. Geslaagd als wat dan? Maar het boek is bijzonder, en steeds interessant, en formidabel geformuleerd. Er wordt te weinig briljant mislukt tegenwoordig. En, wat de belangrijkste kwaliteit is: het boek zet aan tot denken, en toont zijn zwaktes, maar die doen aan het boek niet af. Ik wil elke schrijver die mij erom vraagt een exemplaar cadeau doen. In de hoop dat ze ook eens briljant willen mislukken. Mailt u mij maar.

Tirade – deelt uit.

 

(‘give people little presents, so they will remember you‘ uit Songs for Drella, John Cale,Lou Reed)

 

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Tirade Unlimited

Ter gelegenheid van het 450ste nummer van Tirade, dat in oktober 2013 verscheen, schreven 45 auteurs een tirade van 450 woorden.

Het sub-genre van de mini tirade, de T450, is iedereen – schrijvers, redacteurs, recensenten – zo goed bevallen dat we van de ‘tirade’ een nieuwe rubriek hebben gemaakt in de papieren Tirade. Zo vind je in de jongste Tirade, Tirade 451, een tirade van Charlotte Mutsaers en zit op dit moment een Nederlandse auteur te werken aan zijn of haar tirade voor Tirade 453.

Nu is, weten ook de mensen van Writers Unlimited, een tirade van oorsprong een retorische tekst, bedoeld om uit te spreken voor een gehoor.

Het Haagse festival heeft daarom acht Tirade 450 contribuanten uitgenodigd om hun 450-woorden tirade deze januari te komen voordragen.

Op zaterdag 18 januari 2014 treden aan & op, in volgorde van opkomst:

Marko van der Wal – Aan mijn stalker.

Simone van Saarloos – Heleen.

Gilles van der Loo – Dood aan de helden.

Rosan Hollak – Simpel.

Een dag eerder, op vrijdag 17 januari, kun je luisteren naar tirades van, in volgorde van opkomst:

Martijn Knol –  De wilde, brede rivierstroom van een grote roman.

Sanneke van Hassel – Omdat ik het zeg.

Walter van den Berg –  Tirade.

Lieke Marsman – Liefde in tijden van eenzaamheid.

Overigens vormen de Tirade 450- tirades maar een klein onderdeel van Writers Unlimited 2014. Het complete WU-programma vind je hier.

Tijdens het festival verschijnt ook een nieuw nummer van Tirade, Tirade 452 – daarover binnenkort meer.

Soundtrack (iedere festivalavond eindigt op de dansvloer (facultatief!)): I’ve got the moves like Jagger.

TiradeUnlimited.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Warm

    Warm

    Hitte verbindt. Er wordt minder van je verwacht; je verwacht een stuk minder van anderen en veel minder van jezelf. Bij hitte doe ik alles langzaam en merk dan dat ik hetzelfde gedaan krijg – zelfs na vijf duiken in de gracht en anderhalf uur staren sluit ik mijn laptop in de middag met tevredenheid....
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Aska Hayakawa
    Aska Hayakawa

    Aska Hayakawa groeide op als third-culture kid in Leiden. Haar verhalen gaan over eenzaamheid in het kapitalisme en de hedendaagse zoektocht naar geluk. Deze zomer studeert ze af van de studie Writing for Performance aan de HKU met het avondvullend toneelstuk Pièce de Résistance! en een scriptieonderzoek naar werkbare kwetsbaarheid. Eerder schreef ze theaterteksten voor Cecilia Moisio Company, Club Guy & Roni, Maas Theater en Dans en Bosfest. Haar kortverhalen werden gepubliceerd bij DIG, De Gids, Tirade Blog en De Revisor. Momenteel werkt ze aan haar debuutroman bij Uitgeverij Pluim.

    (portret: Lin Woldendorp)

  • Foto van Jos Versteegen
    Jos Versteegen

    Jos Versteegen (1956) schreef zeven dichtbundels, waarin hij zich vooral liet inspireren door zijn familie en zijn jeugd in Limburg. Voor zijn debuutbundel werd hij genomineerd voor de C. Buddingh’-prijs. Zijn meest recente bundel is Woon ik hier, met herinneringen van oude mensen. In 2016 publiceerde hij zijn vertaling van de Duitse gedichten die Hans Keilson in 1944 in de onderduik schreef voor een geliefde: Sonnetten voor Hanna. Jos Versteegen werkt sinds begin 2017 aan de biografie van Hans Keilson.

  • Foto van Gilles van der Loo
    Gilles van der Loo

    Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.