‘Een geurboompje met blote vrouwen erop’ – Achter het station (2010/2013)

Judith Uyterlinde, die namens Festival Writers Unlimited optreedt als gastredacteur van Tirade 452, heeft haar Winternachtenspecial opgeleverd. Begin januari verschijnt Tirade 452 bij Uitgeverij Van Oorschot. We komen er nog uitgebreid op terug, maar ik verklap vast dat Tirade 452 een soort parallel universum vol poëzie, essays, verhalen en tekeningen uit de Hele Wereld is geworden. Auteurs: van Antjie Krog tot Noreena Hertz, van Herman Koch tot Aminatta Forna en Ian Buruma. Van Geling Yan tot Nihad Sirees en Amin Maalouf.

Het festival – dat van donderdag 16 januari tot en met zondag 19 januari 2014 plaatsvindt in Den Haag – heeft ook de programmering rond: zie de website. Tirade zal ook aanwezig zijn op het festival, zo zullen acht auteurs, vier op vrijdag, vier op zaterdag, naar Den Haag komen om hun tirade uit het Tirade jubileumnummer, Tirade 450, voor te lezen. Details volgen.

Nu eerst verder met… Arno Camenisch….

Een citaat uit Achter het station (2013;p.36/37)*:

eend‘Onze oom heeft borstelige bakkebaarden en rijdt in een oranje eend. In zijn eend hangt een geurboompje met blote vrouwen erop. Hij rijdt hard, en als de zon schijnt neemt hij ons en Fido mee. Hij zet zijn pilotenbril op en rolt het dak naar achteren en wij staan op de achterbank en houden ons vast aan de stang in het midden van het dak. De wind zuigt onze haren naar achteren en op het rechte stuk laten we één hand los. Oom lacht en kijkt even naar de straat en dan weer naar ons. Fido zit op de bijrijdersstoel. Oom aait hem over zijn oren als hij huilt en houdt hem in de bochten bij zijn halsband. In de bochten piept de eend en hangt-ie zo scheef dat-ie haast omkiept.’

Als kind heb ik zelf zo op de achterbank van een Eend gestaan en ik bevestig: dit is het betere uitwaaien.

Welk boekje is beter? Sez Ner of Achter het station?

Daar kan de kamer een hele nacht over debatteren.

De grote charme van Achter het station – een paar maanden uit het leven van twee broertjes, verteld, door de jongste, in de eerste persoon, tegenwoordige tijd – is in ieder geval dat Camenisch de verwondering van het kinderperspectief paart aan het gevaar dat bij het (jongens)leven in de bergen hoort. Net als in Sez Ner valt er bijna op iedere pagina te griezelen om en te genieten van alle dood en destructie.

In de jongste nY, nY#19, karakteriseert een personage – in een door Matthijs de Ridder vertaald fragment uit Ian Hay’s roman The First Hundred Thousand (1915) – Charlie Chaplin als volgt: ‘Hij is de nieuwste filmster. Valt van daken en wordt omver gereden door motoren -’

Valt van daken. Wordt omver gereden.

Slapstick!

In mijn stukje over Sez Ner, vorige week, had ik het al over Chaplin en slapstick. Ook in Achter het station zijn de valpartijen en ongelukken weer geweldig – en soms ook hard en schokkend trouwens (p.12, p.18, p. 44, p.62, p.64, p.74).

Ik heb dezelfde leeftijd als Camenisch (35) en een speciale – en eigenlijk buitenliteraire – attractie van Achter het station voor jongens mannen van mijn generatie is het opduiken van oude bekenden als de VW Kever, Lucky Luke (steenkloppende Daltons!), Zorro, Gargamel, Tschupatschups, klapperpistolen en… moonboots.

Camenisch is – net als wij allemaal – onmiskenbaar opgegroeid met stripboeken en comedyseries. En dat heeft hem, mede, literair gevormd. Zijn Sinterklaaspassage (p.58) is een onvergetelijk voorbeeld van literaire klucht oder – overigens alleen oder als je de pagina’s die er naar toewerken oder ook hebt gelezen oder.

De aanwijsbare invloed die de massacultuur op Camenisch heeft gehad betekent overigens niet dat zijn tekst ook maar ergens voor lage cultuur/loos entertainment aangezien zou kunnen worden. Daar is Achter het station, de hele Sez Ner trilogie trouwens, te donker en ongenaakbaar voor. Zie bijvoorbeeld het bikkelharde tekstblokje op pagina 56 van AHS waarin de vader van de verteller die lieve Fido uit het vrolijke citaat hierboven overhoop schiet. Dat heeft met slapstick niks te maken.

Camenisch kan ijskoud te werk gaan. Kijk bijvoorbeeld hoe hij zijn verteller in de volgende scène laat opgaan in zijn spel:

‘Vader is in het restaurant. Wij staan achter het station. We lopen om de geparkeerde auto’s van de soldaten heen. Mijn broer somt de merken van de auto’s op. Ik noem de kleuren. We knielen voor de autodeuren. Mijn broer knielt voor een oranje auto. Ik kniel voor een rode. Met een spijker van Giacasep teken ik een huis op het zijportier. Mijn huis heeft een dubbele deur. Het heeft een raam naast de deur en twee ramen op de eerste verdieping. Op het dak liggen dakpannen. Op het dak staat een schoorsteen. Uit de schoorsteen komt. Ik teken gordijnen in de ramen. Naast het huis is een tuin. In de tuin teken ik bloemen. Ik teken ook een zon en wolken aan de hemel. In de lucht hangen twee vogels. In de tuin teken ik een grote boom. Onder de boom staat een hok. In het hok teken ik een konijn.’ (p.7)

Het resultaat is poëtisch en hilarisch tegelijk: een tekening op een autoportier krassen met de onschuld en concentratie die je alleen zou verwachten bij een kind dat gezellig thuis onder de keukenlamp zit te kleuren…

Wat keer op keer frappeert in Achter het station: Camenisch erkent, of begrijpt, dat kinderen uit andere stof zijn gemaakt dan volwassenen. En dat ze niet alleen anders waarnemen, maar dat ze dat ook doen vanuit andere waarden.

Ik kan hier moeilijk het hele boekje overtikken, dus je moet, tot slot, maar van me aannemen dat Camenisch ook in Achter het station een knappe balans tussen een vrije en hechte compositie heeft gevonden en dat… Nou ja… dat zie je wel als je zelf de tijd neemt/vindt om het boekje te lezen. Ja, vragen?

‘Wie is je favoriete personage uit de Sez Ner-trilogie?’

‘Luis uit Schlans.’

‘Waarom duikt er in de trilogie steeds een radio met een geknakte antenne op?’

‘Oeps… geen idee.’

‘Ik wil toch graag een antwoord.’

‘Eh… ik denk dat het een soort symbool is… voor de eenzaamheid van het leven in de bergen… Zijn er nog meer vragen?’

‘Je zei net dat je 35 bent, net als Arno Camenisch, maar jij bent toch uit 1973? Dan ben je toch – ’

‘Ach, sorry de conciërge staat al de hele tijd te gebaren dat hij naar huis wil. Bedankt voor jullie aandacht en tot de volgende week!’

Was ik zo’n meeloper die van die tuttige eindejaarslijstjes (boe!) opstelde, dan was Camenisch’ Sez Ner-trilogie de eerste uitgave die ik noteerde.

Soundtrack (bijna een definitie van slapstick): Everything that kills me makes me feel alive.

Volgende week: Alsof het voorbij is (II) – de tentoonstelling.

Tirade – prettige leesdagen!

Noot

*Alle citaten hierboven komen, tenzij anders vermeld (jahaa), uit Achter het station (De Weekblad Pers Groep, 2013)/Hinter dem Bahnhof (2010). Vertaling: Miek Zwamborn.

In de Oorshop

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Vroeger

IMG_3678‘Gil, weet je nog dat we maar net onze rekeningen konden betalen?’

‘Dat weet ik nog heel goed.’

‘Knuffel me eens.’

‘Zo, ongeveer?’

‘Hm-hm. En weet je nog dat onze vrienden afgedankte kleertjes brachten voor Nadim?’

‘Kleren voor mij, ook.’

‘Bijna vergeten! Die veel te grote jas waar je in rond bleef lopen.’

‘Ik droeg er een dikke trui onder, zodat de schouders niet zo afhingen.’

‘En ik had echt heel weinig schoenen.’

‘Die blauwe waren toch wel mooi?’

‘Een vrouw moet minstens zes paar schoenen hebben. Ze moet haar blik over haar schoeisel kunnen laten glijden.’

‘Wat lijkt dat lang geleden, 2013.’

‘Maar toen waren we wél heel gelukkig.’

‘Toen waren we óók heel gelukkig.’

‘Bedoel ik. Dat bedoel ik toch.’ 

‘Had jij ooit gedacht dat er olie onder ons huis zou zitten?’

‘Ik denk dat niemand dat verwachtte.’

‘Wacht eens…. In 2013 schreef je nog!’

‘Da’s waar ook. Boeken. Daar genoot ik best wel van.’ 

‘Maar nu is alles beter.’

‘Ja, schat. Nu is alles beter.’

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

De zegeningen van onderdrukking

Het is januari 1914, Anna Achmatova schrijft haar gedicht

 

Voor Alexander Blok

Ik bezocht een keer de dichter.
Klokslag twaalf. Op zondagmiddag.
Stil is ’t in de ruime kamer,
Buiten vriest het dat het kraakt,

En de zon, frambozenkleurig,
Boven vlokkig grijze nevel…
En hoe helder kijkt de gastheer,
Zwijgzaam als hij is, mij aan!

Met die ogen die geen mens ooit
Kan vergeten. ’t Ware beter
Om er zelfs niet in te kijken
Voor een waakzaam mens als ik.

Maar ik weet nog wat we zeiden
Op die rokerige middag
In die hoge, grijze woning
Bij de poort van de Neva.

Anna Achmatova (Vertaling Margriet Berg en Marja Wiebes)

Het zwarte vlak hing in een hoek van de zaal waar traditioneel altijd het icoon hing…

In het Stedelijk museum is een grote overzichtstentoonstelling van Kasimir Malevich (1879-1935). In 1914, het jaar van het  gedicht hierboven heeft Malevich een tentoonstelling in Parijs en kort daarna begint een nieuwe fase in zijn werk. Hij is een goede tekenaar en heeft heel wat Franse populaire ‘scholen’ geïncorporeerd voordat hij besluit dat de ultieme abstractie zijn nieuwe doel is. ‘Suprematisme’ doopt hij dit streven, en een zwart vierkant is het iconische keerpunt in zijn oeuvre en in zeker mate in de moderne kunst.

Het wonderlijke van dit gedicht van Achmatova is een extreme vorm van wat in elk gedicht gebeurt: de nadruk op wat er niet gezegd wordt. Een scène waarin twee dichters samenzijn staat of valt toch met wat men bespreekt. Maar de lezer hoort over de zon die frambozenrood is, de ogen van de dichter, die geen mens ooit kan vergeten, dat de middag rokerig is, maar de lezer verneemt niets over wat er gezegd wordt. En dat is het intrigerendste deel van het gedicht. Wat is er gezegd? Waarover spraken Achmatova en Blok?

Malevich_cavalry
De Rode ruiterij

Malevich abstraheert in het navolgend decennium, zijn verzamelingen ‘vormen’ worden  wereldberoemd. Hij geeft les in Duitsland over de nieuwe schilderkunst. Dan, rond 1927 besluiten de communisten dat abstractie bourgeois is. Als veel kunstenaars en schrijvers moet Malevich zich aanpassen aan de wensen van de paranoïde overheerser. Hij gaat weer boeren en boerinnen schilderen en deze bijvoorbeeld, bekend als omslag van een uitgave van Babel’s De Rode Ruiterij.

normal_malevich-carpenter-1928-32Malevich zal gezwegen hebben, maar hij spreekt in wat we zien. Op ‘De Rode ruiterij’ is een sliertje soldaatjes aangebracht die de naam rechtvaardigen, waardoor de communisten het prachtig gevonden zullen hebben, maar Malevich spreekt tot de kijker in het landschap, dat hem alle ruimte tot abstractie geeft.

De boerin hieronder, deze boeren en deze houtbewerker zijn ongetwijfeld bezig met het volbrengen van een 5-jarenplan, ‘maar ik weet wat nog wat we zeiden’ schildert Malevich in de vlakken en de kleuren.

peasants-1.jpg!BlogWat een soevereiniteit dat dichters en schilders datgene wat ze belet wordt te melden luid en duidelijk de eeuwigheid in krijgen, terwijl de contemporaine censors voorgoed de mond gesnoerd is.

200505malevich16Een verontrustend bijeffect is wel dat in onderdrukking zulk goed werk tot stand gebracht lijkt te kunnen worden. De oekaze jegens Malevich heeft hem beslist tot zijn beste werk gebracht.

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Jan Mesdag en Godfried Bomans

Afgelopen weekend las ik Jeroen Brouwers’ opnieuw uitgegeven monografie over Godfried Bomans. Brouwers’ hoofdgedachte van dat boek is dat Bomans nooit een écht grote schrijver werd, vanwege zijn angst voor – zoals Bomans zelf ergens schreef – ‘exhibitionisme van mijn diepere gevoelens’.
            Zo populair als Bomans bij zijn leven was, zo compleet vergeten was hij tot voor kort. De CPNB wilde daar verandering in brengen en maakte zijn klassieker Erik of het klein insectenboek het Nederland Leest-boek van 2013. Het is wonderlijk dat een boek dat decennialang gigantisch populair was, tegenwoordig nauwelijks nog waardering krijgt. ‘De diepe laag in het boek is doorgaans niet dieper dan de vage spreuken in de Happinez-kalender die bij mijn moeder op het toilet hangt,’ schreef Toine Donk in De Volkskrant. En Daniël van der Meer ‘vond het werkelijk niet om door te komen zo belegen’. Daan Stoffelsen schreef op Recensieweb: ‘Bomans’ taal heeft de tand des tijds niet doorstaan.’
           
Brouwers’ boek verscheen voor het eerst in 1981, als bijlage bij Vrij Nederland. Toen wist nog nagenoeg heel Nederland wie Godfried Bomans was en werden zijn boeken nog altijd gelezen. Bomans is een voorbeeld van hoe snel een oeuvre kan verstoffen en in de vergetelheid belanden.
           
Bomans werd belemmerd door angst voor exhibitionisme van zijn diepere gevoelens – een echo daarvan kwam ik tegen in de documentaire Jan Mesdag zingt Brel, van Emma Westermann. Mesdag was een zanger en kleinkunstenaar die op zijn vierendertigste stierf aan aids. Vlak voor zijn dood maakte hij een album met Brel-vertolkingen. Hoogtepunt van de documentaire is wanneer je hem ‘Verlaat me niet’ hoort zingen, terwijl je beelden ziet uit Een fotograaf filmt Amsterdam van Ed van der Elsken.
           
Mesdag (1953–1988) heette eigenlijk Jan Henry de Vey Mestdagh. Aan Hans Vogel van Het Parool vertelde hij vlak voor zijn dood: ‘Brel is altijd honderd procent trouw gebleven aan zichzelf. In elk woord dat hij heeft geschreven en gezongen. Ikzelf heb dat heel vaak niet gedaan. Daardoor ben ik nooit boven een bepaalde middelmaat uitgegroeid. Het is vreselijk om 34 jaar lang met veel meer diepgang in je lijf te worstelen en dat nooit vorm te kunnen geven.’
           
Door dit citaat moest ik aan Bomans denken, die – en dan baseer ik me op het boek van Brouwers – ook niet honderd procent trouw bleef aan zichzelf. Hij bleef ‘stukjes’ maken en op televisie verschijnen. Mesdag en Bomans slaagden er allebei niet in om hun ‘diepere gevoelens’ vorm te geven. Bomans omdat hij niet durfde. Misschien was het Mesdag wel gelukt als hij niet zo jong was overleden.

Nu te koop: Tirade 451

Je lange winterjas. Sjaal, wanten. Gewatteerde laarzen. En natuurlijk die gekke berenmuts die je grootvader altijd droeg als ie tijdens de Hongerwinter op z’n zwarte, zware herenfiets (nul versnellingen, houten banden) aardappelen ging halen in de Noordoostpolder.

‘Hè?’

‘Je moet je hut uit!… De winter-Tirade is verschenen!’

Tirade 451, het allerlaatste nummer van het prachtjaar 2013, bevat bijdragen van de volgende, hier alfabetisch gerangschikte, auteurs:  Álvaro Enrigue, Jaap Ferwerda, Harrie Geelen,  Detlev van Heest, Heinrich Heine, D. Hooijer, A.E. Housman,  Rebecca Makkai, Lieke Marsman, Jan van Mersbergen, Charlotte Mutsaers, Arjaan van Nimwegen, Elisabeth van Nimwegen, Wouter van Oorschot, Carel Peeters, Eugenia Rico, Stevie Smith, Leo Vroman en Hannah van Wieringen.

Het nummer is te koop in de echtere boekhandel én kan worden besteld via deze website.

‘Ik heb al een abonnement… mag ik dan nog losse nummers bijbestellen om cadeau te doen aan familie, vrienden en bekenden?’

‘Maar natúúrlijk! Bestel er zoveel je maar wilt!’

Tirade 451 – verlicht.

Tirade 451 – pakt je helemaal in.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Warm

    Warm

    Hitte verbindt. Er wordt minder van je verwacht; je verwacht een stuk minder van anderen en veel minder van jezelf. Bij hitte doe ik alles langzaam en merk dan dat ik hetzelfde gedaan krijg – zelfs na vijf duiken in de gracht en anderhalf uur staren sluit ik mijn laptop in de middag met tevredenheid....
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Eline Helmer
    Eline Helmer

    Eline Helmer (1993) begon na een BA Antropologie (University College Utrecht) en MSc Russische en Oost-Europese Studies (University of Oxford) in 2017 aan een PhD (University College Londen). Ze woont en werkt sinds 2015 in Rusland; eerst één jaar in Pskov, daarna in Sint-Petersburg en ze portretteerde voor Tirade mensen die ze ontmoet.

  • Foto van Lia Tilon
    Lia Tilon

    Lia Tilon (1965) debuteerde in 2002 met de roman Huizen van papier bij Uitgeverij De Arbeiderspers. In 2012 publiceerde Uitgeverij Cossee haar roman Zielhond, in 2017 gevolgd door Archivaris van de wereld. Tilon schrijft romans en korte verhalen. Zij blogt over emigratie en de vraag wat heimwee is. Is heimwee wel verbonden met een plek in je leven, of aan het gevoel dat je had toen je je op die plek bevond? En maakt het wat uit?

  • Foto van Sem van de Graaf
    Sem van de Graaf

    Sem van de Graaf (2002) schrijft absurde verhalen die uit de bocht vliegen en toch een sterke moraal communiceren. Zijn werk is komisch, vervreemdend en oprecht.Hij studeert af van Writing for Performance aan de HKU met het lange filmscenario ‘Een stoel, de dief en Elske’ en zijn onderzoek ‘Handen’. Verder schrijft hij toneel voor verschillende groepen, waaronder zijn eigen collectief ‘bröd’ waarmee hij met de gelijknamige voorstelling in Zaal 3 stond. Zijn VHS-korte films stonden op het Rotterdams Open Doek en het Gouds Filmfestival, waar hij de prijs won voor Beste Film Jong Talent.