AM over Beyoncé

Mooie boeken komen soms uit onverwachte hoek. Bijvoorbeeld van Beyoncé. Van de week stuurde ik haar een mailtje:

Dear Beyoncé, thank you so much for your new album. I loved loved loved it and will continue to do so forever. I also want to thank you for introducing me to Chimamanda Ngozi Adichie. I read Americanah so fast my eyes almost started spinning. By the way, I am a little bit of a writer myself and if you ever want to quote from my work, please feel free to do so. Yours forever, Anne-Marieke

NRC gaf het nieuwe album van Beyoncé vijf sterren. Dat verraste me en ik schafte het aan. Ik vond het inderdaad een indrukwekkend album. Episch bij vlagen. Ik vond Beyoncé altijd al stoer. Wat je noemt een tof wijf. Maar haar muziek had op mij tot nu toe nog geen onsterfelijke indruk gemaakt (toegegeven: behalve single ladies ook vanwege het bijbehorende dansje). Misschien heeft ze wat meer diepgang gekregen sinds ze moeder is, dacht ik. Of sinds ze het met Obama doet, dacht ik ook. Want begin dit jaar las ik het fascinerende bericht dat volgens betrouwbare bron uit het roddelperscircuit (kan dat?) binnenkort zou uitkomen dat Obama en Beyoncé het met elkaar deden. Obama en Beyoncé. Het is van het kaliber Kennedy en Marilyn Monroe. Caesar en Cleopatra. Obama ontkende, wat op zich al verdacht is. Bush ontkende immers eerder ook dat er gemarteld werd op Guantanamo Bay. Ook is het natuurlijk opvallend dat Beyoncé en Obama tegelijk in Amsterdam waren. Toen de Airforce One landde op het museumplein werd Beyoncé gesignaleerd op de fiets in de stad. Even later fietsten Jay-Z en baby Ivy-Blue zonder haar over de Ceintuurbaan.

 

Maar dat terzijde.

Op de nieuwe plaat van Beyoncé hoorde ik tot mijn vreugde Nigeriaans Engels. Een van de mooiste Engelse accenten, als je het mij vraagt. Plechtig en zangerig, uitzonderlijk vriendelijk, met een hintje stoer. Ik heb nog niet echt iets gezegd over mijn werk. Maar wat ik doe is afluisteren en accenten herleiden (iets wat nog lastig is om niet altijd te doen). Dus ik nam Yoncé’s nieuwe cd mee naar kantoor en draaide hem op ons geluidssysteem.

Mijn baas riep wat dat moest met die herrie.

Ik zei dat we aan het werk waren.

Luister, een Nigeriaanse stem. Denk je niet? vroeg ik collega Gerard (die vorig jaar Beyoncé nog mailde of ze wilde komen optreden op de sweet sixteen van zijn dochter)

De vrouwenstem zei dingen als: we tell our daughters: you can have ambition but not too much, you should aim to be succesful but not too succesful. Otherwise you will threaten the man.

Too much, beaamde Gerard. Onmiskenbaar Nigeriaans.

Waren we toch benieuwd wie die vrouw dan was. Dus we googleden: beyonce nigeria feminist. En de citaten bleken afkomstig van Chimamanda Ngozi Adichie, een Nigeriaanse feministe met een bijzonder mooi en ingewikkeld kapsel. En schrijfster.

adichie

Ook bleek dat New York Times haar roman Americanah een van de vijf beste boeken (fictie) van 2013 vond. Die bestelde ik dus. En ik las Americanah op vakantie. In drie dagen waarvan ik me weinig anders herinner dan het omslaan van pagina’s en de lome warmte aan dek van een schip van Bangkok naar een Thais Ko.

Beyoncé reageerde tot op heden niet op mijn mail. Maar ja, op die van Gerard van vorig jaar had ze ook nog niet gereageerd. Ik hou er dus rekening mee dat haar antwoord nog wat op zich zal laten wachten.

In de Oorshop

Amsterdam, 19 april 2014

Optie 8Lieve Arjen,

Ik schrijf je met verf op mijn knuisten. Deze week heb ik onze keuken verbouwd, zodat ik jou en je Boy Wonder weer met goed fatsoen kan ontvangen. De punten waarop je me voor jullie vertrek naar Austin wees zijn allemaal aangepakt. 

Het messingen rek voor mijn pannenlappenverzameling is er gekomen, en in combinatie met de kanariegele muren (dank nog voor de stalenkaart!) is het geheel echt adembenemend geworden. Ach, wat zal jou geweldige kleurgevoel aansluiting missen in Texas, waar ik vermoed dat alles hardrood, hardwit en hardblauw is. 

Birre wees me erop dat mijn pogingen een personage van je te maken waarschijnlijk meer over mijzelf zeggen dan over jou.

‘Die Arjen Vanlith,’ zei ze, ‘die cowboy. Dat zou je zelf willen zijn.’ 

‘Denk je?’ 

‘Is het geen homo-erotische fantasie van je, zo’n cowboy? Die douchescène met die zeep… Toch het onderzoeken waard, lijkt me.’

Hartverscheurend, als de vrouw met wie je al bijna 10 jaar lief en leed deelt, je zo slecht blijkt te kennen. 

De vraag in hoeverre een schrijfsel niet-autobiografisch kan zijn blijft natuurlijk relevant, maar terwijl ik deze woorden tik heb ik verdomme wél zaagsel in mijn haar. ZAAGSEL, zeg ik je.

In je laatste brief schreef je nota bene zelf dat ik een alfamannetje ben. “Jij hebt leiderschapskwaliteiten,” schreef je. “Jij hebt een zwarte band in aikido. […] je hebt je mannelijkheid definitief bewezen met je zoon, die […] het product is van […] hoogwaardig zaad.”

Die paar weekjes mannenvakantie per jaar, die heerlijke dagen samen met jou en Boy Wonder in ons huisje in Thailand, moeten die gezien worden in het licht van een verdrongen verlangen mijnerzijds? Is er iets specifiek homoseksueels aan de prachtige foto waarop we in onze string zitten te schrijven op de veranda, terwijl Boy Wonder ons met de hand hele trossen kleine bananen voert?

Alsof Hemingway niet in zijn onderbroek schreef. Als er in zijn dagen strings waren geweest, dan wéét ik dat hij ze zou hebben gedragen. The Sun Also Rises, indeed.

Birre zegt dat ik opvallend veel tijd besteed aan een verweer tegen iets wat helemaal geen aanval hoeft te zijn. Ze vraagt of jij misschien ook denkt dat ik iets te verbergen heb.

‘Vraag het hem maar,’ zegt ze. ‘Arjen zal je eerlijk antwoord geven.’

Nou, mooi niet. Ik vraag niks.

Iets heel anders: deze week heb ik een paar chaps gekocht. De meneer in de winkel was heel aardig. Ik legde uit dat ze een cadeau zijn voor een vriend van me, die cowboy is. De man bleek mijn briefwisseling met Arjen Vanlith te kennen, en klopte me bemoedigend op mijn bips terwijl ik mijn pincode invoerde.

Morgen gaan de chaps op de bus naar cowboy Arjen Vanlith, p/a Arjen van Lith, Austin Texas. Kun jij zorgen dat hij ze krijgt? Voor het gemak heb ik jouw maten aangehouden, met een centimetertje erbij zo hier en daar. 

Een wat ruwe stereotiep mannelijke omhelzing van je vriend in Amsterdam,

 

Gilles

______________________________________________________

Elke zaterdag op Tirade.nu: de briefwisseling tussen Arjen van Lith, emigré te Austin en Gilles van der Loo, thuisblijver te Amsterdam.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Waarom wij lak hebben aan klimaatverandering

Waarom hebben we zo laat en inadequaat ingegrepen toen bleek dat de mensheid een rampzalige klimaatverandering in gang had gezet? Waarschijnlijk omdat dat woord –rampzalig – te groot voor ons is en vraagt om aanhalingstekens en ironie. Zadie Smith treurt in haar prachtige korte essay Elegy for a Country’s Seasons over alles wat door de weermetamorfose van de laatste jaren verloren is gegaan: de stormen die beperkt bleven tot het voor- en najaar, de eerste warme dagen die pas in mei kwamen, en in december de hoop op een witte Kerst in plaats van de angst voor een overstroming. Zadie Smith stelt de vraag naar de traagheid van onze verontwaardiging en actie. Ze oppert dat we er simpelweg van uit zijn gegaan dat het klimaat niet kón veranderen, hoewel we natuurlijk wisten dat we in staat waren flink wat schade toe te brengen. We konden ons niet inbeelden dat we het ritme en de gang van de natuur zelf zouden ontwrichten, schrijft Smith, ‘just as a child who has screamed all day at her father still does not expect to see him lie down on the kitchen floor and weep’.

Waarom? Als dat een schuldvraag is, moeten we niet meteen wijzen naar de mijnbouw- en olielobby die er de afgelopen decennia alles aan gedaan heeft om het overvloedige wetenschappelijke bewijs in twijfel te trekken. Wat die bedrijven en hun advocaten doen is niet meer dan mist verspreiden. Met wat leeswerk verkrijg je snel een overzicht over wat er te verwachten valt. Te weten: een opwarming van de aarde die het dubbele bedraagt van een ooit als penibel beschouwde twee graden Celsius; een stijgende zeespiegel, verdwijnende eilandengroepen, verplaatste steden, ondergelopen kustgebieden; de toename van verwoestende orkanen; in Noord-Europa en Rusland wat bevroren gronden die beschikbaar komen voor landbouw; grote perioden van droogte afgewisseld met massale overstromingen; het gevaar van ontsnappend methaangas uit bevroren toendra’s, waardoor de opwarming in een onoverzienbare versnelling kan komen.

Allemaal allang bekend, wie het leest krijgt onbewust de neiging zo’n opsomming verveeld weg te swipen. De wetenschappelijke discussie gaat tegenwoordig over de economische kosten van de komende ramp, wiskundig wapengekletter. En zeker ook, nadat is gebleken dat de reductie van CO2-uitstoot (de transformatie naar duurzame energie) te langzaam gaat, over de vraag met welke technieken de huidige opwarming kan worden afgeremd. Door opslag bijvoorbeeld, maar ook met behulp van technieken die het zonlicht zouden moeten weerkaatsen opdat het op aarde wat koeler wordt. Denk aan grote spiegels in de ruimte en het massaal spuiten van sulfaat in de stratosfeer. Geen sciencefiction, helaas.

Dat ik pas onlangs de moeite nam om me überhaupt van deze feiten op de hoogte te stellen, is te danken aan de Nederlandse klimaateconoom Richard Tol. Hij nam afstand van de beleidsaanbevelingen van het klimaatpanel van de Verenigde Naties (IPCC), het instituut waarvoor hij werkzaam is. Hij vond die aanbevelingen ‘alarmistisch’. Al te pessimistische waarschuwingen zouden contraproductief werken; we konden beter geloof hechten aan het aanpassingsvermogen van de mens. Een monter uitgangspunt, in The Financial Times legde Tol uit wat hij bedoelde. Een land als Bangladesh moest maar een voorbeeld nemen aan het arme kleine Nederland, dat al in de jaren vijftig van de vorige eeuw met succes een watersnood had overwonnen!

Als zulke argumenten – beste Syriërs, wordt als Nederland en sluit vrede, dat hebben wij in 1830 ook met de Belgen gedaan – gelden als teken van gezond verstand, moet je je pas echt zorgen gaan maken. Zeker toen Simon Kalf in een reactie (NRC, 8 april) stelde dat de klimaateconoom zelf blijk geeft van een pessimistisch wereldbeeld. Tol had namelijk geschreven dat het vijftig tot honderd jaar zou duren om te komen tot een koolstofvrije economie – een bij uitstek defaitistische stelling. Want de winning van overgebleven fossiele brandstoffen wordt met het jaar duurder; het is dus van levensbelang, legde Kalf uit, de miljarden die in het bovenhalen van vervuilende brandstoffen gepompt wordt, het komende decennium te investeren in onderzoek naar alternatieve energiebronnen. Moeilijkheid: het gaat om gigantisch veel geld en dus macht – van zowel multinationals als wereldleiders.

De ‘alarmistische toon’ vond ik overigens niet meteen terug in het droge proza van het IPCC-beleidsstuk. Het oordeel ‘alarmistisch’ is wat dat betreft het meest alarmerend – alsmede de gretigheid waarmee dat woord vervolgens opgepikt werd in de pers. Nota bene Tol zelf oordeelde een jaar geleden nog in een opiniebijdrage in het Financieel Dagblad dat alle onzekerheden die het veranderende klimaat met zich meebrengt juist tot verregaande maatregelen nopen.

Waarom wilde ik niets van die klimaatsverandering weten?  Zadie Smith wijst op een gebrek aan verbeeldingskracht, maar het zal ook mijn afkomst wezen. Net als Richard Tol kom ik uit Nederland en ben opgegroeid met verhalen over de Watersnoodramp en de heroïsche Deltawerken; er is altijd wel een oplossing voor elk milieukundig vraagstuk te vinden. Hoe vormend was niet Jan Terlouws Oosterschelde; Windkracht 10, waarin uiteindelijk  het compromis tussen veiligheid en behoud van de natuur gevonden wordt?

In Nederland zelf heerst een lutherse mentaliteit – we moeten elk op onze eigen manier bijdragen aan een goede wereld. Verbeter de wereld, begin bij jezelf. En doen we met ons groenestroomabonnement, onze elektrische auto en wat windmolenparken voor de kust niet al genoeg? Maar de opwarming betreft de aarde, niet alleen Nederland. Het gaat in de allereerste plaats om wat landen als China, Japan, de Verenigde Staten voor maatregelen nemen; en hoewel China fors investeert in alternatieve energiebronnen, blijven door de groeiende economie (alle telefoons en tablets die hier niet zijn aan te slepen) de kolencentrales draaien. Je kunt lak hebben aan de klimaatverandering, maar die houd je daardoor nog niet tegen.

————-

Rovers-De-zon-is-het-probleem-nietDaniël Rovers is schrijver van de essaybundels Bunzing en De figuur in het tapijt en de romans Elf en Walter. Met Iannis Goerlant vertaalde hij David Foster Wallace’ De bleke koning. Op zondag 4 mei aanstaande verschijnt zijn bundel (anti)reisverhalen getiteld De zon is het probleem niet. In het jongste nummer van Tirade, Tirade 453, publiceerde Rovers het reisverhaal The Killing Fields. In Tirade 450 publiceerde hij een tirade tegen zichzelf.

Het Licht, de Waarheid en de Weg

De gewaarwording dat het universum een plan met je heeft is het gevolg van onze drang om uit een chaotische brij van aangeboden stimuli regels te kristalliseren; om lijn te vinden in wat ons overkomt. 

Een instinct om opgedane ervaring te generaliseren naar andere situaties is aanwezig bij alle diersoorten die het hebben gered. 

Wie enig belang aan Darwin hecht, kan bedenken dat oerguppen die niet leerden om de grote gele snoek te mijden nooit de kans hebben gekregen om iets te worden wat op het land zou gaan lopen. Het nageslacht van die ene oergup die inzag dat het misschien beter was om alle grote vissen te mijden, slalomt nu Whatsappend op de fiets door de ochtendspits.

Dit zoeken naar generaliseerbare kennis, naar onderliggende regels, leidt ertoe dat we wat ons overkomt proberen te plaatsen; trachten onder te brengen in een te volgen lijn. 

Wat ik zeg is: dingen overkomen je zonder dat daar een bedoeling achter zit, en het gevoel dat ‘het allemaal zo heeft moeten zijn’ en er een master plan is, maak je zelf. Het bewijs hiervoor falsificeer je eigenhandig, door die gebeurtenissen te markeren die in je verwachting of hoop passen, en andere te negeren. Zo plegen we aan de lopende band fraude bij onze eigen werkelijkheidsvorsing. 

Dat was de lelijke manier om het te bekijken. Je zou ook kunnen zeggen dat we onze individuele werkelijkheid scheppen, lijn aanbrengen in ons eigen verhaal. Ieders levenswerk is dan het schrijven van dat verhaal, en het geloof waarin je je laatste adem uitblaast zal uiteindelijk waar blijken, al was het maar omdat er geen weerlegging volgen kan.

Gisteren werkte ik aan een hoofdstuk voor mijn nieuwe roman, die zich aan de westkust van de Verenigde Staten afspeelt. De hoofdpersoon is kok. Mijn laatste zinnen van de dag waren: 

Samen lopen we naar de keuken. Freddy heeft de deur opengezet. Onzeker zonlicht valt over de noppenmat, de tegels en het deksel van de vetafscheider. Ik haal de pen uit het slot van de koeling en schuif een groentekrat aan de kant. 

Ik sloot het document met het gevoel dat ik te vaak over licht schrijf. Ik opende het bestand weer, en ontdekte dat het woord ‘licht’ in dertig bladzijden tien keer voorkomt. Zeven keer in de betekenis van zichtbaar licht. Nu heb ik geleerd om in de schrijffase nooit aan mijn werk te twijfelen, maar toch knaagde het. Tot ik afleiding zocht op Tirade.nu en daar de dagcolumn Wat het licht doet van Menno Hartman las, waarin hij schrijft:

“Vanmorgen […] bedacht ik dat het misschien mogelijk is goede literatuur te definiëren als literatuur waarin de schrijver zich bewust is van wat het licht doet. Kijken is de belangrijkste bezigheid van de schrijver. Schrijvers die niet regelmatig of althans soms melden wat het licht doet, zijn minder goede schrijvers. Ik ga daar voorbeelden van verzamelen. Uiteindelijk hebben we weinig meer dan het licht in onze ogen, totdat we ook dat niet meer hebben.” 

Aanzienlijk opgebeurd besloot ik een rondslingerende Volkskrant te lezen, en meteen stuitte ik op een verhaal over een Scandinavische kunstenaar die een van zonlicht verstoken dorp in een gletsjerdal met behulp van spiegels uit het donker haalde.  

Misschien ken je Menno Hartman niet. Dat is jammer. Hij heeft een plan met je. Met ons allemaal, eigenlijk. 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Wat het licht doet

Ik sluit niet uit dat ik een zak chips at, toen ik het dagboek van Anne Frank las. En chips hadden ze in Bergen Belsen niet.  Nu kun je mensen niet verwijten dat ze een leuke avond willen, maar je kunt je wel afvragen of een leuke avond hebben past bij iets als het dagboek van Anne Frank. Vroeg of laat krijgen de meeste mensen met lijden te maken, liever laat natuurlijk. Lijden is een elementair deel van leven. Zelf verkies ik het dagboek te lezen boven een avond op pluche en met gekonfijte parelhoen. Zoals ik verkies mijn Mattheuspassion, persing 1945 in de uitvoering van het Concertgebouworkest onder directie van Willem Mengelberg te beluisteren, op een houten stoel, zeven keer opstaan om een plaat te draaien,  boven een arrangementje met Leusink.  Om eerlijk te zijn haat ik alles waar je een arrangementje van kunt maken, het is een van de meest misselijkmakende woorden in de Nederlandse taal. Met op een mooie tweede plaats: ‘lekker genieten’.

Bach schreef schitterende muziek, maar ik denk inderdaad dat je die niet moet genieten, maar kaal ondergaan en trachten mee te voelen, mee te maken, en niet aan te zien of aan te horen.  Kortom, er iets van begrijpen. Het gaat om de afstand. De industrie rond de Mattheus staat mij net zo tegen als een musical over Anne. Waarom?  Waarom denk ik dat op een houten kerkbank zitten in een kleine kerk beter is dan in een riante zetel in het concertgebouw? Omdat je mee moet lijden? Waarom moet je een dagboek van Anne Frank lezen en niet in een theater ondergaan met spektakel? Omdat die zaken tegengesteld zijn aan de essentie van de inhoud. Het dagboek van Anne Frank gaat over geheimen van een meisje in bange oorlogstijd, over haar hoop en verwachtingen en onze wetenschap dat die gefnuikt zijn op brute wijze. De passie van Bach gaat over religie en overgave. Je kunt beter dat dagboek lezen, of Het verhaal van mijn leven van Levie de lange bijvoorbeeld, om er iets van te begrijpen. Misschien kun je ook beter rustig naar muziek luisteren in je eentje dan het Leusink theatraal uit zijn tenen te zien trekken. Bij het Erbarme Dich denkt Leusink aan zijn bankrekening en ik voel dat. (Snapt zo’n man niet dat je niet kunt twitteren dat de stille week begonnen is? ‘De stille week is begonnen in de uitverkochte @Martinikerk. Morgen om 18.15 interview Pieter Jan Leusink @eenvandaag pic.twitter.com/W7PDa1clHE)

Dat brengt mij op de zon. Vanmorgen toen ik deze foto maakte bedacht ik me dat het misschien mogelijk is goed literatuur te definiëren als literatuur waarin de schrijver zich bewust is van wat het licht doet. Kijken is de belangrijkste bezigheid van de schrijver. Schrijvers die niet regelmatig of althans soms melden wat het licht doet, zijn minder goede schrijvers. Ik ga daar voorbeelden van verzamelen. Uiteindelijk hebben we weinig meer dan het licht in onze ogen, totdat we ook dat niet meer hebben.

 

‘Wer hat dein Augenlicht,

Dem sonst kein Licht nicht gleichet,

So schändlich zugericht’?

 

 

ps Wat het licht doet is een prachtige dichtbundel van de ondergewaardeerde dichter Hans Tentije.

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

De hele flikkerse händel

1.

‘Montgomery Clift? Dat heb ik niet.’

‘Echt niet…?’

‘Je had hier tien jaar geleden moeten komen, toen stelde de posterhandel nog wat voor. Toen had ik het vast wel gehad.’

‘Nu niet meer?’

‘Als je het niet gelooft kan je zelf kijken.’

Ik keek nog eens rond en zag in de zaak alleen maar mappen met filmposters in plastic hoezen. Als er ergens een echte Clift te vinden is, dan toch hier, maar zelf zoeken in die ongesorteerde meuk had geen enkele zin. De winkelier leek een beetje op een handelaar in oude brommeronderdelen en het liep tegen zessen. Ik wenste hem succes met zijn handel, terwijl ik hoopte dat hij eeuwig zou blijven zitten met z’n winkeldochters.

 

2.

Vanuit de volgende filmposterwinkel schalde mij keiharde klassieke muziek tegemoet. De baas van het morsige zaakje stond net een broodje weg te kauwen.

‘Eet smakelijk! Welke opera is dit ook alweer?!’

Hij drukte een knop op de stereo in en trok er een cassettebandje uit.

‘Iets van Händel, geen idee welke, want dat heb ik er natuurlijk weer niet op geschreven. Ik neem die dingen altijd op van de radio en dan vergeet ik wat het was. Mooi hè? Hou je van opera? Ja? Weet je wat ik ook zo mooi vind? Ken je die film van Lars von Trier, Antichrist, daar zit ook een stuk van Händel in. Helemaal aan het begin, die scène met dat stel dat ligt te vrijen en dat kindje… Geweldig, die harde klappen. Wacht, wacht, ik zoek het op.’

Op een laptop tikte hij met één vinger iets in.

‘You… tube… H – snap jij dat nou? Dat er op het toetsenbord zo’n hoge komma zit, of twee? Nou ja, h-a-n-d-el, antichrist. Mmh, en welke is het dan?’

‘U bedoelt Lascia ch’io pianga?’

‘Wat? Ah, je bent een kenner. Hier heb ik het. Moet je eens zien.’

Terwijl we naar de openingsscène van de film keken draaide hij het volume zo hoog dat de andere klanten spoorslags vertrokken. We zagen het jonge vrijende stel, alles gefilmd in slowmotion, en het jongetje dat met zijn teddybeer in een ander kamer van het appartement aan het spelen is. Dat het raam nog openstaat is geen probleem, totdat hij op een tafel klimt en heel langzaam de sneeuwnacht in verwdijnt. Eerst valt de beer, dan hij. Lascia ch’io pianga.

‘En? Prachtige uitvoering hè? Ik wil dit graag op de begrafenis van mijn vrouw draaien, met het beeld erbij. We kunnen vast wel ergens een beamer vandaan halen.’

‘Wil uw vrouw dat ook?’

‘Ja, ik heb het haar gevraagd. Maar ik weet niet meer wat het antwoord was. Zeg, wat betekent dat eigenlijk, lascia…?’

‘Laat me huilen.’

‘Wat? Oh, in Farinelli zit ie ook.’ Klik. ‘Meesterwerkje, hoor.’

‘Is dat Jeroen Krabbé?’

‘Nee, die speelt niet in zo’n film. Maar je bent een liefhebber? Wat moet ik nog meer luisteren? Ik ken alleen maar Händel.’

‘Nou eh… Mozart, misschien wel Haydn, maar dat is meer van hetzelfde.’

‘Wat? Dat klinkt nou al saai.’

Ik verzweeg dat ik Händel ontzettend saai vind, vooral zijn koren zijn om dood bij neer te vallen. Hij haalt steeds weer hetzelfde trucje uit en daardoor zijn al die opera’s volstrekt inwisselbaar. De meesten kennen het Hallelujah uit The Messiah alleen maar omdat de melodie dezelfde is als die van ‘Hou je smoel ja, hi ha hondelul’. En dat is voldoende.

 

3.

‘Maar goed, even iets anders. Heeft u ook iets van Montgomery Clift? Een poster of zo?’

‘Niet een boek? Dat heb ik wel. Even zien hoor, ja hier. Waar speelt ie ook alweer in… The Heiress, A Place in the Sun, I Confess – heb ik wel een poster van maar die verkoop ik je niet…. Nee, dat wordt ’m niet. Misschien heb ik wel een fotootje.’

Hoog uit een kast kwam een stoffige envelop met een grote C erop. Hij haalde er een stapel foto’s uit, spreidde ze uit op het tafeltje en liet mij m’n gang gaan. Oude stills uit verschillende films, vooral uit Freud, maar daarin droeg Clift een baard dus die waren niet geschikt. Er was één originele ansichtkaart uit de jaren vijftig met een officiële Paramount-portretfoto bij.

‘Kunnen we zaken doen?’ vroeg ik terwijl ik de kaart ophield.

‘Ah, je bent een liefhebber?’

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Het naamloze teentje

    Het naamloze teentje

    (beeld: Don Duyns) …En het weekend… kwam tevoorschijn. Ik sla de dekens van me af en zet mijn blote voeten op de grond. Het zonlicht spiekt langs de gordijnen. Ik wrijf in mijn ogen met mijn armen wild omhoog en omlaag, alsof ik vliegen wil. Dat wil ik ook: ik spring op. Het weekend is...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Diepzee – over hoop en wanhoop

    Diepzee – over hoop en wanhoop

    Larousse 20 In 1920 werd in Michigan een meisje geboren. Marie Tharp heette ze. Haar vader onderzocht grondsoorten en ze ging wel eens mee als hij op veldwerk ging. Zo leerde ze iets over het in kaart brengen van land. Toen in de Tweede Wereldoorlog de mannen in de ijzerindustrie werkten of als soldaat meevochten...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Oaseman

    Oaseman

    Na drie dagen door Marokko te hebben gereisd over extreem droge vlaktes, langs rode, gele en zwarte rotsformaties, door dorpjes opgetrokken uit het stof waarop ze stonden en voorbij bergkammen waar nog sneeuw lag, daalden we weer langzaam af. Ons doel was de woestijn, waar B en de kinderen erg naar uitzagen. Ik had al...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Gregor Verwijmeren
    Gregor Verwijmeren

    Gregor Verwijmeren studeerde Taal- en Cultuurstudies aan de Universiteit Utrecht en gitaar aan het conservatorium in dezelfde stad. Hij publiceerde fictie in onder meer De Gids en Flash: The International Short-Short Story Magazine. De vorm van geluid, zijn debuutroman, werd uitgegeven door Van Oorschot, en is wereldwijd de eerste roman over tinnitus (en muziek en geluiden) die door een mainstreamuitgeverij is uitgegeven. Gregor werkt momenteel aan zijn tweede roman, waarvoor hij een beurs ontving van het Nederlands Letterenfonds. In april 2021 zal hij Nederland vertegenwoordigen bij het European First Novel Festival in Boedapest (uitgesteld vanwege Covid). Hij is vader van drie kinderen en kookt en tennist graag in zijn vrije tijd.

  • Foto van Ida Hondelink
    Ida Hondelink

    Ida Hondelink is schrijver en performer. Ze studeert momenteel af aan de studie Writing For Performance aan de HKU. Reeds is ze actief als dichter en essayist op verschillende platforms en podia, waaronder Notulen van het Onzichtbare, Hard//hoofd, Dichters in de Prinsentuin, de U-Slam en de Nacht van de Literatuur. Haar werk is fantasierijk, maatschappijkritisch en heeft doorgaans een poëtische ondertoon.
    (portret: Lin Woldendorp)

  • Foto van Roos van Rijswijk
    Roos van Rijswijk

    Roos van Rijswijk is redacteur van Tirade. Ze publiceerde proza in diverse tijdschriften en de roman Onheilig (Querido, 2016).