Lucianus van Samosata

Het is altijd mooi als een bewonderde schrijver je op het spoor brengt van een andere. Zo kwam ik via Jacques Gans uit bij Lucianus.
            In 2006 kocht ik Gans’ roman Liefde en goudvissen in de fantastische tweedehandsboekhandel Het ivoren aapje in Brussel. Een prachtige naam voor een boekhandel, die is vernoemd naar een roman van Herman Teirlinck (die overigens dit najaar opnieuw zal worden uitgegeven door Atlas-Contact).
            Liefde en goudvissen vond ik schitterend, maar van de slotzin snapte ik geen snars. Die is namelijk nogal raadselachtig: ‘O Lucianus, dacht ik. Het is beter zo om niets te wegen.’
            Ik heb het boek sindsdien nog vaak herlezen en tot op de dag van vandaag is het me een raadsel wat Gans met die laatste zin precies bedoelde.
           
Het zal iets te maken hebben met het dubbeltje dat de hoofdpersoon in de zin ervoor op straat ziet liggen en vervolgens laat liggen: hij verkiest en is gelukkig met een leven zonder geld en bezit. Maar of die laatste zin een citaat of een parafrase van Lucianus is, en in welke context deze Griekstalige Romein dit of iets dergelijks heeft gezegd: geen idee.
            Wat ik met mijn gebrekkige geest in ieder geval meekreeg, was dat Gans deze Lucianus blijkbaar een interessante schrijver vond en wie weet zelfs een geestverwant. Mijn waardering van het werk van Gans gaat zo ver, dat ik er niet aan twijfelde dat deze Lucianus mij dan ook zou aanspreken. Maar tot voor kort kreeg ik nooit iets van Lucianus onder ogen. Tot vorige week.
            Op de boekenmarkt van het Spui vond ik een nogal klein boekje, uitgegeven door Athenaeum-Polak&Van Gennep, getiteld Ware verhalen. Op het omslag stond de afbeelding van een merkwaardig dier, ik geloof een kruising van een zebra en een kangoeroe. De schrijver was Lucianus van Samosata, die leefde van circa 120 tot 180.
            Het is me nog maar een paar keer in mijn leven overkomen, dat een eerste pagina me zo enorm aansprak. Een andere keer was, niet toevallig, toen ik de eerste pagina van Gans’ ándere autobiografische roman las, Het vege lijf. Die begint met de woorden: ‘Soms verlang ik naar de oorlog terug. Niet om de slachtoffers die hij kostte of om het vuurwerk en het gekraak van de bombardementen. Evenmin was ik zo’n flink soldaat. Het is de vraag of het schieten op de vijand mij wel goed was afgegaan. Toch ben ik geen pacifist en een gevecht van man tegen man ging ik nooit uit de weg. Het ontbreekt mij nog steeds niet aan strijdvaardigheid en er zijn opticiens in de stad die daar van weten.’
            Bij Lucianus trof ik op de eerste pagina een zelfde humorvolle, heldere, nuchtere en tegelijk krachtige stijl aan. Het boekje is vertaald door Boukje Verheij en Tyn Cuypers en bevat een reisverhaal van een ik-verteller naar het Tegencontinent, waarbij hij onder andere belandt op de maan, in een walvis en op het Eiland der Gelukzaligen.
            De ik-persoon begint zijn verhaal door te vertellen dat atleten niet alleen veel sporten maar vooral ook veel uitrusten. Dat beschouwen ze als een belangrijk onderdeel van hun training. Op een vergelijkbare manier, schrijft Lucianus, is het voor mensen die veel lezen belangrijk om na het doorwerken van zware kost, de geest wat rust te geven en in conditie te houden voor de volgende krachtinspanning. Ze kunnen dat volgens Lucianus het beste doen door zich dan bezig te houden met het soort literatuur ‘dat niet alleen puur amusement biedt, doordat het onderhoudend is en gemakkelijk weg leest, maar dat ook nog getuigt van enige cultuur en diepgang. En tot deze categorie zullen ze denk ik ook míjn werk rekenen.’ Ik vind dit prachtig.

In de Oorshop

‘Waar waren jullie toen ik de zon uit m’n poten liet vallen?’ – de Jezus dialogen (I)

Everybody worships.’  DFW

Veel mensen, Heel Veel Mensen, verheugen zich op zondagavond al op de Tirade-stukjes die de nieuwe week gaat brengen… om nog maar te zwijgen over alle plaatjes en filmpjes die je erbij cadeau krijgt!… en die mensen, die mensen die zich op zondagavond al verheugen op de Tirade stukjes die de nieuwe week gaat brengen, die mensen HEBBEN GELIJK! HAHAHA!

Nou/tja/hoppa/dus: wegens gerevitaliseerd enthousiasme (sneeuwpret!) – speciaal voor jou, jou, jou en vooral voor jou – een XXL-aflevering van Tirade op Maandag. Deze aankondiging is tevens bedoeld als RSI-alert. Pas op voor dol-scrollen.

En… actie!

‘Wie d’r vóór mij was geweest: geen idee… maar de pot zat vol strontresten.’

‘Zo’n action painting? Gadverdamme!’

‘Ja, ik heb wel zes keer doorgetrokken, maar ik kreeg die zooi gewoon niet weg, dus op ’t laatst heb ik de bruine stukjes er gewoon af staan pissen.’

‘Whaa!’

‘Wat moet je anders? Maar als je dat al vies vindt, moet je nu je vingers even in je oren stoppen, want terwijl ik met zo’n supersterke straal op die resten stond te spetteren, vloog er zo’n strontvlokje op – zo, flok!, tegen m’n linkerbrillenglas… begon meteen over het glas naar beneden te glijden, als een herfstblad op de voorruit van een auto… moet je je voorstellen, zo’n smeuïg brokje levensgroot op je bril… van schrik vergat ik helemaal om te richten, ik sproeide alle kanten –’

‘JONGENS WAT IS DIT VOOR CHAOS? WAT DOEN JULLIE HIER? WAAR IS MARTIJN? EN WAAROM HEEFT NIEMAND MIJ EEN SEINTJE GEGEVEN?’

‘Hoezo? Wie ben jij?’

‘IK BEN ERWIN WRATJES, DE AANWEZIGHEIDSASSISTENT VAN DE HEER KNOL, EN WIE JULLIE ZIJN INTERESSEERT ME GEEN ENE REET, STELLETJE VIESPEUKEN. ALS JULLIE FF VAN DE SITE AFGAAN, DAN KAN IK MIJN WERK GAAN DOEN. EN KAN IEMAND MARTIJN DE COULISSEN INDUWEN? DAT ZELFINGENOMEN ROTSMOEL VAN ’M HANGT ZOWAT TEGEN M’N MICROFOON. ZO KAN IK ME TOCH NIET CONCENTREREN?! ZO KAN IK TOCH NIET WERKEN?!’

‘Spreek jij altijd in kapitalen? Of alleen als je op je werk bent?’

‘En heet je echt Erwin Wratjes? Je lijkt namelijk heel erg op – ’

‘OP HANS VAN MIERLO, JAJA, JE BENT ECHT NIET DE EERSTE DIE DAT ZEGT. DAMES EN HEREN, HUISDIEREN EN MINDERJARIGEN… HIJ WAS EEN WEEKJE WEG EN HET WAS GOED DAT HIJ WEG WAS, MAAR NU IS HIJ WEER TERUG: DE HEER- IK KRIJG HET BIJNA M’N BEK NIET UIT – DE HEER… DE HEER knolletje. OVERIGENS WIL IK NOG WEL EVEN ZEGGEN DAT IK DEZE AANKONDIGING ALLEEN DOE OMDAT IK ER VOOR BETAALD KRIJG, WANT IK VIND DE STUKJES VAN DE HEER KNOL ALTIJD RAAR, STOM EN BOVENDIEN ONNODIG KWETSEND EN IK SNAP NIET DAT IEMAND DIE ZO OVERDUIDELIJK NIET HELEMAAL GOED BIJ ZIJN HOOFD IS ZOMAAR ZIJN GANG KAN GAAN OP EEN OFFICIELE LITERAIRE INTERNETWEBSITEBLOG! JA, LACH MAAR! VANDAAG TIKT DIE EPPO RARE STUKJES IN EN VOLGENDE WEEK BLAAST IE ’T PALEIS OP DE DAM OP! EN ZEG DAN NIET DAT ERWIN WRATJES JE NIET HEEFT GEWAARSCHUWD!’

Erwin… dankjewel voor je ontroerende, liefdevolle, warme inleiding… ik word er bijna verlegen van!…  Na een weekje sneeuw had ik natuurlijk enorm veel zin om weer es een flink potje te bloggen, maar jij hebt het schrijfvlammetje aangewakkerd tot een waar episch schrijfvuur… dank, dank, driewerf dank, Erwin… potverdorie nou schiet ik nog bijna vol ook… Nou, even kijken… op het Tirade-blogrooster dat hier bij Uitgeverij Van Oorschot in de keuken hangt (en dat we zelf met pen en liniaal in elkaar hebben geknutseld), heb ik een dag of tien, twaalf geleden ingevuld dat ik vandaag een stukje zou leveren over mijn Michael Schumacher-achtige skiongeluk… alleen: dat skiongeluk heeft zich onverhoopt niet voorgedaan… Wat ontzettend jammer!… Breukvrij teruggekeerd*… net nu we ons allemaal zo hadden verheugd op de banaan en de gipsvlucht! Ik zelf ook hoor! Vet balen! Jammer!

Nu zou je kunnen zeggen: kom, kom… dan verzín je toch gewoon een ongeluk?… Dan doe je toch gewoon alsof het ongeluk wél heeft plaatsgevonden?… Maar als alle schrijvers zo zouden denken, dan zou het godverdomme een mooie klerezooi worden in de NED-LIT… nee hoor!… niks ervan!… daar doe ik niet aan mee!… ik hou me aan de feiten… geen verzinsels op deze plek… bij mij alleen de waarlijke weerslag van waargebeurde gebeurtenissen…  

‘Met Jezus.’

‘Yo, met Martijn.’

‘Hé, Tyn! Ouwe zondaar! Hoe issie?’

‘Lekker. Maar dat wist je natuurlijk al. Alwetende schijnheil.’

‘Zeker, zeker… we volgen je op de voet hierboven… kostelijk dat geploeter van je, haha!’

‘…’

‘Zeg, voor je begint… Ik heb hier nog een geeltje van de Afdeling De Tien Geboden met jouw naam drie keer onderstreept erop. Weet jij wat dat zou kunnen betekenen? Heb je onlangs nog iets uitgevroten?’

‘Nee.’

‘…’

‘Echt niet!’

‘Kijk es naar de lucht… Nee, meer naar ’t westen.’

      FLITSBAM!

‘Ik heb echt niks gedaan!’

‘Goed. Ik geloof je. Maar als blijkt dat je hebt gelogen, dan bliksem ik alsnog 2080 Volt door je donder.’

‘Zolang je maar eco-stroom gebruikt.’

‘Waar bel je voor? Om uit te huilen? Druk 1. Om een vijand te laten verdelgen? Druk 2. Voor carrièreadvies? Druk 3 Vergeving? 4. Lichte lichamelijke kwalen: 5. Overig: 6.’

‘6.’

‘Wie spreke wil die spreke.’

‘Is het waar dat Prince/TAFKAP vloeiend Duits spreekt en dat hij naast zijn gigantische Engelse oeuvre ook nog een enorm Duits oeuvre heeft met een heel andere sound en dat die Duitse nummers pas na zijn dood mogen worden uitgebracht?’

‘Hoe kom je daarbij?’

‘Een gozer op de piste beweerde dat.’

‘Onzin. Ik kan me ook niet voorstellen dat je me daarvoor belt.’

‘…’

‘Kom op. Ik heb geen eeuwen de tijd. Bij wijze van spreken.’

‘Nou, ik heb vannacht een beetje liggen tobben… m’n oma is, zoals je weet, zonder bril begraven en nou vroeg ik me af of ze in de hemel wel goed kan lezen… zijn er opticiens daar?… En zijn er ook boekwinkels of bibliotheken? Heeft Ad Alles kan kapot al gelezen?’

‘…’

‘En kunnen overleden vrienden en dierbaren vanuit de wolken of wat dan ook zien hoe het hier beneden gaat? Heeft ’t zin als we een beetje ons best voor hen doen? Geef me anders je Vader even, die heeft vast meer bevoegdheden dan jij.’

‘Ik heb ‘t je al vaker gezegd: dit soort vragen kunnen we niet beantwoorden. Mijn Vader ook niet. Die zit op dit moment trouwens met Cees Nooteboom aan de lijn. Hij zit vast met een gedichtje. Cees bedoel ik.’

‘Jullie kúnnen mijn vragen wel beantwoorden, maar je wilt het gewoon niet, arrogante klerelijer… Eigenlijk zou ik je dwars door de lijn naar deze kant moeten trekken en de stekels van je doornenkroon zo stevig op je slaap moeten drukken dat je de rest van je eeuwige leven alle vijftien coupletten van het Wilhemus op smurfenliedhoogte door je bovenkamer hoort schallen.’

‘… ’

‘Als ik over een jaartje of vijftig, zestig in de hemel arriveer, dan kom ik linea recta jouw kant op, vriend, en dan ga ik jou en die Vader van je een paar tikken op jullie bekken verkopen waarbij die hele fokking kruisiging afsteekt als een erotische massage.’

‘Ja,ja… stoer hoor… maar als er vanmiddag of vanavond weer iets geschreven moet worden, dan kijk je toch weer naar boven voor inspiratie, hè?’

‘…’

‘Wat een emotioneel geladen stilte opeens. Komt er zo’n typisch menselijke uitbarsting aan?’

‘Waarom zou ik naar boven kijken?’

‘?’

‘Herinner je je 2010 nog? Weet je nog hoe ik toen de zon uit m’n poten heb laten vallen? Of ik nou ’s nachts belde of ’s morgens vroeg of heel sluw op zondagmiddag als alle volgzame volgelingen hun rug zaten te verpesten in houten kerkbanken… er werd godverdomme NOOIT opgenomen, helemaal NOOIT, jullie waren zelfs vergeten een godverdomd antwoordapparaat aan te zetten, geflipte spijkerkoning.’

‘Dat zou gemakkelijk zijn hè? Als jij zou bepalen wanneer we je wel en niet helpen. Zo werkt het niet, jongen. We zijn geen 112 die je alleen belt als het jou uitkomt.’

‘…’

‘Als jij een beetje je best zou doen onze dialoog te onderhouden, dan zou je zien dat de meeste problemen prima te voorkomen zijn.’

‘De dialoog onderhouden! Waarom lieten jullie de telefoon dan eindeloos overgaan toen mijn dochter was verdronken?’

‘Je hebt nooit een dochter gehad.’

‘Hahaha! Effe checken of je nog zat te luisteren.’

‘Nu heb ik nog een vraagje aan jou… Wij kunnen je maken of breken… dat weet je hè? Deep down. Alle ideetjes die bij je opkomen… die zogenaamde intuïtie van je, je herinneringen… het zijn allemaal onze influisteringen, dat weet je hè?’

‘Tuurlijk.’

‘Zou je dan als tegenprestatie niet af en toe een beetje reclame voor ons moeten maken? Voor de Firma Vader, Zoon & Heilige Geest. Op de Tirade blog bijvoorbeeld. Je zou minstens kunnen laten doorschemeren dat je je soms afvraagt of er ondanks alles misschien tóch iets is.’

‘Maar dat vraag ik me helemaal nooit af. Ik ben atheïst!’

Sure en met wie zit je dan nu je tijd te verdoen?’

‘Blijkbaar strekt je alwetendheid niet tot over de grenzen van je eigen belevingswereld… niets menselijks is de goden vreemd… Heb je weleens van ironie gehoord? En van ambivalentie? Dat zijn de gebieden waarop de literatuur van oudsher haar nederzettingen sticht… in tegenstelling tot de religie en de theologie. Jammer genoeg. Het had de geschiedenis heel wat doden kunnen schelen.’

‘Grote woorden voor zo’n kleine schrijver.’

‘Volgende keer mag jij mij bellen, onsterfelijke vriend.’

Tirade – gelooft in de dialoog.

Soundtrack: ‘They tried to tame you, looks like they’ll try again.’ (excuses: lelijke clip)

De heer LucarottiVolgende week: ‘Ik buig voor niemand’ – Pam & Tyn belanden in een meedogenloos kroeggevecht (grappig! wreed! gewelddadig! uniek in de NED-LIT!) + een superintegere, onbevooroordeelde bespreking van Tirade 452 door de onafhankelijke gastrecensent Francesco Lucarotti (foto).

Coming soon: de eerste aflevering van de Tirade Leesclub waarin we Miek Zwamborns De duimsprong gaan vergelijken met Isa Hoes’ Toen ik je zag. Opgelet: in tegenstelling tot Datingsite & Parenclub Dasmag is de literatuur voor Tirade geen voorwendsel om jongens en meisjes samen te brengen die alleen maar geïnteresseerd zijn in geslachtsverkeer. Een leesclub is tenslotte een léésclub.

De Tirade Leesclub – literatuur puur.

Noot

Eigenlijk maar goed dat die gipsaflevering niet is doorgegaan:

‘Yo, Tyn… hoe is ie?’

‘Mpl, mpl, mpl… dktr zgt mg vlg wk zndr vrbnd mr mpl mpl.’

‘Ik versta d’r geen zak van, gast, met al dat gips om je bolletje. Nou, tot over zes weken maar weer!’

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Uitmarkt

We zitten op een rijtje.  Links Sanneke van Hassel. Rechts Manon Uphoff. Het regent. De wind waait onder het plastic zeil dat aan de achterkant van de kraam met wasknijpers is opgehangen. De kou kruipt onze broekspijpen in. Voor ons, op houten planken, liggen de nieuwe boeken. Voor iedere schrijver een eigen stapeltje. Met naambordjes ernaast. Hete thee warmt onze handen.

Dames van middelbare leeftijd, gehuld in felkleurige jassen, de plastic regenkapjes strak over het hoofd getrokken, komen in groepjes voorbij schuifelen. Niemand staat stil, althans, niet bij ons. De buren hebben meer geluk. Daar worden bestsellers met slappe kaft voor een prikje verkocht. 

We eten een koekje. Opnieuw schuifelt een stoet dames voorbij. Paraplu´s vormen één groot dak boven hun gekapte hoofden. De groep vertraagt. Er wordt stilgestaan, getuurd, gekletst, met tasjes gezwaaid. Eén vrouw slaakt een gilletje. Een arm zwaait. Een bril valt op de grond. Gespetter. Gelach. Iemand vist de bril uit een plas.

We eten nog een koekje.

Een jongen met lang haar en een sikje blijft stilstaan. Aarzelend bladert hij door een van de boeken van het stapeltje voor Sanneke van Hassel. ‘Hoeveel? ’  ‘39,90’. Hij knikt verlegen en schuift het boek terug op de stapel. Hij krabt op zijn hoofd, veegt met een vinger langs zijn neus en verdwijnt.  Druppels glijden langs het plastic. De plassen op de grond worden groter. Ineens schiet een vrouw uit het groepje paraplu’s naar voren. ‘Weten jullie of lijn 5 hier ook langskomt?’ We knikken en wijzen richting het Concertgebouw. De vrouw verdwijnt. Wij nemen nog een koekje.

Vanaf het podium op het Museumplein komen flarden muziek binnenwaaien. Gitaren en harde, schrille vrouwenstemmen. Een man met een hond rent langs. Giechelende scholieren schuifelen voorbij. We knikken. We glimlachen. Niemand stopt. ‘Hoi. Kunnen jullie de vuilnis achter zetten?’ Een meisje met twee grote volle plastic zakken staat voor de boekenkraam. We kijken verbaasd. ‘Zijn jullie niet van de organisatie?’ We lachen. Wijzen op de boeken. De naambordjes. Halen verontschuldigend onze schouders op. ‘We moeten eigenlijk signeren.’  ‘O, sorry.’

De koekjes zijn op. De stapels met boeken nog steeds hoog. ‘Ik moest een keer met Arthur Japin in de Bijenkorf boeken signeren’, zegt Manon Uphoff. ‘Hij zat met een stapeltje boeken vlak naast de afdeling lingerie. Toen wilde een vrouw een bh bij hem afrekenen.’

We trekken onze jassen aan. De regen valt met bakken uit de lucht. We rennen over het gras. Achter een boom staat een grote vuilniscontainer.

 

(1971) studeerde filosofie en politieke wetenschappen. Ze is journaliste bij het NRC Handelsblad, publiceerde verhalen in Bunker Hill, Lava en Tirade en werd twee keer genomineerd voor de Brandende Pen voor het beste korte verhaal. Ze debuteerde in 2012 met de mozaïekroman Scherptediepte (De Bezige Bij).

A major girl crush

Het was donker, er zat een slag in mijn achterwiel en het regende ijsnaalden. Voor de derde keer deze week vervloekte ik mijn gewoonte om vlak voor de ergste kou mijn handschoenen kwijt te raken. In mijn regenschaduw fietsten Birre en Caroline, die ondanks het feit dat Caroline oorspronkelijk mijn vriendin is, altijd meer met elkaar praten dan met mij als we samen ergens heen gaan. 

Doel van onze barre tocht was de presentatie van Liekes nieuwe bundel De eerste letter in Perdu. Zoals altijd als ik niet weet waar iets precies is, ging ik er vanuit dat ik Perdu wel zou herkennen als ik er langreed, maar dat was niet zo. Bij aankomst wist ik vrij zeker dat ik er nog nooit was geweest. 

Zowel de bar als de koffie sleurden me meteen terug naar mijn middelbare-schooltijd, maar er was meer wat daaraan deed denken: de holgesleten zwartstenen drempel onder de zware deuren van de ingang, de geur van oud stof tussen de kieren van een hardhouten vloer; verduisterende gordijnen van een zware kwaliteit, die nog nooit gewassen zijn.

De smaak van goedkope gevulde koek (die met bonenspijs in plaats van amandel) vulde mijn mond. Ik proefde glacé, trekdrop en Raider. 

Opeens kreeg ik vreselijke zin om een Bastos op te steken. Of een hash-jointje, nog beter. 

Lieke las voor uit haar bundel.

Liekes vrienden lazen voor uit Liekes bundel.

Het waren mooie gedichten. Ik had niet anders verwacht, vind het zo knap hoe de humor en het duister in haar werk elkaar in evenwicht houden en versterken.  

Al met al was de avond ook heel erg nu. De lichte onhandigheid en wat onzekere presentatie van de schrijfster, waarbij Caroline zich afvroeg of ze altijd zo was en ik na enig denken toch echt ‘ja’ moest zeggen. De ongeschorenheid van de vrienden van de schrijfster. Veel wilde krullen en dikke wenkbrauwen. Meisjes met Girls-achtige jurkjes. 

Wat nu heel nu is, is eigenlijk ook een soort anti-nu.

Daar zat ik, al een tijdje niet meer heel nu, op een avond van mensen die nu heel nu zijn, terwijl de geuren en smaken van mijn verleden nu door mijn hoofd kolkten.

Na het voorlezen kocht Caroline De eerste letter. Op mijn aandringen – omdat ik wist dat ze het stiekem wilde – ging ze in de rij staan om hem te laten signeren.

‘Jawel,’ zei ik. ‘Dat vindt een schrijver leuk.’

‘Weet je zeker dat ze het niet vervelend vindt?’

‘Doe nou.’

Lieke schreef iets liefs op de eerste bladzijde. Caroline werd er een beetje verlegen van. 

Toen we even later Perdu uitliepen om in een café dat ik wél kende een whisky te drinken (wat anders, na de presentatie van een poëziebundel?), bedacht ik dat ik (als ik nu nu was en ook nog een meisje) een major girl crush op Lieke zou hebben. 

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Scoop!

Lelijkste omslag ever…. of niet?

De State of the Union, de jaarlijkse troonrede van de Amerikaanse president was een paar dagen voor hij uitgesproken werd al te lezen. Niet dat er een lek was ergens hoor, hoewel het feit dat ergens geen lek is tegenwoordig bijna nieuwswaardig is, maar David Remnick, die eerder een boek over Obama schreef plaatste in The New Yorker een 23 pagina’s tellend artikel over Obama waar alles in staat. Alles? Ja alles. Remnick reisde met de president mee op fund raising reizen, in The Beast, een Cadillac die berekend is op alle soorten extreem geweld. Deuren die een bom tegenhouden, banden die niet lek kunnen,  lak dat tegen elk zuur bestand is. Ook in Air Force One vliegt Remnick regelmatig mee en soms wordt hij naar voren geroepen om even een beetje bij te praten. Dan injecteert Obama Remnick met een aantal ideeën die dan in de New Yorker komen. Remnick heeft zo een scoop en Obama communiceert met het volk. In Pieter van Os’ Wij begrijpen elkaar uitstekend is duidelijk uitgelegd en anekdotisch beargumenteerd  hoe politici en pers elkaar nodig hebben.

Zo’n artikel als van Remnick leest ook beter dan de State of the Union, het heeft niet het patina van onschendbaarheid (‘landgenoten!’), er zit met andere woorden geen zuurvrije lak op deze tekst. De Scoop van de journlaist, zijn voortdurende drive werd hilarische beschreven in Evelyn Waugh’s gelijknamige roman uit 1938, vertaald door krantenman Bas Heijne, en in die uitgave in de race voor lelijkste omslag ever. Of heb ik er een over het hoofd gezien?

De reporter heeft niet alleen mijn sympathie, ik bewonder hem. Ryszard Kapuściński heeft deuren voor mij geopend in zijn Travels with Herodotus,  in Imperium in Shah of Shahs. En het kan mij eerlijk gezegd niet schelen of alles 1 op 1 waar is, of hij alles zelf precies zo heeft meegemaakt of in een hotel lounge zat te wachten op mensen die het wel echt meemaakte, als zogenaamde lounge lizard. Mijn geloof in de waarheid of in de journalistiek was nooit zo geweldig in the first place. Maar hoop doet leven. Nu heb ik een abonnement op De Correspondent, wat me een pracht initiatief lijkt. Op voorwaarde dat er niet teveel genavelstaard wordt. In zijn blog van vandaag schrijft Ernst Jan Pfauth over hoe internet de krant overneemt en hoe jonge succesvolle journalisten van papier verdwijnen en online gaan. Een beetje zelfvervullend zo’n waarneming. Wat ook verbazend is dat lounge lizzard Grunberg medewerker van de Correspomdent is geworden.  Grunberg is medewerker van alles en heeft overal een voorwoord bij geschreven verdunt zichzelf zo nogal.  Daar onderscheid je je dus niet mee als internet reportage medium.

Journalistiek en literatuur zijn meer en meer in een adembenemende omarming aan het raken. Ik hoop dat de correspondent ook op pad gaat. Bij Rutte achter op de fiets. Luis in de vacht van Wilders. Inbreken op de telefoon van Teeven. Go get them.

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

J’aime l’horizon – afwezigheidsassistentie

‘Hallo!’

‘Hallo!’

‘Wij zijn – ’

‘Nee: ik ben… zeg jij nou maar wie jij bent, dan doe ik mijn eigen teksten wel.’

‘O, God, is ’t weer zover? Ruikt ’t straks weer naar karnemelk als je wordt gemolken?’

‘Nou, beter dan die Yogidrink die bij jou uit je uiers komt spuiten, meid, het is mij een –’

‘Zullen we ‘t even zakelijk houden?’

‘…’

‘Hallo! Ik ben Nelleke.’

‘Hallo! En ik ben Belleke.’

‘Ik ben de afwezigheidsassistente van de heer Knol.’

‘Ik ben ook de afwezigheidsassistente van de heer Knol.’

‘Wij zijn de afwezigheidsassistenten van de heer Knol.’

‘En nu zien wij u denken… een koe als afwezigheidsassistent? En dan antwoorden wij: waarom niet? Denkt u nou echt dat het zo moeilijk is om even te melden dat een bepaald persoon, te weten: die en die, of: huppeldepup, er niet is? Waarom zouden er wel blindengeleidehonden bestaan en geen bovine afwezigheidsassistenten?’

‘Of weet u niet wat bovien betekent?’

‘Dan vinden wij u een domme koe!’

‘Een rund!’

‘Haha!’

‘Hahaha!’

‘Boe! Hahaha!’

‘Boeha! Haha!’

‘Maar waar ‘t op neer komt… De heer Knol is een eredoctoraatje ophalen aan één of andere Italiaanse Universiteit… en daarna gaat hij met zijn secretaresse met ‘t hele gezin nog ‘n paar dagen skiën.’

‘Volgende week is hij weer terug.’

‘En dan gaat hij vast weer een irritant kutstukje voor u schrijven.’

‘Maar deze week dus niet.’

‘Bofkonten.’

‘Erop vertrouwende u hiermede meer dan voldoende geïnformeerd te hebben…’

‘Verblijven wij.’

 

SoundtrackJ’aime, j’aime la vie.

Tirade – je bent een rund als je niet zonder kunt.

 Volgende week: ‘Hé, Tyn, wanneer mag ’t gips eraf?’

Meer blogs

  • Afbeelding bij Warm

    Warm

    Hitte verbindt. Er wordt minder van je verwacht; je verwacht een stuk minder van anderen en veel minder van jezelf. Bij hitte doe ik alles langzaam en merk dan dat ik hetzelfde gedaan krijg – zelfs na vijf duiken in de gracht en anderhalf uur staren sluit ik mijn laptop in de middag met tevredenheid....
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Julien Ignacio
    Julien Ignacio

    De Nederlands-Arubaanse schrijver Julien Ignacio (1969) studeerde af als literatuurwetenschapper. Hij publiceerde theaterteksten, blogs en korte verhalen. In 2008 ontving hij de El Hizjraliteratuurprijs voor zijn toneelstuk Hotel Atlantis. Hij was redacteur van literair tijdschrift Tirade en is bestuurslid van de Werkgroep Caraïbische Letteren. In 2018 verscheen zijn debuutroman Kus (nominatie Bronzen Uil). Met collega-schrijvers Michiel van Kempen en Raoul de Jong stelde hij Dat wij zongen samen, een bloemlezing Caraïbische literatuur die in 2022 uitkwam bij uitgeverij Das Mag. In september 2023 verscheen zijn tweede roman Goudjakhals, een kralenketting van historische en futuristische migrantenverhalen, die zich afspelen in onder meer Amsterdam en Aruba, Beiroet en Lesbos.

  • Foto van Jasmijn Kenselaar
    Jasmijn Kenselaar

    Jasmijn Kenselaar studeert in de zomer van 2025 af als toneel- en filmschrijver. Het samenbrengen van mensen en het aanbieden van nieuwe perspectieven kenmerken haar signatuur. Ze schrijft veel voor en over jongeren en plaatst haar verhalen vaak in werelden die een beetje – of heel erg – verschillen van de onze. Haar eindwerk De Ongewilden is een komische, sciencefiction-dramafilm over een zestienjarige wees die zich staande probeert te houden in een wereld die niet voor haar gemaakt is. Haar afstudeerscriptie As if! is een praktijkgericht onderzoek naar hoe schrijftechnieken kunnen worden ingezet om films en series te creeëren met een positieve impact op tieners. Voor afstuderend regisseur Julija Filipović schreef ze daarnaast De Golven – een vrije bewerking van de gelijknamige roman van Virginia Woolf. Haar korte film GENIUS is in juni 2025 te zien tijdens het Rotterdams Open Doek Filmfestival.

  • Foto van Koen Dobbelaer
    Koen Dobbelaer

    Koen Dobbelaer (2000) is schrijver, scenarist en voormalig kindacteur. Deze zomer studeert hij af van de studie Writing for Performance aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht met het filmscenario Een Film Over Familie, een absurdistisch drama over de drang naar maakbaarheid. Dit najaar verschijnt de door hem geschreven film De Laatste Dag in het Leven van Walterus.