Here And Not

UnknownVoor mijn veertigste verjaardag kreeg ik een gebundelde briefwisseling tussen Paul Auster en John Coetzee. Een toepasselijk cadeau*, gezien mijn leeftijd en grote liefde voor het werk van beide schrijvers. 

Eigenaardig aan de briefwisseling is dat hij moedwillig lijkt te zijn opgestart. In de eerste brieven spreken de mannen af eens lekker te gaan pennen om te zien of hun wisseling niet wat ‘vonken’ op kan leveren. Misschien vonden ze dat nodig.

Auster en Coetzee schrijven in hun fictie heel dicht op de persoon. De toon in hun brieven is – al wordt hij geleidelijk warmer – wat droog, alsof ze weten dat ze elk moment door een groot publiek gelezen kunnen worden. Coetzee lijkt überhaupt geen humor te hebben. Pogingen van Auster hem tot grappen te verleiden lopen op niets uit.

Hoewel de wisseling tussen 2008 en 2011 loopt, beginnen de mannen per brief en eindigen ze per brief (Auster) en fax (Coetzee), omdat ze inzien dat de post** er wat te lang over doet. 

Auster wil het hebben over sport, wat Coetzee een beetje afhoudt. Coetzee zet nogal naïeve bomen op over het verhelpen van de kredietcrisis door geld bij te drukken, die Auster respectvol laat staan. 

Here And Now toont twee oude mannen aan wie de wereld voorbijgeraasd is: aan het eind ontstaat er zelfs een discussie over het toelaten van ‘nieuwigheden’ als email en de mobiele telefoon in hun proza.

Dit is geen recensie.

Deze week las ik elke avond voor het slapengaan in Here And Now. Bij het dichtslaan van de bundel gleed ik een heerlijk diepe slaap in. Het was rustig, veilig en warm in de werelden van John en Paul. 

 

 

* Dank, Jochem Pinxteren en Phil Compernolle!

 

** Tussen de V.S. (Auster) en Australië (Coetzee).

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

In de Oorshop

Waar gebeurd is geen bezwaar

Het niet bestaande houten kerkje

In haar column in NRC- handelsblad schrijft Margriet Oostveen dat Neerdonk een goede titel voor een roman zou zijn, in stijl iets tussen het werk van A.F.Th. van der Heijden en Gerard Walschap (?) in. Oostveen refereert aan het verse wetenschapsschandaal rond professor (em.) antropologie Mart Bax.

Neerdonk is een gefingeerde naam voor een Brabants dorp waar Bax in onderzoek uit de jaren ’80 heiligenverering, een vernederingsritueel, een houten kerkje en een conflict met het diocees situeert. Alle zaken die nu niet meer te reproduceren zijn en waarvan de commissie Baud, na onderzoek in opdracht van de VU concludeert dat ze waarschijnlijk verzonnen zijn.

Er maakt zich een eigenaardig hijgerige hype-sfeer eigen van de berichtgeving rond wetenschapsfraude. Met Diederik Stapel nog vers in het achterhoofd is fraude van wetenschappers een mediaspektakel. Het is ook van alle tijden dat men graag wie hoog geklommen is, diep ziet vallen. Daarbij is woede wel gerechtvaardigd: fraude in de wetenschap raakt heel veel mensen en beschadigt erg veel. Begrijpelijk dus dat men er een commissie op zet. Dat deze commissie vervolgens een rapport publiceert dat ik met meer plezier heb gelezen dan menig roman, is bijvangst.

Michiel Baud is de diplomaat onder de wetenschappers geworden, lees het rapport eens: het is echt erg goed. Vijf sterren zou ik zeggen. (co-auteurs Susan Legêne en Peter Pels). Welgeformuleerd, diepgravend, spannend, gedegen, huiveringwekkend, wijs.

Zelfreinigend vermogen kan men aan de wetenschap wel overlaten, toont het rapport, mooi zijn dan ook de verschillende episodes die de interne werking van het wetenschapsbedrijf bekritiseren: politiek rond benoemingen, en ook publicatiedrang. Want interessant is natuurlijk het waarom: wat is de reden alles en iedereen te foppen, als het geen vorm van pathologische leugenachtigheid is.  ‘In deze context doen universitaire bestuurders er goed aan opnieuw te overwegen welke averechtse effecten de toegenomen publicatiedruk, vooral waar afgemeten aan gekwantificeerd auteurschap, op onderzoekers en onderzoeksafdelingen kan hebben. In het geval van Bax werden de voordelen van een hoge wetenschappelijke productie vaak boven kwaliteit, validering en inhoudelijke discussie gesteld. Het is duidelijk dat in deze context iemand als Bax veel manoeuvreerruimte en macht heeft kunnen verwerven. Dit ging ten koste van een kritische blik op zijn verslaglegging. De nadruk op wetenschappelijke productie is de afgelopen jaren alleen maar groter geworden. Dit kan leiden tot ongezonde verhoudingen waarin publicatiedruk (opnieuw) kan leiden tot sektarisme, gebrek aan tegenspraak en afhankelijkheid.’

Het is goed ons te realiseren de Stapels en Baxen van deze wereld nu en in de toekomst terdege bestraft worden – ik krijg haast medelijden als ik ze in mijn verbeelding zie zitten, op een bank, in een buitenwijk –  beter is het mijns inziens de nadruk te leggen op het ongelooflijke krachtige zelfonderzoek dat de wetenschap toont.

Het is moeilijk zoiets toe te geven, maar ik verwacht dat in retrospectief deze namen verbonden zullen blijven aan een geweldige sprong voorwaarts in de kwaliteit van de Nederlandse wetenschapsbeoefening. Met andere woorden: toen in de 80-er en 90-er jaren alles nog in orde leek, was het pas echt mis.

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Literaire prijsvraag

De afgelopen weken beschreef ik voor hard//hoofd acht keer de zondag van een bekende en soms een wat minder bekende schrijver. Leila Merkofer maakte er telkens een erg mooie illustratie bij. 
           
De acht stukken en illustraties vind je hier. De naam van de beschreven schrijver wordt steeds niet genoemd. Daarom heeft hard//hoofd een literaire prijsvraag uitgeschreven: de eerste drie mensen die de acht juiste namen mailen naar redactie@hardhoofd.com, krijgen mijn boek Nestvlieders.

Fragment uit een van de verhalen:

Ik had me er al bij neergelegd dat ik op mijn eigen verjaardag geen enkel medemens zou zien. Tot er om een uur of vier ineens een collega voor de deur stond. Een dichter die wilde dat ik met hem meeging naar een boekpresentatie.
           “Een boekpresentatie op zondag?” vroeg ik.
           “Vanwege de titel,” zei de dichter. “Doordeweeks aardappelen en op zondag altijd vrijen. In De Telegraaf werd het boek al ‘de Madame Bovary van de twintigste eeuw’ genoemd.”
           “Een werkelijk prachtige, heel sensuele titel,” zei ik peinzend. Ik liet de dichter binnen, we dronken een fles wijn ter viering van mijn verjaardag en daarna gingen we op pad.

We waren nog maar net de deur uit, toen ik zei: “Verdomme, ik ben vergeten te kakken.” Het was bij de ingang van het Wertheimpark.
          “Dan gaan we toch even terug?” stelde de dichter voor.
          “Ach, dat is de moeite niet,” antwoordde ik. Door de wijn was mijn teleurstelling over de veertien afmeldingen volledig verdwenen. Goedgehumeurd liep ik het park in om ergens vlak achter het hek, naast een struik, mijn gevoeg te doen.
          De dichter begon nogal burgerlijk te protesteren maar hij kon me moeilijk tegenhouden. “Als je moet, dan moet je!” riep ik door de spijlen heen.
          “Maar heb je dan wel wc-papier bij je?”
          “Een mens heeft toch handen?” riep ik terug. God, wat een zeikerd, dacht ik. Mijn hele leven had ik al een keer als een hond in het park willen schijten.
          Ik veegde mijn vingers af aan de bladeren van de struik.
          De rest van de wandeling was de dichter op een heel kinderachtige manier aan het giechelen. Dit was geloof ik het raarste wat hij ooit had meegemaakt. Sommige mensen zijn weinig gewend.

Tarte à l’orange et à la ricottaalles wat ik liefheb

Uit de kaaskoeling van de supermarkt heb ik een kuipje ricotta meegenomen (lasagne met spinazie, tomatensaus en ricotta – vergeet de versgeraspte nootmuskaat niet, die máákt dit gerecht). Thuis, aan het aanrecht, met de middagshow van Q-Music op de radio, bestudeer ik de binnenkant, of achterkant, van het kartonnen wikkel dat ik van het kuipje heb getrokken. Boven een blauwe inkttekening van een korstdeegtaartje de woorden: Tarte à l’orange et à la ricotta. Er slaat een golf van nostalgie over me heen die me – tegenstribbelen, de aanrechtrand vastgrijpen, watertrappen heeft geen zin – krachtig mee terugtrekt naar de kinderjaren die Nabokov en ik aan het begin van de twintigste eeuw doorbrachten in Rusland. Het witte zomerpak van onze vader! Onze gouvernantes! De tekenlessen! De eindeloze zwerftochten rond Wyra! Vlinders! Nachtfietsen! Tamara! Poëzie!

‘Ik beken dat ik niet geloof in de tijd. Ik vouw mijn vliegend tapijt na gebruik graag zodanig op dat het ene deel van het patroon over het andere valt. Laat bezoekers struikelen. En het hoogste genot van tijdloosheid – in een lukraak gekozen landschap – is als ik tussen zeldzame vlinders en hun voedselplanten sta. Dat is vervoering, en achter die vervoering ligt nog iets anders, wat moeilijk uit te leggen is. Het lijkt een vluchtig vacuüm waar alles heen stroomt wat ik liefheb. Een gevoel van dankbaarheid jegens willekeurig wie – jegens de contrapuntische geest van het menselijk lot, of de tedere spoken die een gelukkige sterveling ter wille zijn.’*

Op de bakplaat karameliseert een gemorste druppel tomatensaus.

 

Soundtrack: schrijven/lezen.

 

‘En dat Libelle-interview?’

‘Mag ik nog niet op internet zetten – het nummer verschijnt volgende week pas.’

Volgende week: ‘Na de liefde is goochelen het allerbelangrijkste in mijn leven. En kijk es… hup: nog een konijn, hahahaha!’

Agendapunt

Aanstaande woensdag presenteert Walter van den Berg zijn roman Van Dode Mannen Win Je Niet (VDMWJN) bij De Nieuwe Boekhandel (Amsterdam). Op het platform van Passionate vind je een voorpublicatie uit het boek. Van den Berg zelf wees al op het verband tussen het verhaal Voetbalkantine, uit Tirade 449, en VDMWJN.

Tirade – leest.

vnNoot

* Citaat: Vladimir Nabokov, Speak, Memory (1951/1966, Nederlandse vertaling, Geheugen, spreek, Rien Verhoef, BB, 1992;p. 141/142).

ODOL

s’ Ochtends waak ik met een ODOL (overdreven denken over (het) leven), talloze vragen die eruit moeten. Wanneer ik twee keer snooze verdwijnt de ergste druk, gaat het denken over in een dromen: een staat waarin vraag en antwoord niet gescheiden zijn omdat ik creator ben van allebei. Het is ook het enige moment van de dag dat dit soort pathetiek geoorloofd is. Ik prijs me gelukkig dat er gedurende mijn halfslaap geen stemmen zijn, geen vragen die alleen een praktisch antwoord eisen, kinderbehoeften, overlevingsnoodzakelijkheden als gesmeerde boterhammen en gestrikte veters.

Voor alle ouders of ongelukkigen die het fijn vinden om te weten: ik denk vaak aan jullie, wanneer de wekker gaat en mijn minihaat gericht is op een ding van plastic, niet op een mens (het kussen naast je) of mensje (aan je bed). Haat floreert bewaard voor dingen die geplakt kunnen worden met lijm, echte lijm die in seconden bindt en niet uit jaren therapie bestaat.

Toen ik nog jonger was dacht ik: wanneer je veel vraagt verlies je uiteindelijk het recht op een antwoord. Als je een spelletje Wie is het? speelt, heb je ook maar een aantal beurten om bij de Juiste uit te komen. Wie met elke vraag weinig gezichten naar beneden ziet klappen, verliest de hoop op het verkrijgen van een overzichtelijk speelveld met slechts één opgerichte Naam. Maar het gaat er niet om of het Bill met zijn oranje sik is, of Maria met haar groene baret en pruilmond. Het spel zit ‘m in de vragen en is juist voorbij met de winst.

Dat was de enige waarheid die ik in de kerk vond, het jaar dat ik ging. De wekelijkse anderhalf uur in het steenblokken gebouw tussen de maisvelden in het middleclass, afgelegen Amerika, leerde ik dat de illusie van het antwoord het enige is dat ertoe doet.

Er werd gebeden voor zieke X en zieke Y, moeder of zus zoveel, maar de dood is werkelijk gemener voor hen zonder zorgverzekering. Er werd gebeden voor de jongens (toch vooral jongens) die hun studie niet konden betalen en daarom in de Army Reserve waren gegaan. Een goede deal, dachten ze: een keer per maand melden, af en toe op bootcamp.
Totdat Irak. Studieverlaters werden het, en niet uit vrije wil.

Een jongen met een mooi gezicht dat niet meer lachen kon, kwam terug naar zijn vrouw die plots zes maanden zwanger bleek. Hij was er negen weggeweest. Er werd voor hem gebeden en ik die niet geloofde gaf hem liefde van een ander soort. Dat troostte. 

De dagen dat ik wakker word en een beter leven vraag voor de ouders die hun vuist laten neerkomen op de wekker en denken ‘mis’, die tijdens het smeren gaten schrapen in het slappe brood voor kindertanden en onder de douche geen shampoo kunnen vinden die niet voor tere hoofdhuid en babyhaartjes is bedoeld, voor die ouders vraag ik een beter leven om direct daarna te weten: dat kankeren voor anderen is, net als bidden, vooral een houvast voor jezelf.

Het beste is opstaan, het zachte kussen koud laten en de pc aan. Op vatbare dagen stel ik me voor dat de opstartgong van mijn laptop een zucht van verlichting is, zoals het hinderlijke, maar bevestigende blaffen van een hond – baasje is er weer.

De cursor kwispelt in een vers word.doc. Het mooie van dat streepje is: hoezeer je ‘m ook najaagt met woorden, het blijft terugkeren en weer verdwijnen, vragend.

iwo003 

Søren Kierkegaard, Marcus Aurelius

Gisteravond in bed las ik verder in de dagboeken van Søren Kierkegaard, waar ik tot dan toe slechts een beginnetje in wist te maken. Tegelijkertijd, terwijl ik iets interessant lees, houd ik daarnaast vaak als klankbord mijn eigen dagboek bij. Goed, daar gingen we.
 
Ik, omdat ik het zo fijn vond te lezen in het dagboek van een zo slimme man en het heel zinvol van mezelf vond om voor het eerst in lange tijd een avond alleen thuis door te brengen om te studeren:
 
– Andere mensen zijn ook maar een gering onderdeel van het leven: daarnaast leren, inzichten vergaren, kennis opdoen – dat kan een ander toch niet van je overnemen. Ja, ze kunnen de dingen inzichtelijker maken door je zichzelf te tonen, maar mogelijk liegen ze (i.e. geen cartesiaans solipsisme maar alledaags menselijk wantrouwen: zij bestaan ook, maar hebben niet het juiste met je voor).
 
Søren antwoordde al op de eerstvolgende bladzijde: Wat zou het mij baten als ik een zogenaamde objectieve waarheid zou ontdekken; als ik mij door alle filosofische systemen heen werkte en er, desgevraagd, kritieken over kon schrijven; dat ik in elk systeem de inconsequenties aan zou kunnen wijzen; (…) – wat zou het mij baten als ik de betekenis van het christendom uiteen zou kunnen zetten, de talloze geïsoleerde fenomenen zou kunnen verklaren, als die voor mijzelf en voor mijn leven niet van diepere betekenis zouden zijn?
 
Nou, weer een klein beetje grond onder mijn voeten weggemaaid. Ik had niet per se de ambitie om ooit de betekenis van het christendom uiteen te zetten, maar ik dacht toch: misschien kan ik mijn hart met kennis vullen; niet alleen mijn hoofd. Kennis is een hele stevige substantie, een soort cement. Dat leek mij veilig. Ik kan niet goed uitleggen waarom ik het lezen van andermans dagboeken altijd zo geweldig vind – misschien omdat het het ultieme bewijs is van het feit dat andere mensen ook denken (nogmaals, ik bedoel hier niet solipsistisch te zijn, maar je eigen gevoelens en gedachten voelen vaak zoveel prangender dat het gemakkelijk is om aan die van anderen voorbij te gaan) – waarmee ik mijn gedachten overigens helemaal niet op een lijn wil plaatsen met die van Kierkegaard.
 
Zijn dagboeken doen me qua stijl en wijsheid een beetje denken aan de Meditaties van Marcus Aurelius, een klein boekje dat ik ooit op mijn 15e las en dat destijds veel invloed op mij had. Een stukje:
 
20. Anything in any way beautiful derives its beauty from itself, and asks nothing beyond itself. Praise is no part of it, for nothing is made worse or better by praise. This applies even to the more mundane forms of beauty: natural objects, for example, or works of art. What need has true beauty of anything further? Surely none; any more than law, or truth, or kindness, or modesty. Is any of these embellished by praise, or spoiled by censure? Does the emerald lose its beauty for lack of admiration? Does gold, ivory, or purple? A lyre or a dagger, a rosebud or a sapling?
 
Dit dwing ik mijzelf sindsdien in mijn hoofd op te zeggen als ik weer eens om complimentjes aan het vissen ben (iets wat ik vaak en graag doe). Het is ook iets wat helpt tijdens het schrijven – het laat je je tekst door enkel je eigen ogen bekijken, schudt de meelezers van je rug. In die zin is het misschien een mooie aanvulling op Gilles’ stukje hieronder. En toen las ik vervolgens ook nog dit bij Kierkegaard – Gilles, this one’s for you
 
9 oktober 1836
Literaire geleerdheid lijkt vaak op een ondoordringbaar oerwoud, waar men op enkele plaatsen een plek vindt waar men kan rusten of een familie tegenkomt die beweert de weg te kennen in het dichtstbijzijnde district, maar die hun inlichtingen meer overgeleverd hebben gekregen dan dat zij zelf die weg gegaan zijn. In dit literaire oerwoud woont ook een troep wilde dieren (recensenten), die men met allerlei lawaaiige instrumenten op een afstand moet houden, bij voorbeeld door een pact te sluiten met andere recensenten. Het allerbeste zou misschien zijn met de recensenten te kunnen doen als met ratten: ze zo africhten dat ze elkaar bijten.
 
 
Marcus Aurelius, Meditations, Penguin Books, 2004, p. 33
Søren Kierkegaard, Dagboeken, Privédomein 174, De Arbeiderspers, 1991, p. 27-37
 

Meer blogs

  • Afbeelding bij Warm

    Warm

    Hitte verbindt. Er wordt minder van je verwacht; je verwacht een stuk minder van anderen en veel minder van jezelf. Bij hitte doe ik alles langzaam en merk dan dat ik hetzelfde gedaan krijg – zelfs na vijf duiken in de gracht en anderhalf uur staren sluit ik mijn laptop in de middag met tevredenheid....
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Aska Hayakawa
    Aska Hayakawa

    Aska Hayakawa groeide op als third-culture kid in Leiden. Haar verhalen gaan over eenzaamheid in het kapitalisme en de hedendaagse zoektocht naar geluk. Deze zomer studeert ze af van de studie Writing for Performance aan de HKU met het avondvullend toneelstuk Pièce de Résistance! en een scriptieonderzoek naar werkbare kwetsbaarheid. Eerder schreef ze theaterteksten voor Cecilia Moisio Company, Club Guy & Roni, Maas Theater en Dans en Bosfest. Haar kortverhalen werden gepubliceerd bij DIG, De Gids, Tirade Blog en De Revisor. Momenteel werkt ze aan haar debuutroman bij Uitgeverij Pluim.

    (portret: Lin Woldendorp)

  • Foto van Sybren Sybesma
    Sybren Sybesma

    Sybren Sybesma (2001) werd in Leiden geboren. Na de middelbare school deed hij een jaar vooropleiding klassiek piano aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Daarna studeerde hij Biomedische Wetenschappen in Leiden.  Hij volgde een cursus korte verhalenschrijven aan de Schrijversvakschool in Amsterdam bij Nico Dros. Bij de Mare kerstverhalenwedstrijd won hij twee keer de derde prijs. Ander werk verscheen op De optimistOp ruwe planken en in het Friese literaire tijdschrift Ensafh. Hij zit in de redactie van Babel en studeert in Amsterdam. Hij speelt nog veel piano.

  • Foto van Julien Ignacio
    Julien Ignacio

    De Nederlands-Arubaanse schrijver Julien Ignacio (1969) studeerde af als literatuurwetenschapper. Hij publiceerde theaterteksten, blogs en korte verhalen. In 2008 ontving hij de El Hizjraliteratuurprijs voor zijn toneelstuk Hotel Atlantis. Hij was redacteur van literair tijdschrift Tirade en is bestuurslid van de Werkgroep Caraïbische Letteren. In 2018 verscheen zijn debuutroman Kus (nominatie Bronzen Uil). Met collega-schrijvers Michiel van Kempen en Raoul de Jong stelde hij Dat wij zongen samen, een bloemlezing Caraïbische literatuur die in 2022 uitkwam bij uitgeverij Das Mag. In september 2023 verscheen zijn tweede roman Goudjakhals, een kralenketting van historische en futuristische migrantenverhalen, die zich afspelen in onder meer Amsterdam en Aruba, Beiroet en Lesbos.