Nieuwe schoenen

Unknown

 

 

 

 

 

 

 

Het was woensdagochtend, kwart voor tien. Hand in hand stonden Nadim en ik voor de rolluiken van de Bijenkorf. In het halfdonker erachter sliepen de draaideuren nog. Op zijn halfhoge schoentjes, het ooit glimmendblauwe leer van de neuzen al stoeptegelgrijs geschaafd, draaikontte mijn zoon. Elk moment kon hij beginnen te jengelen. 

Binnensmonds vervloekte ik mijn gebrekkige planning. De met Nadim doorgesproken volgorde van de dag had ik tien minuten geleden moeten wijzigen, toen we in de regen voor de ook nog niet draaiende draaideur van de OBA stonden. 

‘Dan halen we eerst nieuwe schoenen,’ had ik gezegd. ‘Oké?’

‘Boekje van blote beesten halen in de diepelotheek, papa?’

‘Nee, schat. Eerst schoenen, dan boekies.’

Op de fiets hadden we alvast besproken wat voor schoenen hij wilde. 

‘Wil je hoge, zoals je nu hebt?’

Hij keek naar beneden. ‘Blauwe.’

‘Met veters?’

‘Blauw.’

‘Blauwe schoenen met blauwe veters?’

‘Blotebeestenboekje halen, papa?’

De laatste keer dat ik in de Bijenkorf was – dacht ik toen de luiken eindelijk opgehaald waren en we als eersten door het Louis Vuittongeweld liepen – moest een leven geleden zijn. In ieder geval voor ik een oude man in een vuile spijkerbroek geworden was, die een kind in een te kleine winterjas en versleten schoenen voortsleepte. Alle verticale oppervlakken in het warenhuis leken te spiegelen, waardoor de verwaarloosde man (zat zijn jas nu vol hondenharen?) en zijn verwaarloosde kind (was dat een enorm snotplakkaat, onder zijn neus?) niet méér hadden kunnen opvallen als ze op een mammoet binnen waren gekomen. 

Om ons heen waren graatmagere vrouwen met duur haar, en pappige mannen in nog veel duurdere gympies kleding aan het schikken. Ik moest denken aan de catacomben van een schouwburg voor aanvang de voorstelling, en inderdaad: zonder publiek leek de grime er bij de acteurs wel erg dik op te liggen. Ik stelde me voor hoe zo’n winkeldame na een lange dag werken thuiskwam: hoe ze de uitgeharde make-uplagen als een dodenmasker afpelde, waarna ze bij de tv een halve peer at die ze wegspoelde met vier glazen Pinot Grigio. Soms wil je mensen graag naakt zien, zonder dat het meteen iets seksueels is.  

Ben ik hier alleen in?

Nadim en ik pakten alle roltrappen. We deden ze vooruit, achteruit, lopend en stilstaand. Voor we het wisten waren we helemaal boven, waar we in de verste uithoek een kinderschoenenhoek vonden.

‘Zeg maar tegen die mevrouw wat je wilt,’ zei ik.

‘Blauw,’ zei Nadim.

De mevrouw nam ons even op. ‘Ik weet niet of ik nog iets blauws in de uitverkoop heb.’

Kennelijk waren de esthetische eisen die gesteld werden aan verkopers van kinderschoenen heel anders dan die gesteld werden aan de Chanel-crew. De gelaatshuid van onze verkoopster was nog heel duidelijk zichtbaar en ze kon ook glimlachen, wat ze op gepaste momenten deed. Ze vertrok en kwam na een paar tellen weer terug met een viertal dozen in haar armen. De eerste bevatte knallendblauwe Adidassen. 

‘Geen gympen,’ zei ik. ‘Sorry.’

Er bleven nog twee dozen over. In de eerste lagen ademende klittenbandstappers met 50% korting, in de tweede halfhoge avondhemelblauwe suède bordeelsluipers met spekzolen.

‘Deze zijn van de nieuwe collectie,’ zei de mevrouw. Ik keek op het prijsplakkertje onder de zool, liet de sluiper vallen alsof hij in de fik stond en pakte een klittebandstapper uit de andere doos. 

‘Mooi toch, deze?’ zei ik hoopvol tegen Nadim.

Ach, het moge duidelijk zijn. Een minuut later duwde ik – zonder naar de kassabon te durven kijken – mijn pinpas in de gleuf die mevrouw me voorhield. De drie piepjes van het succes klonken.

Nadim wilde zijn nieuwe schoenen aanhouden en staarde op de roltrap innig naar zijn voeten. Bij de spiegelpui van de Fendiwinkel hield hij even stil om zijn hele gestalte in zich op te nemen. Hij lachte, straalde naar zichzelf. Het was zo aanstekelijk dat de meneer die voor de pui op klanten stond te wachten ook begon te stralen.

‘Oh,’ zei hij. ‘Wat heb je moooooie schoenen! Heeft jouw lieve papa die voor je gekocht?’

Ik knikte naar de Fendiman, glimlachte en merkte godverdegodver dat ik begon te blozen. Nu was ik het die naar mijn voeten keek.  

‘Kom,’ zei ik, en trok mijn zoontje vlot. ‘Dan gaan we een blotebeestenboekje voor je halen.’

 

 

 

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

In de Oorshop

De regelmaat is saai…

Een gereformeerd meisje….

In de films Wolf of Wall Street, Inside Job  en Margin Call  – alledrie dramatische verwerkingen van de apocalyptische beurskrachs van 1987  en 2008 – is een terugkerend gegeven dat de mensen die beslissen over beurshandel niet snappen hoe het technisch in elkaar zit en mensen met verstand van zaken, hebben geen beslissingsbevoegdheid. Klinkt als Polare.

Feit is dat de neergang van een economisch systeem een fraai drama oplevert. (En wat is DiCaprio toch goed!)  Hoe mensen stijgen en dalen, waanzinnig rijk worden of zelfmoord plegen vanwege te grote verliezen,  wanneer er iets gebeurt dat ieders kracht en voorstellingsvermogen te boven gaat. Dat iets, zou je in navolging van Nassim Nicholas Taleb kunnen omschrijven als een Black Swan, een uitzondering op de regel, een niet te voorspellen voorval dat richting van de geschiedenis ingrijpend wijzigt. Wat ik – en ik ben bepaald niet de enige – boeiend aan Talebs boek vind is niet slechts de biografische ondertoon van zijn betoog wat het tot een heus groot essay maakt – (Libanees, kwam tot wasdom in de oorlog en heeft zo zijn eerste persoonlijke Black Swan rond zijn 12e al te pakken)  maar de nadruk op denken over het bijzondere in plaats van over de regel. Waar heel veel wetenschap zich bezighoudt met het ontlokken van regelmatigheden aan de koers der geschiedenis, ligt het toch veel meer voor de hand je te richten op de grote onregelmatigheden.  En je hoeft dan niet per se op het gebied van de trend watchers te komen: voorspellen is misschien niet mogelijk, maar achter de regel aan lopen is niet instructief.

In conreto: alles doen om een tweede aanval op de Twin Towers te voorkomen is in wezen zinloos, want gaat voorbij aan de ontwrichtende denkkracht van de terrorist. (Ik lees over Bin Laden dat hij een ongeëvenaarde capaciteit had niet top down te beslissen, maar originele ideeën onder zijn volgers aan te moedigen, bottom up dus.)

Een ander voorbeeld is een driedelige semi-erotische reeks laten schrijven door drie jonge Nederlandse auteurs om het succes van E. L. James te evenaren, dat  was al belegen toen het in iemand haar hoofd op kwam.

Taleb meent dat kranten lezen weinig zinnig is omdat je je laaft aan een kennisbron van velen, en je dus regel ziet en geen uitzondering. De man leest liever boeken. En komt zo tot een aantal beangstigende inzichten, waaronder dat van clustering. ‘The next time a Martian visits earth, try to explain to him why those who favor allowing the elimination of a fetus in the mother’s womb also oppose capital punishment. Or try to explain to him why those who accept abortion are supposed to be favorable to high taxation but against a strong military. Why do those who prefer sexual freedom need to be against individual economic liberty?

I noticed the absurdity of clustering when I was quite young. By some farcical turn of events, in that civil war of Lebanon, Christians became pro-free market and the capitalistic system—i.e., what a journalist would call “the Right”—and the Islamists became socialists, getting support from Communist regimes (Pravda the organ of the Communist regime, called them “oppression fighters,” though subsequently when the Russians invaded Afghanistan, it was the Americans who sought association with bin Laden and his Moslem peers).’

En ik vond het al heel wat toen ik op mijn 12e ontdekte dat Prodent protestants was, en Colgate katholiek…

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

De stelling van Pythagoras

Mijn vader had last van gaten in zijn dagboek na een langdurige ziekenhuisopname. De meeste dagen van zijn sluimerstand waren weggewassen met medicijnen en slaap. Van het uitslapen en de eerste verwarrende dagen daarna – hij kon zijn ogen nauwelijks openhouden – reconstrueerde hij het moment waarop hij weer begon na te denken over nadenken. Het ging tussen hem en een raam met uitzicht op een parkeerplaats. Tussen hem en het plafond. Een paar weken later, thuis, zocht hij iets om op te krabbelen om mij uit te leggen wat hij dacht. Hij vond een oude envelop.

‘Ik zag de vlakken van het plafond, dus ik begon diagonalen te trekken –’

‘Een systeemplafond?’

‘Vierkanten. Dus van die vier vierkanten trok ik diagonalen.’

Ik zag nog niets herkenbaars, behalve misschien een paar vlakken met een kruis erdoor. Intussen tekende mijn vader in de vierkanten op de envelop een ruit, dat tegelijk een vierkant was.

‘Als alle zijden gelijk zijn, zeg 1, en de hypo… de diagonaal is a –’

‘Zeg maar hypotenusa.’

‘Ik moet even kijken hoe het ook alweer ging.’

Hij tekende nog een paar lijnen en begon te schrijven. Onder de vlakken ontstond een formule met de berekening van a, denk ik. Wie weet had hij totaal iets anders ontdekt tijdens zijn roes.

‘Juist. De oppervlakte was vier. Toen ik de helft van die vlakken nam had ik dus wortel twee –’

‘Wortel twee?’

‘Kijk. Als de totale oppervlakte vier is, dan is de oppervlakte van de ruit twee. Daarmee is a wortel twee. De oplossing van de stelling van Pythagoras. Dit zou dus moet gelden voor alle mogelijke waarden van de zijden, maar hoe bewijs je dat? De driehoeken moeten gelijk aan elkaar zijn.’

‘Tja, om dat te bewijzen heb je die hoek van 90 graden nodig, en de gelijke lengte, dus dat klopt… Weet je dit omdat je de stelling kent of had je het nieuw bedacht?’

‘Dat weet je nooit.’

De stelling van Pythagoras, ik had hem ooit gehad op school. In het echte leven was er alleen geen moment geweest dat ik gebruik moest maken van a2 + b2 = c2, dus dat stukje wiskunde had ik uiteindelijk gewist. Ik had trots willen zeggen dat ik hetzelfde bewijs ook kon leveren, maar het was niet in mijn dagboek opgeslagen. In goeden doen kon ik niet eens een halve stelling oplossen, terwijl mijn vader het zich gewoon helder voor kon stellen toen hij in de kreukels lag. Ik keek naar zijn berekeningen. Inderdaad, a was wortel twee, dat geldt altijd.

Op de envelop bleek het logo van een levensverzekeraar te staan.

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.

‘Meer sterren dan er aan de hemel staan.’ – Lucarotti’s loftrompet

‘Francesco, alsjeblieft… concentreer je… hoofd stil houden, gewoon recht in de lens kijken. Niet naar ’t statief, in de léns.’

‘Denk je dat de lezers van Tirade ’t niet suspect vinden dat ik een blauw oog heb?’

‘Waarom? Een ongelukje kan de beste overkomen… Van een verstrooide professor verwachten de mensen niet anders dan dat ie de hele dag overal tegenaan loopt… Zo’n blauw oog is juist goed voor je geloofwaardigheid als academicus en onthecht, vergeestelijkt cultuurmens. Bovendien heeft de gemiddelde Tirade-lezer echt veel meer oog voor dat mooie maatpak van je, dan voor zo’n alledaags ongerechtigheidje als een opgezwollen ooglid.’

‘Ja, denk je?’ Francesco straalt.

‘Ik weet het wel zeker.’

      Ik controleer of het statief stevig staat, stel de richtlamp wat bij, ga dan weer op m’n houten kruk zitten. Het is net een uniform, dat pak van Lucarotti.

‘Ja, mag ik?’

‘Ontspannen… schouders nog wat losser… en probeer vriendelijk te blijven kijken… Rustig praten, hè?… En… actie!’

‘Hallo! Hierbij verklaar ik, Francesco Lucarotti, geboren in 1967 in Luca, werkzaam aan de Sapienza, Università di Roma waar ik ook geschoold ben in de Nederlandse taal en letterkunde, uit eigen vrije wil mijn oordeel over het 452e nummer van literair tijdschrift Tirade uit te drukken en te laten vastleggen voor eventuele verspreiding onder een massapubliek. Tevens en bovendien geef ik literair tijdschrift Tirade dus nadrukkelijk toestemming om deze opname te gebruiken in haar publicitaire uitingen.’

‘Ga door. En nu mag het wat minder formeel… ’

‘Hallo. Mijn naam is professor Francesco Lucarotti… De redactie van literair tijdschrift Tirade heeft mij gevraagd om, als onafhankelijk wetenschapper, mijn oordeel te geven over het jongste nummer van tijdschrift Tirade, Tirade 452… Het is voor een wetenschapper altijd wat lastig, ik zou haast zeggen: tegennatuurlijk, om stellige of zelfs absolute uitspraken te doen over literaire kwaliteit, maar met het pistool op de borst zou ik zeggen: Tirade 452 bevat de allerbeste teksten die ik in mijn professionele leven ooit heb gelezen, die ik ooit onder ogen zal krijgen en die ooit ter perse zijn gegaan of zullen gaan. Dit meen ik oprecht. Zowaar ik Francesco Lucarotti heet. Ik dank Uitgeverij Van Oorschot, Tirade gastredactrice Judith Uyterlinde, de Tirade redactie, en de hele Nederlandse en internationale intellectuele gemeenschap voor de onvergetelijke leeservaring die Tirade 452 mij heeft bezorgd… Zou ik in de beste contemporaine dagbladtraditie mijn waardering moeten uitdrukken in icoontjes, dan zou ik mij genoodzaakt zien de opdracht terug te geven, want kort en goed: Tirade 452 verdient meer sterren dan er op een heldere winternacht aan de hemel staan… Abonneert u zich alstublieft allemaal op Tirade, koop zoveel losse Tirade-nummers als uw armen maar dragen kunnen en verspreidt het tijdschrift onder al die hunkerende zielen die tot nog toe van deze literaire pracht verstoken zijn gebleven. Tirade – daar zit geen woord Spaans bij.’

‘…’

‘Deed ik ’t goed? Hoe vond je de pay off?’

‘Ik had het zelf niet beter kunnen doen, Francesco… Mijn dank is groot. Ik zet alles meteen op de blog maandag.’

      Ik berg camera en statief op en loop naar de keuken voor koffie, thee en een schaaltje kaasvlinders.

‘Lekker pittig,’ zegt Francesco meer tegen zijn kopje dan tegen mij. ‘Beter dan de automatenkoffie die ik altijd op de universiteit drink.’

Als ik aan mijn thee nip, herinneren mijn lippen me eraan dat ik bij het eerste glas m’n bovenlip heb verbrand. Ik reik naar een kaasvlinder.

‘Waar is je assistente eigenlijk?’

‘Mijn collega. In de logeerkamer, denk ik… ze werkt aan een nieuwe goochelshow… kostuums tekenen, decors schetsen.’

Eigenlijk ben ik nu wel uitgeluld met Lucarotti. Het liefst zou ik ’m gewoon overhoop schieten, maar dan moet ik zelf de rotzooi opruimen en daar heb ik natuurlijk geen zin in. Ik herschik m’n gun in m’n schouderholster, ga een paar keer verzitten.

‘Ik weet eigenlijk niet hoe dat in Nederland zit,’ zegt Lucarotti die van plan lijkt me uitputtend kennis te gaan laten maken met zijn verbale kwaliteiten, ‘maar in Italië is het Existentialisme enorm aan het opleven… wist je dat? Het is bij ons al veel groter dan de New Sincerity… Als je op zaterdag door Trastevere of San Lorenzo slentert, dan waan je je in het Parijs van Sartre en De Beauvoir, werkelijk… overal zitten jongeren druk te discussiëren over politiek, moraal en literatuur, overal zitten studenten kranten, boeken, literaire tijdschriften te lezen en te bespreken… en nooit vrijblijvend hè? Voor die jongelui zijn de Existentialisten weer echte rolmodellen.’

‘O, dat wist ik niet.’ Ik neem nog een kaasvlinder. Ze vallen zwaar en toch blijf je er van eten.

‘Ken je dat standaardwerk van Hans van Stralen over het Existentialisme?’

Beschreven keuzes? Zeker.’

‘Van Stralen beschouwt de ‘gesloten ruimte’ als een typisch Existentialistisch motief en – ’

‘Wat zeg ik nou net? Ik heb dat boek godverdomme ook gelezen. Dan hoef je me toch niet te vertellen wat er in staat?’

‘En nou vroeg ik mij af… die rechtbank in Alles kan kapot waar Serafijn op een gegeven moment woont en die school waarin ze dan exposeert en zo, zou je die plekken volgens jou ook als Existentialistische ‘gesloten ruimten’ kunnen duiden? Of is dat – ’

‘Ik heb echt geen flauw idee professor Francesco.’ Ik kom overeind. ‘Bovendien denk ik dat jij het soort salaris opstrijkt waarvoor de Europese belastingbetaler wel wat intellectuele autonomie mag terugverwachten. Kom, we gaan naar buiten, ik wil je iets laten zien.’

‘Je gaat me toch niet vermoorden?’

‘Hahahaha!,’ ik gooi mijn hoofd in mijn nek en door een interne serverfout of door één of andere bug blijf ik een kwartier zo schokkend staan lachen – na een hikje vervolg ik: ‘Zoiets kan alleen een Italiaan vragen. Je vindt de maffia nog eerder in het uiterste noorden van Zweden of in IJsland dan in Zwitserland hoor.’

      We lopen het behaaglijke huis uit, de sneeuw in. De buitenlamp springt aan. Naast m’n Jeep staat de grote legergroene Kliko die ik ooit uit Nederland heb meegenomen. Vanmorgen geleegd.

‘Ga d’r maar in staan,’ zeg ik tegen Francesco.

‘Huh?’

      Ik houd de bak scheef, Francesco klimt erin. Ik zet de Kliko weer recht, duw het hoofd van Francesco naar beneden, sluit het deksel.

‘Ik ben benieuwd!,’ roept Francesco blij vanuit de gesloten ruimte.

‘Nu stevig met je hoofd tegen de binnenkant van ’t deksel duwen.’

Met m’n ene hand houd ik de Kliko dichtgeklemd, met de andere trek ik m’n gun uit m’n schouderholster. Zodra ik het deksel in het midden zie opbollen, zet ik de loop van m’n gun erop, haal dan twee, drie, vier keer de trekker over. In de Kliko verschuift iets – daarna blijft het stil.

Ik rek me uit, neem een teug van de ijskoude nachtlucht. Pinkelende lichtjes in het dal. Op de weg die twee dorpjes in de bergen aan de overkant met elkaar verbindt een piepkleine sneeuwschuiver met brandend zwaailicht, daarachter twee strooiauto’s. Terwijl ik m’n gun weer in m’n schouderholster steek, gaat boven een raam open. Pam steekt haar hoofd naar buiten.

‘Wat was dat voor geluid, collega? Je hebt toch niet die Italiaan door z’n hoofd geschoten?’

‘Natuurlijk niet.’

‘Godverdomme, klojo… door jouw rottige verdwijntrucs mag ik straks nergens meer komen goochelen! Sorry dat ik ’t zeg, maar ik vind ’t eigenlijk een heel onsympathieke gewoonte. Die jongen zou nota bene ’t adres van een leuk eethuisje in Rome nog voor me opschrijven.’

‘Vraag zo iemand een volgende keer dan om dat meteen doen. Maar who cares… m’n iPhone kent meer leuke eettentjes dan drie generaties Lucarotti bij elkaar hoor.’

      Pam schiet in de lach. ‘Jezus, wat een onverbeterlijke hufter ben je toch.’

‘Ik ben een professional.’ Ik knijp met mijn ogen, kijk door het schijnsel van de buitenlamp heen naar boven. ‘Heb je al gezien hoe helder ’t nog is? Als jij nou je jas aandoet, warme shawl om, je guitige muts op, dan kunnen we nog een eind gaan lopen.’

‘Ik heb net een – ’

‘Pitten kan de hele nacht nog, oma.’

 ———————

Tirade – veelgeprezen, veelgelezen.

Soundtrack:  Giuseppe Domenico Scarlatti, sonata K531

Volgende week: ‘Hé, Tyn… waarom heb jij eigenlijk geen kinderen?’

Barista

Het is warm op het bankje in de hoek. Buiten tikt de regen tegen de ramen. De deur zwaait telkens open dicht. Een plastic zakje waait naar binnen. De rij voor het koffieapparaat wordt langer. Mensen wachten, starend op hun smartphone, lezend in een krantje. Voorin de rij staat een vrouw, een peuter op de arm. Een jongetje hangt aan haar jas en wijst op de vitrine met croissants en brownies. ‘Ik wil die, mama, ik wil die, mama, ik wil die.’

Hipsters achter de koffiemachine voeren traag hun handelingen uit. Ze zijn gewend aan de wolk van ingehouden woede in de ruimte. Iedereen wil. Maar iedereen zwijgt. De barista is koning. Het is zijn traagheid waar wij naar verlangen. Daarom komen wij hier. De mannen met baarden, de meisjes met hoornen uilenbrillen, de potentiële singer-songwriters met hun laptops, de jongens met hun hoge leren veterschoenen, hun oude racefietsen, hun dikke wollen coltruien.

‘Mama, ik wil die, mama, ik wil die, mama, ik wil die.’ Druppels vallen van vochtige jassen. Ramen beginnen van binnenuit te beslaan. Een man met lang donker haar staart over zijn computerscherm de ruimte in. Een plug door zijn oorlel. Latino-poseur met een vrij beroep. Zo zichzelf. Hij wordt gezien. Zoals wij allemaal, hier, worden gezien. Door elkaar, voor elkaar, met elkaar. Hier, in deze ruimte, zijn wij wereldwijs. Wij zijn allen artiesten. En we nemen de tijd, voor onze koffie.

 

 

Rosan Hollak (1971) studeerde filosofie en politieke wetenschappen. Ze is journaliste bij het NRC Handelsblad, publiceerde verhalen in Bunker Hill, Lava en Tirade en werd twee keer genomineerd voor de Brandende Pen voor het beste korte verhaal. Ze debuteerde in 2012 met de mozaïekroman Scherptediepte (De Bezige Bij). 

She understood Duke Ellington.’ – American Hustle

Film: American Hustle (2014).

Genre: misdaad, drama, komedie.

Regie: David O Russell.

Verhaal: twee oplichtertjes – Irving Rosenfeld en Sydney Prosser – worden gepakt en gedwongen de FBI te helpen om grotere boeven te vangen. De jonge FBI agent die de operatie leidt, lijdt aan hybris. Uiteindelijk gaat het mis/goed/goed mis – voor de FBI, welteverstaan.

American Hustle is een glijbaan met lekker veel bochten erin.

‘In een goed parfum zit altijd iets… verrots,’ zegt de ordinaire, maar erg grappige Rosalyn Rosenfeld gegeneerd lachend aan een maaltijd met haar man en de burgemeester en diens vrouw. Het is de clou van American Hustle: zonder leugens/dromen/fantasie/verbeelding wordt het niks.

Tot op zekere hoogte, meent de film, zijn we allemaal oplichters. Om te overleven. Bovendien zijn we zelfbedriegers. Uit noodzaak. Je moet jezelf bij elkaar liegen, een identiteit construeren, om iets van het leven te kunnen maken.

Set design, kostumering en camerawerk van American Hustle zijn in heerlijk vette jaren zeventig stijl. En ja: er is een disco sequentie. Toch voel je je een beetje gefopt als de aftiteling wordt ingezet, want AH bezorgt je een prima, volvette filmavond, maar is minder enerverend of kunstig dan de kritieken in de dagbladen deden vermoeden.

De sequentie die de hardste lach oogst is die waarin Rosalyn Rosenfeld een magnetron krijgt. De gever – Irving Rosenfeld, de vader van Rosalyns zoontje – zegt erbij dat ze er geen metaal in mag doen. Nou… dat maakt ze zelf wel uit! Ze zet een ovenschaal afgedekt met een flinke lap aluminiumfolie in de magnetron en drukt op ‘start’. Poef! Hahaha! Schitterend! Serieus. Het voorval is nog symbolisch/voorspellend ook: door de ‘eigenzinnigheid’ – lees: loslippigheid – van Rosalyn gaat ook het masterplan dat de FBI en Rosalyns man hebben uitgedacht bijna in rook op.

Uiteindelijk is American Hustle een liefdesverhaal: de geboren fantasten en overlevers Irving Rosenfeld en Sydney Prosser voelen zich gelukkiger in de alternatieve werkelijkheid die zij voor zichzelf hebben gecreëerd, dan in ‘de realiteit’ van de FBI-ers die hen dwingen andere fantasten te vangen. Een leugen is een droom is een gedicht: je kunt erin wonen.

Overigens is Russells vorige film, Silver Linings Playbook (2012), leuker, beter, eigenzinniger, sterker, waarachtiger dan AH.

Titel van dit stukje: aan het begin van de film vertelt Irving in de voice-over hoe Sydney en hij elkaar hebben leren kennen en hoe intelligent hij haar meteen vond. Bovendien/want voegt hij daar vertederd aan toe: ‘She understood Duke Ellington.’

Tirade – licht op cinema.

Alan Smithee (Los Angeles, 1967) is regisseur. Hij heeft tientallen speelfilms en televisieseries op zijn naam staan.

Meer blogs

  • Afbeelding bij De RattenRanger van Hamelen

    De RattenRanger van Hamelen

    (beeld: Don Duyns) (geschreven met contributie van Robin Alberts) Bijna duizend jaar terug, liep een man met felle kleuren en een fluit door Duitsland. Hij werd later bekend als de rattenvanger, maar dit is het verhaal waarin hij ze vangt. Eigenlijk vangt hij ze niet, hij doodt ze. Maar hij heet niet de rattendoder.—- Ja,...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De mens als biopic 3 - Hannie en Marinus

    De mens als biopic 3 - Hannie en Marinus

    ‘Daar! Kijk! Door dát raam is ie naar binnen geklommen, stiekem. En toen heeft ie de hele zaak in de fik gestoken!’ Ik geloofde er niks van. Omwille van het verhaal kraamde mijn vader vaker historische onzin uit. Dit robuuste gebouw is sinds die brand op 27 februari 1933  herbouwd en gerenoveerd. Vorige  week nog...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Terugkeren

    Terugkeren

    Op de presentatie van zijn roman De handlezer mocht ik vriend Chris Polanen interviewen. Ik deed dat met plezier omdat Chris makkelijk praat en ik het boek al gelezen had. Als je iemands werk mooi vindt dan loopt zo’n gesprek vanzelf – dan hoef je eigenlijk geen vragen voor te bereiden. Toch doe ik dat...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Ida Hondelink
    Ida Hondelink

    Ida Hondelink is schrijver en performer. Ze studeert momenteel af aan de studie Writing For Performance aan de HKU. Reeds is ze actief als dichter en essayist op verschillende platforms en podia, waaronder Notulen van het Onzichtbare, Hard//hoofd, Dichters in de Prinsentuin, de U-Slam en de Nacht van de Literatuur. Haar werk is fantasierijk, maatschappijkritisch en heeft doorgaans een poëtische ondertoon.
    (portret: Lin Woldendorp)

  • Foto van Kevin Headley
    Kevin Headley

    Kevin Headley (1983) is een Surinaamse documentairemaker, journalist en schrijver. Sinds een aantal jaar schrijft hij ook korte verhalen, welke onder andere gepubliceerd zijn in de Surinaamse krant de Ware Tijd, het opinieblad Parbode, het online literair tijdschrift Papieren Helden, het tijdschrift Wobby en Tirade. Kevin heeft ook de speciale uitgave van Tirade PRAKSERI met alleen Surinaamse verhalen samengesteld. Tweewekelijks leren we door zijn ogen verschillende aspecten kennen van Suriname.

  • Foto van Alexander Baneman
    Alexander Baneman

    Alexander Baneman (Amsterdam, 1986) publiceerde in o.m. Tirade, De Revisor en De Parelduiker. In november verschijnt zijn debuutroman De schim van Raamswolde bij Van Oorschot.