‘Absolutely capital-G-great’ – Cynthia Ozick (II)

Zoals gezegd: mocht je toevallig niet eerder vertaalde verhalen van Cynthia Ozick aan het vertalen zijn, dan zouden wij, de redactie van Tirade, je vertaling, na voltooiing, graag lezen. Het inzenden van zo’n vertaling is: heel eenvoudig.

Hieronder een filmpje waarin mevrouw Ozick mijnheer Mailer een paar kritische vragen stelt.

 

In de Oorshop

Malevich in Florence

Op de zondagochtend na Allerheiligen liep ik met mijn zus een kerk in Florence binnen. Het was er schemerig, wierokerig en vol. We bleken midden in de mis beland te zijn, de verzamelde kerkgangers richtten zich juist op voor het uitspreken van de geloofsbelijdenis. Hoewel zo’n gebed voor ons ongelovigen niets meer betekent dan het bestellen van een brood bij de bakker, merkte ik dat we beiden als aan de grond genageld stonden te zwijgen. Op enkele keren na – ook in Italië – ben ik nooit bij een mis aanwezig geweest; mijn zus ook niet.

Een soortgelijke sensatie hebben veel bezoekers van de Galleria Academia wanneer ze oog in oog staan met de David van Michelangelo. (Als je tenminste van ‘oog in oog staan’ kunt spreken, want behalve dat je hem helemaal niet op ooghoogte beziet, is hij ook nog eens zo scheel als Trijntje Oosterhuis.) Om zijn sokkel staan legio mensen met hun mond halfopen omhoog te kijken, kennelijk onder de indruk van zoveel schoonheid, trappelend om een foto te maken van dat kolossale stuk marmer (wat verboden is). David is natuurlijk een imposante verschijning van vier meter hoog, nog naakt ook, en vakkundig gemaakt. Helaas blijf ik erbij dat hij slechts vanuit één positie een knappe vent is, namelijk frontaal van onderaf. Vanuit alle andere hoeken heeft David een te groot hoofd, te grote handen, te lange armen en te dikke benen.

Wel raakte ik onlangs geïmponeerd door Malevich in het Stedelijk. Het totaalbeeld dat daar is neergezet maakt zijn zoektocht langs zo’n beetje alle kunststromingen van begin vorige eeuw inzichtelijk. Zeker voor iemand als ik, die hem alleen kent van zijn suprematistische werken, de geometrische vormen op een gebroken witte achtergrond, uit de vaste collectie van het museum. Het is net alsof Malevich in zijn eentje de avant-gardistische kunst van ongeveer 1900-1925 vertegenwoordigt. Niettemin was voor mij de opstelling met de suprematistische composities, en (letterlijk) bovenal Het Zwarte Vierkant, het hoogtepuntje van deze overzichtstentoonstelling.

Malevich presenteerde zijn vierkant in 1915 als opvolger van het Russisch-orthodoxe icoon door het op dezelfde plaats, in de hoek van de ruimte, te hangen. Dat hij na dat statement van je welste eerst nog meer iconen schilderde, zag ik in het Florentijnse Palazzo Strozzi*. Daar hangt momenteel de tweede stap in de vormentaal van het suprematisme: de cirkel. Samen met de crucifix vormen die drie het pallet voor de composities waarmee Malevich zoveel aanbidders c.q. volgelingen wist te vergaren.

Andere schilders, bijvoorbeeld Pavel Filonov en Marcel Duchamp, hadden allerlei toeren nodig om tijd, ruimte en beweging te integreren. Malevich zorgde slechts met enkele vlakken en kleuren voor een kijkje in de interne processen van een tijdstip, tegen de achtergrond van de oneindigheid. Hij ‘supremeert’ niet alleen de schilderkunst maar ook de toeschouwer tot de mentale ruimte, los van lichaam, geest en omgeving. Het suprematisme heeft de potentie een religie te zijn.

Anders dan in het geval van de David kan ik naar Malevich’ werk niet objectief kijken. Ik bewonder Michelangelo om zijn vakmanschap en daardoor zie ik liever zijn onvoltooide beeldengroep van stervende slaven dan zijn gelikte David. Daarentegen kijk ik naar de suprematistische composities op dezelfde manier als naar een mis in de kerk. Ik voel de heiligheid en de waarde van religie, of dat nou de christelijke of de suprematistische is, maar ik kijk als een voyeur naar een geloof dat niet het mijne is.

 

* l’Avanguardia russa, la Siberia e l’Oriente, te zien t/m 19 januari.

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Gedichten

Vrijdag alweer. Ik houd het even niet bij. In plaats van een stukje bied ik jullie alvast wat leesvoer voor het weekend. Hier zijn 3 gedichten die Heel Mooi Zijn :

Roodkapje – Carol Ann Duffy (vertaald door ik weet even niet wie, vul mij aan)
I was Using Your Mail Order Drugs – Karyna McGlynn
Reading Akhmatova in Midwinter – Lavinia Greenlaw

 

 

& een gedicht dat ik vertaalde:

Verdriet – Matthew Dickman (2008)
(Naar: Grief – Matthew Dickman)

Wanneer verdriet bij je op bezoek komt
verkleed als een paarse gorilla
moet je jezelf gelukkig rekenen.
Je moet haar aanbieden wat er over is
van je avondeten, het boek dat je probeerde te lezen
moet je wegleggen,
je moet een plaats vrijmaken aan het voeteneinde van je bed,
terwijl haar ogen van de klok
naar de televisie gaan en weer terug.
Ik ben niet bang. Ze is hier eerder geweest
en nu herken ik haar tred
als ze het huis nadert.
Sommige nachten, als ik weet dat ze komt,
haal ik de deur van het slot, ga liggen op mijn rug
en tel de stappen
van de straat naar het portiek.
Vanavond neemt ze een pen en een strook papier mee,
vertelt me de namen op te schrijven
van iedereen die ik ooit heb gekend
en we verdelen ze onder in levenden en doden
zodat ze willekeurig een naam kan kiezen.
Ik zet haar favoriete Willie Nelson album op
want ze mist Texas
maar ik vraag niet waarom.
Ze neuriet een beetje,
zoals mij broer doet wanneer hij tuiniert.
We blijven wel een uur zitten
terwijl ze me vertelt hoe onredelijk ik geweest ben,
huilen aan de kassa,
weigeren te eten, weigeren te douchen,
al het roken en al het drinken.
Uiteindelijk legt ze een van haar zware
paarse armen om me heen, rust
haar hoofd tegen het mijne,
en opeens voelt het een beetje romantisch.
Dus ik zeg tegen haar,
het voelt een beetje romantisch.
Ze pakt nog een naam, dit keer
van het stapeltje doden
en draait zich naar me toe zoals ouders dat doen
vlak voordat je je terechtgewezen voelt of je schaamt.
Romantisch? zegt ze,
terwijl ze de naam hardop voorleest, langzaam,
zodat ik me bewust ben van elke lettergreep, elke klinker
die zich om mijn botten vouwt als nieuwe spier
is de klank van diegenes lichaam
en van hoe ondoordacht het is, hoe achteloos
dat zijn naam op het ene stapeltje ligt en niet op het andere.

 

Houdt van boeken

imagesIk kan me jaren herinneren waarin ik nauwelijks nat werd. Horecajaren, toen ik om de hoek van mijn huis werkte en kon wachten tot na de bui voor ik me buiten waagde. Sinds de geboorte van onze zoon lijk ik voortdurend door de regen te moeten. 

Al twee jaar leef ik volgens Nadims ritme, een timing die verdacht vaak samenvalt met hemelwater, buien waarvan ik vermoed dat ze wel eens even plaatselijk zouden kunnen zijn als de straat waarin ik fiets, de boom waaronder ik schuil; de kapotte paraplu die ik boven ons hoofd houd.  

Vanochtend op de crèche, toen ik met het water in mijn oren de verschillende gele rubberlagen van zijn lijfje aan het pellen was, bedacht ik dat een minder kranig mens inmiddels zou gaan denken dat de Heer zijn handen van hem afgenomen had. Niet ik. Negatieve aandacht was tenslotte ook aandacht. En hoe meer het regende, hoe meer ik las. Schrijven ging ook heel goed als het met bakken naar beneden kwam. Aangezien het overduidelijk Gods plan was dat ik in de komende 28 jaar Renate D. naar de kroon ging steken waar het om productie ging, mocht ik hopen dat het flink op me bleef regenen. Nog iets wat ik aan mijn zoon te danken zou hebben. 

Ik tilde mijn manneke het lokaal in en zette hem op een hoge stoel aan tafel. Terwijl ik zijn spulletjes opvouwde en in zijn la legde, viel mijn oog op een lijstje dat boven het verschoonkussen aan de wand getapet zat. Persoonlijke voorkeuren en allergieën van de kinderen waren er in ronde letters opgeschreven. Er zweefden nog net geen bolletjes boven de i’s. 

Sommige kinderen hadden hele waslijsten achter hun naam. Geen brood, las ik. Pas op! Lactose!!! en Wil twee spenen in bed. Natuurlijk zocht ik naar de naam van mijn jongen, die nu achter me met druipende haartjes zijn boerderijpuzzel aan het leggen was. Bij allergie stond niets, bij slapen en eten ook nietHelemaal aan het eind van de rij, onder het kopje opmerkingen was met paarse stift Houdt van boeken geschreven. 

 

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Over wetenschap en perverse seks, en geverfd textiel

Een van de eerste boeken die ik las toen ik aan een universiteit studeerde was vast niet toevallig Sir Karl Poppers De groei van kennis. In een vroeg hoofdstuk beschrijft Popper een mooie overwinning van het wetenschappelijk denken, van hypotheses, falsificatie en verificatie aan de hand van – ik meen – een Oostenrijkse kraamkliniek. De onbegrijpelijke sterfte door kraamvrouwenkoorts wordt door een arts-assistent heel heldhaftig naar een oplossing gedacht: langzaamaan, steeds mogelijkheden uitsluitend, komt de man erachter dat handen goed wassen voor ze in een bloedende vrouw te stoppen, helpt.

Op Amerikaanse films, waarin de aarde gered wordt door een sergeant die moedig genoeg is het tegen monsters op te nemen na, is er nauwelijks groter heroïek denkbaar dan die van de medicus die redenerend tot inzichten komt die levensreddend blijken te zijn. Hoe voor de hand liggend ze in retrospectief ook mogen lijken.

Daarbij zijn ziektegeschiedenissen fascinerend. Ook in het schitterende boek Ontregelde geesten van Douwe Draaisma val je van verbazing in verbijstering. Verhalen waar die van zijn grote voorbeeld Oliver Sacks bij verbleken. De geestesafwijking bijvoorbeeld dat iemand meent dat hij geen linker been behoort te hebben. Terwijl hij dat been wel heeft. En dat die overtuiging zover kan gaan dat het tot amputatie komt en dat die patiënt dan pas echt gelukkig is, want dan past zijn lichaam bij het beeld dat hij van zichzelf had. Of het verhaal van het syndroom van Capgras, waarbij de zieke meent dat iedereen in zijn omgeving vervangen is door een dubbelganger. Huiveringwekkend. Een echte extra kwaliteit van het boek is dat het een geschiedenis van de 19e eeuwse psychiatrie is.

Een ander weergaloze verzameling van ziektegeschiedenissen uit die tijd is de  Psychopathia Sexualis: eine Klinisch-Forensische Studie van Richard Freiherrvon Krafft-Ebing – en ik voel dat ik je als lezer een beetje aan het verliezen ben. But you ain’t seen nothing yet.  Zekere episodes, als die over een man die bij voorkeur masturbeert als hij op een begraafplaats uit een opgegraven lijk de ingewanden vist, behoren tot de tederste in hun soort. Waarom? Door de oordeelloosheid van de beschrijving. Krafft-Ebing kwam ze gewoon tegen in zijn praktijk, deze mensen met vreemde seksuele voorkeuren en beschreef hun geval, niet veel meer.

Dat de medische wetenschap enorme obstakels heeft overwonnen heeft is bekend, maar welke het waren minder. In The Emperor of all Maladies, A Biography of Cancer, vertelt  Siddartha Mukherjee het verhaal van William Stewart Halsted, een Amerikaans chirurg die rond 1900 befaamd was om zijn radicale operatie van borstkanker, waarbij hij diepgravend te werk ging, conform de Latijnse stam van dat woord: tot in de wortel. Zeer omvangrijke operaties dus, waarbij soms maar een half mens overbleef.  Halsted is een mooi voorbeeld van een waarschijnlijk goedbedoelende wetenschapper die niet op het juiste moment de juiste vragen heeft kunnen stellen. Zijn oplossing diep te graven werd deels gerechtvaardigd door zijn waarneming dat kanker vaak terugkwam na een operatie. En zijn suggestie dat er dus meer verwijderd moest worden had een redelijke grond, maar hij heeft te weinig getracht zijn hypothese te falsificeren. Mukherjee merkt droogjes op dat het in de helft van de gevallen een niet uitgezaaide kanker betrof, waardoor de grote operatie niet beter was dan een heel locale, bij de andere helft was wel van een metastase sprake en ging de operatie dus toch niet ver genoeg. Het was dus in alle gevallen teveel. Halsted zag dit niet omdat hij dingen niet wist die wij nu wel weten, maar ook om dat zijn status en zijn succes met hem op de loop gegaan waren. Hij durfde onvoldoende te twijfelen, en nam te weinig moeite om de resultaten kritisch te bekijken. Hij werd vereerd, zijn studenten zaten op de goede plek. Hij was autoritair en bracht geld op. Veel problemen die ook vandaag relevant zijn.

Maar het meest ontbeerde hij waarschijnlijk de vonk van inzicht die de wetenschap naar een volgend plan brengt. Want dat is het soms. Maar even vaak: volstrekt toeval. Zoals bij de latere nobelprijswinnaar Paul Ehrlich, de vader van de chemotherapie, tevens de ontdekker van het middel tegen syfilis en difterie, die zijn laboratorium op twee minuten afstand van een grote chemische fabriek had. Een fabriek die alle toen bekende chemicaliën in huis had, omdat deze fabriek gespecialiseerd was in het maken van verfstoffen voor textiel, een lucratieve handel tijdens het hoogtepunt van de industriële revolutie.  En zo heeft de uitvinding van de katoenmolen behoorlijk bijgedragen aan de uitvinding van het principe achter chemotherapie.

Een nog fraaier voorbeeld van toeval in medische wetenschap is dat uit de gevolgen van het giftige mosterdgas dat in de Eerste Wereldoorlog voor het eerst gebruikt werd de conclusie kon worden getrokken dat dit gas het aantal witte bloedcellen dramatisch verminderde. In aangepaste doses een middel tegen de ziekte waarbij deze witte bloedcellen de overhand nemen: Leukemie.

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

‘Aspiratie, ambitie, verlangen’ – over autonomie

Het meest ‘subversieve’ dat je vandaag als schrijver kunt doen is misschien minder het ontregelen van een of alle bestaande regels, dan het opstellen van nieuwe regels. Aspiratie, ambitie, verlangen: dáárop lijkt het grootste taboe te rusten. Dit taboe doet zich bijvoorbeeld voor als verfijnde ironie – het ongeloof in de substantialiteit van grote verlangens – of als vulgair sentimentalisme – de kleinburger of universele consument die eist dat elk verlangen wordt ingezet voor zijn persoonlijke ontroering/entertainment. (De analogie (compliciteit?) met de huidige liberaal-democratische consensus lijkt me overigens evident: elk maatschappelijk verlangen dat de wil-tot-soepel-functioneren overtreft zou automatisch leiden tot de Goelag etcetera, etcetera.)

 Jeroen Mettes, Weerstandsbeleid (Wereldbibliotheek, 2011;p. 239/240).

‘Een blogstukje met een motto? Wat raar! Dat zie je eigenlijk nooit! Wat gek! Ik vind dat niet normaal! Het stukje is nog maar net begonnen en ik ben al helemaal uit mijn doen! Nou, wat vreemd zeg! Gut! Tjonge, jonge! Dat is heel anders dan wat ik gewend ben! Ik weet niet of ik dit wel leuk vind! Ik weet niet of ik dit wel trek! Ik vind het eng! Ik vind het griezelig! Ik vind het naar! Ik denk dat ik er maar eventjes vandoor surf! Het is mij allemaal een beetje te onvoorspelbaar hier… huuh!’

Tot mijn grote spijt had ik beloofd iets te schrijven over Stephen Kings vervolg op The shining (1977). Nou, vangen…

Auteur: Stephen King.

Boek: Dr. Sleep (2013).

Eindoordeel: beneden kritiek.

Blijkbaar bestaat er werkelijk zoiets als lage – al te lage – kunst. Ik heb totaal geen behoefte om in te gaan op het handjevol passages in Kings roman dat wel de moeite waard is en het ontbreekt me al helemaal aan de lust om over de rug (geen woordspeling) van Kings boek wat van mijn gebruikelijke flauwiteiten te debiteren. Al is op de talloze bespottelijke, occulte passages in Dr. Sleep die bekende uitspraak van Oscar Wilde van toepassing: je moet wel een hart van steen hebben om hierbij niet in schaterlachen uit te barsten. Hopelijk meldt zich een cineast van het kaliber Stanley Kubrick om Kings boek intelligent te adapteren voor het witte doek.

De Nederlandse vertaling van Dr. Sleep is verschenen bij de één of andere kloterige concernuitgeverij waarvan ik je, erop vertrouwende dat je het boek van King sowieso ongekocht laat, de naam onthoud.

In het algemeen geldt natuurlijk: koop je boeken en losse nummers van literaire tijdschriften bij zelfstandige boekhandels. En probeer je zoveel mogelijk te beperken tot titels die verschijnen bij zelfstandige uitgeverijen. Anders kun je je huis, je bezittingen, je dierbaren en jezelf net zo goed meteen helemaal ondersmeren met de zachte stront van zieke kistkalveren.

Overigens ben ik van mening dat auteurs die hun werk onderbrengen bij een concernuitgeverij – een heuse receptie/balie!, representatief geklede redacteurs!, borrels met luxe hapjes!, fotomomentje bij het ondertekenen van een nieuw ‘contract’!, anoniem kapitaal!, efficiency!, winstmaximalisatie! – zich geen grote muil kunnen veroorloven over cultuurbezuinigingen, verharding van de samenleving en censuur. Alles is in alles, zoals Multatuli leert.

Maar laat het maar weten als je er anders over denkt. Dan gaan we lekker polemiseren.

Tirade – bloedserieus.

Volgende week: ‘Hahaha, schitterend!’

‘Wacht, wacht, wacht… wacht nou es eventjes… beweer je nou dat er bij concernuitgeverijen helemaal geen goeie boeken verschijnen?’

‘Nee, sterker: het werk van verschillende van mijn lievelingsauteurs – sommigen springlevend, anderen morsdood, derden ergens daartussenin – verschijnt nu nog bij concernuitgeverijen… Maar noblesse oblige: ik zou graag zien dat alle supertalenten hun werk zouden onderbrengen bij zelfstandige uitgeverijen… Er zijn er genoeg: Van Oorschot, Wereldbibliotheek, De Harmonie, Van Gennep, Karaat, De Geus, Podium, Prometheus, Perdu, IJzer, enzovoort, enzovoort..’

‘Jezus… zijn jullie allemaal van die sektarische, mueslivretende sandalen bij Tirade? Of ben jij de enige? Met je rare Jezushaar. Godverdomme man, die bedlegerige lachebekjes van DasMag vind ik altijd net een stelletje VVD-ers, maar jij lijkt je op te houden aan de gans andere zijde van het lifestylespectrum…’

‘Ik dank je hartelijk.’

Soundtrack: Original Alpenland QuintettJetzt Geht’s Los.

 

 

Meer blogs

  • Afbeelding bij De Sneeuwkoningin

    De Sneeuwkoningin

    (beeld: Don Duyns) ‘Het is vrijdag al, hé,’ herhaal ik. Kay kijkt me verward aan. ‘Wat?’ ‘Het schoolfeest.’ ‘Oh, ja’ Ik ben niet overtuigd. ‘Weet je al op wie je gaat stemmen?’ Kay haalt haar schouders op. Voordat ik door kan vragen klinkt de bel. ‘In de pauze straks…?’ Kay knikt en loopt de trap...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Touren met de band

    Touren met de band

    Rob en Ivo waren al aan het einde van de middag in Bergen aangekomen en hadden zich vast in ons duinhuisje geïnstalleerd. Daarna fietsten ze naar een strandtent aan het noordeinde van het dorp, waar ze een mooie tafel bij het raam bemachtigden. Het is traditie dat we daar op de eerste avond eten. Ik...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Repelsteeltje

    Repelsteeltje

    (beeld: Don Duyns) Je kijkt naar je handen, die een met melk gevulde koehoorn vasthebben. Ze ogen rustig, kalm, in harmonie. Ze hebben de hoorn stevig vast, de melk zal niet over de rand klotsen. Koemelk, daar zou het maar genoegen mee moeten nemen, voor nu. Tot dusver lijkt de koemelk het ding niet goed...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Lia Tilon
    Lia Tilon

    Lia Tilon (1965) debuteerde in 2002 met de roman Huizen van papier bij Uitgeverij De Arbeiderspers. In 2012 publiceerde Uitgeverij Cossee haar roman Zielhond, in 2017 gevolgd door Archivaris van de wereld. Tilon schrijft romans en korte verhalen. Zij blogt over emigratie en de vraag wat heimwee is. Is heimwee wel verbonden met een plek in je leven, of aan het gevoel dat je had toen je je op die plek bevond? En maakt het wat uit?

  • Foto van Eline Helmer
    Eline Helmer

    Eline Helmer (1993) begon na een BA Antropologie (University College Utrecht) en MSc Russische en Oost-Europese Studies (University of Oxford) in 2017 aan een PhD (University College Londen). Ze woont en werkt sinds 2015 in Rusland; eerst één jaar in Pskov, daarna in Sint-Petersburg en ze portretteerde voor Tirade mensen die ze ontmoet.

  • Foto van Jos Versteegen
    Jos Versteegen

    Jos Versteegen (1956) schreef zeven dichtbundels, waarin hij zich vooral liet inspireren door zijn familie en zijn jeugd in Limburg. Voor zijn debuutbundel werd hij genomineerd voor de C. Buddingh’-prijs. Zijn meest recente bundel is Woon ik hier, met herinneringen van oude mensen. In 2016 publiceerde hij zijn vertaling van de Duitse gedichten die Hans Keilson in 1944 in de onderduik schreef voor een geliefde: Sonnetten voor Hanna. Jos Versteegen werkt sinds begin 2017 aan de biografie van Hans Keilson.