psychomotor

Gisteren volgde ik college over het (on)vermogen beslissingen te nemen bij mensen die depressief zijn. Omdat mensen die zwaar depressief zijn vaak lijden aan een aandoening die ‘psychomotor retardation’ heet (een aandoening waarvan ik de naam zo mooi vind, dat ik hem haast zou willen hebben), lukt het ze niet om beslissingen te maken. Hun tijdsbesef is dusdanig defect dat het simpelweg niet mogelijk is om een eenvoudige keuze als ‘wel of niet douchen?’ zin te geven. Ze spreken langzaam, hun bewegingen zijn sloom.

Hier zijn de vier criteria waaraan je moet voldoen om niet als psychomotorische retard door het leven te gaan wanneer het het nemen van beslissingen betreft (Martin, W., ‘Temporal inabilities and dicision-making capacity in depression’, 2013):

– ik ervaar de toekomst als ‘open’
– ik ervaar mijn huidige taak van afwegen en een keuze maken als van invloed op de toekomst
– tussen de verschillende mogelijke toekomsten die ik voor me zie bestaan normatieve verschillen
– indien noodzakelijk voor het maken van mijn afweging kan ik de verschillende toekomstscenario’s enigszins gedetailleerd voor me zien

Maar is dit werkelijk hoe wij tot een besluit komen? Ik heb het idee dat ik voortdurend keuzes maak die niet van invloed op de toekomst kunnen zijn, omdat andere mensen roet in het eten gooien. Ik weet dit, en toch is er niets mis met mij. En wanneer het punt drie betreft: hoe vaak gooien we niet een muntje op omdat het geen barst uitmaakt welke uitkomst er zal zijn, als er maar een uitkomst is? Vaak gaat het er eerder om dat je een keuze maakt, dan welke dat ook moge zijn. Je moet een risico nemen. Niemand weet hoe het zit.

En dan is er nog de methode waarbij je de beslissing die overduidelijk betrekking heeft op je eigen leven, buiten je probeert te plaatsen. Zijn we niet allemaal voortdurend op zoek naar de tekens aan de wand, de drie groene stoplichten op rij die bevestigen dat je je geliefde mag kussen? Ik wel, ik houd van tekens en symbolen. Voor een deel is dit doordat je hiermee je verantwoordelijkheden kunt ontlopen: ik was het niet die je de liefde verklaarde, want toen er binnen twintig minuten twee knopen van mijn blouse afvielen en ik daarna drie keer tegen het aanrecht stootte, verscheen er een blauwe plek in de vorm van een hartje op mijn heup. Toen had ik natuurlijk geen keus meer.

Soms ook vind ik het fijn om te denken dat ik een overmatige religieuze aanleg heb. Uit onderzoek is gebleken dat er een gebied in de hersenen is dat als het maar genoeg gestimuleerd wordt, religieuze ervaringen in gang zet, mensen aanzet tot geloof, welk geloof dan ook – en aangezien ik atheïstisch ben opgegroeid, daar ook achter sta, probeert dit gebied me op andere manieren te benaderen.

Misschien dat ik daarom vertederd kan raken om een gebarsten knikker, of me schuldig voel wanneer ik een ijsje in de vorm van een rendier eet.

In de Oorshop

Wat ik niet kan missen

Sinds ik op mijn site onder het kopje over Gilles heb geschreven dat ik het gelukkigst ben in Venetië, wordt me vaak gevraagd waarom ik het gelukkigst ben in Venetië. Zo kwam ik erachter dat het misschien niet zo’n ramp is dat ik voor het derde jaar op rij vergeten ben die website op te zeggen. Kennelijk kijken de mensen er toch naar.

Bovenstaande woorden schreef ik gisterenmiddag aan de eettafel van een huurappartementje aan de via Garibaldi. Buiten, onder het raam, gingen de gasten van Bar Mio richting het eerste aperitief van de dag. Toen ik een punt achter naar gezet had, voegden mijn moeder en ik ons bij hen.

De rest van de dag dacht ik na over wat er zo fijn is aan deze stad. Ik kwam er niet uit.

Ja, natuurlijk zijn er al die dingen die je te zien krijgt als je bij Google nog maar net de eerste letters hebt ingetikt. Maar ik heb vrienden die zeggen dat het voor hen veel zwaarder weegt dat er geen Italianen meer in de stad te vinden zijn, dat het hier platgelopen is door de toeristen; dat La Serenissima alleen een droom kan zijn voor Amerikaanse vrouwen van 50-plus. Ondanks mijn eigen protesten dat ik hier een aantal Venetianen heb leren kennen, geef ik die vrienden gelijk. 

Op de boot, onderweg naar een ander deel van de stad om wat rauwe zeebeesten te gaan eten en mogelijk ook wel een risotto met gare zeebeesten, probeerde ik het probleem op een andere manier te benaderen. Lichtdronken door de zon op de golfjes van de lagune, zocht ik by process of elimination naar wat voor mij de kern van deze stad is. 

Zou ik het hier nog fijn vinden als er niet zoveel water was? Waarschijnlijk wel. Water, kon weg.

Zou mijn hart nog bijna mijn borst uit knallen bij het zien van de skyline als er geen campaniles meer boven de huizen uitstaken? Kerken, streep. 

Zou ik nog aangeschoten van heerlijkheid door de stegen dwalen als er niet overal wijn te halen was, met een dingetje erbij? Drank, onnodig. 

En het eten? Hoe zat het daarmee? Nee, dacht ik. Ik kook zelf wel. Dat kon ook weg.

Blijkbaar blijft de stad ook overeind als ik Birre niet bij me heb, met wie ik hier toch altijd zo gelukkig ben. Of Nadim. Of Otis de Hond. 

Toen kwam ik in gedachten bij mijn vriend Gabriele Bianchi, een van de sympathiekste figuren uit de buurt en gelukkigerwijs ook de eerste Venetiaan waarmee ik – nu zeven jaar geleden – ooit een praatje maakte. Als hij er niet meer was, wat dan? 

Op mijn meest gestreste dagen in Nederland, als ik met gesloten ogen op zoek ga naar die perfecte stille plek (waar anderen misschien de zee, de bergen, dat strand in Thailand oproepen), visualiseer ik te lopen over de via Garibaldi, met mijn tas over mijn schouder. Herfstlicht in de straat, en de lange schaduwen van een vroege ochtend. De rolluiken van de winkel van mijn vriend zijn open; de frisdrankkoelkast waaraan hij zo’n hekel heeft – die met het luide Cola-logo erop – heeft hij al naar buiten gerold.

Het moment vlak voor ik over Gabrieles drempel stap,

voor hij overeind komt van wat hij ook aan het doen is,

voor hij me herkent en onder zijn snor die schitterende scheve glimlach tevoorschijn komt,

die honderdste seconde vlak voor hij mijn naam zegt. 

Dat, by process of elimination, bleek absoluut onmisbaar aan Venetië.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

‘We will keep fighting, and we will win!’

Denise Richards in Starship Troopers

Gisteren opende de inschrijving voor aspirantkolonisten van de planeet Mars. De rode planeet, die 70 keer droger is dan de droogste plek op aarde spreekt al eeuwen  tot de verbeelding. Toen in de jaren ’70 een spoor van aanwezigheid van zeker stofje werd aangetroffen, gingen in een laboratorium in Amerika de flessen champagne open. Er was mogelijk, ooit,  een aanzet tot een stof geweest die leven mogelijk maakte, geweest! Over marsmannetjes hebben we het allang niet meer. Wel weten we inmiddels heel behoorlijke apparatuur op de planeet krijgen, waardoor onze kennis nu snel groeit.

Een team van astronauten wordt nu geselecteerd voor een enkele reis naar Mars. Een enkele reis? Ja een enkele reis. Of zoals Buzz Aldrin zei: ‘The pilgrims on the Mayflower didn’t hang around Plymouth Rock waiting for a ship to take them back.’ Nee, maar Amerika in 1620 moet er aanmerkelijk plezieriger hebben uitgezien dan Mars in 2023.

Na drie weken grijs weer word ik wel eens wanhopig dat ik de blauwe lucht niet zie, met witte wolken. Geen onbekend verschijnsel getuige een juichend liedje als  Mister Blue Sky, op een Zwitserse alp geschreven na twee weken slecht weer. Wat voor geestesgesteldheid is er voor nodig je vrijwillig voor waarschijnlijk eeuwig op een kurkdroge planeet te laten zetten, minimaal 60 miljoen kilometer hiervandaan, waar het ‘ s ochtends -140°C graden kan zijn? Wat gebeurt er dan met je als je denkt: ‘boom’? En het zijn geen gevluchte misdadigers die gevraagd worden hoor, het eisenpakket is er naar. 

Zou de motivatie van de kandidaten seksueel getint zijn? Of meer Dawkins’ The Selfish Gene indachtig? Je maakt immers kans de aartsvader of -moeder van een Nieuwe Wereld te worden! Je genenpakket is van groot belang voor de plaatselijke toekomst!  En in elk geval zal het vanuit het kolonistenproject de bedoeling zijn dat de astronauten met elkaar een hele hoop kindertjes maken. Misschien werkt het beter dan Parship: Starship! (film van Paul Verhoeven, gisteren op tv) Het is een heel oude kolonisatie-impuls: van de onbekende taart krijg je als je de eerste bent wel een heel groot stuk. Bij het denken over de selectie verschijnen wel veemarktachtige taferelen voor het geestesoog: er worden kaken opengeklemd om de kwaliteit van het gebit te beoordelen, er wordt heupomvang gemeten, intelligentie, spierkracht, borstomvang.

Ja natuurlijk, Starship troopers levert het beeldmateriaal dat mij voortdurend voor ogen zweeft. Stoere mannen mooie vrouwen, een licht fascistoïde ondertoon.

Men zoekt stabiele mensen, maar ik denk eerder dat je nabij geestdood moet zijn om dit aan te durven. Afzien van de wereld waarin je leeft, wat is dat anders dan zelfmoord? Mijn inschatting is dat deze kandidaten zich niet realiseren in welke mate hun bestaan gevormd wordt door hun omgeving. Of ze moeten die omgeving zijn gaan haten. Een groot verschil met de pilgrims: nu weet je hoe het er daar uit ziet: niet goed.

Hoe ver zou dit project vooruit denken? Allicht is er bouwmateriaal en voldoende eten voorradig, maar worden er muisjes ingepakt om de eerste geboorte te vieren? Een stukje kunstgras om weemoedig de illusie te koesteren? Cyaankali voor een gezocht levenseinde? Krijgen we de kolonisatie eigenlijk op tv te zien? Mislukte pogingen om dit of dat gebergte te beklimmen twee keer zo hoog als het hoogste hier? Zal een van de astronauten zich tot een Terror Jaapachtige figuur ontpoppen, of allemaal?

Ja, het is bij nader inzien een veelbelovend project. Hier aanmelden.

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Mezcal

Afgelopen zaterdag organiseerde ik met twee anderen een Malcolm Lowry-avond. We bestelden Mexicaans, keken naar de verfilming van Under the Volcano en dronken mezcal.
         
Under the Volcano is een cultboek, waarvan de slotzin beroemder is de inhoud: ‘Somebody threw a dead dog after him down the ravine.’ Een briljante slotzin. Het nadeel is dat je het einde al kent als je aan het boek begint. In de vierhonderd pagina’s die aan deze regel voorafgaan, wordt de laatste dag van de alcoholistische consul George Firmin beschreven, die in een slaapstadje in Mexico weinig anders doet dan mezcal drinken. Hij is, in de woorden van een van de andere personages, eigenlijk altijd ‘perfectamente borracho’.
          In Bij nader inzien van J.J. Voskuil wordt zo veel gerookt, dat Renate Rubinstein erover opmerkte: ‘Hadden ze hun sigaretten niet zelf moeten rollen, dan was het boek voor de helft korter geweest.’ Iets vergelijkbaars zou gezegd kunnen worden van Under the Volcano: als alle handelingen die op het drinken betrekking hebben (het inschenken, het glas aan de lippen zetten, de alcohol door het lichaam voelen golven) waren geschrapt, dan was dit boek een dunne novelle geworden. Eigenlijk staat niet de consul centraal, maar de alcohol. Ik ken iemand die beweerde dat hij zich van het lezen van Under the Volcano dronken begon te voelen. En Gerard Reve, zo staat in diens biografie, nam zich voor om te stoppen met drinken toen hij het uit had.
          Omdat de meeste schrijvers ook drinkers zijn, is het verklaarbaar dat dit boek vele literaire ambassadeurs kent. In Nederland zijn dat vooral A.F.Th. van der Heijden, P.F. Thomése en L.H. Wiener, die niet alleen over Lowry hebben geschreven maar ook net als hij de zowel lyrische als desastreuze gevolgen van het ‘koningswater’ (term van Wiener) uitvoerig hebben beschreven.
          Toch wordt Under the Volcano niet alleen als ‘alcohol-roman’ gewaardeerd. De zonet genoemde Reve gebruikte het boek als werkmodel bij het schrijven van Bezorgde ouders. Under the Volcano beantwoordde aan zijn ideaalbeeld van een roman, namelijk: een boek waarin eigenlijk niets gebeurt maar dat wel over ‘alles’ gaat. Maar in Lowry’s tijd waren uitgevers er niet enthousiast over. Het manuscript werd overal afgewezen. De auteur schreef daarop een veertig pagina’s lange brief aan uitgever Jonathan Cape waarin hij uitlegde waarom het wél een goed boek was. In sommige edities van Under the Volcano is deze brief opgenomen. Een lezer die moeite heeft om erdoorheen te komen, kan zich zo door de schrijver laten overtuigen om door te lezen. 

Het was nog niet zo makkelijk om voor deze Malcolm Lowry-avond een fles mezcal te bemachtigen. Bij Gall&Gall verkopen ze het niet, sterker nog: de medewerker die ik sprak had er nog nooit van gehoord. Ik moest het hem dus uitleggen. Alleen kon ik dat ook niet echt. ‘Een soort tequila,’ zei ik. Maar dat is het niet.
          Op internet bestaan er tientallen websites waarop de zin ‘What is the difference between mezcal and tequila’ te lezen valt. Maar omdat al die websites steeds net weer een andere uitleg geven, wordt het er alleen maar onduidelijker van. Het zou te maken hebben met de distilleerlocatie (mezcal wordt gemaakt in Oaxaca, de stad waar Lowry in de jaren dertig woonde) en het type agave waar ze van gemaakt zijn. Maar ergens anders staat dat mezcal de verzamelnaam is voor alle alcoholische dranken die van agave worden gemaakt, waarvan de bekendste tequila is. Misschien moet je zoiets ook niet willen begrijpen als je de nacht ervoor te veel gedronken hebt. Het leek me dat je een Malcolm Lowry-avond met een kater hoort te beginnen.
          Wat in ieder geval een makkelijk te begrijpen verschil is met tequila, is dat er in een fles mezcal een worm drijft. Een smaakloze worm overigens. De drank zelf doet denken aan petroleum. Ik kan niet zeggen dat het mijn lievelingsdrankje is geworden.
         
We aten Mexicaans, dronken mezcal en keken naar Under the Volcano. De film blijft behoorlijk trouw aan het boek. Al is er aan het einde een belangrijk verschil. Ik was namelijk benieuwd of en hoe ze de laatste zin van het boek zouden visualiseren. Zouden we een neerstortende hond te zien krijgen? Helaas. Geen dode hond. Je ziet alleen de consul met zijn wang op de grond liggen, terwijl hij wordt omsloten door duisternis. Even daarvoor is hij neergeschoten door een groepje Mexicanen.

Allememachies! – waarin mijn moeder blijkt te hebben gebeld… met Parijs

The Pale KingBen je in een Nederlands grotemensenboek ooit het woord allememachies tegengekomen? Ik wel. Dankzij Daniël Rovers en Iannis Goerlandt die hun bewondering voor/ kennis van/ schatplichtigheid aan David Foster Wallace (1962-2008) productief hebben gemaakt door diens nagelaten roman The Pale King, an unfinished novel (2011) te vertalen en die het woord (allememachies/ allememaggies) gebruiken op pagina 165 van hun uitmuntende Nederlandse vertaling (2013). En gelijk hebben ze, want was DFW een Nederlands auteur geweest, dan was allememaggies precies het soort woord dat hij bij het uitwringen van zijn hersens in de veelkleurige taalstroom (hoog, laag, plat, geleerd, scabreus, religieus, ambtelijk, technisch, kinderlijk allusief, etc., etc.) mee naar buiten had geknepen.

Nu wil het toeval dat Daniël Rovers een trainingsmaat van me is. We doen komende zomer allebei mee aan The Caucasus Run die ieder jaar in augustus plaatsvindt in de Republiek Dagestan. Honderddrieëntachtig kilometer onafgebroken hardlopen over de steppe. In de brandende zon. Op je blote voeten. Iedere zondag treffen Daniël en ik elkaar om ons duchtig voor te bereiden op die Kaukasische uitputtingsslag. De loodzware trainingsessie van gisterenmiddag greep ik aan om Daniël – exclusief voor Tirade – een paar basale vragen voor te leggen over het vertalen van The Pale King.

‘Daniël, laat ik beginnen met de eerste vraag. Voor alle kijkers die misschien weleens van David Foster Wallace hebben gehoord, maar nog niet de tijd hebben gevonden zich in De bleke koning (DBK) te verdiepen: waar gaat het boek eigenlijk over?’

De bleke koning gaat onder meer over de Amerikaanse belastingdienst, verveling, zweten, pathologische aardigheid, de jaren tachtig, neoliberalisme, burgerdeugden, de vloek van hyperaantrekkelijkheid, de stad Peoria, Willekeurige Feitenhelderziendheid (WFH), heldendom, de wil elke vierkante centimeter van je lichaam te kunnen kussen, een slechte jeugd, plagiaat, klassenbewustzijn, concentratie, hondenpoep, masturbatie, de ‘holler’, Ronald Reagan, het Midden-Westen, (fobische angst voor) muggen, belastingontduiking, studieschuld, autoriteit, pijpen, hoeden, voeten, slomo’s, levitatie, incrementeel buigen, de stad Utrecht, iemand de schoen wringen, regionale vluchten, de Irancrisis, salarisschalen, fiscaliteit, ongewenste zwangerschap, vissen, computers, identiteitsverwisselingen, moeders, Residentie Vissersbaai, foute mannen, wraak, rancune, de wil goed te willen doen, hielenlikken, marihuana, studeren, christenen, barbecues, registeraccountancy, oogvloeistof, Obetrol, trailerparken, Sherwood Anderson, windschutten en informatieovervloed. ’

‘Aha!’

‘…’

‘Eh, je collega Iannis Goerlandt woont in Harelbeke, terwijl jij in Amsterdam resideert… betekent dat dat één van jullie maandenlang iedere ochtend om kwart over vijf in de trein stapte of hebben jullie bij het samenwerken je voordeel kunnen doen met moderne communicatiemiddelen zoals de telefoon en het internet? Hoe verliep die samenwerking (kortom)?’

‘De theorie: hoofdstukken verdelen, nietsontziend commentaar geven op elkaars werk en het geheel vervolgens tot een vloeiend en overtuigend en consistent geheel smeden. De praktijk: Iannis en ik kampten na het eerste hoofdstuk dat we vertaalden met nek- en rugklachten vanwege de uren die we voorovergebogen boven ons toetsenbord en voor ons beeldscherm hadden doorgebracht met het geven en verwerken van alle correcties, een hoofdstuk overigens, §36, dat toevallig ook nog eens ging over de heilzame belofte van de chiropraxie. ’

‘Allememaggies!’

 ‘…’

’Laatste vraag. Is TPK/DBK volgens jou een typische Great American Novel? En/of is het een Filosofische Roman? En is – ’

FR‘ Zeker een Great American Novel, zie het antwoord op je eerste vraag, maar een Grote Filosofische Roman? Bij die vraag ga ik me meteen afvragen wat dat is, zo’n (G)FR, wat wellicht, zou je zeggen, van een wijsgerige instelling getuigt, maar wat dan kennelijk wel een definitief antwoord op de vraag verhindert. En ook, niettemin: als ik beelden en vage vormen van zo’n FR voorbij zie komen denk ik toch niet in de eerste plaats aan DFW, hoewel hij, zeker, naast literatuur ook filosofie heeft gestudeerd, met name taalfilosofie en logica. Ik merk bij mezelf ook een voorbehoud, een aarzeling vis à vis het predicaat FR, wellicht omdat een (grote) roman altijd een filosofische component heeft, zoals zo’n ding ook een sociologische, politieke, lyrische component heeft, maar dat een (grote) roman toch vooral een roman, en dus literatuur is. Maar dat is niet het soort antwoord dat je verwacht of wilt krijgen. Is dit dan het moment dat ik in plaats van een tautologie te verkondigen een tegenvraag zal stellen? ’

‘Haha, ja… mooi, die tegenvraag is natuurlijk: wat vind jij (ik)? Nou, ik moet je zeggen: DFW is voor mij, in de context van de FR, werkelijk de gezalfde . Op vrijdag 3 mei kom ik daar graag op terug. Voor nu wil ik je, mede namens alle lezers van Tirade, heel hartelijk bedanken voor je antwoorden én voor je tijd.’

Dames en heren: Daniël Rovers! (applaus).

Als je, jij lezer, De bleke koning (2013) wilt lezen/aanschaffen – wat ik je oprecht en van harte aanbeveel, het is een zeer grappige, briljante, rijke roman en een uitstekende voorbereiding op het lezen van Infinite Jest (1996) – doe dat dan bij een zelfstandige boekhandel zodat je aanschaf in ieder geval bijdraagt aan de instandhouding van de NED-LIT en de NL intellectuele infrastructuur. En ben je daar toch… schaf dan meteen een Tirade aan, want het is leuk en gezellig dat je hier iedere dag even een gratis blogstukje komt lezen, maar vergeet niet dat Tirade geen subsidie krijgt en voor 100% wordt gefinancierd door het zelfstandige Uitgeverij van Oorschot.

 ‘Hé… hoe was je weekeinde?’

O, God… je zinspeelt op de uitreiking van de Opzij Literatuurprijs 2013? Ik heb gekeken. Voor de goede zaak. En als je nu op een grappig stukje hoopt, dan moet ik je teleurstellen.

M’n vrouw en kinderen waren een lang weekeinde naar Parijs, naar mijn oudste zus, dus ik zat zaterdag in m’n eentje voor de televisie… dat was niet de bedoeling trouwens… ik heb eerst zestien of zeventien vrienden gebeld, allemaal mannen, en niet één van hen had zin om mee te komen kijken… ik ben de enige Ideale Schoonzoon van Nederland…

Daarna heb ik een stuk of twintig vriendinnen gebeld… ook vriendinnen van Barbara (mijn vrouw)… Maar die reageerden allemaal hetzelfde… ik moest vooral bellen als Barbara en ik ooit uit elkaar zouden gaan, maar tot die tijd moest ik ze liever met rust laten… alleen van mijn stem raakten ze al in de war…

 ‘Hè?! Ik vroeg alleen of je TV komt kijken?’

‘Ik sta niet voor mezelf in, Martijn, ik sta niet voor mezelf in.’

Hoe het andere mannen in dit soort situaties vergaat, weet ik niet – daar praten we onder elkaar nooit over – maar waarom zijn vrouwen altijd alleen maar geïnteresseerd in mijn lichaam? In seks, als je me dat woord vergeeft.

Uiteindelijk belde ik mijn moeder. Ze wilde best langskomen. Maar niet als we naar de uitreiking van de Opzij Literatuurprijs gingen kijken.

‘Waarom niet?’

‘Dan ga je er weer zo’n rottig stukje over schrijven voor op dat Tirade-blog.’

‘Rottig? Helemaal niet! Ik heb – ’

‘Jawel, net als vorige week. Weet je dat jij de afgelopen 25 jaar helemaal niks veranderd bent?’

‘Je bedoelt dat ik nog steeds opkom voor – ’

‘Nee, dat bedoel ik niet.’

‘…’

Meisjes plagen, kusjes vragen, dat is wat ik bedoel, Martijn Knol.’

‘Nou, zeg… waar komt dit nou vandaan? Heb je met Barbara gebeld?’

‘Nee, maar ik weet wel waarom ze in Parijs is.’

‘Godverdomme! Jezus! Kankerzooi! Waarom lullen die zeikerige klotewijven godverdomme altijd alles door! Weet je wat? Blijf maar lekker thuis… ga maar lekker skypen met je kleinkinderen… Martijn Knol kijkt wel alleen naar de uitreiking van de Opzij Literatuurprijs 2013.’

Laat ik eerst, in abstracto/concreto, en op persoonlijke titel, mijn positie in het literaire veld nog even verduidelijken… kijk: ik pis over alle commerciële literaire prijzen – zoals je weet: met ieder diploma dat zij uitreikt, met ieder versiersel dat zij opspeldt, met iedere titel die zij toekent, viert de Cultuur in de eerste plaats haar vermogen om het individu te disciplineren en dat is mooi, maar je een beetje verzetten tegen die disciplinerende krachten – vooral wanneer die worden uitgeoefend door commerciële ‘partijen’ – is nog mooier (overigens hang ik deze theorie niet uit principe of overtuiging aan, maar omdat ik graag trouw wil blijven aan het opstandige imago dat mijn literair agent, Paul Zeeprest, en ik hebben ontworpen) – ik pis over de jury’s van die prijzen, ik pis over ketenboekhandels, ik pis over concernuitgeverijen en – gelukkig heb ik een grote blaas – ik pis over alle collega’s die bij concernuitgeverijen publiceren.

Alleen bij de Opzij Literatuurprijs was ik, uit emancipatoire sympathieën, bereid om even hoopvol af te knijpen.

Geen Nederlander die positiever bevooroordeeld voor de televisie zat, afgelopen zaterdagavond, dan ik. Ik mocht dan helemaal alleen zijn, ik had het wel gezellig gemaakt. Glaasje Pellegrino, schaal met vishapjes.

De stemming zat er helemaal in!

Want er zijn toneelgezelschappen weggevaagd, er zijn literaire tijdschriften verdwenen, maar wie doet ons wat zolang AVRO’s Opium nog bestaat! Het fundament staat nog fier overeind! Dat mag verdikkie ook weleens een keer gezegd worden!

 Zo… alleen nog een commercial voor de Lepra Stichting en hup… daar gingen we!

De genomineerden voor de Opzij Literatuurprijs waren alle vijf braaf komen opdraven… nu was het alleen nog een kwestie van afwachten tot één van de vijf haar middelvinger zou opsteken… Steek die prijs maar in je reet

Dat werd genieten! Verandering! De emancipatie van het individu! Literatuur in plaats van commercie! De verbeelding aan de macht! 

Hé, opletten… nu gingen we met de schrijfsters praten! Wat hadden ze zich mooi aangekleed en opgemaakt!.. en terecht!… je komt niet iedere dag op de televisie! Hartstikke leuk. Vrolijk. Spannend ook. Nu begon het echt… Andere kijkers keken misschien naar vijf vrouwen… ík keek naar vijf auteurs… dit ging verdomme gewoon hartstikke interessant en inhoudelijk worden!

Na een paar seconden voelde ik de glimlach van m’n gezicht glijden.

Godverdomme zeg.

Gerrit Komrij:  ‘Dat is het mooie van het tv-kijken. Al je nachtmerries komen uit.’*

Was Eva Jinek ziek? Is Sacha de Boer op vakantie? Had Clairy Polak andere verplichtingen? En wordt die Cornald Maas verdomme betaald van mijn belastingcenten?!

Op verzoek van mijn onderburen ben ik jaren geleden al gestopt met kijken naar uitzendingen van de publieke omroep omdat ik (hemdsmouwen, biertje) de hele avond You’re fired! You’re fired! naar de tv zat te schreeuwen…

Een folterende twintig minuten lang werden de auteurs – vijf volwassen vrouwen die erin zijn geslaagd van het schrijven hun beroep te maken – gepest en gejend met kinderachtige filmpjes en stupide vragen… Het gezicht van presentator Cornald Maas droeg de volle uitzending die lugubere, sadistische grijns van een straatjochie dat een aangereden hond staat te prikken met een stokje…

Was mijn vrouw schrijfster, dan zou ik haar verbieden aan dit soort televisie mee te werken. Of zeg ik nu iets ongeëmancipeerds?

Dit programma was zo achterlijk dat het volgens mij strafbaar is.

Margriet van der Linden, PR-medewerkster van Opzij, kwam ook aan het woord. Was Van der Linden een man, dan had ik hem een autoritaire klootzak genoemd, nu zeg ik liever: dominatrix. Ze liet haar ogen rollen. Het lezen van al die door vrouwen geschreven boeken was ‘geen straf’ geweest merkte ze op tegen Maas. Sterker nog: ze had ontdekt dat ‘vrouwen hartstikke goed kunnen schrijven.’

Oho, Pinocchio!

Zal ik eerlijk opschrijven wat ik dacht/denk?

Van der Linden háát literatuur. Ze háát al die moeilijkdoenerige kutboeken die haar uren en uren van het twitteren hebben gehouden. Ze verveelt zich kapot als ze een literaire tekst moet lezen. Maar dat kun je niet hardop zeggen in een cultuurprogramma dat aandacht besteedt aan jouw blad. D’r neus groeide zowat m’n kamer in.

Margriet van der Linden geeft precies niks om literatuur. Ze gebruikt vrouwelijke auteurs alleen om PR voor haar Weekbladpers-glossy te genereren (klik ook even door naar de pdf’s). Opzij exploiteert vrouwelijke auteurs en door vrouwen geschreven literatuur en voor alles wat Opzij neemt en vraagt, geeft ze een lousy vijf mille retour. Knappe Suggar daddy die met zo’n fooi zou wegkomen.

Opzij is een product. En vrouwen zijn content. Oftewel: handel.

Follow the money.

Wat verdient Margriet van der Linden eigenlijk per maand? En wat krijgt Cornald Maas voor het presenteren van zo’n Opiumuitzending? Hoeveel belastinggeld gaat er naar z’n programma? Wat is de advertentieomzet van een gemiddeld nummer van Opzij?

Terug naar de uitzending.

Tot aan de laatste seconden hield ik mijn hoop gevestigd op jurylid Elsbeth Etty. Die zat, met een schattig appeltaartje op schoot, de hele uitzending mooi te wezen, maar het leek me een kwestie van minuten, seconden en Etty zou ouderwets gaan rellen en muiten… ja, ja, daar… nee… niks hoor… de lucht van appel, kaneel en rozijnen heeft blijkbaar een kalmerend, al te kalmerend, effect…

Zullen we Jeroen Mettes er nog eens op naslaan?

‘Het is naïef om te denken dat een democratie niet haar eigen officiële dichters zou hebben; in feite valt elke dichter zonder kritiek en zonder verbeelding onder deze rubriek.’ *

Ja, sorry, ik weet ‘t… ik zit te zeiken. Laten we d’r maar mee kappen voor vandaag.

Zoals mijn literair agent, Paul Zeeprest, altijd zegt: dat ethische gelul bewaar je maar tot na de 24ste druk.

 

Tirade – groot geworden door kwaad te blijven.

 

Volgende week (29/04/13):  Alles komt goed. Nu: effe chillen met… Klangkarussell – Sonnentanz.

*Gerrit Komrij, Horen, zien, zwijgen (1977;107). *Jeroen Mettes, Weerstandbeleid (2011; p.148).

Ondergeschoven moeder – ‘Neglect is the worst form of racism’

 

tribunaalAfgelopen dinsdag vond er in de Singelkerk te Amsterdam een literair tribunaal plaats. Aanklager Gerard Spong betichtte Daan Heerma van Voss dat hij met de publicatie van zijn autobiografische roman De vergeting te ver was gegaan: familieleden en vrienden worden met naam en toenaam genoemd en komen niet altijd even glorieus naar voren. Voor de volledige tenlastelegging t.a.v. de verdachte, klik hier

Echt nieuw is die klacht natuurlijk niet. Voskuil verwerkte zijn collega’s in ‘soap voor intellectuelen’ Het bureau, Naima El Bezaz werd na de publicatie van Vinexvrouwen bedreigd door haar Vinex-buren en de Noorse Karl Ove Knausgard wordt sinds Min Kamp genegeerd door de familie van zijn vaders kant (zijn vrouw heeft, heel verstandig, geen van de zes delen gelezen). Wie bij leven geen last heeft van privacy-gevoelige vrienden en familie, krijgt dat wellicht na zijn dood nog: denk aan de door Schafthuizen gecensureerde teksten in de biografie van diens lief Reve, en naar het schijnt was het uiteindelijk Nietzsche’s zus die de geschriften van de filosoof na zijn dood ‘nazificieerde’.

 Enfin. Ik was niet bij het literair tribunaal afgelopen dinsdag, maar lees dat Daan Heerma van Voss gesteund werd door een advocaat (zijn redacteur) en twee getuigen (vrienden). Zijn moeder stond aan de andere kant, zij klaagde haar zoon aan. Het vonnis werd uitgesproken door rechter Felix Rottenberg, die een taakstraf oplegde: schrijf een excuusbrief aan je moeder. Betekent dit dat Heerma van Voss ook schuldig werd bevonden, of probeerde de rechter beide partijen gewoonweg tevreden naar huis te sturen?

Interessant is de kwestie natuurlijk wel. Een schrijver moet alle vrijheid hebben (alhoewel hij uiteraard impliciet en veelal onbewust altijd aan bepaalde vorm-conventies voldoet), maar zodra de titel ‘roman’ slechts een middel wordt om schaamteloos over vrienden en familie te kunnen schrijven, gaat er iets mis. De roman moet namelijk het doel zijn – het schofferen van je naasten is dan slechts een middel, en niet andersom.   

Moeder Christien Brinkgreve vertelde vorige week in debatcentrum De Nieuwe Liefde waarom ze haar zoon wilde aanklagen in het (door hemzelf bedachte) literair tribunaal. Haar probleem met De vergeting was niet zozeer dat ze er wat bekaaid vanaf kwam, maar vooral dat Heerma van Voss een dierbare jeugdherinnering aan zijn vader toeschrijft.

Heerma van Voss heeft dit verwijt in het boek opgenomen. Hij beschrijft hoe zijn moeder het manuscript heeft gelezen en hem in tranen opbelt. Ze vraagt waarom ‘het steeds de vader is die je helpt en nooit de moeder’? Ze heeft het nagevraagd bij haar man en die bevestigt: niet hij, maar zij zat ‘s nachts altijd met haar astmatische zoon op schoot in de douche te stomen. ‘Ben ik zo vanzelfsprekend en normaal dat ik onzichtbaar word?’

Heerma van Voss weigert het te veranderen. Hij vindt dat herinneringen niet gecorrigeerd kunnen worden. En daarin heeft hij natuurlijk grotendeels gelijk. Wat zou er wel niet met de roman gebeuren wanneer elke herinnering feitelijk gecheckt moest worden? Het gat dat in ruimte en tijd ontstaat en opgevuld wordt door de schrijver, is interessanter dan de werkelijkheid.

In De Nieuwe Liefde sprak Brinkgreve van een persoonlijke gerief, maar belangrijker nog was haar professionele klacht: als socioloog en feminist heeft ze vaak genoeg gezien dat de vrouw wordt weggeschreven. De moeder is een ondergeschoven ouder. Haar vanzelfsprekende rol in de opvoeding van het kind, ondermijnt haar positie. Vanzelfsprekendheid is een haast onaanvechtbaar onrecht, en juist dat maakt het zo moeilijk. ‘Neglect is the worst form of racism’ las ik deze week in De republiek, de nieuwe roman van Joost de Vries.* 

Dit maatschappelijke ‘neglect’ van de zorgende vrouw, wordt flink bekritiseerd door ‘care ethics’ feministen. Veel van deze zorg-ethiek feministen zien zorg als iets inherent vrouwelijks, en eisen meer waardering voor deze kwaliteit. Aandacht, anticiperend vermogen en een goed oog voor de nabije omgeving zouden de wereld verbeteren. Daar hebben ze gelijk in. Alleen zou ik die eigenschappen niet specifiek aan sekse willen verbinden: het zijn bovenal kenmerken van de literatuur.

Een herinnering is een herinnering is een herinnering. De schrijver zal zeggen dat hij die niet gaat veranderen puur om politiek-correct te zijn, of om familie tevreden te houden. Maar het is veelal de herinnering die ‘politiek-correct’ is, die zich naar de maatstaven van het normale vormt.

De literatuur behoort een zorg-ethiek na te streven. Niet om een politieke agenda te verdedigen, maar omdat voor de auteur die zich verwondert, nauwelijks vanzelfsprekendheden bestaan.

 

 


* Vandaar dat ik hier nog even wil zeggen: Gefeliciteerd Manon Uphoff met het winnen van de Opzij Literatuurprijs! Ik ben het niet eens met de kritiek van collega Martijn, die de genomineerden opriep om de prijs te weigeren. Voorlopig kies ik liever voor openlijk positieve discriminatie die het ‘neglect’ blootlegt, dan dat we de vergetelheid haar self fulfilling prophecy werk laten doen. 

Meer blogs

  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zo alleen… Zo alleen 

    Zo alleen… Zo alleen 

    (beeld: Don Duyns) Uit de hengstebron gedronken hebben.   Ik schrijf over gegeven paarden en ogen van naalden.  Over brood op de keukenplank muizen die op tafel dansen en   klokjes die tikken.  Had het meisje geantwoord.  Hij had haar rode kapje gevolgd en zijn besluit genomen.  Ik ben een poëet, had ze piepend gezegd.  Aan de...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Michaël Van Remoortere
    Michaël Van Remoortere

    Michaël Van Remoortere (1991) is schrijver. Hij publiceert essays, verhalen en gedichten in een aanzienlijk aantal tijdschriften. Daarnaast maakt hij ook theaterperformances en installaties. Momenteel werkt hij aan de gedichtenbundel mythomaniën en de roman Autodafe.

  • Foto van Sem van de Graaf
    Sem van de Graaf

    Sem van de Graaf (2002) schrijft absurde verhalen die uit de bocht vliegen en toch een sterke moraal communiceren. Zijn werk is komisch, vervreemdend en oprecht.Hij studeert af van Writing for Performance aan de HKU met het lange filmscenario ‘Een stoel, de dief en Elske’ en zijn onderzoek ‘Handen’. Verder schrijft hij toneel voor verschillende groepen, waaronder zijn eigen collectief ‘bröd’ waarmee hij met de gelijknamige voorstelling in Zaal 3 stond. Zijn VHS-korte films stonden op het Rotterdams Open Doek en het Gouds Filmfestival, waar hij de prijs won voor Beste Film Jong Talent.

  • Foto van Koen Dobbelaer
    Koen Dobbelaer

    Koen Dobbelaer (2000) is schrijver, scenarist en voormalig kindacteur. Deze zomer studeert hij af van de studie Writing for Performance aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht met het filmscenario Een Film Over Familie, een absurdistisch drama over de drang naar maakbaarheid. Dit najaar verschijnt de door hem geschreven film De Laatste Dag in het Leven van Walterus.