Bloody weekend

imagesDe vrienden uit Parijs die vrijdag zouden komen hebben een ongeluk gehad. Ze reden in de buurt van Utrecht, honderd kilometer per uur.
L. vroeg aan de anderen wat ze zouden gaan drinken wanneer ze in Amsterdam aangekomen waren. Nog een half uur te gaan.
‘Een bloody mary,’ zei P. en toen botste de oude Volvo tegen een kleine auto die vaart had geminderd omdat er van baan gewisseld moest worden. In de andere auto zaten een vrouw en een hond.

Op datzelfde moment was ik met I. en M. bij een afstudeerfeest in het VU ziekenhuis. De artsen hadden net een certificaat ontvangen. Er waren praatjes geweest over oudere echtparen die niet meer wilde eten. Ze hadden nog maar één wens: ze wilden dood. Er waren praatjes geweest over mensen in caravans, drugs, een vrouw met vijfentwintig katten die onbehandelbaar was omdat de katten een behandeling in de weg zaten met hun territoriumdrift, een echtpaar dat elkaar in elkaar sloeg, bolletjesslikkers, illegalen, aambeien, kanker, ongelukken. Er werd geklapt en gelachen. De zaal rook naar een mengeling van zweet en Chanel nr. 5. Aan het plafond bungelde een heliumballon.

Ik vond het gek dat we bier en champagne stonden te drinken in een ziekenhuis. In hetzelfde ziekenhuis waar mijn broer ooit bijna dood lag te gaan. Ook dat. Niemand anders vond dat vreemd, ik was geheel alleen in dat standpunt. De anderen vonden het best, als ze maar bier kregen en met cocktailprikkers ondefinieerbare hapjes uit kleine ronde glaasjes konden eten.
‘In het ziekenhuis gebeuren ook leuke dingen,’ zei M.
Ze bedoelde dat er ook kinderen geboren werden. Ik wil kinderen niet persé leuke dingen noemen, maar ik hield mijn mond en glimlachte naar een arts die blauwe adidas gympen droeg.
‘Zullen we gaan?’ zei ik tegen M. ‘Ik hou niet van ziekenhuizen.’

Toen we buiten stonden (frisse lucht) kregen we een sms dat de Franse vrienden een ongeluk gemaakt hadden. Ze waren naar het Antonius Ziekenhuis in Utrecht gebracht. I. had gelukkig niet veel bier gedronken, we reden er meteen naartoe.
We zaten in de wachtkamer folders te lezen over agressie tegenover het ambulancepersoneel en over varkensvee in de EU. We rookten sigaretten en keken op onze telefoons.
L. kwam als eerste tevoorschijn achter de zwaarbeveiligde deuren van de polikliniek. ‘Je provoqué,’ zei ze. Ze zag er mooi uit, niet als iemand die schuld droeg.

Met twee van de vrienden was er niets aan de hand omdat de Volvo een sterke oude auto is (was!) met een forse bumper. P. die achterin zat was gewond in haar gezicht. Haar neus was gescheurd en de rechterhelft van haar gezicht lag aan gort.’Ik vind het niet erg,’ zei ze, ‘ik kan mezelf toch niet zien.’ De rest van het weekend dronk ze bloody mary’s en whisky door een rietje. ‘Ik ga mijn plannen niet wijzigen,’ zei ze.
Hoe het met de vrouw en de hond afgelopen is weten we niet. Daar kregen we geen antwoord op van de politie.

In de Oorshop

Parijs

images-1Vandaag komen er vrienden uit Parijs. In eerste instantie was het de bedoeling dat we voor een weekend van huis zouden ruilen. Dat ging op het laatste moment niet door omdat ik het veel te druk had.
‘Als je niet meer zomaar naar Parijs kunt dan doe je iets niet goed,’ zei mijn vader.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Tennisballen

tennisbalVorig jaar woonde ik een paar maanden bij een vriendin in huis omdat ik zelf geen huis had. Ze zei dat ze het gezellig vond en ik geloofde haar. Die vriendin werkte destijds op de eerste hulp, meestal had ze nachtdienst. Als ze terugkwam van haar werk dan maakte zij mij wakker om een verhaal te vertellen.

Praktisch al die ziekenhuisverhalen gingen over seks. Er kwam bijvoorbeeld minstens één keer in de week een man met een tennisbal in zijn kont naar de polikliniek. Hij wilde nooit zeggen wat de toedracht van het “ongeluk” was. Hij wees alleen aan waar het pijn deed.
In het begin werden er nog röntgenfoto’s gemaakt om te kijken wat er aan de hand was, maar als de uitkomst steeds een tennisbal is, laat je die röntgenstraling al snel achterwege.
Dus trok die vriendin bij wie ik in huis woonde netjes een lange witte rubberen handschoen aan en verwijderde de bal uit de anus van de man. Dat ging natuurlijk moeilijker dan hoe ik dat hier nu schets, dat ging diep, met klemmen en tangen en zo, anders had die man de tennisbal zelf wel uit zijn kont kunnen trekken. Na afloop kreeg hij de bal in een plastic zakje mee terug naar huis zoals anderen een niersteentje meekrijgen.

Ik vroeg me af of de man die verwijderde tennisballen spaarde. Ik vroeg me af of hij die tennisbal naar binnen schoof voor een bepaald seksueel genot of dat hij iets aan zichzelf wilde bewijzen. En of bepaald seksueel genot en jezelf iets bewijzen niet één en hetzelfde ding is. Ook vroeg ik me af of hij met de ballen die hij mee naar huis kreeg zou gaan tennissen. Misschien was hij bijgelovig, dat hij alleen wedstrijden kon winnen met een bal die in zijn kont had gezeten.

Die vriendin van me hoefde niet te proberen om met vragen aan te komen. De man kwam gewoon langs met een tennisbal in zijn reet alsof het de normaalste zaak van de wereld was. En volgens die vriendin bij wie ik in huis woonde was dat het ook.
‘Ik zie veel ergere dingen,’ zei ze. Waarover misschien later meer.

Land of Silence and Darkness

WilliamFitzsimmons2_1024x768William Fitzsimmons is een zanger die werd opgevoed door twee blinde ouders. Daarom verliep de communicatie vooral via geluid en leerde Fitzsimmons op jonge leeftijd allerlei muziek instrumenten bespelen.

Uit onderzoek is al eens gebleken dat blinde mensen niet per definitie beter kunnen horen dan de mensen die wél kunnen zien. Het gehoor van een blind persoon is niet beter ontwikkeld, het wordt alleen beter gebruikt en is meer geoefend. Kort gezegd zou je kunnen zeggen dat blinde mensen beter kunnen luisteren omdat ze wel moeten.

Uit een ander onderzoek is juist het omgekeerde gebleken: dat blinde mensen wél een beter ontwikkeld gehoor hebben. Daarom hou ik zo van onderzoeken en vooral van mensen die op verjaardagen aankomen met allerlei feitjes. “Maar het is wetenschappelijk bewezen, hoor.” Als je op zo’n soort verjaardag terecht bent gekomen dan weet je dat je goed zit.

Vergeef me de kronkels en de omslachtigheid (het brein doet maar en doet maar) maar ik moest aan de zanger en zijn blinde ouders denken dankzij Libië, dankzij Kadhafi. Er zijn bijna geen beelden beschikbaar van wat er allemaal aan de hand is daar in dat gekke land met die gekke dictator. (O, hij is eigenlijk best wel grappig en behoorlijk geniaal he?) Misschien wordt er wel een genocide gepleegd, maar er zijn geen beelden van. (!?)

Ik vroeg me af of het voor mensen die kunnen zien ook steeds moeilijker wordt om te kijken omdat anderen (zoals de media en wereldleiders) ons beeld bepalen? De omgekeerde wereld van wanneer je blind bent, onderontwikkelde ogen, zoiets?

Maakt u zich geen zorgen, dit was het alweer voor vandaag wat betreft de buitenlandse politiek, ik weet ik er net als de gehele wereldpers eigenlijk niets vanaf. Om het dicht bij huis te houden (zoals het journaal vanmorgen opende met het nieuws dat er een militair vliegtuig uit Tripoli vol Nederlanders op vliegbasis Eindhoven was geland: wat een opluchting!) rest de vraag: is de tijd aangebroken dat we beter moeten gaan luisteren en kijken?

In de documentaire Land of Silence and Darkness (1971) van de Duitse regisseur Werner Herzog wordt een doof- blinde vrouw gevolgd. Die film leert “gezonde” mensen opnieuw te kijken en te luisteren. Hoe voelt een boom aan? Wat betekent het om te zwemmen of om te vliegen? Hoe zou het zijn als we niets meer konden horen of zien? Wat doe je als je geen beeld hebt bij een volksopstand?
Geluid maken!

Cactus

imagesGeheel tegen de adviezen van Annie M.G. Schmidt in (die in een interview zei dat ze liever niet met schrijvers omging omdat het valse secreten zijn) had ik schrijfster F. uitgenodigd om, geheel tegen de adviezen van mijn moeder in, pannenkoeken te komen eten.

Mijn moeder zegt dat pannenkoeken geen volwaardige maaltijd zijn. Daar ben ik het niet mee eens, ik vind dat alles waar je (1) geitenkaas of (2) hagelslag overheen kan gooien sowieso een volwaardige maaltijd is.

Ik had mijn kamer opgeruimd en het raam opengezet. Het gehele meubilair zat inmiddels onder de poedersuiker maar dat was wel gezellig en het rook ook nog lekker én het zorgde ervoor dat ik het raam weer dicht kon doen, zodat de straatgeluiden en de kou opnieuw buitengesloten zouden worden.

Ik was aan tafel gaan zitten, spelend met de stroop die ik langzaam heen en weer door de fles liet lopen. Ik dacht: ‘Precies zo voel ik me,’ en toen zag ik de plant. Hij stond in de hoek bovenop mijn platenspeler. Hij was dood, hartstikke dood. Je hoefde geen plantenliefhebber te zijn om dat te zien, dode dingen herken je meteen.

Schrijfster F. had mij diezelfde kamerplant voor mijn verjaardag gegeven, (in oktober) omdat het haar was opgevallen dat ik helemaal geen planten in huis had. Sinds ik wél een plant in huis had was het mij eerlijk gezegd zelf niet opgevallen dat de plant er was en praktisch gezien was hij ook al van mij heengegaan natuurlijk.

Ik wilde F. niet meteen bij binnenkomst al voor het hoofd stoten met die plant, ze zou denken dat ik een vals secreet ben, misschien had ze daar niet eens een dood cadeau voor nodig. Van de andere kant kon ik die plant ook niet ineens zomaar wegdoen nu, ze zou onmiddellijk zien dat de plant ontbrak. Als ze al gezien had dat er een plant ontbrak voordat er überhaupt een plant was, dan zou het nu het eerste zijn dat ze zag. Bovendien: F. is een schrijfster en schrijvers kijken over het algemeen erg goed. (?)

Er zat niets anders op: ik liet de plant dood in de hoek staan, met een schaar knipte ik de verrotte bladeren weg. Dat deed de aanblik van die plant min of meer geweld aan, al die halve bladeren.

Toen F. binnenkwam zei ze: ‘Wat ruikt het hier lekker.”Ja,’ zei ik zenuwachtig. Om alle ongemak voor te zijn zei ik: ‘Die plant die ik van je gekregen heb is dood.’ Daar leek F. niet echt van onder de indruk. Ze zei: ‘O?’ wat ik als een aanmoediging zag. (Leg maar eens uit hoe dat kan dan.) Ik zei iets over een pot en een bord en bijna nooit thuis en lekkend water en dat experiment met melk en de platenspeler en honden die bladeren opeten.’Oké,’ zei ze weer, terwijl ik een pannenkoek op haar bord gooide en dacht: ‘Een pannenkoek is inderdaad een toetje.’

‘Er bestaan ook planten die je geen water hoeft te geven,’ zei F. ‘Ik neem er wel een keer één voor je mee.’ 
Ik verslikte me in een rozijn. Straks stond er een vetplant op mijn platenspeler om me eraan te herinneren dat ik voor niets of niemand kon zorgen. Misschien werd het tijd dat ik een aantal adviezen op zou gaan volgen.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Veertien

    Veertien

    Bijna elk jaar is onze jongen jarig in de herfstvakantie. We zijn dan in Normandië, in een huis met een haard in de woonkamer en grasland voor de deur waar bonkige paardjes grazen. We wandelen er veel, ik koop voorraad op de markten en kook voor onze familie. Een man of tien, met kinderen en...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Met de fiets naar de trein

    Met de fiets naar de trein

    Ik haastte me met flinke wind tegen naar het station. Terwijl ik zwoegend op de pedalen stond schoot me de titel van een gedicht van Obe Postma (1868-1963) te binnen: ‘Mei de auto nei de trein’ (Met de auto naar de trein), dat hij in 1927 publiceerde. De opeenvolging van de twee vervoersmiddelen, en vooral...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zwichten de varensmannen

    Zwichten de varensmannen

    Gezwicht ben ik, wist je dat wij varensmannen, de taal van de molenaars verstaan? Het is dan wel een andere taal, een landtaal maar de molenaars leven nu eenmaal ook van de wind. Met veel wind reven ze net als wij maar het minderen van de zeilen heet bij hen zwichten. Wat ik qua taal...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Jan Lodewijckx
    Jan Lodewijckx

    Jan Lodewijckx (1990) had het wel even gehad op kantoor. Hij kocht een zware fiets en een kleine tent en zegde zijn werk op en zijn appartement.

  • Foto van Senna Felius
    Senna Felius

    Senna Felius (1997) is dichter. Ze studeert filosofie en Arabisch en woont in Egypte. Haar poëziedebuut staat in Tirade 487.

  • Foto van Jos Versteegen
    Jos Versteegen

    Jos Versteegen (1956) schreef zeven dichtbundels, waarin hij zich vooral liet inspireren door zijn familie en zijn jeugd in Limburg. Voor zijn debuutbundel werd hij genomineerd voor de C. Buddingh’-prijs. Zijn meest recente bundel is Woon ik hier, met herinneringen van oude mensen. In 2016 publiceerde hij zijn vertaling van de Duitse gedichten die Hans Keilson in 1944 in de onderduik schreef voor een geliefde: Sonnetten voor Hanna. Jos Versteegen werkt sinds begin 2017 aan de biografie van Hans Keilson.