Werner Herzog

Het was een prachtige avond. De zonsondergang leek niet echt, straks een volle maan… Waar – om Gerard Reve te parafraseren – hadden we het aan verdiend? Ik liep tussen de varkens. Er was ook een koe, en een jonge stier. Dieren die waren vrijgekocht uit de bio-industrie. En deze boerderij was aangekocht om ze alsnog een mooi leven te bezorgen.
Ik juich verzet tegen de bio-industrie toe.

Toch voelde ik me ook ongemakkelijk. Ik ben op het platteland opgegroeid, tussen boeren die nog geen bioboeren waren en heb gezien hoe ze met hun dieren omgingen; hoe boerenknechten met een simpele klak van de tong een paard konden bedaren, hoe ze ganzen die sissend op je afkwamen met een zwaai van de arm een andere kant op dirigeerden. Ze spraken de taal der dieren.

Op de boerderij waar ik op deze prachtige avond was, liep trouwens ook een gans. Eén gans. Dat vond ik vreemd. Waarom niet meer? Ganzen horen in gezelschap te leven. En toen zag ik dat de jonge stier een varken te lijf ging. En hoorde hoe de jonge dwaas door een medewerker van de dierenreddingsboerderij werd toegesproken. ‘Eigenlijk moet je zijn gedrag negeren,’ zei hij nog tegen me, alsof hij het over een boze mensenpuber had. Maar hij sprak de jonge stier liefdevol bestraffend toe. Inderdaad, alsof hij het tegen een mensenpuber had.

Ik zag de boerenknechten uit mijn jeugd hoofdschuddend aan de kant staan. Wie liet er nou een jonge stier tussen de varkens, vrij op het erf. En ik dacht aan de hoofdpersoon uit de film van Werner Herzog, Timothy Treadwell, die tegen beren praat alsof het zijn schoolvrienden zijn. Treadwell is helemaal niet bezig met het redden van beren. In zijn hoofd speelt zich een heel ander avontuur af.

En ik kreeg het benauwd, daar op dat erf. Geen kwaad woord over mensen die de bio-industrie bestrijden, die dieren willen redden, maar waarom gaat dat redden uiteindelijk toch zo vaak over het redden van de redders zelf?

In de Oorshop

Herinneren (1)

Er werd mij gevraagd of er iemand is die ik me wil blijven herinneren.
Ik mocht maar één persoon kiezen. Ik koos mijn grootvader.
Aan wie ik wel eens een gedicht heb gewijd dat begon met de regel: hij had een bokkenwagen en een kraai.
Mijn grootvader was boer. Op zondagmiddagen maakte ik wandelingen met hem. Ook toen ik al een lastige, opstandige puber was geworden maakte ik nog zo’n wandeling met hem.

Een soort kerstverlof in het heetst van de strijd.

Die wandelingen zijn me bijgebleven omdat mijn grootvader, die in zijn leven nooit echt op vakantie is geweest en voor wie het buitenland eigenlijk al aan de andere kant van de rivier begon, omdat mijn grootvader, die overigens ook maar drie jaar op school had gezeten en toen voorgoed was weggelopen, het landschap kon lezen zoals ik daarna nooit meer iemand heb zien doen. Ik weet nog hoe mijn Ierse setter op een middag nerveus rond het struikgewas liep en mijn grootvader zei dat hij een dode fazant rook. Waarschijnlijk ‘s ochtends neergeschoten door een jager die het dode dier niet hadden weten te vinden. Hij vond de fazant, nog voor de voor de hond hem vond. En stelde vast dat we hem ‘s avonds nog konden eten. Mijn grootvader wist niet wat een glanzende kiemcel was, maar hij begreep wat het betekende.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Over wandelen in de stad

Iemand wandelt door Parijs. Hij wandelt veel, zijn voeten verkennen de stad. Zijn denkende voeten. Hij kijkt ook de hele tijd omlaag. Zo zie je meer van een stad dan wanneer je omhoog kijkt. Ik heb het ook uitgeprobeerd in mijn eigen stad. Het klopt.
Van de weeromstuit heb ik ook mijn ogen op een bepaald moment dicht gedaan, denkend aan de blinde schrijver John Hull die beschrijft hoe onweer  klinkt als je onder een zinken dak staat.

Ik hoorde een boot langskomen, het geklots van water, twee mannenstemmen, er passeerde een fietser die een mobiel gesprek voerde, ik hoorde het zoemen van fietsbanden, kraaien, en in de verte zelfs het fluiten van de papegaai van de buren, die mij miste.

Ik kon, als ik dat wilde, met mijn ogen dicht door de hele wereld reizen. Net zoals de blinde avonturier James Holman, dat in de negentiende eeuw deed.

De doden

In een stukje voor Tirade.nu schreef ik over een tekst van Anne Carson. Het gaat over achteruitlopen, dat mag ze niet van haar moeder, ‘omdat de doden dat doen’. Het staat in haar debuut ‘Short Talks’. Een bevriende boekhandelaar heeft gezorgd dat ik het boekje kon kopen. Ik heb een vrije vertaling gemaakt.

Mijn moeder verbood ons achteruit te lopen. Zo lopen de doden,
zei ze. Hoe kwam ze erop? Misschien door een slechte vertaling.
De doden lopen immers niet achteruit, ze lopen achter ons.
Omdat ze geen longen hebben kunnen ze niet roepen,
ze zouden er een moord voor doen als we ons omdraaiden.
Velen zijn slachtoffer van de liefde.

Baer Cornet

Een vriend wilde striptekenaar worden. Toen hij zeventien was mocht hij stage lopen bij Kuifje, in Brussel. Opgetogen reisde hij af. Om op de redactie te horen dat het niet de bedoeling was dat hij zou tekenen, hij mocht een week lang de vloer vegen. Boos ging hij aan de slag. Na een week riep de redactiechef hem bij zich en stelde vragen over wat hij had gezien, stelde vragen over tekenen. Mijn vriend gaf verbluffende antwoorden. Vond hij zelf. De chef was niet verbluft, hij had dit wel verwacht.
‘Je hebt een week lang op de vingers mogen kijken van begaafde ambachtsmensen. Je hebt al vegend meer kunnen leren dan wanneer ik je had laten tekenen, alleen achter een tafel’.

Typograaf Marc Vleugels vertelde me een soortgelijk verhaal. Na zijn middelbare school werkte hij in de beste drukkerij van Nederland, Rosbeek, een bedrijf dat helaas failliet is gegaan. Prachtig drukwerk, ze werkten samen met de beste vormgevers en ontwerpers: Walter Nikkels, Irma Boom, Jan Bons, Baer Cornet.
Over die laatste ontwerper vertelde Marc een mooi verhaal. Baer Cornet, over wie kunsthistoricus Paul Hefting een boek schreef, over wiens werk Wim Crouwel opmerkte dat er meer is weggelaten dan toegevoegd.

Cornet bivakkeerde ook regelmatig in de drukkerij. En altijd weer wilde hij drukken met de Baskerville, en altijd weer constateerde hij na afloop dat het beter had gekund. Marc Vleugels stond er bij en keek er naar, zoals hij ook Jan Bons gadesloeg als die een kalender maakte voor een scheepvaartbedrijf.
En hij leerde, al kijkend.

Leerde bijvoorbeeld dat een goede ambachtsman niet aan een toekomstig publiek denkt maar – al makend – een eerbetoon aan het ambacht probeert te brengen.

Weiner & Broodthaers

Voor Q.S. Serafijn

Het lijkt me mooi om nog eens een regel te maken die een rol speelt in het openbare domein. Bij mij in de buurt valt zo’n tekst te lezen op een bord aan het water. Over het schip ambitie dat voorbijkomt. Het is geen goed kunstwerk. Het is cabaret. Cabaret doet het nooit goed in de openbare ruimte.

Zo’n werk moet – kijk naar de afbeelding – de kracht hebben van een werk van Lawrence Weiner.

Een mooi filmpje op een scherm kan ook. Een scherm op een groot gebouw, midden in de stad. Denk aan een opname van Broodthaers: iemand schrijft een brief in de regen. Het is dramatisch, het is klein. Het maakt indruk terwijl je op de tram wacht.pluie

Meer blogs

  • Afbeelding bij Veertien

    Veertien

    Bijna elk jaar is onze jongen jarig in de herfstvakantie. We zijn dan in Normandië, in een huis met een haard in de woonkamer en grasland voor de deur waar bonkige paardjes grazen. We wandelen er veel, ik koop voorraad op de markten en kook voor onze familie. Een man of tien, met kinderen en...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Met de fiets naar de trein

    Met de fiets naar de trein

    Ik haastte me met flinke wind tegen naar het station. Terwijl ik zwoegend op de pedalen stond schoot me de titel van een gedicht van Obe Postma (1868-1963) te binnen: ‘Mei de auto nei de trein’ (Met de auto naar de trein), dat hij in 1927 publiceerde. De opeenvolging van de twee vervoersmiddelen, en vooral...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zwichten de varensmannen

    Zwichten de varensmannen

    Gezwicht ben ik, wist je dat wij varensmannen, de taal van de molenaars verstaan? Het is dan wel een andere taal, een landtaal maar de molenaars leven nu eenmaal ook van de wind. Met veel wind reven ze net als wij maar het minderen van de zeilen heet bij hen zwichten. Wat ik qua taal...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Kees Snoek
    Kees Snoek

    Kees Snoek (1952) doceerde Nederlandse taal en letterkunde aan universiteiten in Michigan, Indonesië, Nieuw-Zeeland en Frankrijk (Straatsburg en Parijs). Hij publiceerde onder meer de biografie van E. du Perron (2005) en vertaalde poëzie van Sitor Situmorang en Rendra. In augustus verscheen bij Van Oorschot Wissel op de toekomst, zijn keuze uit de brieven van Sjahrir (de eerste premier van Indonesië) aan zijn Hollandse geliefde.

     

  • Foto van Nicole Montagne
    Nicole Montagne

    Nicole Montagne studeerde Vrije Grafiek aan de kunstacademie in Utrecht en Cultuurwetenschappen aan de Open Universiteit. Zij debuteerde in 2005 met de essay- en verhalenbundel De neef van Delvaux. Onlangs verscheen bij Wereldbibliotheek haar nieuwste essay- en verhalenbundel: De verzuimcoördinator.

  • Foto van Kevin Headley
    Kevin Headley

    Kevin Headley (1983) is een Surinaamse documentairemaker, journalist en schrijver. Sinds een aantal jaar schrijft hij ook korte verhalen, welke onder andere gepubliceerd zijn in de Surinaamse krant de Ware Tijd, het opinieblad Parbode, het online literair tijdschrift Papieren Helden, het tijdschrift Wobby en Tirade. Kevin heeft ook de speciale uitgave van Tirade PRAKSERI met alleen Surinaamse verhalen samengesteld. Tweewekelijks leren we door zijn ogen verschillende aspecten kennen van Suriname.