Fin de saison

Herfst in de Ardèche. Het is zo stil dat je de plofjes hoort waarmee de kastanjes landen en uit hun schil rollen. Ik denk dat ik in het vervolg vakantie ga houden in oktober, in dit roodbruingouden landschap dat langzaam afkoelt van het toeristenseizoen.

In de Oorshop

Straffe whiskey

untitledSpringers nieuwe roman Quadriga brengt me terug naar de eerste maanden van 1986. Hij was toen net Nederlands ambassadeur in de DDR, ik zat in de laatste weken van mijn gastdocentschap aan de West-Berlijnse Freie Universität. Hij nodigde me uit voor een diner in zijn ambtswoning aan de andere kant van de Muur en liet me door zijn chauffeur ophalen bij Checkpoint Charlie. De Nederlandse kranten die ik bij me had werden door de onvriendelijke grenspolitie in beslag genomen, het voor hem meegebrachte cadeauboek bleef ongemoeid.

Ik had mijn gastheer nooit eerder ontmoet, kende alleen zijn werk, het pas verschenen Quissama voorop. Hoewel hij terwille van de in Den Haag geldende beroepscode niet te koop liep met zijn schrijverschap, ontdekte ik in hem de man van zijn boeken: een Leidse bal, maar wel een van de aangename soort, ironicus tot in zijn vingertoppen, liefhebber van een straffe whiskey, in het gelukkige bezit, toen nog wel, van de beeldschone vrouw die op de achtergrond van zijn werk een prominente rol speelde en nog altijd speelt. Hij vertelde de prachtigste anekdoten over DDR-leider Erich Honecker, die een kleine vier jaar later zo smadelijk ten val zou komen.

Na zijn pensionering in 1989 zag ik hem zo nu en dan nog wel eens. Maar zo authentiek als in zijn habitat, de diplomatieke wereld, maakte ik hem niet meer mee. Quadriga, waarin een niet onbelangrijke bijrol is weggelegd voor de Herr Botschafter Raaf, betekende dus een even plezierig als weemoedig Terug in de Tijd.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Toorop en Mussolini

Het is bekend: schilder Jan Toorop was een fervent bewonderaar van Mussolini. Niets bijzonders in de jaren twintig. We weten nog maar sinds kort dat we niet achter leiders en rolmodellen aan moeten lopen, dus wie dat in het verleden wel deed, zij veel vergeven.







042Toorop had een voorliefde voor Mussolini’s kop, en beeldde die dan ook herhaaldelijk af. Ook dat is bekend. Minder bekend is dat Mussolini deel is van een aan Toorop gewijd gedenkteken. Dat bevindt zich zich op de hoek van de Jacob Catslaan en de Buitenrustweg  in Den Haag en is in 1937 vervaardigd door John Rädecker, de beeldhouwer die naderhand een belangrijk aandeel had in het Nationale Monument op de Dam, opgericht ter herinnering aan de slachtoffers van Mussolini’s politieke vriend Hitler.

Thomése’s wegbereiders

Lolita

In de besprekingen van P.F. Thomése’s nogal geslaagde roman De weldoener die ik tot nu zag, wordt geen melding gemaakt van de frequentie waarmee het thema ‘oudere man raakt geobsedeerd door een jong meisje’ in de recente Nederlandse literatuur opduikt. En dan denk ik niet meteen aan Louis-Paul Boon, die niet alleen over nymphets schreef maar ze ook met honderden tegelijk uit pedofiele blaadjes knipte, maar allereerst aan Geerten Meijsings roman Dood meisje en aan De zeemeermin en De loden schoentjes van de onderschatte en veel te vroeg overleden Paul Marijnis.

Meijsing en Marijnis waren net als de neo-Haarlemmer Thomése gefascineerd door de perverse binnenkant van het Hollandse burgerdom, dat Meijsing bekend was uit zijn Haarlemse jeugd. Meijsing schreef eerder dan Thomése over een puberale borderline case. Marijnis evoceerde in De loden schoentjes met veel kennis van zaken en met een pen waar de vitriool van afdruipt de amour fou tussen een dolende vijftiger en een veertienjarig secreet. Het nabij Haarlem gelegen duingebied biedt daartoe het toneel.

Ook als gemaniëreerde stilisten gingen de heren M & M collega Thomése voor. Benieuwd of hij ze ooit de eer zal geven die hun toekomt.

Cultuurcriticus?

Het uit Maarten Asscher, Maarten Doorman en Willem Otterspeer bestaande driemanschap dat optreedt als redactie van het vuistdikke boek met Michaël Zeemans ‘beste essays en kritieken’ noemt in zijn woord vooraf de vorig jaar overleden auteur een ‘cultuurcriticus’. Daarmee krijgt Zeeman een plek in de gelederen van eigentijdse schrijvers als Francis Fukuyama, Peter Sloterdijk en George Steiner, en van grote voorgangers als Nietzsche, Spengler en Ortega y Gasset. Maar de selectie uit Zeemans werk die we vervolgens krijgen voorgeschoteld, wekt het vermoeden dat we het begrip ‘cultuurcriticus’ niet moeten verstaan in de betekenis van ‘zelfstandig denker die zich op kritische wijze verhoudt tot de samenleving waarvan hij deel uitmaakt’. In deze nagelaten stukken maken we vooral kennis met een boekbespreker. Wanneer die de eigentijdse cultuur zo af en toe toch de maat neemt, wijkt hij niet wezenlijk af van de humanistische traditie van het oude Europa die leert dat de klassieken de beste leermeesters zijn en dat je van het lezen van literatuur zo niet een beter, dan toch in elk geval een wijzer mens wordt. Het is niet verkeerd om die overtuiging er van tijd tot tijd weer eens in te hameren, maar dat het weinig meer is dan een fraaie gemeenplaats kan moeilijk worden ontkend. Evenmin verrassend is het om Zeeman in te horen stemmen met de klaagzangen van al die cultuurcritici die ach en wee roepen over de teloorgang van de ouderwetse geletterdheid. Het is zoiets als het overhandigen van de geloofsbrieven: ‘Geacht publiek, vertrouw mij, ik ben uw goede herder en geleid u deskundig door de doolhof der letteren’.

Michaël Zeeman was als criticus een echte didacticus, een man met de onbedwingbare behoefte zijn lezers op te voeden. Het wordt bevestigd in wat hij meedeelt over zijn ervaringen als free-lance docent aan de Amsterdamse letteren, en begrijpelijk tegen de achtergrond van zijn opvoeding in een domineesgezin. Hij sprak een waar woord toen hij zei dat de predikanten van weleer voortleefden ‘in het leger hunner zonen dat zich vandaag de dag manifesteert in de seculiere varianten van hun vaders beroep, de journalistiek, de kleinkunst en de literatuur.’
Wat bij het doornemen van dit literatuur- en kunstkritisch proza allereerst frappeert, is de enorme bandbreedte van de onderwerpen, de spreiding over taalgebieden en historische perioden, het schijnbare gemak waarmee Zeeman zich dit alles eigen maakte, en vooral het feit dat deze enorme lappen tekst week in week uit, bijna twintig jaar lang, in de Volkskrant gepubliceerd konden worden zonder dat de redactie en de abonnees in opstand kwamen.

Bij nader inzien – en aan dat inzicht kom je al toe voor je op de helft van deze bundel bent – raak je gevoelig, overgevoelig zelfs, voor Zeemans trucs en handicaps, voor de sonore volzinnen die verbergen dat hij weinig over boeken, oeuvres en auteurs heeft te vertellen dat je niet al eerder van anderen had vernomen, voor de stoplappen en herhalingen die mede de oorzaak zijn van een soms lelijk uit de hand lopende langdradigheid.

In een bespreking van The Encyclopedia of New York raakt Zeeman lyrisch over de mogelijkheden die dit naslagwerk biedt: ‘Bij het hippen van lemma naar lemma ontstaan telkens nieuwe patronen, nieuwe samenhangen, nieuwe verhalen.’ Op dat moment tekent hij onbedoeld een zelfportret, van de encyclopedische geest die zo dol was op kennis, weten en vooral weetjes dat hij van puur genot ver voor zijn publiek uithipte, zonder omkijken, met de blik gevestigd op de weidse perspectieven van de vrij zwevende intelligentie.

Weg met het aureool

untitledEind vorige eeuw beleefden we de opkomst van een nieuw type staatsman: de leider die voorging in een terugtocht die vanwege de heroïek geen afgang mocht heten. Gorbatsjov, grafdelver van de Sovjet-Unie, was er zo één, en de Zuid-Afrikaanse president F.W. de Klerk. De laatste haalde Mandela uit de gevangenis en bezegelde daarmee het lot van het blanke minderheidsbewind.

Mandela op zijn beurt belichaamt het type van de bezielende en profetische leider, genre Gandhi en – in mindere mate – Václav Havel. Bij leven staat hij al in een geur van heiligheid. Nu zijn er de Conversations with myself, waarin Mandela het er bewust op toelegt om van zijn aureool af te komen. Tweeënnegentig jaar oud en nog fris genoeg om zich te bevrijden uit de wurggreep van zijn bewonderaars. Dan ben je hors categorie.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Warm

    Warm

    Hitte verbindt. Er wordt minder van je verwacht; je verwacht een stuk minder van anderen en veel minder van jezelf. Bij hitte doe ik alles langzaam en merk dan dat ik hetzelfde gedaan krijg – zelfs na vijf duiken in de gracht en anderhalf uur staren sluit ik mijn laptop in de middag met tevredenheid....
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Sybren Sybesma
    Sybren Sybesma

    Sybren Sybesma (2001) werd in Leiden geboren. Na de middelbare school deed hij een jaar vooropleiding klassiek piano aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Daarna studeerde hij Biomedische Wetenschappen in Leiden.  Hij volgde een cursus korte verhalenschrijven aan de Schrijversvakschool in Amsterdam bij Nico Dros. Bij de Mare kerstverhalenwedstrijd won hij twee keer de derde prijs. Ander werk verscheen op De optimistOp ruwe planken en in het Friese literaire tijdschrift Ensafh. Hij zit in de redactie van Babel en studeert in Amsterdam. Hij speelt nog veel piano.

  • Foto van Jack de Boer
    Jack de Boer

    Jack de Boer (1966) is leerkracht in het speciaal basisonderwijs. Zijn meer dan vijfentwintig jaar aan onderwijservaring heeft hij opgedaan in Amsterdam en Franeker, en vormt een belangrijke bron voor zijn schrijverschap.

    Zijn fraaie, essayistische  De gelukkigste klas toont wat het betekent basischoolkinderen door een jaar heen te begeleiden, op weg naar een betere toekomst.

     

  • Foto van Kevin Headley
    Kevin Headley

    Kevin Headley (1983) is een Surinaamse documentairemaker, journalist en schrijver. Sinds een aantal jaar schrijft hij ook korte verhalen, welke onder andere gepubliceerd zijn in de Surinaamse krant de Ware Tijd, het opinieblad Parbode, het online literair tijdschrift Papieren Helden, het tijdschrift Wobby en Tirade. Kevin heeft ook de speciale uitgave van Tirade PRAKSERI met alleen Surinaamse verhalen samengesteld. Tweewekelijks leren we door zijn ogen verschillende aspecten kennen van Suriname.