Jimmy

Mijn historie met paarden is complex. Na een paar maanden rijles als zevenjarige, misleid te geloven dat ik enige controle had over de orka tussen mijn benen, werd ik in een gevorderd klasje gezet waarbij de juf me steeds dezelfde pony toewees.

Diamond kon zelfs in de meest slome stap haar hoofd zó plotseling voorovergooien dat de jongen op haar rug geen tijd had om de teugels los te laten. Met een felle zwiep landde ik keer op keer aan haar hoeven in het zand.

Het was niet zozeer de klap, maar niet te weten wanneer die kwam. Na drie weken hield ik het voor gezien, en in de jaren die volgden reed ik heel soms met vriendinnen, maar vertrouwen kreeg ik nooit meer terug.

Nadim (11) is dol op paarden – zijn eerste woord was paard – en toen we een tijdje in Oud-West woonden werd hij lid van de Hollandsche Manege. De voetbaljongens op school maakten grappen over zijn hobby, maar mijn zoon hield zó’n meeslepende spreekbeurt over paarden dat alle kritiek verstomde.

Zo is hij altijd geweest: trouw aan zijn eigen liefdes, absoluut niet bang zich daarin kwetsbaar op te stellen. Hoewel hij bijna naar de middelbare gaat, krijg ik nog elke ochtend een kus op het schoolplein. Toen ik hem laatst vroeg of hij dat zou blijven doen, knikte hij wat droogjes, alsof die vraag eigenlijk geen antwoord behoefde.

Vorige week reed hij zijn eerste dinges – ik weet niet hoe het heet als ze oefeningen doen in die bak. Is dat dressuur? Hij moest figuren rijden, lijnen maken tussen letters op de schotten rond het zand.

Een halfuur voor de kuur/dressuur/test waren we aanwezig. Het was de bedoeling dat ruiters én paarden perfect verzorgd waren. De meiden uit zijn groep hadden hun pony’s tot glimmens toe opgewreven, cornrows gemaakt van manen en elfachtige vlechten in staarten gelegd. Er waren dames met nieuwe uniforms, hun haar opgerold in een kanten bolletje.

Nadim droeg zijn oude joggingbroek en zijn te grote rijlaarzen. Hij had zijn eigen hoodie aan, en dezelfde stoffige cap waarmee hij altijd rijdt. Als pony nam hij Jimmy, een nogal ongezeglijk wit beest dat meestal als laatste gekozen wordt. Kinderen gaan zelfs extra vroeg naar de manege om niet op hem te hoeven rijden.

Door het gangpad tussen de boxen kwam mijn jongen aangelopen, het paardje langs zijn zij.

‘Wat heeft hij een mooie vlecht,’ zei ik. ‘Heb je die zelf gemaakt?’

Naadje knikte zuinig, zijn blik schoot door de stal en landde uiteindelijk aan mijn voeten. ‘Ik ben best wel zenuwachtig, papa. Ik denk dat ik misschien maar niet meedoe.’

‘Dat snap ik,’ zei ik, jagend op de juiste woorden. ‘Dat snap ik man.’

Zijn blik reisde omhoog, sloot aan op de mijne. Ik moest nú iets zeggen.

‘Denk maar niet aan al die mensen,’ zei ik, en aaide Jimmy, die wat schichtig reageerde. ‘Het is gewoon jij en je vriend. Jullie zijn vrienden, toch?’

Voorzichtig knikte Nadim, en keek zijdelings naar de pony.

‘Nou,’ zei ik. ‘Gewoon lekker samen rijden. Als ze niet dachten dat je het kon dan hadden ze je niet laten meedoen.’

Even later zat ik op de balustrade boven de binnenbak te wachten tot mijn jongen aan de beurt was. Natuurlijk dacht ik terug aan mijn eigen rijverleden, en ook aan de eerste lessen van Nadim, waar ik vaak bij geweest was.

Die eerste keren kostte het hem vreselijk veel moeite om zijn pony in het spoor te houden. Ik weet nog dat me dat verbaasde: die beesten doen niet anders dan dezelfde rondjes lopen, en toch ging het steeds mis. Zijn paardje wandelde naar het midden van de bak om een van de andere pony’s te bijten, of hield ergens halt en kwam niet meer in beweging.

Na een tijdje kreeg ik door dat het dier wél in haar spoor bleef als Nadim zich maar op haar focuste. Werd hij afgeleid door een van de spiegels naast de bak, dan sjokte ze meteen weer naar het midden. Met de weken werd mijn snel afgeleide man kalmer, zakte hij steeds meer in dat zadel. Eerst leek zijn lijf zich naar het dier te voegen, daarna ook zijn hoofd. De pony als detector van verbondenheid.

Nadims kuur/dressuur/test ving aan en hij was duidelijk gespannen. Toch zag ik ook iets kalmers in hem, iets wat daaronder lag. Het publiek, de directeur, zijn instructeurs en klasgenoten: hij wist dat ze er waren en dat maakte hem stikzenuwachtig, maar hij moest nu bij dit witte paardje zijn. Jimmy had het nodig dat hij duidelijk was, helder bepaalde wat er moest gebeuren.

Toen de beproeving erop zat, reed Nadim naar voren in het midden van de bak en bracht een ruitergroet, waarna iedereen applaudisseerde. Een halfuur later kwam hij naast me zitten.

‘Ik weet het niet hoor,’ zei hij. ‘Er ging van alles mis.’

‘Welnee,’ zei ik, en gaf hem zijn beloofde cola. ‘Waar bleef je nou zo lang?’

‘Ik moest Jimmy nog afzadelen,’ zei hij. ‘En borstelen en voeren en zo.’

Ik haalde mijn vingers door zijn haar, wat hij nog steeds in het openbaar laat doen, en kuste zijn zachte wang. Met al die zorgen in dat koppie had hij eerst goed voor zijn vriend gezorgd, daarna was hij pas steun voor zichzelf komen halen.

‘Voor mij ben je geslaagd,’ zei ik.

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

In de Oorshop

En toen stond mijn trein ineens stil

Ik loop tegenwoordig stage bij de ethiekafdeling van het Erasmus MC. Zodoende reis ik vaak tussen Leiden en Rotterdam heen en weer. Dat is best te doen: er is een prima treinverbinding en een metrohalte precies voor de deur van het ziekenhuis. Maar treinen zijn treinen en soms gaat er wel eens iets mis. Ik zat in de trein, die precies op tijd was vertrokken van Leiden Centraal en rustig zijn eerste station Den Haag Laan van Nieuw-Oost Indië aandeed. Ik was verdiept in een boek met korte verhalen van Salinger: For Esmé – With Love and Squalor (ook uitgebracht als Nine Stories). Ik ben erachter gekomen dat korte verhalen – in ieder geval de niet al te lange – zich perfect lenen voor een forensenbestaan. In een uur (dus inclusief metro) kan ik minimaal één kort verhaal lezen, dus zo’n vijftien bladzijdes.

En toen, in de buurt van Den Haag Holland Spoor, weerklonk de stem van de conducteur of de machinist door de luidsprekers: ‘Beste reizigers, ik heb een naar bericht voor jullie.’ Er was een wisselstoring en Holland Spoor was voor ons de eindbestemming. Ik stapte uit, zoals iedereen, en het volgende uur was ik druk bezig een route naar Rotterdam uit te stippelen, maar het bleek al snel dat dat vanuit Hollands Spoor lastig zou worden. Ondertussen werden er op de borden steeds treinen op het laatste moment geannuleerd, of ze reden niet verder dan Delft. Daar had ik dus volstrekt niets aan. Ik pakte mijn telefoon en begon te appen met degene met wie ik in Rotterdam een afspraak zou hebben en mijn boek stopte ik in mijn jaszak (een echte pocketuitgave zullen we maar zeggen).

Nadat ik had afgesproken dat ik haar op de hoogte zou houden van mijn voortgang, keek ik weer omhoog naar de borden. Zou die trein… Ik begon om mij heen te kijken, naar de andere reizigers. Iedereen had oortjes in en keek naar hun telefoon. Grappig genoeg was er een NS-medewerker die constant – tegen iedereen die hem vroeg welke trein wél reed – herhaalde dat de trein van 39 wel naar Rotterdam zou gaan (dat ging hij niet, hij werd net als alle andere treinen naar Rotterdam en verder geannuleerd). Ik moest denken aan wat Alfred Schaffer in Trouw zei toen hij de PC-Hooftprijs kreeg. Hij zei iets over een verschil tussen Zuid-Afrika en Nederland. Hij zei dat hij in Nederland in een defecte trein zat en dat het hem toen opviel dat niemand met elkaar begon te praten, terwijl dat in Zuid-Afrika wel zou zijn gebeurd. Ook bij mij begon niemand een gesprek. Iedereen knikte op de maat van de muziek en onderging het geheel met gelatenheid, berusting misschien. Een enkeling belde dat hij of zij later zou komen. Overal zag ik duimen over telefoonschermen bewegen. In de coupés ben ik vaak de enige die een papieren boek leest. De rest van de mensen zit op hun telefoon. Sommigen kijken zelfs series; ze houden hun telefoon horizontaal en kijken ernaar terwijl ze er niet op tikken of vegen.

De mensen op het perron appten dat ze later waren of verzetten afspraken. Wat is Signal of Whatsapp of welke andere berichten-app dan toch ook een zegen. En toch… Er is mij iets opgevallen de laatste tijd: weinig afspraken die ik maak, beginnen ook daadwerkelijk op de vooraf afgesproken tijd. Er is altijd wel weer een berichtje dat meldt: ‘Sorry, iets later!’ Of: ‘Ik rijd nu weg! Omw.’ Of: ‘Oh, de trein rijdt net voor mijn neus weg!’ En: ‘Oh, helemaal door mijn wekker heen geslapen! Kom er zo snel mogelijk aan!’

Het is een beetje flauw om te zeggen, maar ik had een tijdje geleden een afspraak met iemand die geboren is vóór de uitvinding van de mobiele telefoon en die was dus precies op tijd. We hadden een tijd afgesproken en daar bleef het bij.

Het ergste is dat dat gehannes met de tijd algemeen geaccepteerd is, want in elke groep waar ik in heb gezeten gebeurt het. Het heeft iets te maken met gemakzucht, denk ik. Juist omdat het zo makkelijk is om even een berichtje te sturen doen mensen het (soms bellen ze ook om te zeggen dat ze later zijn of nu wegrijden. Ik weet eigenlijk niet wat ik erger vind). Maar gemakzucht is wellicht niet de enige verklaring. Misschien is het ook een soort uiting van een bepaald individualisme. Mensen denken niet meer aan de ander. Denken niet meer na over hoe die het vindt als ze niet komen opdagen op het afgesproken tijdstip. Of als dat tijdstip steeds wordt opgeschoven.

Van Alfred Schaffer gaan mijn gedachten naar Antjie Krog en dat schitterende gedicht Probeerslag 1: die bus, waarin ze probeert haar medemensen in de bus te verdragen: ek oefen om lief te hê. Ze kijkt om zich heen en ziet al haar medepassagiers, ergert zich aan hen, walgt van sommigen van hen, maar probeert te onthouden dat iedereen met elkaar verbonden is. Zij keek zeer zeker niet op haar telefoon terwijl ze in de bus stond. Maar misschien is dat wel iets dat eigen is aan schrijvers: om je heen kijken om materiaal op te doen voor een roman of een verhaal.

Op Holland Spoor heerste de stilte. Heel af en toe werd er wat gepraat, en dan alleen tussen mensen die sowieso al samen reisden. Ik nam de trein terug naar Leiden en had mijn afspraak online. In de trein terug keek weer iedereen op hun telefoon. En ik, ik las een kort verhaal van Salinger. Maar dat komt natuurlijk eigenlijk op hetzelfde neer.

Foto van Sybren Sybesma
Sybren Sybesma

Sybren Sybesma (2001) werd in Leiden geboren. Na de middelbare school deed hij een jaar vooropleiding klassiek piano aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Daarna studeerde hij Biomedische Wetenschappen in Leiden.  Hij volgde een cursus korte verhalenschrijven aan de Schrijversvakschool in Amsterdam bij Nico Dros. Bij de Mare kerstverhalenwedstrijd won hij twee keer de derde prijs. Ander werk verscheen op De optimistOp ruwe planken en in het Friese literaire tijdschrift Ensafh. Hij zit in de redactie van Babel en studeert in Amsterdam. Hij speelt nog veel piano.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Muurschildering van Hedy Tjin gemaakt in februari/maart 2023 in de wijk Abra Broki voor de buurtorganisatie stichting Ret-Ra Changement

Wat zeggen de muren van Suriname 

Strey mus strey, strijd moet geleverd worden, No pisi dja, niet hier urineren, en Straathond. Strijdkreten, waarschuwingen, maar ook namen en illustraties. Sommige boodschappen heel subtiel, andere luid en overduidelijk. Al de zaken die je geschilderd ziet op buitenobjecten en vooral op muren in Suriname. De keus wat de boodschapper wil overbrengen is oneindig, net als de manier hoe die een boodschap wil overbrengen. Niet op een vel papier, maar op steen. Vele bedrijven schilderden in het verleden hun producten op muren, vooral die naast winkels. Nog steeds worden enkele muren voorzien van schilderingen van bijvoorbeeld Parbo bier. In Suriname wordt er vaak op muren geschreven en de boodschappen gaan best ver. 

De veelzijdige kunstenaar Harry de la Fuente begon met zijn bedrijf in de beginjaren vijftig met het plaatsen van reclames voor Coca-Cola en andere fris- en alcoholische dranken op muren en daken, in en buiten Paramaribo. 

Samen met beeldend kunstenaar Hedy Tjin bedacht ik in 2012 het plan om het centrum van de binnenstad van Paramaribo te verfraaien met muurschilderingen. We richtten het collectief Switi Rauw op en in de beginperiode werden diverse muren in de binnenstad voorzien van uiteenlopende illustraties. Het initiatief nam vaart en binnen enkele jaren werden niet alleen buitenmuren voorzien van kunst, maar werd op verzoek ook de muren van ziekenhuizen, zorginstellingen en huizen beschilderd. De boodschap van ons was vrij duidelijk: laat je inspireren door kunst. Het was voor ons belangrijk dat de jeugd op deze manier met kunst kennis kan maken. Onze straatkunst vond ook een weg naar videoclips en interviews, want de muren werden – en worden nog steeds – gebruikt als decor voor videoclips en interviews. 

De Federation of Visual Artists in Suriname heeft vorig jaar nog samen met leerlingen van verschillende scholen muurschilderingen van jaguars op hun schoolgebouw geplaatst met de boodschap om het dier te beschermen. Stroperij en vernietiging van het bos bedreigen de jaguar namelijk. 

Onlangs las ik een column van auteur Raoul de Jong die hij schreef net voor de start van de boekenweek in Nederland over waarheid. Hierin gaf hij aan dat je moet durven te staan achter jouw waarheid en die ook uit dragen ondanks de consequenties die dat met zich meebrengt. In Suriname zijn velen overgevoelig en zien bijvoorbeeld kritiek als een aanval of belediging en stellen zich daardoor defensief en soms ook agressief op. 

Daardoor zijn velen nog bang om hun waarheid in het openbaar te ventileren uit angst voor rancune, als het gaat bijvoorbeeld om het uiten van hun misnoegen over de manier waarop het land bestuurd wordt. Suriname heeft een kleine samenleving en soms kan het wel benauwd zijn omdat velen op elkaar letten en ook snel vooroordelen hebben en daardoor ben je voorzichtig met zeggen wat je werkelijk van iets vindt. Daarnaast hebben velen van ons op school geleerd om je mening voor jezelf te houden en wat de leerkracht zei als waarheid te accepteren. Steeds meer kinderen durven uit te komen voor hun mening. Zich durven uit te spreken. Daarom is schrijven ook belangrijk, waar schrijvers hun waarheid neerpennen en delen met de wereld. Als schrijver moet jij je kwetsbaar opstellen en thema’s durven te behandelen zoals het gemis van een vader, als bij mij. Niet bang zijn voor de potentiële risico’s die het met zich meebrengt. Bijvoorbeeld als je in dienst bent van de overheid, mag je niet te kritisch schrijven over de overheid, want dan raak je je baan kwijt. Als je familie religieus is, mag je niet vinden dat vrouwen evenveel rechten hebben als mannen en moet je de traditionele rolverdeling niet tegenwerken, want dan word je verstoten door je familie. Dat durven ook nog te weinig schrijvers. 

In Suriname zijn boeken ontzettend duur geworden door extreme prijsstijgingen door de economische crisis in het land. De meerderheid van de Surinamers heeft amper genoeg geld voor levensmiddelen, laat staan voor een boek. Verschillende bibliotheken hebben het moeilijk om nieuw materiaal aan te schaffen vanwege beperkte middelen. Toch is het belangrijk dat waarheden worden gedeeld met elkaar. Door deze te delen kunnen we elkaar misschien beter begrijpen en kunnen we meer begrip voor elkaar opbrengen. En misschien moet het op muren geschreven worden zodat het voor een iedereen toegankelijk is, dan worden deze waarheden fysiek onderdeel van onze ruimte. In Nederland beschilderde Hedy enkele muren met koppen van enkele historische figuren waaronder Anton de Kom met een leuze en een QR-code om jongeren te prikkelen om naar informatie op zoek te gaan van deze persoon. Een mooi voorbeeld hoe door toegankelijke kunst waarheid wordt gedeeld. Intussen zijn Hedy en ik aan het nadenken om in de toekomst weer enkele muren te voorzien van kunst. Samen met andere kunstenaars hun waarheid te plaatsen op muren en onze waarheid te delen met de samenleving in het land en de wereld daarbuiten. 

Foto van Kevin Headley
Kevin Headley

Kevin Headley (1983) is een Surinaamse documentairemaker, journalist en schrijver. Sinds een aantal jaar schrijft hij ook korte verhalen, welke onder andere gepubliceerd zijn in de Surinaamse krant de Ware Tijd, het opinieblad Parbode, het online literair tijdschrift Papieren Helden, het tijdschrift Wobby en Tirade. Kevin heeft ook de speciale uitgave van Tirade PRAKSERI met alleen Surinaamse verhalen samengesteld. Tweewekelijks leren we door zijn ogen verschillende aspecten kennen van Suriname.

Fred

Fred stond in de keuken en beraamde een avondhap. Geroutineerd wisselde hij pannen om, roerde wat en nam af en toe een hijs van zijn vertrouwde sigaret – hij is de beste thuiskok die ik ken. Als de tevredenheid ergens woonde, was het in zijn keuken vandaag.

Sinds Helene uit de tijd viel, waai ik vaak even aan, want de deur staat altijd open. Fred was er altijd als ik bij Helene langsging, en hij groeide samen met haar uit tot een steunpilaar in mijn kleine bestaan. Met hen kreeg ik er een extra paar ouders bij. Toen Helene verdween, vonden we elkaar nog meer dan eerst. Rouw verlamt je, maar zorgt er ook voor dat je de overblijvers nog dichter tegen je aan wilt drukken.

Fred dekte de tafel en schonk een biertje voor ons beiden in. De keuken vulde zich met de belofte van een koningsmaal.

‘Bieruur!’ riep hij, zoals altijd, en droeg het bier aan. Hij heeft zijn eigen, kenmerkende uitspraken en gezegdes geschapen, die altijd voorbijkomen als ik hem bezoek. Het is geen goede avond met Fred geweest, als hij ze niet allemaal heeft uitgesproken.

‘Even kijken en denken tegelijk’, mompelde Fred, terwijl hij naar een pannenlap zocht. Hij stak karakteristiek beide handen in zijn zij, keek over het randje van zijn bril de keuken rond en begon wat te rommelen in de keukenkastjes. Je zou er bijna een bingokaart van kunnen maken.

Later, toen de blaas geleegd moest, klonk het vertrouwde ‘En nu ga ik even mijn bijdrage aan de riolering leveren.’ Hij verdween achter een deur, en ik ijsbeerde wat door de ruime huiskamer. Even stond ik stil voor het monumentje voor Helene: Fred had de bloemen van de uitvaart verwerkt in een prachtig kunstwerkje van boomschors, handig en vindingrijk als hij is. Ze keek me vanaf twee foto’s met haar indringende oogopslag aan. Ik keek terug tot Fred de kamer weer inkwam. Hij haalde het voorgerecht van het kooktoestel en ik dekte de tafel. De soep werd opgedist met de klassieker ‘Hoeperdepoep, daar is de soep!’

Na het hoofdgerecht, een stevige bodem, slenterden we naar de kroeg. Fred is de nestor daar, want hij komt er al vanaf de oprichting. Ik was nog niet geboren toen, en dat vond hij een uitstekend excuus voor mijn afwezigheid in die jaren. Daarom hebben we nu wat in te halen.

We hesen onszelf op een kruk en gingen voor anker aan de bar. Het is de veiligheid van de gewoonte, de geruststelling van vertrouwdheid. Fred keek tevreden rond en begroette hier en daar wat mensen van vroeger. We mijmerden wat over zijn verjaardag, die volgende week op de kalender staat. Dan tikt hij de zeventig aan, en dat kan Fred zelf amper geloven. Toch vieren we volgende week in klein comité het feit dat hij het zestigersbestaan achter zich heeft gelaten. Nadat we hadden besloten dat we deze zomer samen op vakantie zouden gaan en hij de heroïsche prestaties van zijn zoon in de sportschool had laten zien, gleden we met slap gelul en bier de avond in.

Tegen middernacht vertrok Fred weer naar huis. Ik liep een stukje met hem mee. Op een straathoek namen we afscheid.

‘Kiek goed uit, jongen,’ zei hij vaderlijk en beende weg. Ik keek hem even na, en liep weer terug naar het lichtbaken en de omhelzing van de kroeg.

Die Fred, dacht ik, die lieve, zorgzame, uitzonderlijke Fred, met het grote hart dat in zijn borstkas huist. Zeventig lentes jong. Laat hem nog heel lang hier blijven, en het liefst nog langer, want we zijn nog lang niet klaar om hem te missen. Toen ik aan het einde van de straat weer even omkeek, zag ik hoe hij haast onverwoestbaar de hoek omsloeg.

Foto van Twan Vet
Twan Vet

Twan Vet (1998) schrijft poëzie, proza en liedteksten. Hij blogt wekelijks voor Tirade.

Zijn gedichten verschenen eerder in literaire tijdschriften zoals De Revisor, DW B en Het Liegend Konijn en in kranten zoals NRC en AD.

De komende jaren werkt hij aan een dichtbundel, een non-fictieboek en een roman bij De Bezige Bij.

Foto: Roderique Arisiaman

Goede raad van de schildpad

(De wereld in stukken 9)

Aurorachelys is een zoetwaterschildpadje dat 90 miljoen jaar geleden langzaamaan van Azië over de Noordpool, richting wat nu Arctisch Canada is dobberde. Dat kwam omdat het voor dit schildpadje een beetje te warm aan het worden was waar hij vandaan kwam. Door een enorme CO2 uitstoot was er op aarde een broeikaseffect ontstaan. Er zou tot 16 keer meer CO2 in de atmosfeer hebben gehangen dan de cijfers waren net voor de Industriële Revolutie. Nu zitten we op 40% boven die periode in de 19e eeuw. De vlucht naar het koele Noorden doen we niet voor het eerst. Kijk maar eens goed naar dit kaartje en naar deze eilanden, ze worden met het jaar een heel klein beetje aantrekkelijker. Victoria Island heeft haar naam niet mee vind ik, al die stijf Britse goedgeklede monarchjes op dit kaartje stoten wat af. Maar het is wel het op acht na grootste eiland ter wereld. Veel plaats dus voor toekomstige Canadezen en Amerikanen die de hitte ontvluchten.

Nog net wat noordoostelijker de vindplaats van de moedige kleine zoetwaterschildpad Aurorachelys: Axel Heiberg Island. Ik geef maar eerlijk toe dat ik niemand ken die zelfs maar ooit van het eiland gehoord heeft, hoewel er maar 32 grotere eilanden op de wereld zijn. 43.000 vierkante kilometer is een behoorlijke lap, Sicilië is bijvoorbeeld maar 25.000.

Bij de huidige bevolkingsdichtheid van Nederland kunnen er 22 miljoen mensen wonen op Axel Heiberg Island, en dan zal het niet voller voelen dan hier.

De schildpad was op zoek naar een leefbaarder omgeving. 90 miljoen jaar geleden, tot aan 40 miljoen jaar geleden kon je het hele jaar door lekker comfortabel zwemmen op de Noordpool. Beetje oppassen voor de buitenformaat krokodillen, van wie eveneens resten op Axel Heiberg Island gevonden werden. Hoelang duurt het dat dat voor ons ook noodzakelijk wordt? Aan een gebrekkige hoeveelheid ruimte zal het heus niet liggen.

Axel Heiberg was een 19e eeuwse Noor die een poosje diplomaat in China was, terugkeerde om een bierbrouwerij in Oslo op te zetten, met de brouwerij een wetenschappelijke expeditie subsidieerde en zo naamgever werd van een volstrekt onbekend en gigantisch eiland. Nog onbekend. We hebben een Heinekenplein. Maar een Axel Heiberg Eiland. De brouwer die groter denkt komt verder.

De expeditie komen we op deze kaart ook tegen in de naam Nansen. Fridtjov Nansen en Otto Svedrup maakten verschillende tochten, de beroemdste met het schip de Fram op zoek naar een open verbinding van de Siberische eilanden naar Groenland en Arctisch Canada. Een voor de kust gezonken schip van Amerikaanse makelij, de ‘Jeanette’ was in stukken aan de kusten van Groenland teruggevonden, men veronderstelde dus een mogelijkheid over de pool naar Groenland te komen. Het maakte Nansens naam als avonturier en poolreiziger.

Een grote stap voor de mensheid. Maar een schildpadje ging ons 90 miljoen jaar terug al voor.

De schildpad

Ternauwernood is hij baby af, of hij lijkt
al een oude knar: geen wonder dat de Chinezen
een bode van het hiernamaals in hem zien,
zijn pantser met inkt begieten, het daarna verhitten,
om uit de scheuren en barsten op te maken
met welke goede raad
hij van generzijds naar de aarde gezonden is. […]

C. Budding’

Meer over de schildpad

Koop op tijd iets leuks in de arctics.

Hier naar Kaart 10

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

De kater

Elk jaar beloof ik mijn kinderen mee naar de kermis te nemen, en elk jaar moet ik naar die kermis op de ochtend na het boekenbal. Ik vind kermissen verschrikkelijk, maar dat kon je misschien al raden.

Hoewel ik om halfzeven in de ochtend thuisgekomen was, vond Ada (6) tegen tienen dat ik lang genoeg geslapen had. Ze klom op me, zei dat ik niet naar mezelf rook en vroeg zich erg hardop af waarom ik haar bij mijn binnenkomst niet had herkend.

‘Wat?’ zei ik.

‘Ik deed open toen je thuiskwam, maar je zag me niet.’

‘Ik zag je niet?’

‘Je liep meteen door naar de bank en toen ging je slapen met je schoenen en je kleren aan.’

‘Ada,’ kreunde ik, en probeerde me te herinneren wie mijn binnenkant met een staalspons had bewerkt. ‘Waar is je moeder?’

Ze haalde een schouder op, rook aan mijn haar. ‘Je ruikt anders.’

‘Gaan we nog naar de kermis?’ vroeg Nadim (11). Hij stond achter de bank ter hoogte van mijn hoofd en blokkeerde daarmee het licht dat door het dakraam viel. Zijn slanke schaduw was als motregen op mijn hete steen.

‘Niet bewegen,’ zei ik. ‘De wát?’

Nadim knikte naar zijn zus. ‘Ik zei wel dat hij het zou vergeten.’

‘Jezus,’ zei ik.

Ada keek naar het vloerkleed. ‘Waar dan?’

Ondanks mezelf, mijn hoofd, de afgelopen twaalf uur, schoot ik in de lach. Toen ze een jaar of drie was kwam Ada van de crèche met de vraag hoe het nou zat met die god. B legde uit hoe sommige mensen geloven dat er iemand is die alles aanstuurt; ze vertelde dat die iemand vele verschijningsvormen kent, dat god er overal anders uitziet. Daarna vroeg ze of Ada ook van Jezus had gehoord.

‘Ja,’ zei Aad heel zelfverzekerd. ‘Dat is als je iets laat vallen.’

Hoewel ze nu weet dat Jezus iemand was en dat sommige mensen denken dat hij de zoon van god is, bleef de grap erin en bleef die grap ook grappig.

Een uurtje later stond ik op het deinende beton van het Westergasterrein suikerspinnen te kopen. Dertig gram suiker voor vijf euro was een goede prijs vergeleken met de meeste andere drugs, bedacht ik terwijl we langs de attracties liepen. Nadim had de route gepland en zijn zusje voorgelicht over de heftigheid van de verschillende apparaten. Sinds haar traumatische ervaring in de Magic Mouse vorig jaar, wilde Ada geen vergissingen meer maken.

Die Magic Mouse zou het dus zeker niet worden, de hoge zweefmolen en dat rondgierende ding met bakkies aan lange armen al helemaal niet. We kwamen langs zo’n huis met scheve trappen, lopende banden en draaiende tonnen. Ik kocht kaartjes voor mijn kinderen, die gierend de eerste trap op renden. Nu, dacht ik, had ik even rust.

Binnen twee tellen stond Ada voor mijn neus met een heel sip gezichtje.

‘Te spannend?’ vroeg ik.

Ze knikte. De aardige Poolse meneer die het hek bediende kwam naar beneden en gaf Aad haar entreebewijs terug. ‘For next time,’ zei hij met een glimlach. Ada durfde hem niet aan te kijken.

We liepen langs een apparaat dat kinderen centrifugeerde tot hun haar losliet en Ada maakte zich klein naast me, haar blik op de grond en haar vingers als een smalle bankschroef om de mijne.

‘Aad!’ riep Nadim, die vandaag bijzonder empatisch leek. ‘De rups! Dáár kunnen we samen in!’

Alsof er een groot gewicht aan het puntje van haar neus hing keek Ada op.

‘Zullen we dat maar doen?’ vroeg ik.

Heel voorzichtig knikte ze. De rups was in de voorbespreking van de kermis, die al een week geleden had plaatsgevonden en daarna steeds was herhaald, aangenomen als in ieder geval te doen. De base line van engheid.

Ik kocht kaartjes en gaf mijn kinderen af aan een zwijgzame man met asbesthanden. Als hij zijn knokkels schampte, dacht ik, zou je de staalwapening zien – dan zou hij roest bloeden. Maar de rups had olijke oogjes en een brede glimlach; rammelend zette het ding zich in beweging.

Voordat ze me voorbijreed zag ik het mondje van Ada tot een grimmige streep vertrekken. Ik volgde het treintje tot het na wat makkelijke bochten licht steeg en bijna tot stilstand kwam op de top van een glooiing in het spoor. In het achterste wagentje, met grote ogen en een kwarkbleek smoeltje, zat mijn dochter. De rups versnelde neerwaarts tot een sukkeldraf en Ada zette het op een hartverscheurend huilen. Omdat een kaartje drie rondjes in de rups waard was, moest ik daarna nog twee keer meemaken hoe mijn kind de dood in de ogen keek. Op trillende benen stapte ze even later uit.

Zo, dacht ik terwijl ik haar in mijn armen nam. De punten van haar gympies tikten tegen mijn bovenbeen. Dat hebben we ook weer gehad. Helaas had ik buiten het touwtrekken, ballengooien en ballonnendarten gerekend. Ik klaag niet graag over geld, maar toch: in twee uur kermis met mijn kinderen gaf ik evenveel uit als op het boekenbal.

De kater was wel minder heftig.

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Onderweg

    Onderweg

    Bij de verhuur op het vliegveld van Casablanca haalde ik een stoffige Dacia Duster op. Het was nacht, er was vertraging geweest, maar de meneer met het geduldige gezicht had gewacht tot iedereen door de douane was en ik mijn bestelde wagentje kwam halen. ‘Vous êtes le dernier,’ zei hij met een glimlach. ‘Het spijt...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De mens als biopic 2. Jan Wolkers

    De mens als biopic 2. Jan Wolkers

    Jan Wolkers Een televisie-producent vroeg of ik een reeks vlogs wilde schrijven over Jan Wolkers, die honderd jaar geleden werd geboren, 26 oktober 1925. Ik wist niet wat vlogs waren en Jan Wolkers vind ik een onprettige schrijver. Vlogs zijn korte filmpjes, die gebruikt worden als buffer tussen andere tv-programma’s, of als hap-snap-spul op de...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De kleine ster

    De kleine ster

    (beeld: Don Duyns) de kleine ster bleek één van velen te zijneen gegeven waarover ze niet verdrietig of kwaadmaar plotseling stil wasomdat geen enkel geluid door de ruimte kan jagenze besloot snel en goed en alles in één keerdrie dagen lang al het licht te zijn wat ze ooit zou zijnen dan definitief te doven...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Jan Lodewijckx
    Jan Lodewijckx

    Jan Lodewijckx (1990) had het wel even gehad op kantoor. Hij kocht een zware fiets en een kleine tent en zegde zijn werk op en zijn appartement.

  • Foto van Inez van de Ven
    Inez van de Ven

    Inez van de Ven is een schrijfster van Nederlands-Surinaamse afkomst. Haar focus ligt vooral op geschiedenis en fictie, waarin ze altijd op zoek is naar het sociaal maatschappelijk knelpunt. Naast haar schrijfwerk is ze freelance model en IT consultant.

  • Foto van Tim Veeter
    Tim Veeter

    Tim Veeter

    Tim Veeter (1991) is acteur en schrijver. Hij studeerde af als Theaterwetenschapper aan de UvA en genoot diverse acteeropleidingen. In zijn schrijfwerk speelt hij met taal en legt de nadruk op het perspectief en de ontwikkeling van de personages. Zijn verhalen zijn vaak licht absurdistisch, maar toch herkenbaar. Tim is woonachtig in Amsterdam.