Heden Clara, morgen Elise

In Het lichaam van Clara hult Jan Siebelink zich in de wel zeer doorschijnende
gedaante van lookalike Oscar Sprenger. Die heeft een roman geschreven waarin ene Clara Hofstede zich, zeer tot haar genoegen, meent te herkennen.  Helaas duurt het plezier niet lang, want Oscar is niet bereid om altijd daar te zijn waar senior groupie Clara hem hebben wil. En dus wordt ze eerst hysterisch, vervolgens psychotisch, om tenslotte te verzeilen in een depressie die haar kaarsje langzaam smoort.

Clara’s lot heeft wel wat weg van het drama dat Emma Bovary beschoren was. Bijgevolg is Oscar Sprenger, de verteller van Het lichaam van Clara, een literaire nazaat van Gustave Flaubert, die tranen met tuiten huilde toen zijn heldin zich met arsenicum volpropte, maar die intussen wel degelijk verantwoordelijk was voor haar doen en laten. Schrijvers en personages, dat is zoiets als beulen en slachtoffers.

Siebelink heeft Het lichaam van Clara opgedragen aan ene Elise, ‘heldin van mijn volgende roman’.  Arme vrouw. Besef je dat er een vampier op je loert?

In de Oorshop

Strandversje

Hoe de dichter ontnuchterd raakte tijdens een wandeling langs het strand

Gulzig likt de zee mijn schoenen,
morst haar speeksel op mijn voet.
`t Lijkt alsof ze me wil zoenen…
Ach, het is gewoon haar vloed.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Montgolfière

Zwaluwen maken geen zomer meer – het is de hete-luchtballon die het ‘m doet. Avond aan avond zag ik ze door mijn blikveld schuiven, veelkleurige lampionnen in het blauwe uur. Ze bezorgden me een onbestemd gevoel, gemengd als het is met geluk, heimwee en afkeer. Geen mooier uitvinding dan die van Montgolfier: je houdt iets lichts, een robe van mousseline, een boterhamzakje, dit stukje, boven een brandend vuur, en zie, het kiest het luchtruim. Wie zou zo niet hemelwaarts willen zweven, opgestuwd naar de zonnelampion? Op de eeuwige vragen ‘waar komen we vandaan, waarom zijn we hier, waar gaan we heen?’, is eigenlijk maar één antwoord mogelijk: we hebben even een landing gemaakt om onze gasbrander te vullen, maar straks neemt de Grote Opwaaiende Zomerjurk ons weer mee, richting vergetelheid.

Maar geen genoegen zo bevrijdend, of het neemt in zijn mandje een fles verzuurde wijn mee. ‘Schuldgevoel’ staat er op het etiket te lezen, en in nog grotere letters ‘Drink mij’. Je neemt een slok, en jawel, daar klinkt een jengelende stem die je maar al te goed herkent. ‘Hete-luchtballons zijn de Unicura voor mensen die negentig procent van hun tijd bezig zijn vuile handen te maken aan energieverslindende en milieuverpestende dingen als vliegreizen, filerijden en koffiedrinken uit plastic bekers. Af en toe vluchten ze in een illusie die ze betalen met donaties aan Greenpeace en het WereldNatuurfonds, maar het zijn allemaal doekjes voor het grote bloeden dat ze zouden moeten ondergaan als er nog gerechtigheid bestond.’ Aldus mijn ingebouwde biechtvader.

Zeker, het valt niet te ontkennen dat onze onschuldig lijkende genoegens door en door pervers zijn. Welk zinnig mens zou het in zijn hoofd halen om zich niet per TGV maar per postkoets te verplaatsen, of de maandagse was in de Dommel te doen in plaats van in de met Dreft gevulde Miele? En toch zou dat idiote gedrag op hetzelfde neerkomen als een avondlijke tocht in een montgolfière. Ooit zal het dezulken vergaan als het personage uit W.F. Hermans’ novelle Geyerstein’s dynamiek, dat met luchtballon en al in de fik vliegt, of koningin Marie-Antoinette die het spelen op haar nepboerderij bij Versailles moest bekopen onder het mes van de guillotine.

Wanneer ik deze innerlijke stemmen hoor, moet ik altijd denken aan mijn zwager, opgeleid tot waterbouwkundig ingenieur. Hij komt net als ik uit Zeeland, waar men in onze jeugd nog hard werkte, God vreesde en zich nooit verder dan twintig kilometer van huis en haard verwijderde. Hij mag graag fulmineren tegen alles wat deze tijd aan rampspoeden brengt, en daartoe rekent hij ook, met of zonder inbreng van de Prins van Oranje, de waterhuishouding. Het Deltaplan had er wat hem betreft nooit mogen komen, want voor die eenmiljoenste kans dat er nog eens zo’n ramp als op 1 februari 1953 plaatsvindt, hadden die prachtige Zeeuwse zeearmen nooit geamputeerd mogen worden, hoe fraai het ook is om ze per automobiel over te kunnen steken of per zeiljacht te doorkruisen. Op grond van klimaatsveranderingen en ontbossing vreest en hoopt hij ook stiekum dat de grote rivieren nog eens zo ver buiten hun oevers zullen treden dat er in de Randstad duizenden mensen natte voeten halen.

Beste zwager, verlos me uit mijn gewetensnood. Mag ik nog ontsnappen in een hete-luchtballon of moet ik me laten straffen door jouw zondvloed?

Kennst du das Land?

Waar het goed is, is mijn vaderland, zeiden de oude Romeinen. Waar de wijnstok gedijt, wil ik zijn, zeg ik. Dus wel in Frankrijk, Spanje, Portugal, Italië, Californië en zelfs Limburg, maar niet in Schotland, IJsland, Finland, Groenland en Vuurland. En in Holland eigenlijk ook niet.

Narrenwijsheid

Wie is veroordeeld tot een saaie kantoorbaan kan troost putten uit dit gedicht:

Ik doe zaken
ik heb een heel grote schrijftafel
en mijn gezicht staat moeilijk
ik praat in een telefoon
en ik heb een mijnheer
die juffrouwtjes kan laten werken
en nog méér mijnheren
de juffrouwtjes ruiken zo lekker
en ruiken allemaal verschillend
de mijnheren zijn in grote jassen
ik bloos er wel van
het lijken wel Engelsen
en ik begrijp niet waarom ze doen wat ik vraag

er was veel zaken vandaag
het waren allemaal gedachten van mensen
er waren veel dikke die duwden en waren onwillig
ik begreep niet waarom ze zo koppig waren
er waren magere met valse haakjes
en er zat veel in de knoop
het was precies het kistje met oudroest en touwtjes
van mijn grootvader
ik was een vreemdeling

toen ben ik maar gaan wandelen in de bosjes
het was een arme dag – de straat was nat
de zwarte boompjes hadden honger
die trok hun magere vingertjes krom
de wind zei verdrietige verhaaltjes
het novemberlicht was saai en schraal achter vervelende
wolken
maar in mijn hart bonsde de opstand
en ik zei: lieve God ik wil een straatsteen zijn

‘Werkelijkheid’ heet het. Ik vond het in een uitgebreide herdruk van J.C. van Schagens bundel Narrenwijsheid, die oorspronkelijk dateert uit 1926 en de reputatie geniet van veelgeprezen, weinig gelezen en diverse malen herontdekt meesterwerkje. Narrenwijsheid komt in de canon van de Nederlandse literatuur niet voor en Van Schagen al evenmin. Hoewel hij in zijn lange leven – hij overleed in 1984 op zijn zevenentachtigste – enorm veel gepubliceerd en nog meer geschreven heeft, is hij in de meeste literatuurgeschiedenissen een randfiguur. In het mede door mijzelf geredigeerde Lexicon van Literaire Werken ontbreekt een bespreking van Narrenwijsheid. Ik neem mij voor aan deze kwalijke omissie zo spoedig mogelijk een einde te maken.
Een uitzondering op de stelselmatige verwaarlozing is Komrij’s poëziebijbel; daar is Van Schagen vertegenwoordigd met vijf gedichten, wat op een maximale score van tien niet slecht is. Maar Komrij verminkt en vertekent het vierdelige titelgedicht van Narrenwijsheid door enkel het grappige tweede deel op te nemen en voorbij te gaan aan de pantheïstische strekking.
Je kunt zo je gedachten hebben bij Van Schagens weinig canonieke status. Hij was geen netwerker en koos voor een marginaal bestaan, ver van literaire kringen en kongsi’s. Weliswaar genoot hij op zijn oude dag een zekere reputatie in zijn Zeeuwse land van herkomst, maar dat zegt niet veel, want net als Friesland zingt Zeeland niet en zijn goede Zeeuwse dichters schaars, de – net als Van Schagen in Vlissingen geboren – Jacobus Bellamy en Hans Verhagen niet te na gesproken. In Zeeland was Van Schagen in feite koning Eenoog.
Iedereen is het erover eens dat Van Schagen zijn roem het meest in de weg gezeten heeft met zijn absolute gebrek aan zelfkritiek en selectief vermogen. Toen ik tussen 1976 en 1983 redacteur van Tirade was, kreeg ik door Geert van Oorschot (net als ik ook een oud-Vlissinger) hele vrachten poëzie van Van Schagen doorgezonden. Iets publicabels zat er zelden bij. Geen wonder dat de dichter ertoe kwam om in eigen beheer zijn Domburgse cahiers uit te geven. In het in 1985 verschenen Archief Van Schagen staat overigens veel moois.
Van Schagen relativerende zelfspot, blijkend uit titels als ‘dreutels’, ‘flutters’ en ‘nietsjes’, en zijn weigering om onderscheid te maken tussen goed en niet goed duiden niet op nonchalance of luiheid, maar verraden een principiële keuze. Toen de Zeeuwse oppercriticus en collega-dichter Hans Warren Van Schagen verweet dat hij niet wist te schiften, antwoordde die: ‘God schift niet, integendeel, Zijner is de volstrekte hutspot. Hoe zou ik me dan vermeten het beter te willen doen? Ik schift ook niet. Laten we eerlijk zijn: we zouden het óók niet kúnnen. Evenmin als God het kan. Op selectie staat de doodstraf, weetje.’ Hij liet aan Narrenwijsheid een motto voorafgaan waarin Spinoza stelt dat gegeven de goddelijkheid van de natuur niets onze haat, spot of verachting verdient. Dat wijsgerige inzicht wordt geparafraseerd in de openingsregels van het gedicht.

Niets is dat niet goddelijk is.
Daarom wil ik niets uitzonderen.
Ik geef geen namen

Ik laat adel en schoonheid liggen, ik vraag niet naar
recht, ik blijf niet staan bij slecht en leelijk.
Goed en deugdzaam gaan mij niet aan.

Dan volgt er een lange opsomming van alles en allen op en voor wie de regen neerdaalt: bos, zee, het keukenplatje, vuile goten, gevangenen, kellners en zelfs politici. Anton Korteweg heeft er al eens aan herinnerd dat Van Schagen spreekt met de stem van Prediker, maar hier herhaalt hij Jezus en diens Bergrede: ‘Hij doet zijne zon opgaan over bozen en goeden, en regent over rechtvaardigen en onrechtvaardigen’. De invloed van lyrische bijbelboeken (Psalmen, Hooglied, Prediker) is overigens sterk onder de humanitair expressionisten met wie Van Schagen verwantschap heeft, met dit verschil dat hij humor heeft en de humanitair expressionisten niet. Aan de humor zal het tweede deel van Narrenwijsheid een plek in Komrij’s bloemlezing hebben verdiend:

Ge hadt God en de wereld lief.
Toen sprong Uw bretel los.

Deze regels doen denken aan Dèr Mouw, die de muziek der sferen liet harmoniëren met de deuntjes van het draaiorgel, of Theo van Doesburg die de scherven van de kosmos terugvond in zijn thee. Hiermee zijn we meteen toe aan Van Schagens familieverwantschappen, want hoewel hij bewust het literaire isolement zocht en de roep van Einzelgänger geniet, staat zijn Narrenwijsheid beslist niet op zichzelf. Met Dèr Mouw deelt hij de hang naar de oosterse spiritualiteit, met Van Doesburg en Dèr Mouw de behoefte aan een metafysisch fundament. Net als Nescio ziet hij God in de eenvoudigste dingen. Hij doet zich even naïef voor als Jan Hanlo en loopt in quasi-naïveteit vooruit op Armando.

Arthur Japin, in wandtegels

Arthur Japin is een mooischrijver, van het soort dat net zo lang poetst en boent op zijn zinnen tot ze er uitzien als het pas opgewreven koper in een Hollandse burgermanswoning. Japins zinnen blinken en blikkeren, zeker als hij het zonnetje van zijn vernuft er op laat schijnen. ’t Doet pijn aan je ogen. En dat terwijl een goede stijl van vertellen iets is waarvan je je als lezer pas bewust raakt als het verhaal je al een tijdje in de ban heeft.

Er is nog iets wat me hindert. In veel gevallen kunnen Japins zinnen zo op een wandtegel. Een kleine selectie uit zijn nieuwe roman Vaslav: ‘Er is niets wat een mens zo aanzet tot dromen als een beperkt zicht.’ ‘Oude vlammen doven het laatst.’ ‘Haat is een bedwelmend houvast.’

Af en toe heeft Japin een wandtegel ter grootte van een forse plavuis nodig: ‘Gaat een vrouw minder voor haar man voelen naarmate zijn zwakheden zich duidelijker voor haar aftekenen? Integendeel, eerder voedt het haar verlangen. Ze neemt haar verlies, registreert zijn feilen en zwijgt erover. Dit is wat liefde voor een vrouw betekent.’ Dat zijn zinnen die op me afkomen als een zelfhulpboek.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Warm

    Warm

    Hitte verbindt. Er wordt minder van je verwacht; je verwacht een stuk minder van anderen en veel minder van jezelf. Bij hitte doe ik alles langzaam en merk dan dat ik hetzelfde gedaan krijg – zelfs na vijf duiken in de gracht en anderhalf uur staren sluit ik mijn laptop in de middag met tevredenheid....
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Milo van Bokkum
    Milo van Bokkum

    Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994)  is economieverslaggever bij NRC.

  • Foto van Dünya Calikci
    Dünya Calikci

    Dünya Calikci (28) is een echte Amsterdammer en schrijver pur sang. Als student aan de opleiding Writing for Performance aan de HKU schrijft ze rauw, eerlijk en realistisch – altijd dicht op de huid. Haar werk draait om echte mensen en hun verhalen, zonder opsmuk of filter. Dünya zoekt de kwetsbaarheid op en vangt het alledaagse in woorden die blijven hangen.

  • Foto van Gregor Verwijmeren
    Gregor Verwijmeren

    Gregor Verwijmeren studeerde Taal- en Cultuurstudies aan de Universiteit Utrecht en gitaar aan het conservatorium in dezelfde stad. Hij publiceerde fictie in onder meer De Gids en Flash: The International Short-Short Story Magazine. De vorm van geluid, zijn debuutroman, werd uitgegeven door Van Oorschot, en is wereldwijd de eerste roman over tinnitus (en muziek en geluiden) die door een mainstreamuitgeverij is uitgegeven. Gregor werkt momenteel aan zijn tweede roman, waarvoor hij een beurs ontving van het Nederlands Letterenfonds. In april 2021 zal hij Nederland vertegenwoordigen bij het European First Novel Festival in Boedapest (uitgesteld vanwege Covid). Hij is vader van drie kinderen en kookt en tennist graag in zijn vrije tijd.