Undercover

Undercover

Ik moet toegegeven dat ik zeer nieuwsgierig werd toen ik hoorde over een undercoveroperatie van een HP/De Tijd-journaliste bij de Tweede-Kamerfractie van de PVV. Eindelijk zou duidelijk worden welke buitenlandse financiers de kas van deze organisatie spekken, hoe Wilders erin slaagt de partijdiscipline te handhaven en hoe zijn fractiegenoten worden getraind in het uitdragen van eendimensionale boodschappen. Ze hebben het immers unisono over de islamisering van Nederland èn de linkse elite – waartoe tegenwoordig ook de politie en de AIVD behoren – die het met iedereen slecht voor heeft, behalve met zichzelf natuurlijk. Veel wijzer zijn we hierover in de eerste aflevering van ‘Undercover bij de PVV’ nog niet geworden, want het gaat daarin vooral over de morele dilemma’s van de verslaggeefster – had ik dit wel mogen doen? – en een onschuldig fractie-uitje in Monnickendam. Maar wellicht komt de journaliste in volgende afleveringen wel met kamergeheimen van de PVV.

 In een redactioneel commentaar van NRC-Handelsblad van 7 januari 2010 werd de undercoveroperatie een nogal zwaar middel genoemd: ‘Zouden de PVV’ers echt menen wat ze roepen, vraagt de journalist zich in haar artikel in HP/De Tijd van deze week af. Over relschoppers die door de knieën moeten worden geschoten, de Koran die moet worden verboden, de kopvoddentaks, enzovoorts. Ja, dat meent de PVV echt: hoor maar wat haar Kamerleden zeggen in openbare debatten en lees wat ze schrijven in opinieartikelen. Er is geen undercoveroperatie nodig om dergelijke opvattingen abject te vinden.’

 Dat is maar de vraag. Het is voor mij nog steeds onduidelijk òf de Kamerleden dergelijke abjecte opvattingen inderdaad hebben. Ik kan me een leven in zo’n monomane grimmige gedachtewereld namelijk niet voorstellen. Het lijkt me oersaai zo’n gesloten wereldbeeld, zeker als je in de naam van je partij ‘vrijheid’ opneemt. Is het niet eerder zo dat de PVV als spreekbuis van een populistische beweging zoveel mogelijk stemmen wil winnen? Om dat doel te bereiken, bedenk je een simpel concept waarin een groot deel van bevolking zich kan herkennen. Het goed uitventen van het concept, waarbij het in eerste instantie om emotie gaat en niet om reflectie, doet de rest.  Een kwestie van marketing en De Telegraaf  lezen, zoals de PVV- kamerleden in interviews ook zeggen te doen. Of dit inderdaad het geval is, kan denk ik alleen onderzocht worden door een onorthodoxe journalistiek, omdat de PVV immers doelbewust de deuren van haar huis gesloten houdt.


In de Oorshop

Als de zon schijnt (2)

In de nalatenschap van Paul Rodenko werden maar weinig ongepubliceerde gedichten aangetroffen. Uit twee titelloze gedichten uit de periode 1945-1950 – hij maakte toen volgens mij zijn beste gedichten –  blijkt wederom zijn fascinatie voor de zon. Voor de liefhebber publiceer ik ze hier voor het eerst. Het eerste gedicht past in een serie korte gedichten die Rodenko in deze jaren maakte. Het tweede was voor Rodenko nog niet definitief. Hij twijfelde tussen ‘de zon ligt’ en  ‘de zon hurkt’ Ik denk dat hij uiteindelijk vanwege het vervreemdende effect voor de laatste variant zou hebben gekozen.   


Weten van zon en roze rivieren

kijken naar kinderen bijtend in ’t glas van de wind

lopen langs paarden en witte gordijnen

en zich een dag van gitaren herinneren


—— 


de zon ligt/hurkt nachtelings in de koopren ketel van je ogen

het blauw van je handen is in duizend safes geborgen

en duizend blinde ambtenarenlopen tastend langs

de gouden rozen van je naaktheid


o het ritselen van je opperhuid en kevers hagedissen snelle

gouden naalden van geluid


wie kent de nachtelingse wiekslag van je ogen

de forellen van je polsen

je stem minoïsch blauw

en je borsten heet als de Bijbel


je glimlach smalgehoefd

breekt schuchter door het schemerhout

Paul Rodenko



Paul Rodenko

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Als de zon schijnt

Gisteren hoorde ik op de regionale radio Noord-Holland het liedje ‘Als de zon schijnt’ van André van Duin. Het was aangevraagd door een mevrouw die een zieke vriendin met dit nummer een hart onder de riem wilde steken. Ze hoopte dat het de zieke was gegund ook eens op een andere manier naar het leven te  kijken. Het liedje van Van Duin, waarvan hier het tweede couplet, zou haar daarbij kunnen helpen:

 

‘Heel de wereld is een bloemtapijt, en de buurvrouw een mooie meid
Alles ziet er anders uit als de zon schijnt
Zilveren vogels vliegen door de lucht, ieder drama wordt een dolle klucht
Alles ziet er anders uit als de zon schijnt
Alle ziekenhuizen raken leeg, en de bakkersvrouw rolt door het deeg
O wat is het leven fijn als de zon schijnt
Ja, de wereld krijgt een nieuwe kleur, overal hangt zo’n zalig, zoete geur
O wat is het leven fijn als de zon schijnt’

‘Als de zon schijnt’ deed me denken aan enkele woorden van de jonge Paul Rodenko (1920-1976), die eind jaren dertig van de vorige eeuw als gymnasiast in de ogen van zijn medescholieren vreemde gedichten in de schoolkrant publiceerde en tekeningen maakte die door hen niet werden begrepen. Hij schreef bijvoorbeeld:

‘De zon blinkt in de rechte straat,

Deftig, als een rustig goede huisarts,

Met witte haren, die zachtjes praat

Over ditjes en datjes.’

En in zijn tekeningen was alles geel en blauw. Toen hem werd gevraagd waarom hij deze kleuren gebruikte, antwoordde hij: ‘Als je de zon op het trottoir ziet schijnen zie je immers ook paars.’ Als tekenaar keek hij anders naar de werkelijkheid, als dichter deed hij dat ook. En in beide praktijken speelt de zon een belangrijke rol.

De zon als vervormer van de werkelijkheid; bij van Duin worden de vogels van zilver en is de buurvrouw opeens een mooie meid, bij Rodenko zijn de stoeptegels paars. Om te kunnen (over-)leven moeten we de werkelijkheid vervormen, dat is van alle tijden en van alle mensen. Er zijn echter verschillen; de artiest Van Duin omarmt de wereld en maakt haar alleen maar mooier, de dichter Rodenko kijkt naar de werkelijkheid en maakt haar anders omdat hij er geen deel vanuit wil maken; hij wil afstand houden. Is dit een van de verschillen tussen wat wij noemen lage en hoge cultuur?

Geheim Dagboek

Waarom schrijft iemand een dagboek? Waarom publiceert iemand een dagboek? En hoe eerlijk ben je als je weet dat het dagboek ooit wordt gepubliceerd? Deze vragen stelde ik in januari 1984 aan de Zeeuwse dichter, criticus en romanschrijver Hans Warren tijdens een interview voor een inmiddels verdwenen Nederlandse krant. Toen ik hem opzocht in zijn huis Kloetinge nabij Goes, waren er inmiddels drie delen van zijn Geheim dagboek verschenen, die alle positief door de pers en lezers waren ontvangen. Velen waren geraakt door de on-Nederlandse en onbeschaamde eerlijkheid waarmee hij schreef over zijn jeugd in Zeeland, het ‘foute’ gedrag van zijn vader tijdens de Tweede Wereldoorlog, het tot mislukken gedoemde huwelijk met de Engelse Mabel en zijn eerste homoseksuele contacten.

Warrens dagboeken waren vanaf zijn vroege jeugd voor hem een uitlaatklep geweest, een manier om zijn gedachten te ordenen en een oefening in schrijven, zo vertelde hij mij. Zijn uitgever had hem aangeraden ze te publiceren, omdat die ervan overtuigd was dat dit het beste proza was dat hij had geschreven. Hij had sans gêne toegestemd en afgesproken werd dat ook zijn toekomstige dagboeken zouden worden gepubliceerd. Voor de eerlijkheid van het dagboek maakt dit niet uit, verzekerde Warren mij.

Warren was er toen ik hem voor een gesprek benaderde nog steeds onder de indruk van het succes en genoot ervan, wat bleek uit het feit dat hij voor een gesprek over zijn dagboeken met een onbekende journalist een hele dag uittrok. ‘Ervaring leerde dat ‘s morgens hier arriveren, samen lunchen en verder praten bevredigend verloopt’, schreef hij mij. Hij kon ook op elk door mij voorgesteld tijdstip. Ons gesprek duurde inderdaad bijna een hele dag en was uiterst plezierig, evenals de lunch die tot in de puntjes was verzorgd door zijn partner Mario (ik herinner me vooral het tafelzilver en de luxe broodjes).

Met Geheim dagboek had Warren nationaal weten door te breken, want met het reeds gepubliceerde werk was hij vooral bekend in Zeeland. Zijn productie was in 1984 overigens al respectabel. Hij had als dichter in 1946 gedebuteerd met Pastorale, waarna vele bundels waren gevolgd. Poëzie voor een kleine groep liefhebbers, zou je kunnen zeggen, met een enkele keer een succesvolle uitschieter. Van Zeggen wat nooit iemand zei uit 1976 verschenen bijvoorbeeld twee herdrukken, maar daarin waren dan ook vertalingen van Kavafis opgenomen. En zijn proza? De romans Steen der hulp (1975) en Demetrios (1976) zijn middelmatig en werden door de kritiek en de lezers aanvankelijk nauwelijks opgemerkt. Daarnaast schreef Warren vanaf 1951 wekelijks literaire kritieken voor de Provinciaal Zeeuwse Courant, wat hij tot zijn dood zou blijven doen.

Ik las op nieuwjaarsdag het onlangs verschenen eenentwintigste deel van Geheim dagboek dat de jaren 1998-2000 beslaat. Dit zal neem ik aan het laatste deel zijn, want Warren stierf in 2001en het deel over zijn sterfjaar werd al eerder gepubliceerd. Tijd voor het opmaken van een balans dus.

Warren is mij als persoon en als dagboekschrijver na de eerste ontmoeting lange tijd sympathiek gebleven, maar in de laatste delen is hij mij gaan irriteren. De ergernis ontstaat niet zozeer door dat je te veel leest over zijn fysieke ellende –  gedoe met zijn lever, indigestie en noem maar op – en het gedrag van zijn bijna tirannieke partner, maar doordat je na al die jaren tot de conclusie moet komen dat Warren nergens blijk geeft te beschikken over een grootse visie en gespeend is van elke vorm van humor. Hij maakt zich vooral druk over slecht eten in veel te dure restaurants  – ze eten vaak kreeft en kwartels – , de prijzen van aan te schaffen kunstwerken en hij is vaak ‘kleintjes’ over mensen in zijn omgeving. Warren is geen interessante denker; zijn gedachten blijven altijd dichtbij huis.

Een enkele keer realiseert Warren zich hoe oppervlakkig hij is, maar zo’n inzicht leidt dan weer tot naïef geklaag: ‘Hoe zal men er later over oordelen dat ik nog geen woord heb gewijd aan de troebelen in Joegoslavië […]Ik ben begaan met de slachtoffers, het brengt de benauwenis van de jaren 1939-1945 terug. Ik weet ook geen oplossing. Ja, die ene droom die ik al zo lang koester: alle mensen wereldburgers, alle grenzen geslecht, al die domme, onverdraagzame godsdiensten afgeschaft.’

Op grond van dit soort passages ga ik in dit deel ook weer twijfelen aan de authenticiteit van Geheim dagboek.  Een ‘echte’ dagboekschrijver maakt zich niet druk over zijn lezer. Warren zelf heeft –  het kan misschien ook niet anders – in de loop der jaren volgens mij aan eerlijkheid moeten inboeten en te vaak richt hij zich tot de lezer, waardoor hij de intimiteit van zijn werkkamer al tijdens het schrijven verbreekt. Voor een dagboek de dood in de pot. De opdracht tot het einde eerlijk te blijven, is een onmogelijke gebleken. Nog een voorbeeld. Als Warren en zijn vriend Mario in Brussel een tentoonstelling hebben bezocht, schrijft hij bijvoorbeeld: ‘Eerst kwamen we in zo’n voorstelling van ‘moderne kunstjt’ terecht, zoals wij dat noemen’. De uitleggerige woorden ‘zoals wij dat noemen’ laten zien dat hij zich bewust is van een lezer. Of zijn deze woorden van Mario? Hij blijkt de dagboeken die worden gepubliceerd namelijk niet alleen te corrigeren, maar ook inhoudelijk aan te passen. Op pagina 131 staat tot mijn grote verbazing bijvoorbeeld: ‘M. is klaar met het corrigeren van het nieuwe dagboekdeel. Ik verbaas me over de grondigheid van zijn werk, hij haalt er vrijwel alles uit wat rammelt.’ Als Warren hier wel eerlijk is, dan is het ergste te vrezen voor de dagboeken die na Warrens dood zijn verschenen.

Warren evalueert ook in dit deel zijn positie in de Nederlandse literatuur. In een eerder deel schrijft hij nog steeds te wachten op een belangrijke nationale literaire prijs – hij werd vooral gehuldigd in Zeeland – , nu is hij realistischer. Hij schrijft over de houdbaarheid van het werk van Reve, dat volgens hem eerder blijft dan dat van Hermans en zeker meer dan dat van Mulisch, die hij een ‘handige zwendelaar’noemt. En over zichzelf: ‘M. vindt mij, toch nog steeds, een geweldige dichter. Maar verder denkt niemand er zo over.’

Hans Warren heeft zijn hele ziel en zaligheid op straat moeten leggen om een bekende Nederlandse auteur te worden. Wat hem als dichter en romancier niet lukte, lukte hem wel als auteur van Geheim dagboek. Zijn eerlijkheid bracht hem roem, want het publiceren van je dagboeken was op deze manier niet eerder in Nederland vertoond. Dat was moedig. Hij werd gevraagd voor vertalingen, het samenstellen van bloemlezingen en poëziekalenders en verscheen op radio en televisie. Maar nu ook die eerlijkheid van zijn Geheim dagboek in twijfel moet worden getrokken en blijkt dat in 21 delen vooral geklaagd wordt over moeizame relaties, het eten in restaurants en dure kunsthobby’s, blijven voor mij alleen zijn vertalingen, poëzie en proza over. En wat daarvan te vinden? In zijn dagboek heeft hij de sleutel tot een goede evaluatie van zijn werk gegeven; het is er een indirect commentaar op. Net als in zijn dagboeken blijft Warren ook in zijn gedichten en romans te dicht bij huis en weet hij het anekdotische en particuliere zelden te overstijgen. En dat is te weinig voor een kunstenaarschap dat beklijft.

Koen Hilberdink

BEKENTENIS

Nog een vertaling, van weer een kort gedicht. Dit is van de Duitse dichter Robert Gernhardt:


BEKENTENIS

Ik lijd heel erg aan faalangst,

vooral wanneer ik dicht.

Door deze angst

zag menig rijm het licht niet.


ROBERT GERNHARDT


EEN GEGEVEN PAARD


Mij was een paard beloofd,

maar wat ik kreeg was een staart –

met daaraan vast een bijna dood paard.


PALLADAS

(Grieks dichter, 360-430 na Chr.)

Meer blogs

  • Afbeelding bij DE MENS ALS BIOPIC 10 Soekarno

    DE MENS ALS BIOPIC 10 Soekarno

    Jochies waren we, op een lagere school in Amsterdam Noord. Nu staan we op een filmset achter het Tropenmuseum. Hans Hylkema regisseert er de televisiefilm Soekarno Blues. Ik schreef samen met hem het scenario en mag hier even figureren als particulier secretaris van koningin Juliana. Vanuit het Oosterpark zwaait de president van Indonesië naar ons....
    Lees verder
  • Afbeelding bij Dit feestje

    Dit feestje

    Na haar repetitie bij Orkater at vriendin M met mijn gezin mee. Sommige mensen kunnen na een hectische dag in je huishouden binnenkomen en daar iets lichts toevoegen, aandacht brengen in plaats van vragen. Vriendin M is zo iemand. Ik had saoto gemaakt op verzoek van de kinderen; we aten en daarna vroeg M of...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Tafel voor twee

    Tafel voor twee

    Omdat ik in mijn eentje in Parijs was en tussen het werk door ook moest eten, besloot ik naar restaurants te gaan die me door een kennis waren aangeraden. In de toeristische steden moet je op tijd zijn; wacht je te lang dan worden die fijne zaakjes erg druk of erg duur of allebei. Reserveren...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Eline Helmer
    Eline Helmer

    Eline Helmer (1993) begon na een BA Antropologie (University College Utrecht) en MSc Russische en Oost-Europese Studies (University of Oxford) in 2017 aan een PhD (University College Londen). Ze woont en werkt sinds 2015 in Rusland; eerst één jaar in Pskov, daarna in Sint-Petersburg en ze portretteerde voor Tirade mensen die ze ontmoet.

  • Foto van Sem van de Graaf
    Sem van de Graaf

    Sem van de Graaf (2002) schrijft absurde verhalen die uit de bocht vliegen en toch een sterke moraal communiceren. Zijn werk is komisch, vervreemdend en oprecht.Hij studeert af van Writing for Performance aan de HKU met het lange filmscenario ‘Een stoel, de dief en Elske’ en zijn onderzoek ‘Handen’. Verder schrijft hij toneel voor verschillende groepen, waaronder zijn eigen collectief ‘bröd’ waarmee hij met de gelijknamige voorstelling in Zaal 3 stond. Zijn VHS-korte films stonden op het Rotterdams Open Doek en het Gouds Filmfestival, waar hij de prijs won voor Beste Film Jong Talent.

  • Foto van Kees Snoek
    Kees Snoek

    Kees Snoek (1952) doceerde Nederlandse taal en letterkunde aan universiteiten in Michigan, Indonesië, Nieuw-Zeeland en Frankrijk (Straatsburg en Parijs). Hij publiceerde onder meer de biografie van E. du Perron (2005) en vertaalde poëzie van Sitor Situmorang en Rendra. In augustus verscheen bij Van Oorschot Wissel op de toekomst, zijn keuze uit de brieven van Sjahrir (de eerste premier van Indonesië) aan zijn Hollandse geliefde.