Flauberts papegaai

In zijn weergaloze boek Flauberts papegaai schrijft Julian Barnes over de eerste epileptische aanval van de schrijver: Gustave meldt dat iedere aanval was als een soort bloeding van de zenuwactiviteit.
‘De ziel werd op een gruwelijke manier van het lichaam losgescheurd’.

Een van de vragen die de filmmaker mij stelde over herinneren was: herinner je je een moment dat je van schaamte vervulde?

Ik dacht niet na:

Ik herinner me hoe mijn vader, die toen ik een kind was minstens drie keer per week een zware epileptische aanval had, een keer bijkwam en wilde doorgaan met waar hij mee bezig was, het bakken van eieren, hoe hij naar de pan keek, het metaal streelde, toen de eieren stuksloeg, er boter op gooide, en mij daarna lachend aankeek, vragend ook, hoe ik mij toen schaamde: voor hem, voor mij, voor de situatie.

In de Oorshop

De knoop

Soms, zoals net, ik zit een beetje te somberen, ondanks het mooie weer, lees je bij toeval een gedachte die werkt als een schop onder je kont.

De filosoof Henk Oosterling, lees ik, zei dat we goed moeten beseffen dat we niet in de knoop zitten maar dat we de knoop zijn.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Gemakzuchtig idee

Ik kom thuis nadat ik heb gezwommen, loop naar m’n computer, streel het toetsenbord en controleer de mail. De snelheid van de verbinding is geruststellender dan welke golfslag ook. Er daalt een grote kalmte in mij neer.

‘s Middags heb ik het tijdschrift The gentlewoman gelezen. Mooie interviews, onder anderen met Alice Rawsthorn, designcritica van de International Herald Tribune. Over communiceren zegt ze: ‘People moan about email taking up too much time, but for me it’s the opposite’.

Ik deel die mening en ik begrijp Arnon Grunberg die vertelde dat niet bij z’n mail kunnen zijn grootste angst is.

Intussen groeit gestaag de stapel boeken waarin kritiek wordt geuit op de nieuwe mens die geen dag meer zonder internet kan, die geen rust meer kent.
Susan Maitland schreef zo’n boek.
Joke Hermsen.

Ik ken mijn mystieke klassiekers. Ik weet wat stilte is. M’n vrienden zullen het beamen. Ik weet wat versterven is, opgeven… maar wel graag met een computer bij de hand, ja! En ik denk vaak aan Flaubert als er weer eens wordt geopperd dat het toch aardig zou zijn om een tijdje te leven zonder al die moderne verworvenheden. Heb ik zelf ook wel eens overwogen.

Maar dan is er gelukkig Flaubert. Hij legde tijdens zijn leven lange lijsten aan van ‘idées recues’. Gemakzuchtige ideeën over de wereld, die niet kloppen, maar door bijna iedereen voor waar worden aangenomen. Dat we door de moderne technologie, onze gejaagde levens, die andere tijd niet meer kennen is zo’n idee.

De Duitse filosoof Rudiger Safranski hield ook eens een pleidooi voor rust, voor het vinden van een plek die in ons in staat zou stellen in onszelf af te dalen. Direct na verschijnen van zijn boek doorkruiste hij de wereld om deze boodschap te verspreiden.
Vliegtuig in.
Vliegtuig uit.

Werner Herzog

Het was een prachtige avond. De zonsondergang leek niet echt, straks een volle maan… Waar – om Gerard Reve te parafraseren – hadden we het aan verdiend? Ik liep tussen de varkens. Er was ook een koe, en een jonge stier. Dieren die waren vrijgekocht uit de bio-industrie. En deze boerderij was aangekocht om ze alsnog een mooi leven te bezorgen.
Ik juich verzet tegen de bio-industrie toe.

Toch voelde ik me ook ongemakkelijk. Ik ben op het platteland opgegroeid, tussen boeren die nog geen bioboeren waren en heb gezien hoe ze met hun dieren omgingen; hoe boerenknechten met een simpele klak van de tong een paard konden bedaren, hoe ze ganzen die sissend op je afkwamen met een zwaai van de arm een andere kant op dirigeerden. Ze spraken de taal der dieren.

Op de boerderij waar ik op deze prachtige avond was, liep trouwens ook een gans. Eén gans. Dat vond ik vreemd. Waarom niet meer? Ganzen horen in gezelschap te leven. En toen zag ik dat de jonge stier een varken te lijf ging. En hoorde hoe de jonge dwaas door een medewerker van de dierenreddingsboerderij werd toegesproken. ‘Eigenlijk moet je zijn gedrag negeren,’ zei hij nog tegen me, alsof hij het over een boze mensenpuber had. Maar hij sprak de jonge stier liefdevol bestraffend toe. Inderdaad, alsof hij het tegen een mensenpuber had.

Ik zag de boerenknechten uit mijn jeugd hoofdschuddend aan de kant staan. Wie liet er nou een jonge stier tussen de varkens, vrij op het erf. En ik dacht aan de hoofdpersoon uit de film van Werner Herzog, Timothy Treadwell, die tegen beren praat alsof het zijn schoolvrienden zijn. Treadwell is helemaal niet bezig met het redden van beren. In zijn hoofd speelt zich een heel ander avontuur af.

En ik kreeg het benauwd, daar op dat erf. Geen kwaad woord over mensen die de bio-industrie bestrijden, die dieren willen redden, maar waarom gaat dat redden uiteindelijk toch zo vaak over het redden van de redders zelf?

Herinneren (1)

Er werd mij gevraagd of er iemand is die ik me wil blijven herinneren.
Ik mocht maar één persoon kiezen. Ik koos mijn grootvader.
Aan wie ik wel eens een gedicht heb gewijd dat begon met de regel: hij had een bokkenwagen en een kraai.
Mijn grootvader was boer. Op zondagmiddagen maakte ik wandelingen met hem. Ook toen ik al een lastige, opstandige puber was geworden maakte ik nog zo’n wandeling met hem.

Een soort kerstverlof in het heetst van de strijd.

Die wandelingen zijn me bijgebleven omdat mijn grootvader, die in zijn leven nooit echt op vakantie is geweest en voor wie het buitenland eigenlijk al aan de andere kant van de rivier begon, omdat mijn grootvader, die overigens ook maar drie jaar op school had gezeten en toen voorgoed was weggelopen, het landschap kon lezen zoals ik daarna nooit meer iemand heb zien doen. Ik weet nog hoe mijn Ierse setter op een middag nerveus rond het struikgewas liep en mijn grootvader zei dat hij een dode fazant rook. Waarschijnlijk ‘s ochtends neergeschoten door een jager die het dode dier niet hadden weten te vinden. Hij vond de fazant, nog voor de voor de hond hem vond. En stelde vast dat we hem ‘s avonds nog konden eten. Mijn grootvader wist niet wat een glanzende kiemcel was, maar hij begreep wat het betekende.

Over wandelen in de stad

Iemand wandelt door Parijs. Hij wandelt veel, zijn voeten verkennen de stad. Zijn denkende voeten. Hij kijkt ook de hele tijd omlaag. Zo zie je meer van een stad dan wanneer je omhoog kijkt. Ik heb het ook uitgeprobeerd in mijn eigen stad. Het klopt.
Van de weeromstuit heb ik ook mijn ogen op een bepaald moment dicht gedaan, denkend aan de blinde schrijver John Hull die beschrijft hoe onweer  klinkt als je onder een zinken dak staat.

Ik hoorde een boot langskomen, het geklots van water, twee mannenstemmen, er passeerde een fietser die een mobiel gesprek voerde, ik hoorde het zoemen van fietsbanden, kraaien, en in de verte zelfs het fluiten van de papegaai van de buren, die mij miste.

Ik kon, als ik dat wilde, met mijn ogen dicht door de hele wereld reizen. Net zoals de blinde avonturier James Holman, dat in de negentiende eeuw deed.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Warm

    Warm

    Hitte verbindt. Er wordt minder van je verwacht; je verwacht een stuk minder van anderen en veel minder van jezelf. Bij hitte doe ik alles langzaam en merk dan dat ik hetzelfde gedaan krijg – zelfs na vijf duiken in de gracht en anderhalf uur staren sluit ik mijn laptop in de middag met tevredenheid....
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Gigi Müjde
    Gigi Müjde

    Gigi Müjde studeert in augustus 2025 af van de schrijfopleiding met een gemoderniseerde bewerking van het Middelnederlandse toneelstuk Mariken van Nieumeghen, namelijk: Meryem van Mokum. Door de lens van een oud Nederlands stuk, reflecteert die op de hedendaagse Nederlandse samenleving. In diens schrijven, speelt Gigi met taal, gebaar en referenties – om de lezer een eigen(aardige) wereld in te lokken vol verwarring en plezier. Die schrijft ook graag in samenwerking, vooral met Robin Alberts volgens hun eigen versie van de flarf-techniek, waarin er een tekst heen en weer wordt verstuurd en om en om wordt herschreven tot het onherkenbaar vol zit met liefde voor taal. Gigi schrijft alleen vanuit liefde, anders telt het niet.

  • Foto van Eline Helmer
    Eline Helmer

    Eline Helmer (1993) begon na een BA Antropologie (University College Utrecht) en MSc Russische en Oost-Europese Studies (University of Oxford) in 2017 aan een PhD (University College Londen). Ze woont en werkt sinds 2015 in Rusland; eerst één jaar in Pskov, daarna in Sint-Petersburg en ze portretteerde voor Tirade mensen die ze ontmoet.

  • Foto van Senna Felius
    Senna Felius

    Senna Felius (1997) is dichter. Ze studeert filosofie en Arabisch en woont in Egypte. Haar poëziedebuut staat in Tirade 487.