De verteller

Vijf mannen met gebroken ledematen lagen er in de ziekenhuiskamer. Vier van hen konden niet naar buiten kijken. Daarom vertelde de man die aan het raam lag voortdurend wat hij zag. Bijvoorbeeld hoe elke ochtend een vrouw haar kind naar school bracht. Het kind stribbelde tegen, de vrouw werd boos. Of hoe op de hoek van de straat een bejaarde stond die gepofte kastanjes verkocht. Maar nooit kocht iemand een zakje, zodat hij aan het einde van weer een geldloze dag zijn kastanjes aan de straathonden voerde, die tegen de schemering tevoorschijn kwamen. Toch keek de verkoper altijd vrolijk uit zijn ogen.

Ook was er een jonge man die regelmatig voor de etalage van een parfumerie stond te kijken. Waarom? De zieken bedachten redenen. Had hij weinig geld en zocht hij een betaalbaar cadeautje? Was hij verliefd op een verkoopster? Zo verzonnen ze elke dag weer gretig verhalen als de raamligger hen nieuwe observaties doorgaf over de vaste personages in de straat.

Het doodde de tijd.

Sommige gebeurtenissen hielden de zieken dagen bezig. Wat te denken van het volgende: op een middag wilde opeens een meisje kastanjes kopen. Dat was nog nooit gebeurd, een klant. Het meisje zei iets, de verkoper schudde ‘nee’. Ze wees naar de kastanjes, weer schudde hij ‘nee’. Teleurgesteld liep ze weg.

Die nacht overleed de man aan het raam.

In de dagen daarna overlegden de vier overgebleven mannen met een verpleger wie van hen er aan het raam mocht liggen. De jongste werd gekozen, hij had de scherpste ogen.

Maar toen hij voor het eerst in het bed lag bleef het stil. Na tien minuten had hij nog niets gezegd. Toen het een half uur werd hielden de anderen het niet meer. Ze bestookten hem met vragen: nou, wat zag hij?

Zijn antwoord klonk vlak.

Niets zag hij, echt helemaal niets; het raam keek uit op een blinde muur.

In de Oorshop

Beterschap

Ik weet het, poëzie hoort niet te ontroeren, en natuurlijk weet ik ook dat poëzie geen betekenis heeft, moet je luisteren, ik ken mijn Duinker, ik ken mijn Lampe.
Dus vergeef me dat ik ontdaan ben na het lezen van A scattering van de Engelse dichter Christopher Reid, die dicht over zijn overleden vrouw.  Betekenisvol en ontroerend.
Als hij langs het ziekenhuis loopt waaraan zij haar organen ter bestudering heeft nagelaten mompelt hij: that’s where my dead wife lives. I hope they’re treating her kindly.
En over dat ziekenhuis dicht hij:

My wife is in there, somewhere, doing practical work:
her organs and tissues are educating young doctors
or helping researchers outwit the disease that outwitted her.
So it’s a hallowed patch of London for me now.

Lang geleden dat ik zo ontroerd was na het lezen van een dichtbundel, maar wees niet bang, poëziekenners: ik beloof beterschap.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Terugkomen

Terugkomen is niet hetzelfde als blijven.
Staat op een muur onder de brug over de Singel, vlakbij het Amsterdamse centraal station,
het is geschreven door Belle van Zuylen.
Hoe vaak heb ik daar niet gefietst?
Hoe kan het dat ik vanochtend voor het eerst die regel las?
Ik weet wel dat ik hem graag zelf had geschreven. Een regel
die somber kan stemmen maar ook vrolijk, het hangt er maar
vanaf welke kant je op rijdt.

De steen

Een man nam een steen gevangen, borg hem in een donkere kamer en zei dat hij hem de rest van zijn leven zou bewaken.

Waarom, vroeg zijn moeder.
Hij is gevangen, daarom wordt hij gevangen gehouden.

Kijk, zei ze, de steen slaapt. Hij weet niet of hij in een tuin ligt of niet. Eeuwigheid en de steen zijn moeder en dochter.
Jij bent het die oud wordt,
de steen slaapt alleen maar.

Maar ik ving hem moeder, hij is mijn verovering.
Een steen is van niemand, niet eens van zichzelf. Jíj bent het die veroverd is: je waakt over een gevangene, maar je bent het zelf, omdat je bang bent om naar buiten te gaan.

Ja, zei hij, dat is waar. Ik ben bang, omdat jij nooit van me hebt gehouden.
Het is waar, omdat jij voor mij altijd bent geweest wat de steen voor jou is, zei ze.

(vrij naar Russell Edson)

Een heen en weer gaan van blikken

Schrijver en wetenschapper Umberto Eco en scenarist Jean Claude Carrière zijn grote lezers en verzamelaars van boeken. Hun gesprekken werden gebundeld. Het boek verscheen in Nederland bij de Bezige Bij: Zo makkelijk kom je niet van boeken af.
Een mooi boek. Hun gesprekken zijn vensters op de wereld. En de heren slaan vele zijpaden in.
Vooral Carrière, die scenario’s schreef voor onder anderen Tati en Bunuel, is een gedroomde verteller. Zo zegt hij over de laatste korte film van Michelangelo Antonioni, Lo Sguardo di Michelangelo: ‘Het is een van de mooiste films ter wereld! In 2000 heeft Antonioni hem opgenomen, hij duurt niet langer dan vijftien minuten, zonder een woord, en hij regisseert zichzelf, de enige keer in zijn leven. Je ziet hem de San Pietro in Vincoli ingaan, in Rome, alleen. Hij loopt langzaam naar de graftombe van Julius II en de hele film is een dialoog zonder woorden, een heen en weer gaan van blikken tussen Antonioni en de Mozes van Michelangelo. Al die loze woorden, al dat gepraat en vertoon van ons dat deze tijd kenmerkt, al die doelloze opwinding wordt hier ter discussie gesteld door de stilte zelf en de blik van de cineast. Hij is gekomen om afscheid te nemen. Hij zal niet meer terugkomen en hij weet het. Hij die gaat is een laatste bezoek komen brengen aan het onbegrijpelijke meesterwerk dat blijft. Als om het voor de laatste keer een vraag te stellen. Als om door te dringen in een geheim waar woorden geen toegang toe hebben.’

Groet

In augustus woon ik even in een huis in Groet.
Ik verheug me daar op. De vreugde die ik
voel is beschreven door de Poolse dichter Milosz.
In zijn herinneringen vertelt hij hoe hij als jonge man
een treinreis maakt en opeens de behoefte heeft
om uit te stappen en door het landschap te
lopen, alsof hij de omgeving wil opeten.
Ik ken dat gevoel, het besluipt me als ik
aan de duinen denk die voor de eeuwigheid
zijn vastgelegd in een gedicht van Chris van Geel
die in Groet heeft gewoond:

Eenvoudig, de duinen, eenvoudig

Meer blogs

  • Afbeelding bij Warm

    Warm

    Hitte verbindt. Er wordt minder van je verwacht; je verwacht een stuk minder van anderen en veel minder van jezelf. Bij hitte doe ik alles langzaam en merk dan dat ik hetzelfde gedaan krijg – zelfs na vijf duiken in de gracht en anderhalf uur staren sluit ik mijn laptop in de middag met tevredenheid....
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Roos van Rijswijk
    Roos van Rijswijk

    Roos van Rijswijk is redacteur van Tirade. Ze publiceerde proza in diverse tijdschriften en de roman Onheilig (Querido, 2016).

  • Foto van Anja Sicking
    Anja Sicking

    Anja Sicking schrijft romans en essays. In haar laatste boek, De visionair, onderzoekt ze via de verbeelding
    hoe de toekomst eruit zou kunnen zien.

  • Foto van Jos Versteegen
    Jos Versteegen

    Jos Versteegen (1956) schreef zeven dichtbundels, waarin hij zich vooral liet inspireren door zijn familie en zijn jeugd in Limburg. Voor zijn debuutbundel werd hij genomineerd voor de C. Buddingh’-prijs. Zijn meest recente bundel is Woon ik hier, met herinneringen van oude mensen. In 2016 publiceerde hij zijn vertaling van de Duitse gedichten die Hans Keilson in 1944 in de onderduik schreef voor een geliefde: Sonnetten voor Hanna. Jos Versteegen werkt sinds begin 2017 aan de biografie van Hans Keilson.