Beste Rosa,

levi2Hoe langer ik hier ben, tussen de onmetelijke vlaktes en de bergen (in de oneindigheid bijna), hoe minder ik te schrijven heb. Ik denk soms heel even met een soort weemoed terug aan vroeger, maar ik geloof dat ik dit alles wat ik hier zie verkies boven dat leven, dat in de boekjes, het leven dat daar misschien wel voor altijd zal blijven.
Gisterenmiddag stapte ik onderweg even uit de auto. De zon stond laag, de glinsteringen over de bergtoppen waren al zichtbaar, nergens was enig leven te zien, alles was stil. Toen ik mijn blik over het landschap liet gaan was ik er opeens zeker van dat wat ik zag ook echt was wat ik zag.
Als ik vroeger langs een kustlijn liep zag ik een hoop, maar nooit de zee. Als ik door een berggebied probeerde te komen zag ik ook veel maar nooit de bergen. Het leek wel of ik niet in staat was dingen te zien zoals ze zijn. Ze maakten me bang, ik richtte mijn aandacht onmiddellijk op mijn schoenpunten, kleine stukjes afval op de grond. Als ik tussen de veelkleurige stenen op een strand een leeg blikje frisdrank zag liggen was ik gerustgesteld.
Nu ben ik dus op het punt dat ik voor het eerst naar iets kijk zonder bijgedachtes, dat ik voor het eerst iets zie zonder meteen angstvallig aan andere dingen te denken, zoals bijvoorbeeld aan een tonijnsalade, de vraag of de ingrediënten daarvoor wel in huis zijn en het bevredigende gevoel dat volgde als het ook zo was.
Misschien ben ik genezen. Mijn geschiedenis is langzaam aan het vervagen, geleidelijk aan het opgaan in het landschap hier.

Levi

In de Oorshop

Beste Levi,

rosa2 Ik reis niet als een toerist die een tour maakt door een nog onbekend land, die uitgebreid het nachtleven gaat verkennen in de drukke steden, souvenirs koopt en foto’s maakt voor thuis. Nee, ik voel dat ik bijna geen minuut te verliezen heb. Ik rij vrijwel onafgebroken, ben al voorbij Comodoro Rivadavia, ik zal door blijven rijden denk ik.
Je schrijft dat je van alles en nog wat wilde schrijven maar eigenlijk steeds minder te zeggen hebt. Dat herken ik. Als ik hier goed om me heen kijk, merk ik dat het meeste onnodig is. Ik zou je kunnen vertellen over de mensen die ik ontmoet heb, over Juan die het einde van de wereld bezocht toen hij amper twaalf was en ruim zestig jaar later weer toen hij oud was. Over mevrouw Fermas. Over de rare hotelletjes waar ik heb geslapen. Maar het enige wat ik te zeggen heb is dat ik blij ben.
Want ik verkies de weg nu boven al het andere, als die me maar ergens naartoe leidt. Dat idee geeft me elke ochtend weer hoop, als ik nog half slaperig de auto start, het opstuivende zand door mijn spiegels zie en binnen enkele ogenblikken met grote snelheid over het wegdek rij, alles achter me zie verkleinen, langzaam minuscule puntjes zie worden en dan zie verdwijnen in het niets.
De bergen, de dorpjes die ik al van ver weg zie aankomen en dan weer verdwijnen, ze geven me een gevoel van vrijheid. Wat een rust geeft het om niet alles te plannen. Ik heb geen idee wat ik zal doen, en dat maakt me ook niets uit. Ik geef mezelf vanaf nu alle tijd om te beslissen, of nog beter: het vanzelf te laten gebeuren.
Als je dit leest ben je aangekomen op de plek. Ik ben vreselijk benieuwd hoe het er is.

Rosa


Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Beste Jan Aelberts,

monstertux-kassa-interview
Je zou deze brief kunnen zien als een cadeau op je 24ste verjaardag. Hoewel het voor vrijwel iedereen te lezen is, weet ik dat je dat niets uitmaakt, dat het iets is waaraan we zullen moeten wennen. Of het nu leuk is of niet.
Ik had hem gisterenavond willen schrijven maar werd overvallen door de angst om dood te gaan. Zomaar zonder enige echte reden maar wel compleet met ingebeelde lichamelijke mankementen, de wens om bepaalde mensen nog snel te zeggen dat ik van ze houd. Ik vond vanochtend zelfs een paar laatste regels op een blocnote naast mijn bed.
Dat schrijven is maar een rare bezigheid, als je er goed over nadenkt is het toch iets vreemds; aan de ene kant neem je deel aan het leven, aan de andere kant wijs je het zodanig af dat er niets overblijft dan je eigen fantasie. Toen ik gisteren in mijn bed lag, vol doodsangst en verdriet en die laatste regels op papier zette merkte ik dat de angst minder werd, dat ik weliswaar dingen schreef die ik werkelijk nog kwijt zou willen, maar ook dat ze in totaal niets met de werkelijkheid te maken hadden. Hoe dood ik ook denk te gaan, blijkbaar laat mijn fantasie me zelden in de steek. Misschien dat als ik werkelijk op sterven lig, ik niets meer schrijf, de moeite niet wil nemen.
Zo zou ik jou nu op deze middag een cadeau willen geven waaraan jij waarde hecht en een ander een stuk minder.
Ik geef je een schuifdeur in een supermarkt. De supermarkt staat in een drukke winkelstraat in Amsterdam. Voor de deur staat een zwerver met een gitaar, hij verkoopt de daklozenkrant en wenst je een prettige dag. De schuifdeur gaat open en je kunt vanaf dit punt de hele supermarkt overzien. Je ziet vele mensen in dikke jassen, schreeuwende kinderen in kinderwagens. Achterin zie je de broodafdeling, als je goed kijkt zie je dat er brood in de ovens zit, dat vind je een mooi gezicht, hoewel je weet dat dit slechts een show is maakt het je toch blij. Je loopt naar binnen en pakt een stuk kaas, een reep chocola en een pak vruchtenhagel. Op het laatste moment, als je al richting de kassa’s loopt, pak je nog een brood. Je moet nu een keuze maken: de vrouw van in de vijftig, die met blosjes op de wangen en een leesbril op haar neus, het donkere meisje met kroeshaar en gouden kettingen om haar nek, het bleke meisje dat altijd chagrijnig kijkt of zij, die mysterieuze met dat prachtige haar die soms naar je glimlacht. Je sluit aan bij de rij van die laatste, deze rij is langer dan de rest, maar dat maakt je niets uit; zo heb je meer tijd om te kijken hoe ze alle etenswaren over de scanner haalt, hoe ze zich beweegt, tegen wie ze glimlacht en tegen wie niet. Natuurlijk sta jij in de rij waar iets misgaat, de kassa slaat op tilt en even later moet het kleingeld worden bijgevuld. Jij staat altijd in zulke rijen. Je kijkt naar dat onvoorstelbaar mooie haar en haar fijne gezicht, het smoezelige jasje van de supermarkt ontroert je, hoe het vormeloos om haar heen zit. Opeens ben je aan de beurt, je ziet je boodschappen over de rolband gaan, je zegt: ‘Goedemiddag.’ Zij zegt: ‘Hai.’ Ze glimlacht naar je. Als je betaalt en je wisselgeld ontvangt is het eerste wat bij je opkomt: Ik ga je redden. Het tweede: Ik schrijf je een brief. Het derde en vierde, de normale dingen, laat je meteen varen. Dan kijk je bij het inpakken nog snel naar haar handen, in de hoop geen ringen te zien en die zijn er ook niet. (Het is jouw verjaardag Jan) Maar dan is het moment voorbij, langer dan nu kun je er niet blijven staan, je boodschappen zijn ingepakt en eigenlijk heb je er nu niets meer te zoeken. Je loopt die schuifdeuren uit. Op straat scheld je tegen jezelf: hoe je zo stom kon zijn, waarom je niet iets hebt durven zeggen. Maar als je de hoek omloopt weet je het zeker; ze houdt nu al van je.

Groet en fijne verjaardag,
David Pefko

Geachte fietsenmaker,

fiestsenmakerEen beetje een vreemde aanhef misschien, maar ik ken u als ‘de fietsenmaker’.
Ik stond op een ochtend in uw winkel (had een lekke voorband) en toen zei u tegen een klant: ‘Ruud, noem me maar Ruud en zeg maar je’. Ruud is uw naam dus, en toch gaat het nog lang duren voor ik u zomaar zo durf aan te spreken, want tegen mij zegt u altijd: ‘Breng hem maar naar binnen, dan gaat de fietsenmaker wel eens even kijken wat de schade is.’ Snapt u mijn huiveren?
Laat ik wel met ‘je’ in plaats van ‘u’ verdergaan.
In deze envelop vind je een bos sleutels van een zwarte damesfiets met een kratje,
de achterband is voor de zoveelste keer lek. Hij staat bij de boom tegenover de winkel.
De laatste keer dat ik mijn band liet plakken zei je: ‘Het lijkt wel of ze het er om doen!’
Je keek daarbij naar de straat voor je winkel alsof het glas daar zou moeten liggen, en ook – het spijt me dat ik het zo zeg – alsof je dat heel goed wist.
Ben je je ervan bewust dat veel Amsterdammers ervan overtuigd zijn dat fietsenmakers ‘s nachts glas op de weg leggen om op die manier klanten te verwerven?
Het probleem is dat ik het voor me zie; hoe een fietsenmaker om drie uur in de nacht een paar blokjes rond zijn winkel fietst met een zak glasscherven. Steeds op tere punten op de weg (aan de voet van drempels en in plassen) glas uitstrooit. In mijn fantasie doen ze dat met een glimlach, maken in hun bed al de voorstellingen van alle lekke banden die ze de volgende dag mogen plakken.
Maar jij Ruud, jij vast niet. Je zwaait en glimlacht altijd als ik langsfiets, en dat moet je ook gewoon blijven doen.

Hartelijke groet,
David Pefko

P.S. Zou u mij kunnen bellen als de fiets geplakt is? Ik heb rond drie uur een aantal afspraken waarbij ik niet zonder mijn fiets kan. Zou ik in het ergste geval een fiets van
u mogen lenen als het langer gaat duren?
P.P.S Pardon, doe ik het weer, dat ‘u’

Lieve Ton van Riemsdijk,

Rond deze tijd, als het kouder wordt, moet ik altijd aan je denken. Hoe is het weer daar? Stook je de houtkachel een beetje flink of draag je dubbele lagen kleding zoals verleden jaar?

Ton, je moet goed voor jezelf blijven zorgen, soms heb ik het idee dat je niet veel meer doet dan aan je eettafel zitten, aardappels krabben en je planten bewateren. Ja soms schrijf je natuurlijk een brief, maar dat is juist waar ik het met je over wilde hebben. Al sinds 1995 stuur je me elke elke brief die je schrijft door. Ik moet de doorslagen voor je bewaren ‘Met het oog op een ongeluk in de vorm van een vuurzee bij mijzelfve of de grootmeester thuis, ja, dat zijn van die spelingen van het lot waar wij mensen machteloos staan,’ zoals je me schreef. Ik ontving je eerste versie van brief 2080. Je schreef onder andere over het afbladderen van emaille pannen, de penetrante geur van aspergebedden en uiteindelijk over je stoelgang, die – als ik zo vrij mag zijn – mij niet in orde lijkt (bloed is meestal een slecht teken) Zou je niet eens een dokter bezoeken? En dan de drank. Je drinkt als ik je brieven mag geloven steeds meer. ‘Rode wijn lieve Gerard is al jaren het vocht waaraan wij, volksschrijvers, ons al te rijkelijk laven. Ik ga er naar aller schijn binnenkort aan ten onder, je kunstbroeder zal de spreekwoordelijke rookpijp aan Maarten overhandigen en het tijdelijke voor het eeuwige verruilen, ja, hetgeen wij natuurlijk allemaal eens zullen doen. Want zo is het leven, en zo ligt het in een middelgrote, niet al te dure kist van spaarzaam hout. Ja, de grond, die weet wat. En jij lieve Gerard, jij leeft naar ik mag hopen voort. Voor nu een groet en kleine, niet al te sentimentele zoentjes van Ton van Riemsdijk.’

En daar beland ik bij het tweede punt, dat een teer punt voor je zal zijn. Ik zal de boodschap zo voorzichtig mogelijk inpakken om je geen hartverzakking te bezorgen en je toch proberen te overtuigen van een voor jou ongetwijfeld pijnlijk feit.
Ik las een brief gedateerd op 13 december 2008, de verjaardag van Gerard. Je schreef eerst over een sanseveria die volgens jouw bevindingen leed aan een ernstige, nog onbekende plantenziekte, maar uiteindelijk schreef je: ‘Ik bevoel een afstand tussen ons beiden waarvan ik de oorzaak niet ken noch weet. Vanmorgen liet ik een middelgrote, niet al te brede, maar zeker harde bolus achter op het porselein en vroeg mij eens te meer af of jij lieve Gerard, een prettige verjaardag hebt genoten. Of de mensen een beetje lief voor je waren en mooie liederen zongen. Jammer dat ik er dit jaar wéér niet bij kon zijn lieve kunstbroeder. Middels dit schrijven bewens ik jou nog veler jaren en stuur je, zoals altijd, een mooi gehaakte trui. Ditmaal in de kleur nachtblauw, want zoals je weet dragen wij allemaal…’

Etcetera Ton, blauwe hoeden en Weesgegroetjes.

Het nieuws heeft je blijkbaar nooit bereikt. Misschien omdat je in 1998 je televisie op straat zette (je deed daar nog uitgebreid verslag van in brief 989), en je in 2000 je krantenabonnement niet langer wilde verlengen. (In brief 1006 schreef je: ‘Ik wil niet langer de dupe worden van al het onheil dat middels de welbekende beeldbuis der televisie zich in mijn woning tentoonspreid. Dus liep ik met een tred die omstanders nog het beste zouden hebben kunnen vergelijken met die van een jonge, enthousiaste en zelfverzekerde man naar de brievenbus en wierp mijn opzeg formulier tezamen met een lijst van redenen tot deze opzegging bij het nationale kijk- en luistergeld in de gleuf waar ik nu al bijna tien jaar mijn brieven aan jou in werp. Ik dacht bij mezelf: Ton, een beter vriend dan Gerard kun je toch niet wensen.’)
Ik vind het moeilijk om dit nu zo in je schoot te werpen, maar eens moet het er toch eens van komen: Gerard is op 8 april 2006, nu ruim drie jaar geleden, van ons heengegaan.

Alle goeds en sterkte,

David Pefko

Beste postbode,

 

postbodeVroeger zag ik uw kar wel eens onbemand over de stoep rollen, hij kwam dan tot stilstand tegen een opstaande stoeptegel. Dat vond ik een prachtig gezicht. Uzelf was er dan nog niet, stond nog een paar huizen terug, maar de post was er dan al. Soms wierp ik dan snel een blik in uw tassen en zag daar pakketten brieven bijeen gehouden door elastiek, interessant ogende pakjes met mooie postzegels uit verre landen, felgekleurde enveloppen en briefkaarten. Die elastieken vond ik altijd op straat. Honderden per jaar raapte ik op en nam ik mee naar huis.
U was een norse man, rookte sjekkies en mompelde meestal niet veel goeds. Soms, als ik naar uw gezicht keek terwijl u door de post bladerde, wist ik zeker dat u niet gelukkig was.
Sinds de komst van e-mail schrijven weinig mensen meer brieven, en dat is jammer, want er zijn weinig middelen van communicatie die zo mooi zijn als de brief. Mensen die nog brieven schrijven weten waarover ik het heb: geen snelheid, juist een heel trage manier van contact. Wie een brief schrijft, de envelop dichtmaakt, de postzegel erop plakt, naar de brievenbus loopt en hem daar in laat vallen, zal nog altijd een totaal ander gevoel ervaren dan als je simpelweg op ‘verzenden’ drukt in je mailprogramma. Soms ben je te laat voor de lichting van die dag en sta je te schelden, of zoek je snel naar een bus waar nog de dag van vandaag op staat. Soms is de bus vol, soms leeg, dat kun je voelen als hij erin valt.
Het schrijven van een brief in deze tijd heeft voor mij een bijna magische lading gekregen, je laat door een brief of een kaart te schrijven (met de hand natuurlijk!) zien dat mensen iets voor je betekenen, dat ze een brief waard zijn. Ook is er voor mij bijna niets fijners dan het ontvangen ervan, het is niet vluchtig zoals e-mail, maar tastbaar en blijft dat ook nog vele jaren.
Soms liep ik gespannen naar de voordeur om te kijken of er al een brief lag. Ook bespioneerde ik u, zag u in uw rode jas als een vlek door de straat gaan en altijd was ik blij om u te zien. U was mijn held. Op andere plekken liepen uw collega’s met mijn brieven. Ik dacht altijd met veel plezier aan het moment dat iemand mijn brief ontving, de envelop openscheurde en mij zou lezen.
U moet trouwens niet denken te maken te hebben met een oude melancholische man die eens in de zoveel tijd – als de kans zich voordoet – wat te mopperen heeft op deze moderne tijd, maar ik vraag me werkelijk af of u blij bent dat uw kar vervangen is door een soepele plastic schoudertas, dat u inmiddels niet meer rookt en aan een antidepressivum bent gegaan.
Heeft u enig idee hoeveel ansichtkaarten u in uw loopbaan door de brievenbussen heeft gegooid, hoeveel liefdesbrieven, geboorte- en rouwkaarten? Tegenwoordig krijg je een e-card, een link waarachter foto’s van een vakantie schuilgaan of een virtuele verrassing op je verjaardag, of helemaal geen kaart, helemaal niets meer.
Mist u het gewicht in uw tassen of maakt het u allemaal niets uit? Als ik u tegenwoordig zie lopen dan denk ik meteen aan overheidsinstanties, banken en gerechtsdeurwaarders, en veel minder aan ansichtkaarten, liefdesbrieven en berichten van ver. Ook vind ik tegenwoordig zelden meer een elastiek op straat.

Groet,
David Pefko

Meer blogs

  • Afbeelding bij Onderweg

    Onderweg

    Bij de verhuur op het vliegveld van Casablanca haalde ik een stoffige Dacia Duster op. Het was nacht, er was vertraging geweest, maar de meneer met het geduldige gezicht had gewacht tot iedereen door de douane was en ik mijn bestelde wagentje kwam halen. ‘Vous êtes le dernier,’ zei hij met een glimlach. ‘Het spijt...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De mens als biopic 2. Jan Wolkers

    De mens als biopic 2. Jan Wolkers

    Jan Wolkers Een televisie-producent vroeg of ik een reeks vlogs wilde schrijven over Jan Wolkers, die honderd jaar geleden werd geboren, 26 oktober 1925. Ik wist niet wat vlogs waren en Jan Wolkers vind ik een onprettige schrijver. Vlogs zijn korte filmpjes, die gebruikt worden als buffer tussen andere tv-programma’s, of als hap-snap-spul op de...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De kleine ster

    De kleine ster

    (beeld: Don Duyns) de kleine ster bleek één van velen te zijneen gegeven waarover ze niet verdrietig of kwaadmaar plotseling stil wasomdat geen enkel geluid door de ruimte kan jagenze besloot snel en goed en alles in één keerdrie dagen lang al het licht te zijn wat ze ooit zou zijnen dan definitief te doven...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Fannah Palmer
    Fannah Palmer

    Fannah Palmer (1994) studeert momenteel online aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ze schrijft zelf fictie, poëzie en af en toe een essay. Naast haar ambities in de uitgeverswereld hoopt ze in de nabije toekomst veel eigen werk uit te brengen.

  • Foto van Roos van Rijswijk
    Roos van Rijswijk

    Roos van Rijswijk is redacteur van Tirade. Ze publiceerde proza in diverse tijdschriften en de roman Onheilig (Querido, 2016).

  • Foto van Menno Hartman
    Menno Hartman

    Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.