Geachte familie Heijenberg,

DSC01156Enkele jaren geleden kocht ik op een kleine antiekmarkt een stapel geschriften geschreven op stukjes krant, bonnetjes van warenhuizen, wikkels van pakken koffie en pantykousen en verschillende soorten vloei- en inpakpapier. Er zaten brieven en dagboeknotities bij en sommige woorden waren dik onderstreept. De schrijver of schrijfster hield niet van doorhalen, dat was duidelijk, want op sommige brieven zaten kleine stukjes papier geplakt (meestal van een ander soort, in een andere kleur) waar overheen geschreven werd. In elke linker bovenhoek stond een nummer, en bij telling kwam ik op 208 bladzijden, zonder datum of ondertekening.

Lange tijd heeft die stapel naast mijn bed gelegen. Soms kreeg ik zwarte vingers van de zachte potloden die de schrijver gebruikte, heel soms raakte een velletje weg onder mijn bed en borg ik deze veilig op bij de rest als ik aan het stofzuigen was.
Het grote probleem was dat ik vrijwel geen woord kon lezen. Ik heb de stapel aan verschillende mensen laten zien in de hoop dat iemand er iets van kon maken, maar helaas, iedereen schudde zijn of haar hoofd bij het zien van de krullende, dicht op elkaar geschreven letters. Sommige mensen zeiden: ‘Werk van een gek, geen aandacht aan besteden.’ U snapt, dat wilde ik daarna juist maar al te graag.
Mijn enige aanknopingspunt was een envelop die tussen het geheel zat, gericht aan ‘Mejuffrouw Christine Heijenberg’ in het provinciale ziekenhuis in Santpoort. De stempel vermeldde als afzender Apeldoorn en het jaar 1957.

DSC01155

Op internet ging ik op zoek naar de familie Heijenberg in Apeldoorn en kwam in contact met een man die de naam Christine wel iets zei, maar niet genoeg. Hij beloofde mij navraag te doen, ook omdat ik aangaf deze stapel geschriften graag terug te willen geven aan de familie. Ik had sterk het idee dat de schrijver erg in de war was tijdens het schrijven, dat het ziekenhuis ook wel een inrichting zou kunnen zijn geweest, immers, daar staat Santpoort bekend om.
Meneer Heijenberg heeft mij nooit meer iets laten weten. Ik heb hem nog een keer gebeld en toen zei hij zich niets meer van het gesprek te kunnen herinneren en ook niet mee te willen werken aan welk onderzoek dan ook.

heijenberg

De stapel verdween in een grote envelop en ik bewaarde hem in een kast. Op onvoorspelbare momenten haalde ik ze weleens tevoorschijn en probeerde met een vergrootglas woorden te ontcijferen. Dit resulteerde in ellenlange reeksen in een onbegrijpelijk Duits vermengd met Nederlands. Het is bijzonder frustrerend meer dan 100.000 woorden tot je beschikking te hebben waar je niets van begrijpt.
Wat was de aantrekkingskracht toch, vroeg ik mij vaak af. Ik denk vooral de schoonheid van het onleesbare schrift, want als ik de papieren naast elkaar legde ontstond er een patroon dat niet zou misstaan als schilderij of zelfs wandbekleding. Al van een halve meter afstand was er niets meer te maken van de woorden, werd het moderne kunst en al snel was ik in de veronderstelling dat de woorden waarschijnlijk niets betekenden. Ik legde ze in mooie rijtjes onder een glazen blad op mijn bureau en zo liggen ze er nog steeds. Ik zie de woorden niet meer, alleen het patroon, het prachtige oude papier, het pronkstuk in het midden: een oranje wikkel van ‘De Gruyters Koffie’, van hoek tot hoek volgeschreven met krullende letters.
DSC01158

Nu is mijn vraag aan u, familie Heijenberg in Apeldoorn, mocht u ooit de geschriften willen bekijken, zou u dan alstublieft contact met mij willen opnemen?

Hartelijke groet,
David Pefko

In de Oorshop

Beste dichter,

DSC01150Ik hoor dat je weer door de stad loopt en in de etalages kijkt. Je schijnt zelfs op een terras te zitten waar je heel angstig om je heen kijkt, een koffie bestelt en het koekje in je tas stopt. Daar neem je een opschrijfboekje ter hand en noteer je lukraak wat regels. Je schrijft netjes, om geen enkel woord te zullen vergeten.
Valt het je op dat de hele stad weer ingepakt is met lichtjes en slingers? Dat jij, gebruiker van dit leven, weer geconfronteerd wordt met al die feestelijke ellende die je zo moet haten?
Je zet je kraag op en steekt nog eens een sigaret aan, je denkt aan de wijn die thuis op je wacht, je kunstzinnige vriendin die je eigenlijk dom vindt en waarvan je verwacht dat ze je binnenkort zal verlaten. ‘Sinterklaas, kerst, een vreselijke tijd,’ mompel je door de straten.
Je merkt heel goed dat het beeld dat je van jezelf hebt gevormd niet helemaal klopt, je wordt niet nagekeken of aangesproken en je denkt op de fiets naar huis aan dat festival waar je een week geleden mocht voordragen uit eigen werk. Bibberend stond je aan een lessenaar, de microfoon vervormde je stem zodanig dat je even iemand was: de dichter.
Toen je je verslikte in je eigen woorden zei je opeens: ‘Ik ben een snoek.’ Wat het te betekenen had? Geen idee, maar het klonk zo diep, zo goed en de zaal moest lachen.
Bij je voordeur schiet je een geniaal idee te binnen, een zin waar je zonder dat je het wist al weken naar op zoek was, althans, dat hoop je, want zeker weten doe je het natuurlijk niet.
Op de trap is hij je ontschoten en als je de woonkamer binnenloopt en je vriendin ziet zitten op de bank denk je er al helemaal niet meer aan.
Ze vraagt hoe je dag was en jij knikt alleen maar en vertelt dan in hele korte, zeer onsamenhangende en (voor haar) totaal onbegrijpelijke zinnen, hoe je dag was.
Als je naar de wc gaat zeg je tegen de muur: ‘Er is nu al niets meer te melden.’ Dat is meteen ook de eerlijkste gedachte die je in weken hebt uitgesproken, maar als je doortrekt en in de kleine spiegel aan de muur naar je jonge, rimpelloze gezicht staart, je dode, onbeweeglijke ogen ziet, dan schiet je alweer een geniale zin te binnen!
Je gaat achter de computer zitten in het hoekje dat je je ‘denkhol’ noemt, een ruimte afgeschermd met doeken die je met punaises hebt vastgezet. Je vriendin begreep het maar al te goed, jij moest je eigen plek hebben. Ze zei laatst, toen je weer geen inspiratie had: ‘Daar zit het genie, daar achter die doeken zit mijn genie!’
Je staart naar het beeldscherm, links ervan liggen je notitieboekjes en rechts het rijtje tijdschriften waar je in staat. Ze zijn al een beetje aan het vergelen door je sigarettenrook.
Het idee van net, op de wc, is wederom vergeten en heeft plaatsgemaakt voor andere dingen: het controleren van je email en het bijwerken van je facebook account. Je surft wat rond en googlet jezelf in de hoop dat ze over je schrijven, maar helaas, niets. Verward zit je te denken aan het lijden en het leven. Heel kort denk je aan schoonheid, lelijkheid, waarheid, de leugen. Al snel snap je er allemaal geen zak meer van.
‘Ik ben een snoek,’ schreeuw je in paniek vanuit je denkhol en je vriendin gilt op de achtergrond dat dat geniaal is, je hoort haar voetstappen en dan voel je haar handen, op zoek naar de dichter, dat genie achter zijn bureau; als ze je vinden weet je dat je mislukt bent.

Sterkte,

David Pefko

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Lieve Tiny Haeck,

9416_102435833107320_100000227107032_66675_3761773_nIn korte tijd ben je een fenomeen geworden: van huisvrouw tot Facebook icoon. Natuurlijk heb je dit deels te danken aan je echtgenoot, Louis Nanet.
Maar hoe leef je met een man als Louis? Als ik het goed begrijp was hij achtereenvolgend: vrachtwagenchauffeur, heftruck-bestuurder en uiteindelijk mechanicus op een olietanker. Daar schreef hij zijn eerste gedichten die nu ‘postuum worden uitgegeven na zijn dood’. ‘Motorkamers en verschuttingen’ gaat die bundel heten en Louis zelf is zeker van het enorme succes. In de tussentijd deed jij voornamelijk de was en knipte patronen uit de Margriet. Ook haakte je kleedjes.

10420_102098689806247_100000183485568_63126_5737769_n

Op zijn 53ste ging Louis met pre-pensioen en waren jullie dag en nacht bij elkaar. Even later werd hij ziek, lag maanden in ziekenhuizen waar jij stiekem visburgers en flessen whisky voor hem binnenbracht.

Grove uitspraken, het ‘zo ziek zijn als een hond’, maar nog dagelijks aan de fles, het openlijk mensen uitschelden en afmaken, er buitenechtelijke relaties op na houden en de daarbij komende buitenechtelijke kinderen… Niets is deze man vreemd, nergens lijkt hij een grens te kunnen trekken. Het kotsen van bloed, zou het bijna vergeten; de absolute leidraad in zijn leven. Zijn motto op Facebook is: ‘Zo ziek als een pier, maar potent als een konijn. Ik kan ontvangen en verplaatsen.’ Een ander motto is kortweg: ‘Godverdomme!’.

In gedachten zie ik jou op weg naar de Aldi om zijn drank te halen en jouw bleek om jullie huis te kuisen. Soms neem je een cadeautje voor hem mee dat hij dan uitpakt en in de hoek van de kamer gooit. ‘Wat heb ik eraan nu ik toch de pijp uitga? Nou? Wát?’ mompelt hij dan en stuurt je naar de keuken.
Bakharingen, kibbeling en vette bokkingen. Al 27 jaar bak je ze voor Louis en al 27 jaar eet je stilletjes in de keuken terwijl hij vanuit zijn bed naar oude afleveringen van Dallas kijkt. Later op de avond breng je hem nootjes en ‘s nachts slaap je op de bank omdat hij zo snurkt.

10420_102098673139582_100000183485568_63125_5938572_n

Nu las ik dat hij op sterven ligt, en hoewel zijn uitspraken milder zijn geworden lijkt het erop dat deze man niet kapot te krijgen is.
Denk je ooit wel eens aan zijn dood als oplossing voor je eigen leven? Droom je wel eens van een tweede kans als Louis niet meer onder ons is en weet je al wat je gaat doen als het ooit zover komt?
Ik wens je sterkte in deze moeilijke tijd.

Hartelijke groet,
David Pefko

Aan de man die naar zijn pan schreeuwt:

DSC01147De eerste keer dat ik u zag was ik aan het koken. Ik roerde in een saus en keek even door het raam naar buiten. Het was al koud en er kringelde rook uit alle schoorstenen en het was donker. Ik vond het een prettig gezicht. Precies tegenover mijn huis zag ik u aan uw eettafel zitten. Als enige in het rijtje had u al uw lichten aan en kon ik door de spleet tussen mijn twee rolgordijnen naar u kijken. Ik heb het altijd interessant gevonden, huizen zoals die van u; vrijwel leeg en wat er staat van Ikea. De bekende vloerstaande lamp, de retro stoeltjes om uw glazen tafel, de grote stalen klok aan de wand, ik herkende ze allemaal. Sommige huizen zijn bij een bepaald licht net kijkdozen.
Toen liep u naar de keuken en zag ik dat u uw jas nog aan had. Ik dacht: die komt van zijn werk, is even gaan zitten omdat het zo zwaar was en heeft nu honger.
En toen zag ik het ritueel dat u elke dag herhaalt en waar ik tot op de dag van vandaag niets van begrijp: u haalt een pan uit de ijskast, opent de deksel, legt deze op een theedoek op het aanrecht, doet dan een stap achteruit en laat uw armen losjes hangen en begint dan te schreeuwen.
Het is geen verbeelding, echt niet, want ik hoor u. U roept: ‘AHHHHHHHH!’ en kijkt dan snel naar buiten en dan weer naar die pan. Na ongeveer een minuut wast u een bord en een vork af en schept wat eten op. Ik heb nooit kunnen zien wat u eet, waar u naar schreeuwt, het enige wat ik weet is dat u het bord in de magnetron stopt, waar u uw blik strak op gericht houdt en ongeduldig mompelt, soms met uw vlakke hand een ritme tikkend op de keukentafel. Als uw eten warm is eet u staand voor het aanrecht en het duurt meestal niet langer dan twee en een halve minuut (heb de tijd opgenomen). Het bordje legt u dan weer in de gootsteen en iedere dag van de week herhaalt u dit, en ik wil weten waarom. Ik heb het recht dat te weten.

Het doet me denken aan What’s He Building? van Tom Waits:

“…Now what’s that sound from under the door?
He’s pounding nails into a
Hardwood floor… and I
Swear to god I heard someone
Moaning low… and I keep
Seeing the blue light of a
T.V. show… He has a router
And a table saw… and you
Won’t believe what Mr. Sticha saw
There’s poison underneath the sink
Of course… But there’s also
Enough formaldehyde to choke
A horse… What’s he building
In there. What the hell is he
Building in there? I heard he
Has an ex-wife in some place
Called Mayors Income, Tennessee
And he used to have a consulting business in Indonesia…
but what is he building in there?
What the hell is building in there?…”

Middels dit schrijven – met gevaar voor eigen leven – laat ik u weten dat ik u vanaf nu ga volgen. Als de kans zich voordoet zal ik uw post aannemen, uw pakketjes openen. Ook zal ik op elke hoek van de straat staan als u langsfietst, achter in de rij voor de kassa staan, een blik in uw mandje werpen. Later zal ik vermomd aanwezig zijn op uw verjaardagsfeest. U zal in een hoek staan met een glaasje wijn en als u dronken bent zal ik naar de keuken sluipen, op zoek naar die pan en zal ik het eindelijk weten.

Groet,
Anoniem.

Beste Herman Brusselmans,

1503908731_a3e62d165a2Het verhaal doet de ronde dat u ziek bent, zich heeft teruggetrokken ergens aan zee en van plan bent ‘rust te nemen’, zoals uw vrouw Tania de Metsenaere al honderdduizend keer tegen u heeft gezegd: ‘Je moet rust nemen mijn schat’.
Enkele maanden geleden schreef ik een stukje waarin ik mijn lezers de kans gaf een slotdialoog te schrijven. Vele pogingen werden er gedaan en toen ik alle reacties bij elkaar had heb ik ze, samen met het stuk zelf, aan u gemaild met de vraag een winnaar aan te wijzen. Ik kreeg geen antwoord. Mijn lezers werden ongeduldig en ik wilde u nogmaals mailen maar dacht aan die 600 pagina’s die u jaarlijks schrijft en zei tegen mezelf: ‘Herman Brusselmans heeft het veel te druk!’

Hierbij stuur ik nogmaals de slotdialogen die meededen aan de ‘Grote Herman Brusselmans dialoogwedstrijd’. Ik hoop dat u, nu u eindelijk uw rust neemt, een winnaar wilt kiezen uit dit rijtje:

(Nogmaals, het verhaal zelf is hier te lezen)

1. Herman zet de hond op de vloer en zegt: ‘Als alle dagen zolang duren dan zou ik best durven beweren dat er eigenlijk geen zak aan is.’

2. Herman: ‘Ik heb jeuk aan m’n naad.’
Tania: ‘Vervelend schat.’

3. Tania: ‘zag je die goal mijn schat?’
Herman kijkt met toegeknepen ogen naar het scherm en zegt: ‘Ik had moeten blijven voetballen.’

4. Opeens is het stil. De drumsolo is ten einde gekomen, maar abrupt en Herman staat op en loopt naar de stereo.
Dan, fluiten opeens de kogels in het rond, waar die vandaan komen weet niemand, maar ze zijn er.
Herman: ‘Ga liggen Tania, ga liggen! Het is oorlog.’
Tania wurmt zich onder de witte bank en al snel volgt Herman. Nu liggen ze naast elkaar.
Tania: ‘Je moet wat rust nemen schat, echt.’

5. Herman loopt naar de keuken en vult de voederbak van Eddie. Eddie kwispelt en Herman gaat naast hem liggen terwijl hij eet. Hij legt zijn oor tegen de vloer. ‘Heeft u gedweild Tania de Metsenaere?’
Tania: ‘Ja.’
Herman:’Ik voel het, mijn oor is nat.’

6. Herman: ‘Ik kwam laatst in het café en daar zaten een heleboel fans. Veel jonge grietjes.’
Tania zwijgt en kijkt naar het scherm.
Herman: ‘En vier van de zeg negen grietjes wilden meteen met mij naar bed, dat zag ik aan hun gezichten. Of, nee, ik dacht het te zien.’
Tania, zonder op of om te kijken: ‘Ja vind je het gek.’

7. De drumsolo gaat dus maar door, dat even in het hoofd gehouden, er is een finale waarin de muren van de woning in Gent trillen, dan zegt Herman: ‘Ik ben de koning.’
Tania zegt: ‘Wat zeg je Herman?’
Herman: ‘Laat maar zitten, Tania de Metsenaere. U zou uw oren een vakkundig moeten laten reinigen.’

8. Als de muziek dan toch tot een einde komt is de voetbalwedstrijd ook afgelopen. Tania tuurt voor zicht uit en kijkt dan naar Herman.
Tania: ‘Herman?’
Herman antwoordt niet.
Tania: ‘Schat?’
Herman is in slaap gevallen, zijn sigaret nog tussen zijn vingers. Tania haalt hem er voorzichtig vandaan en dooft hem in de asbak.

9. Herman: ‘Tania?’
Tania: ‘Ja Herman?’
Herman: ‘Is er iets?’
Tania: ‘Nee schat, ik kijk voetbal, maar wat wilde je zeggen?’
Herman: ‘Ach niets, iets over de Nobel-prijs die ik denk ik ga winnen dit jaar, niets bijzonders.’

10. Tania, na de minuten durende stilte: ‘Herman, zo spreek je Eddie niet toe!’
Herman kijkt verschrikt op, droomt weg bij de solo die hijzelf niet meester is en zegt dan: ‘Sorry.’

11. Herman zet het geluid zachter. Hij vouwt zijn hand om zijn rechteroor. Hij zegt: ‘Tania, hoor jij dat?’
Tania: ‘Wat Herman?’
Herman:’Luister dan wijf!’
Tania maakt hetzelfde gebaar.
Tania: ‘Wat?’
Herman begint zijn hoofd te schudden en te lachen (wat hij zelden of nooit doet) en zegt dan: ‘Zie je wel!’

12. Tania kijkt naar de voetbalwedstrijd en Herman naar haar. Hij blijft naar haar kijken terwijl hij het volume opdraait. De vloer trilt. Dan staat Tania op, pakt haar jas van de kapstok en verlaat het huis in Gent.
Herman: ‘Godverdomse dagen op een godverdomse bol!’

Hartelijke groet,
David Pefko

Beste Dolores,

11703Ik heb verscheidene keren voor je deur gestaan, heb zachtjes en hard aangeklopt en je gebeld, ja zelfs vóór je deur. Ik hoorde dan twee of driemaal het geklingel van je ouderwetse telefoontoestel en daarna een klap gevolgd door een scheldpartij. Soms sneuvelde daarbinnen iets van glas of steen.

Vorige week liet je me binnen maar kwam ik niet verder dan de gang. Je droeg een grote groene houtje-touwtje jas en een muts met oorkleppen, kaplaarzen aan je voeten. Zo koud was het toen nog niet.
Ik zei: ‘Dolores, ik wil je…’
Met een rood hoofd van woede onderbrak je me en riep: ‘Geen woord, géén woord! Als je daar voor komt, ben je aan het verkeerde adres! Scheer je weg!’ Je joeg me de gang door en prikte me met twee Nordic-walking stokken in mijn rug. Daarna bleef je in de deuropening staan, die twee stokken aan weerszijden. ‘Scheer je weg!’ riep je me na.

Op de dag zelf verscheen je niet. Op dat moment was het koud en stond ik vrijwel alleen. Het was op die manier allemaal snel voorbij, er werd geen praatje gehouden en het ritueel duurde maar een paar minuten. Een meneer die tegenover me stond zei: ‘Iemand die zo weinig familie of vrienden heeft, zal wel snel vergeten worden.’
Ik vroeg de man of hij een vriend of familie was, maar de man zei dat dat niet zo was maar hij graag naar zulke plekken ging. Dat die plekken hem rust gaven en een gevoel van waardigheid bezorgden. Zijn opmerking was dan ook geen oneerbiedige geweest; hij sprak slechts uit jarenlange ervaring. ‘Mensen worden vergeten, dat is een feit,’ zei hij.

Dagen later zag ik je door de supermarkt schuifelen en praten in jezelf. Je keek langdurig naar reclameborden en stond stil bij de pakken maandverband, waar je je schouders ophaalde en naar je kaplaarzen keek. Hoe oud je ook bent, nog altijd zie ik hoe je zachtjes schokt en beeft, je benen steeds in beweging, hoe je je voeten elegant van de hak naar de punt laat rollen. De sierlijke knik als een vrouw je pad kruist… Hoewel je botten broos zijn en je spieren moe, lijk je elk moment in brand te staan. Het zou me geen moment verbazen als je plots je mandje laat vallen en zou dansen over de gladde vloeren van de supermarkt.

Maar goed, ik dwaal af. Ik wil je sterkte wensen in deze moeilijke tijd. Ik weet dat de laatste woorden van Augusto, absurde woorden waren, maar ook die zul je eens vergeten beste Dolores.

Het ga je goed,
David Pefko

Meer blogs

  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zo alleen… Zo alleen 

    Zo alleen… Zo alleen 

    (beeld: Don Duyns) Uit de hengstebron gedronken hebben.   Ik schrijf over gegeven paarden en ogen van naalden.  Over brood op de keukenplank muizen die op tafel dansen en   klokjes die tikken.  Had het meisje geantwoord.  Hij had haar rode kapje gevolgd en zijn besluit genomen.  Ik ben een poëet, had ze piepend gezegd.  Aan de...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Julien Ignacio
    Julien Ignacio

    De Nederlands-Arubaanse schrijver Julien Ignacio (1969) studeerde af als literatuurwetenschapper. Hij publiceerde theaterteksten, blogs en korte verhalen. In 2008 ontving hij de El Hizjraliteratuurprijs voor zijn toneelstuk Hotel Atlantis. Hij was redacteur van literair tijdschrift Tirade en is bestuurslid van de Werkgroep Caraïbische Letteren. In 2018 verscheen zijn debuutroman Kus (nominatie Bronzen Uil). Met collega-schrijvers Michiel van Kempen en Raoul de Jong stelde hij Dat wij zongen samen, een bloemlezing Caraïbische literatuur die in 2022 uitkwam bij uitgeverij Das Mag. In september 2023 verscheen zijn tweede roman Goudjakhals, een kralenketting van historische en futuristische migrantenverhalen, die zich afspelen in onder meer Amsterdam en Aruba, Beiroet en Lesbos.

  • Foto van Jan Lodewijckx
    Jan Lodewijckx

    Jan Lodewijckx (1990) had het wel even gehad op kantoor. Hij kocht een zware fiets en een kleine tent en zegde zijn werk op en zijn appartement.

  • Foto van Jente Jong
    Jente Jong

    Jente Jong werkt als actrice, theatermaker en schrijver. In 2017 debuteerde ze met de roman Het intieme vreemde bij uitgeverij Querido. Daarnaast schrijft ze toneelstukken voor onder andere de Toneelmakerij en speelt ze in een jeugdvoorstelling en een poëzieprogramma. Voor Tirade schrijft ze over haar (eerste) stappen in de schrijverswereld.