Geachte Joke van der Ven (2),

DSC00624De vorige keer sprak ik mijn verbazing uit over uw bedrijf briefopbestelling en gaf ik aan voor het bedrag van 37,50 een liefdesbrief te hebben besteld.
Ik vulde de gevraagde kenmerken in (geur, manier van bewegen, handen, ogen, sensualiteit) en terwijl ik bezig was een persoon voor ogen te houden bedacht ik dat het misschien beter was om maar voor een hond te kiezen. Eigenlijk vond ik het te triest om hier een bestaand persoon voor te misbruiken. Bij het kopje ‘wat wilt u bereiken met deze brief?’ vulde ik in: onvoorwaardelijke liefde. Veel gevraagd? Blijkbaar, want vanochtend ontving ik deze liefdesbrief per email:
jokevandeven

“Lieve Z,

Tijdens een ronde door het park
Kijk ik tevreden om mij heen
Honden waar ik kijk
Maar zo mooi als jij
Is er geen één

Tussen de herfstbladeren
Raken jouw pootjes de grond
Je natte neus heeft een geur te pakken
Die jij vol enthousiasme volgt
Wie heeft er toch voor gezorgd dat uitgerekend ik jou vond?

Want, lieve Z, sinds jij in mijn leven bent
Weet ik wat het is om van iemand te houden
We zijn voor elkaar gemaakt
Het ging dan ook zonder al te veel moeite
Dat wij onze relatie opbouwden

Onze liefde was meteen wederzijds
We delen vreugde en verdriet
Vaak knuffelen en spelen
Een leven zonder jou
Bestaat voor mij niet

Lieve Z, ik hoop dat het heel duidelijk is
Hoe belangrijk ik jou vind
Jouw eerlijke ogen
Zijn voor mij zoveel meer waard
Dan de glimlach van elk willekeurig kind

Elke dag met jou
Doet mij verlangen naar meer
Ons samenzijn is het mooiste wat er is
Ik hoop dat jij het ook zo voelt
Het is in ieder geval wel
Hoe mijn liefde is bedoeld

Veel liefs van David..”

Ik weet niet of u snapt dat u mijn dag verpest heeft. Mijn gevoel zegt dat u zich daar niets bij voor kan stellen. Ik vraag me opeens af hoe uw eigen liefdesleven is en of u elke dag samen met uw man zit te huilen van het lachen bij het lezen van al die brieven voor wanhopige en steeds maar weer in zwijgen vervallende mensen.
Ik stel het volgende voor: u brengt mij in contact met de schrijvers van deze rommel (ik wil deze personen graag ontmoeten) en ik betaal u daar 37,50 voor, zo niet ontvangt u geen cent van mij, want zelfs een hond zou ik deze liefdesbrief niet durven sturen.

Toch hoogachtend ‘vrouwelijk ondernemer van het jaar 2008’,

David Pefko

In de Oorshop

Beste bewoner van nummer 30hs,

DSC01117Ik loop wel eens langs uw huis en kijk dan stiekem naar binnen. Als uzelf in het raam zit, en door de neergelaten luxaflex naar de straat tuurt, is het slechts een voorzichtige blik, maar als u op een van uw kunstleren banken zit, met een fles wodka in uw hand, een sigaret in uw mond, dan kijk ik langduriger. Vanaf een bepaalde positie weet ik zeker dat u mij niet kunt zien, of misschien wel, maar bent u te dronken om in te grijpen.

Uw interieur is zoals er veel in deze straat zijn: zware meubels met donker fineer, een zithoek die vrijwel de hele woonkamer in beslag neemt, een enorme – vrij moderne – televisie (die vast uw grote trots is), een aquarium waarin het water zo donker is dat ik geen idee heb of er nog vissen in zwemmen, een eenzame verdroogde plant in de hoek, met van die speciale korrels en zo’n vochtbalanssysteem en een computer voor het raam, die altijd aanstaat en samen met uw televisie een blauw licht door de kamer werpt; uw fles wodka, uw gezicht, uw witte hemdje, alles is blauw… Dat spel van het licht van die beeldbuizen maakt mij soms intens verdrietig, alsof modern met ouderwets verweven is zonder dat u er iets aan kon doen.
En dat is ook misschien wat er aan de hand is: u kunt er allemaal niets aan doen. Op een zekere dag verliet uw vrouw u en wist u niet meer wat u met het leven aan moest. U kwam te wonen in deze sociale huurwoning van, als ik het goed weet in te schatten, ongeveer 60m2. Er was een klein keukentje en een redelijke douche. Bij een meubelboulevard zocht u naar troost; donkere meubels, een grote eikenhouten salontafel met bolpootjes. Een karaf in de kast, een paar glaasjes, een kleedje; allemaal dingen die u aan uw vroegere leven deden denken, dat met uw vrouw. U kocht een eenpersoons bed.

Al snel werd u steeds wanhopiger als u ‘s avonds naar voetbal keek op uw enorme televisie. U greep naar de drank, begon meer te roken en de avonden werden steeds korter, steeds sneller was u zo bedwelmd dat u zich helemaal niets meer afvroeg, niets meer dacht en nergens zorgen over maakte.
De keren dat ik u op straat zie zijn schaars. Soms loopt u door de supermarkt, koopt in de winter stamppotten, in de zomer trouwens ook. U sleept met tassen drank en een enkele keer kom ik u tegen bij de apotheek waar u aan de balie hangt en informatie krijgt over uw zojuist voorgeschreven medicijnen. Even later draagt u de enorme hoeveelheid mee naar huis.

Ik had willen vragen of u gelukkig bent, want misschien romantiseer ik uw situatie, omdat ik er zelf niet in zit, omdat vanuit mijn positie voor uw raam, alles er soms aantrekkelijk uitziet. Maar de kans dat u juist erg ongelukkig bent is natuurlijk heel erg groot.

Ik weet niet hoe u heet, hoe oud u bent, maar hou er altijd rekening mee dat de dag komt dat ik sirenes in straat hoor en even later zie hoe u per brancard uit uw huis gehaald wordt. U zal daar liggen en niets zeggen, de broeders zullen weinig respect voor u kunnen opbrengen; ze hebben de flessen gezien, de overvolle asbakken, de verpakkingen magnetronmaaltijden in de prullenbak.

Waar is de menselijkheid dan?

Alle goeds,

David Pefko

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Beste Rooie Connie,

DSC01115De laatste jaren zag ik je steeds minder. Eigenlijk zag ik je nooit. Gisteren moest ik een bezoek brengen aan de Hema. Toen ik door de gangpaden liep opzoek naar ondergoed zag ik je opeens van ver tussen het schap babykleertjes en handdoeken. Je zat helemaal aan het einde van de ruimte, in het koffiegedeelte, maar je haar was rood als een vuurtoren en sinds de eerste dag dat ik je leerde kennen droeg je al die opzichtige gouden kettingen. Ik was vooral blij dat je daar nog steeds zat, want daarvoor liep ik door de Kalverstraat en zag met verbazing hoe alles maar continu aan het veranderen is; winkels verdwijnen, verplaatsen, keitjes worden vervangen door andere en ook het winkelend publiek is nu anders. Ik dacht aan mijn ondergoed, dat vol met gaten zat en aan jou, want jij was niet veranderd.

De eerste keer dat ik je daar zag zitten op je ergonomische stoel was misschien wel twintig jaar geleden. Aan de hand van mijn moeder maakte ik gebruik van jouw wc. Ik vond het allemaal even interessant toen; de lucht van bleek en toiletverfrisser, je teiltje en mop in de hoek, en jijzelf; ik wist toen nog niet dat er ook zoiets bestond als de baas van een wc.

Ik sloot aan in de rij en zag dat er bepaalde dingen veranderd waren, bijvoorbeeld het geld dat mensen jou betaalden verdween nu in een geldkistje. Vroeger vond ik het altijd fijn om mijn munten op de schotel te leggen en eventueel mijn wisselgeld er vanaf te pakken, ook waren de tijdschriften die je las uit het zicht verdwenen. Wel stond er nog altijd een schaaltje met zuurtjes.
Naar de wc moest ik helemaal niet, maar toen ik er eenmaal was, zakte ik neer op de wc-bril en keek goed om me heen en zuchtte diep. Je gebruikte nu artikelen van Tork professional zag ik. Ook was er een speciale vloeistof in een dispencer aan de muur om de wc-bril af te nemen, alles was trouwens blinkend schoon. Ik bedacht dat jij degene bent die getuige is van de stoelgang van vrijwel compleet Amsterdam. Ik vroeg me af hoe je daar zelf over dacht, of je, als je ‘s avonds in je bed ligt ooit een keer alle remsporen, druppels urine op de grond en uitwerpselen die men is vergeten door te spoelen aan je voorbij ziet komen. Droom je wel eens over zulke dingen?

Het mocht natuurlijk niet te lang duren allemaal, dat zou argwaan wekken dus ik trok door om het echter te laten lijken en deed zelfs een moment – terwijl geen ziel mij kon zien – of ik tijd nodig had om mijn broek dicht te knopen, mijn jas aan te trekken. Ik waste mijn handen. Jij zat op je stoel en telde de tien, twintig en vijftig eurocent stukken. Ik zag je rug, je haar en alles was onveranderd.

Hartelijke groet,

David Pefko

Beste Jan Aelberts (2),

20_houellebecqirlandeDe verkrampte romanticus, dat zie je heel helder. Wat kan de romanticus tegenwoordig nog anders zijn dan verkrampt? Ik zie hem steeds dieper wegzakken, door een zelfgekozen hel gaan – een die overigens totaal niet bij deze tijd past waarin iedereen voor zichzelf kiest en waar zelfs een term voor bestaat: het ‘Ik-tijdperk’. Uiteindelijk zal hij van zijn geloof vallen. Dat is helaas hoe de zaken er voorstaan, uiteindelijk zal zelfs de laatste romanticus voor zichzelf kiezen, zich proberen te beschermen.

Eigenlijk vraagt je brief niet om antwoord, want met de meeste beweringen ben ik het meer dan eens. Maar wat me verbaast is dat je kunst omschrijft als ‘tegenaanval’. Je schreef: “Kunst is, zoals ik het beleef, weinig meer dan een tegenaanval, die enkel een aanvang kan nemen wanneer de kunstenaar diep geraakt, gekwetst of zelfs geschoffeerd is door zijn omgeving…”  Deze regels geven mij het gevoel dat in jou een enorme woede zit of dat je erg wantrouwend bent. Ook de afsluiting van je brief duidt daarop: ‘Met groeten aan de wereld’ schrijf je; alsof je niet deelneemt aan deze wereld en al bij voorbaat diep geraakt, gekwetst of geschoffeerd bent; precies het thema dat je in mijn brief aan jou hebt weten te omzeilen.

Ik schreef je dat ik die nacht vol doodsangst die laatste regels op papier zette. Daarmee zette ik geen tegenaanval in werking, maar legde me juist neer bij het idee dat ik dood zou gaan, omdat ik diep in mijn hart wist dat het onzin was, slechts een bedenksel van mij. Inderdaad ben ook ik een hypochonder en leef ik soms dagen met lichamelijke mankementen die, als de angst zelf geweken is, net zo goed weer verdwijnen.
Maar ik vraag me af of jij, als je werkelijk geschoffeerd of gekwetst zou worden nog iets op papier zou kunnen krijgen.

Het is een interessant gegeven dat de meeste kunstenaars weinig te maken willen hebben met de tijd waarin ze leven. Ik vraag me wel eens af wie daar eigenlijk mee begonnen is; de tijd waarin je leeft zodanig af te wijzen, ervan uit te gaan dat als je je neerlegt bij het heden – of waar dat voor staat – je volkomen verloren bent. En ook stel ik mijzelf de vraag of dit niet meer een gewoonte voor de kunstenaar is dan een kwestie van rationeel denken. En waarom is dat een voorwaarde en waarvoor is dat dan een voorwaarde? Neem jezelf alsjeblieft als voorbeeld, Jan, en niet bijvoorbeeld Gerard Reve.

Een ongewone gevoeligheid. Alles komt veel harder aan en is daardoor dus meteen al van grotere betekenis. De lelijkheid, het trieste, ellende, het lijden. Maar ook de schoonheid en de troost, allemaal zijn ze in onze beleving sterker dan bij een ander, een ‘niet-kunstenaar’.
Ik ken mensen die beweren dat een schrijver overal de juiste woorden voor kan vinden en op die manier de dingen beter uiting kan geven dan de ‘niet-kunstenaar’. Maar in mijn beleving is juist het vinden van die juiste woorden bijzaak, in de eerste plaats gaat het om het opmerken en in veel mindere mate om de stijl waarin het verhaal geschreven is. De context doet vrijwel alles, kleine trucjes daargelaten natuurlijk – een tekst moet wel leesbaar zijn.
Ik eindig deze brief met jouw begin: Houellebecq’s supermarkt als het leven:

D’abord j’ai trébuché dans un congélateur.
Je me suis mis à pleurer et j’avais un peu peur.
Quelqu’un à grommelé que je cassais l’ambiance ;
Pour avoir l’air normal j’ai repris mon avance.

Des banlieusards sapés et au regard brutal
Se croisaient lentement près des eaux minérales.
Une rumeur de cirque de demi-débauche
Montait des rayonnages. Ma démarche était gauche

(Eerst struikelde ik een vrieskast binnen.
Ik begon te huilen en was een beetje bang.
Iemand mopperde dat ik de sfeer verpestte;
Om normaal over te komen, ben ik maar doorgelopen.

Voorstadbewoners in hun nette kleren, met brutale blikken
Kruisten elkaar langzaam bij de flessen bronwater.
Een circusrumoer, half losbandig
Steeg op uit de schappen. Ik bewoog me onhandig voort.)

Hypermarché – La persuite du Bonheur – Flammarion 1997 – vertaling Kiki Coumans

Hartelijke groet,

David Pefko

Lieve Z,

DSC01108Ik schrijf je een kort briefje want je kan niet lezen. Een lange brief zou je doen blozen en aangezien je dat zelfs  niet kan, hou ik het gewoon maar kort en bondig.

Mijn hele jeugd ben je er geweest. Eerst samen met S, die je soms tot bloedens toe verwondde, in zijn laatste dagen niet eens meer wilde zien, daarna alleen.

Ik herinner me de eerste keer dat ik je vasthield. Je buik rook naar melk en je was eigenlijk nog veel te klein. Het is gek te bedenken dat toen ik daar zat, met jou in mijn armen, de planken boven mijn hoofd opeens doorbraken, dat een stortvloed aan boeken jou op een haar na raakte. Ik hield mijn handen stevig om je heen om je te beschermen en jij gaf geen kik. Ik vraag me af of je dat nog weet, en of je het me hebt vergeven.

Toen ik je na jaren weer terugzag was je oud geworden. Rond je mond zaten nu grijze haren en je bewoog moeilijker. Als je vroeger rondjes rende was het mooi om te zien, nu was het eerder ontroerend; in de parken waar je liep zag en hoorde je steeds minder. Liep je eerst nog achter de anderen aan, nu hield je je bezig met kleinere dingen: blaadjes in het gras, de voet van een boom, een stoeptegel die blijkbaar aantrekkelijk rook. Het moet rustig zijn geworden in je hoofd, dat kan haast niet anders.

Eigenlijk kan ik niemand bedenken die zo dicht bij de menselijkheid is gekomen als jij. Je liet boeren en scheten, soms zuchtte je diep en om de zoveel tijd had je een rothumeur. Ook at je alleen nog maar waar je zin in had.

Nu loop je steeds langzamer de trappen op, staat soms op de overloop uit te hijgen, soms ga je zelfs even zitten. Ik zeg dan dat je op moet schieten, dat ik haast heb. Ik geef je duwtjes en even later loop je dan trouw verder.

Ik zei een tijd geleden tegen X dat als de tijd komt dat je al die trappen niet meer op of af kan lopen, ik je zal gaan dragen. En dat beloof ik je hierbij plechtig.

Liefs,
David Pefko

Meer blogs

  • Afbeelding bij Warm

    Warm

    Hitte verbindt. Er wordt minder van je verwacht; je verwacht een stuk minder van anderen en veel minder van jezelf. Bij hitte doe ik alles langzaam en merk dan dat ik hetzelfde gedaan krijg – zelfs na vijf duiken in de gracht en anderhalf uur staren sluit ik mijn laptop in de middag met tevredenheid....
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Inez van de Ven
    Inez van de Ven

    Inez van de Ven is een schrijfster van Nederlands-Surinaamse afkomst. Haar focus ligt vooral op geschiedenis en fictie, waarin ze altijd op zoek is naar het sociaal maatschappelijk knelpunt. Naast haar schrijfwerk is ze freelance model en IT consultant.

  • Foto van Gilles van der Loo
    Gilles van der Loo

    Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

  • Foto van Lodewijk Verduin
    Lodewijk Verduin

    Lodewijk Verduin (1994) studeerde Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam. Hij schrijft over literatuur en is redacteur van Tirade.