Perspectief

Op de dag dat we samen zouden rijden stond je al vroeg voor je huis. Op de drempel, wachtte je, die in twee eeuwen afgesleten is tot het hardsteen als een doek lijkt door te hangen. Je droeg de glimmende schoenen met de platte zolen, het soort dat ballerina heet en dat meisjes van jouw leeftijd alleen al om die reden wilden hebben. Parelwit, waartegen je zongebruinde wreven afstaken als druppels karamel op bolletjes vanille-ijs.

Hoewel het een perspectieffout is, zag ik dit allemaal terwijl ik de sleutels van mijn vaders Hilux van de spijker stal. De hamer en de zwaaihaak waren getuige maar ik dwong ze met een geheven vinger tot geheimhouding. Kennelijk kon ik – als dat echt nodig was – de dingen mijn wil opleggen. Met grote passen liep ik mijn vaders loods uit, de sleutel met het oog van Fatima eraan klemvast in mijn hand.

De rulle aarde ving mijn stappen op en liet me steeds met weemoed los. Straks, als hij zijn koffie had gedronken aan de keukentafel, zou vader de deur openen en in één oogopslag snappen wie er met de Hilux vandoor was. Het kwam niet in me op mijn straf te ontlopen: een eerlijke prijs die ik zonder morren zou betalen.

Ik trapte de blokken voor de wielen weg, klom in de cabine en zette de stoel naar voren. Koppeling in en dan naar zijn vrij, zoals vader me had laten zien op de rechte weg naar de zoutvelden. Al mijn kracht was nodig om de handrem neer te laten, maar daarna begon de wagen traag van de heuvel te rollen.

Als een oud paard dat een diepe slaap afschudde won de wagen snelheid onder me. Pas toen ik zeker wist dat vader ons niet meer zou kunnen horen, durfde ik te remmen, de asbest schoenen piepend in hun trommel. Onderaan, waar ons pad een scherpe bocht maakt voor het aansluit op de weg, zette ik de Hilux stil. Ik drukte de sleutel in het contact en trok de choke open, draaide de sleutel om.

Hoewel het een perspectieffout is, zag ik hoe je een hand tegen de deurstijl zette en op je tenen ging staan, de weg af tuurde tot de bocht en daar voorbij, voorbij het meer en de ijzerhandel, voorbij het tankstation en helemaal tot aan de Hilux, met mij erin, mijn handen opeens klam tegen het witte stuur met de zachte kartels.

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

In de Oorshop

Reyna (III)

Terwijl Reyna een paar seconden langs mijn oren staart, maakt ze een afweging. Ik denk dat ze denkt dat haar verantwoordelijkheidsgevoel het meest voor haar spreekt, en dat ze nu twijfelt of een verantwoordelijk persoon haar hart zo makkelijk zou uitkloppen. Ik hoor van alle kanten steeds vaker over een plichtsbesef dat zo ver van mij afstaat. Misschien omdat er nooit echt iets heeft afgehangen van mijn keuzes – misschien omdat ik uiteindelijk altijd alleen ben geweest. Niemand weet echt waar ik mee bezig ben en door de jaren heen ben ik zelf vergeten wat ik doe. Maar ik probeer geen bestaansrecht meer te ontlenen aan doen wat je moet doen en terwijl ik een lijst maak van iedereen die een rekening met me zou kunnen vereffenen, denk ik aan de eeuwige gymles met haar potjes trefbal die stuk voor stuk tot groteske straf verwerden.   

Ik bleef als laatste zenuwachtig in de luwte van het spel hangen, niet eens vanuit een tactische overweging. Waarschijnlijk doordat ik mijn lichaam vergat. Wanneer ik het spel uit de hand liet lopen was de laatste kans op verlossing een onmogelijk gevecht met de rest. Dus ik drukte mezelf dan duizelig uit de dikke matten, om kleine pezige jongens waar ik nooit mee sprak onder ogen te komen. Joeri, Alexander, Juliaan, Thijs, Daan. Ik weet niet of deze wekelijkse ceremonie vormend is geweest voor hoe ik de dingen aanpak, want ik keek toen wel al vooral naar de grond. Reyna zou me in ieder geval nooit kunnen overrompelen als wezen dat in de eerste plaats verantwoordelijkheid neemt. Ik weet hoe het eruit ziet als David zo’n slappe bal tegen je neus ramt. Zelf ben ik nog steeds wrokkig. 

Reyna buigt haar kin naar haar borst. Ze draait haar hoofd een beetje. Haar blik rolt van het grote niets naar haar korte vingers. Ze is onwaarschijnlijk omdat ze iedereen tot toeschouwer maakt. ‘When I lost my job and couldn’t pay for my apartment I moved out’. Ze ging bij haar oom wonen en moest haar hond ter adoptie afstaan. Ik vind het steeds lastiger om haar verhalen als losse episodes die ook anders konden zijn te begrijpen, en om mijn eigen leven niet van bovenaf in dat van haar te borduren. Ze lijkt de joint die ze eerder zo voorzichtig in elkaar heeft gevouwen niet meer op te merken en ik ben zelf een beetje misselijk van het korrelige pruimensap waar ze ons gesprek mee openbrak.  

Hoewel het diep in april is hangt de kou nog in de groeven van ons huis. Een stoffige kou die de vette golven van de falafeltent onder ons door het huis sleept. Een nieuw soort ongemak waarvan ik had aangenomen dat Reyna het niet meer zag. Nu blijkt dat ze zich in stilte heeft aangepast na haar verhuizing, maar zich vroeger soms herinnert. In augustus zucht ik wanneer ik denk aan het stof dat af te schudden was, de rillingen die ik ’s avonds over mijn rug voel en met een trui oplos, toen er nog geen tijd was om me te veel met mezelf bezig te houden, ik Reyna voor het eerst sprak en de stad onplaatsbaar was. 

Terwijl ik gedesoriënteerd op een matras lag, vond Reyna een nieuwe baan op afstand als accountant voor een Brits bedrijf. ‘Honestly it was hard in the beginning, with Louq in the room and this room was completely empty and my back would hurt so much all the time because I worked in my bed’. Reyna zat dagen in haar kamer opgesloten met Louq, die ondanks hun korte samenzijn niet zonder haar kon. Ze kookte een keer per week haar eten voor elke dag en verliet haar kamer alleen voor de wc.Langzaam begrijp ik waarom ze het over Fadma heeft. ‘Really Fadma was so lazy she asked me to bring her stuff if I went to the shop’. Reyna zegt dat ze zich met haar achtentwintig jaar met recht als volwassene mag zien, en dat Fadma een kleuter van dezelfde leeftijd was. Ze lijkt even op me te wachten, maar ik kan niet verzinnen wat ik hierop zou kunnen zeggen. Alle mogelijke antwoorden zijn leugenachtig. Ze laat meer van zich zien: Haar broer is een chemisch ingenieur en werkt twaalf uur per dag in de haven van Alexandrië. ‘He just works and sleeps and works and sleeps’; haar zusje studeert rechten aan de beste universiteit in het Midden-Oosten, een universiteit in de nijldelta naast het stadje waar ze zelf is opgegroeid; ‘English law, no – she studies law in English’; ze zegt dat mensen de wereld afreizen om daar te studeren.   

Wanneer ze over haar familie spreekt groeit ze nog een beetje, maar ik herken iets in haar blik. Ze lijkt nog verder weg dan in haar vorige leven. Het bestaan van ons huis, de katten, iemand als Fadma of mezelf wordt onmogelijk. Ze vertelt over haar vader. Hij is eind augustus vorig jaar overleden. Ze weet niet waar het door kwam maar het gebeurde plots en hij heeft het niet tot het ziekenhuis gered. Ze is sinds de dood van haar vader niet meer thuis geweest, en toen haar moeder met Louq achterbleef is hij bijna naar het asiel gebracht; ‘he was my father’s dog and I couldn’t give my fathers dog away’. Ze heeft daar nu niets meer te zoeken zegt ze, en wanneer ik zeg dat het me spijt kijkt ze me voor het eerst sinds ze mijn glas volschonk aan. ‘I mean, it’s life’. Het was Reyna die dit schreef. 

Foto van Senna Felius
Senna Felius

Senna Felius (1997) is dichter. Ze studeert filosofie en Arabisch en woont in Egypte. Haar poëziedebuut staat in Tirade 487.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Oorlog en oorlog

Ik weet nooit wie een Nobelprijs gaat krijgen, voor wat dan ook, maar ook niet in Literatuur. Nu wel. Binnen vier jaar László Krasznahorkai. Je ziet hem opeens overal, een vriend stuurde me Oorlog en oorlog en was in alle staten. Onze auteur MP gaf me Seiobo there below dat ik las en mij in alle staten bracht. Letterlijk eigenlijk want ik las het vorige week uit in de Verenigde Staten waar ik ook veel titels van hem zag, verder niet een land met een enorme aandacht voor Oost-Europese literatuur.) Wat een bijzondere schrijver! Een paar jaar terug las ik Satanstango, dat zo weergaloos door Bela Tarr verfilmd is.

Aan José Saramago moet je soms denken door de wijze waarop hij zinnen aaneenrijgt, met of zonder punten en komma’s maar vooral hoe hij vanaf de eerste zin een stem laat horen, en de lezer meesleurt een verhaal in, onwaarschijnlijk, vreemd (begin van Oorlog en oorlog: ‘Het maakt me niet meer uit als ik doodga, zei Korin, en na een lange stilte wees hij naar een nabijgelegen grindgat. Zijn dat zwanen?‘), maar waarin hij zich in staat toont voortdurend het ongeloof of de irritatie van de lezer te slim af te zijn. En dat laatste is een Nobelprijskwaliteit. Hoe weinig aanprijzenswaardig het ook lijkt te klinken, ‘irritatie voor zijn’ is een van de grootste krachten van een grote schrijver.

In Oorlog en oorlog is Korin een betrekkelijk vreemd archivarisje van het platteland van Hongarije in het bezit gekomen van een ongelofelijk manuscript, dat hij in New York, het centrum van de wereld wil gaan intikken op een laptop zodat het op een website komt en iedereen er kennis van kan nemen. Ondertussen vertelt Korin aan de rug van een zwijgende vrouw wat er zoal in staat, een vreemde reeks scènes uit de historie die in enigerlei mate een eindtijd representeren, met steeds de vier zelfde hoofdpersonen, als de de vier ruiters van de Apocalyps. Zijn spel met de geschiedenis speelt ook in de verhalenbundel Seiobo there below (nu voorspel ik ook maar even dat de Wereldbibliotheek die in 2023 uit zal geven…) een doorslaggevende rol. In ‘The Exiled Queen’ zijn we zowel getuige van de verbanning van koningin Vashti van het Perzisch hof (die weigerde naakt te verschijnen aan koning Ahasverus zoals verteld in het bijbelboek Esther) als van de kwesties van bestelling en realisatie van het schilderij met deze sènes van Filippo Lippi. Waardoor geschiedenis en de verbeelding ervan ineengrijpen.

Er is geen groter cliché dan de geschiedenis die tot leven komt, maar ik geloof dat ik na Sebald geen schrijver las die tot juist dit kunststuk beter in staat is. Hij maakt literatuur driedimensionaal. In Oorlog en oorlog worden de eindtijdsgeschiedenissen relevanter dan ooit in een boek waarvan de titel al verwijst naar dat wat ooit ‘oorlog en vrede‘ was, helaas voorgoed veranderd lijkt. We’re going down.

En in de taal van Krasznahorkai is dat niet mooier of lelijker of meer waar, maar eenvoudigweg beter ingebed in ons leven en lijk je de zaken beter te doorzien, althans tot de laatste bladzijde.


(Hier een eerder stukje over Satanstango)

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Projectie

We waren op Kreta en het eiland viel mee. Ik had me toeristenflats voorgesteld, kustplaatsjes van een honderdtal witte vissershuizen met een groot modern hotel en een parkeerterrein voor honderd touringcars erachter.

De mensen waren niet te vriendelijk en maakten lekker eten, helemaal als je iets verder naar het binnenland ging, waar het landschap mooi bergachtig ruig werd.

Na zo’n avond eten reden we terug naar huis over een onverlichte, slingerende weg toen een auto ons op hoge snelheid achterop kwam. De bestuurder gooide met zijn lichten en kleefde al snel aan mijn bumper. Er werd getoeterd.

Ik geloof dat B en ik – voorin, de kinderen zaten achter – allebei dachten dat we overvallen zouden worden, maar om die angst niet uit te laten komen, zwegen we. Een dichte spanning drukte tegen de ruiten.

‘Wat is er aan de hand?’ vroeg Nadim.

‘Niks,’ zei ik terwijl de auto me op hoge snelheid inhaalde en terugkeerde naar de rechterbaan. Zijn remlichten vlamden op en ik moest flink op mijn eigen rem trappen om een botsing te voorkomen.

‘Waarom rijden we zo langzaam?’ vroeg Nadim.

Ik vertraagde nog meer en kreeg een paar meter ruimte tussen ons en de voorligger. Hij leek nog niet van plan ons te dwingen om te stoppen. Wachtte hij op versterking? Werden we in een hinderlaag gelokt? Was dit – opeens de best denkbare optie – een heel omslachtige politiefuik en moest ik strakjes blazen?

Had ik drie glazen wijn gedronken of waren het er inderdaad maar twee?

Er lag niets zwaars om mee te meppen in de huurauto. Als er een krik was of een wielsleutel dan lagen die onderin de achterbak, en daar konden we nu met geen mogelijkheid bij.

Een paar verschrikkelijke minuten lang hield onze belager vijftig kilometer per uur aan. Pas toen we langs het flitskastje op de witte paal gereden waren, trok hij op, om met hoge snelheid uit het zicht te verdwijnen.

Hierna kon de Griek – en in het bijzonder de Kretenzer – bij mij niets meer fout doen. Elke dag was fijner dan de vorige, elke taverna een van mijn beste eetervaringen.

Ik wilde een beeld boven dit stukje zetten dat de fijnheid van het eiland mooi zou overdragen, maar maak heel zelden foto’s en deed dat op Kreta kennelijk al helemaal niet.

Wat ik wel heb zijn honderd foto’s van straatkatten, die Nadim fotografeerde met mijn iPhone in het kader van een schoolproject.

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Zich uit de voeten maken

Nu ik zo onhandig was in een roeisloep door een misstap met mijn borstkas op een riem te vallen en twee ribben te kneuzen, sta ik wat lastiger op, of kermend. Vierbenigheid had me dat probleem wel bespaard, maar ik schiet altijd in de lach als ik eraan denk dat mijn kat zou moeten roeien. Wat matig is zij uitgerust voor die activiteit! Maar auw, niet lachen.

Tijs Goldschmidt schreef een aanstekelijk essay over Eugène Dubois, de paleo-antropoloog uit Eijsden (L) die de zogenaamde ‘Javamens’ vond, een vroegere erectus die de ontstaansgeschiedenis van de mens een nieuw aanzicht gaf. In het boekje zijn ook een dertigtal brieven van Dubois zelf opgenomen. Een graversleven. Een korte weergave van wat er in zo’n leven aan moeilijkheden en schoonheid voorvalt dat me aan Annie Dillards Schrijversleven deed denken. De schoonheid van dat boekje is de helderheid en de welgeformuleerdheid ervan, het lang indikken van de tekst en het gegeven dat iemand echt weet waarover ze schrijft, en dat dan maar een bladzijde of 100. Dubois maakte het zichzelf en zijn medewerkers moeilijk, maar hij joeg een ideaal na, soms zonder zich veel om anderen te bekommeren. Voor zijn onderzoek had hij wel een Nobelprijs verdiend. Het boek Rechtop. Over denken, graven en schrijven van Eugène Dubois is hommage en kritiek ineen.

Dat een voorouder van homo sapiens door een gewijzigde leefomgeving op zeker moment rechtop is gaan bewegen wordt eveneens omstandig uit de doeken gedaan in Rebecca Sollnits Wanderlust. Deze monografie over wandelen, wat betekent het, waarom doen we het, wie deden het, hoe hangt wandelen met denken samen; wordt slechts overtroffen door de activiteit van het wandelen zelf. Een geweldig citaat blijft hangen: Wallace Stevens Of the Surface of Things:

In mijn kamer gaat de wereld mijn verstandelijke vermogens te boven,
Maar wanneer ik wandel zie ik dat hij bestaat uit drie of vier heuvels en een wolk.

Ik ben een fan van Sollnit, maar ik verwacht van dit prachtige boek niet meer diepgang of waarheid dan al in dit citaat vervat is. Toen we rechtop gingen staan ontstond er overzicht, werden we slimmer (of we gingen staan omdat we slimmer werden, maar het verband is er) en toen we wandelden werd de wereld echter, groter en kleiner tegelijk. We begrepen meer, en misschien is rechtop staan eveneens onontbeerlijk voor ‘terug kunnen kijken’, en heeft het geheugen echt zijn functie gekregen door de grotere afstanden die we aflegden en we de weg terug moesten zien te vinden. We stonden op om terug te kunnen kijken, of we herinneren ons omdat we rechtop gingen staan. En nog steeds lossen veel problemen op door te bewegen, en bijna nooit door stil te zitten en na te denken. Eigenlijk is dichten wandelen op papier. In Hans Tentijes werk, ook in zijn prachtige nieuwe bundel Waarvandaan gaat het om bewegen en terugkijken.

De etalages

Alvorens na jaren de bekende straat in te slaan
zag ik ze weer: de etalages waar de tijd langzaam in verwelkte
en alle als vergeten uitgestalde dingen
haast nog fletsere, onwerkelijke kleuren
verschaften

terwijl wat er allemaal in de ruiten weerspiegeld werd
gebeurtenissen leken die zich hier
eerder moeten hebben afgespeeld, taferelen
als uit heel andere levens –

populierenpluizen zweefden in de vrijwel windstille middag
besluiteloos langs, hoog aan de hemel
zeurde een vliegtuig, voor de rest was het heel rustig
vanwege de zondagssluiting
en de net beëindigde kerkdienst

tussen de huizen maakten de de schaduw en schaduws schaduwen
zich uit de voeten, op zoek naar voorwerpen
of personen waar ze bij wilden horen tot er een andere
avond kwam, een latere lucht betrok

tot er niets meer aan het geheugen zou schorten
en overal een ziel aan gaf –

(Hans Tentije, uit Waarvandaan)

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Ober 2

De school van de kinderen had een themaweek over voeding en Ada (5) was duidelijk gegrepen door de materie. Op woensdag zou haar groep een restaurant maken van de gymzaal, en onze dochter was als ober ingedeeld.

Steeds als het ter sprake kwam zei B tegen Ada: weet je dat wij in de bediening gewerkt hebben? En dat je vader daarna kok werd? Het maakte geen zichtbare indruk; waar ze op school mee bezig waren, was duidelijk van een andere orde dan dat waartoe haar vader, die tegenwoordig weinig anders doet dan typen, in staat zou zijn.

Zelfs toen ik een middag naar school ging om in de klas van Nadim (10) te vertellen over de horeca, kwam dat bij Ada niet echt aan. Ik deed mijn praatje in groep zeven en liep nog even langs haar klas, waar de voorbereidingen voor de Grote Dag in full swing waren. Geconcentreerde gezichtjes hingen boven ovenplaten vol kaasstengels-in-wording.

Sinds ik geen culinair recensent meer ben, snap ik ze af en toe, de mensen die met onbegrip luisteren naar hoeveel anderen over eten te zeggen hebben. Alsof een klein deel van alles wat je aandacht verdient tot absurde proporties opgeblazen is. Maar dan is er ook hoe diep de zorg voor goed eten en drinken in me verankerd zit, wat het betekent om je geliefden te voeden. Dat kun je achteloos doen, maar ook met zorg, en je keus daarin zegt alles over hoe je je tot anderen verhoudt.

Op een literaire avond zei een jonge schrijver tegen me: Ik denk altijd dat jij elke dag supergoed eet, alleen maar échte gerechten maakt. Ik wilde dat ontkennen, tenminste afzwakken, maar besefte dat hij gelijk had. Zéker vergeleken met iemand die mijn achtergrond in restaurants niet heeft.

Mijn kinderen groeien op bij een vader die bakt, schubt en fileert, uitbeent, zijn eigen vleeswaar, brood en pasta maakt, bouillons trekt, op zaterdag groot inkoopt en mise en place draait voor de hele week. Als ik niet typ dan sta ik meestal groen te snijden, vis te schonen, uien te hakken.

Dat is liefde, schreef ik ooit. Maar de laatste jaren voelt het vaak als plicht, als werk. De lat mag niet zakken, om een of andere reden. Hoe moe ik ook ben. Maar misschien bestaat echte liefde – net als schrijven – wel uit passie én werk.

Geen enkel verhaal komt af op inspiratie. Inspiratie geeft alleen de aanzet, daarna is het je plicht erbij te blijven, door te bijten tot je een rond verhaal hebt, te blijven polijsten tot je die zinnen niet meer lezen kúnt.

In het schrijven ben ik meer gaan houden van dit scherpstellen dan van het gevoel te vliegen dat me soms overvallen kan. Ik ben gaan houden van het werk dat schrijven is.

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Meer blogs

  • Afbeelding bij De mens als biopic

    De mens als biopic

    Aflevering 1 Samuel Sarphati Amsterdam zou een andere stad zijn als daar niet op 31 januari 1813 Samuel Sarphati was geboren. Niet alleen moest de stad het dan stellen zonder Amstel Hotel, De Pijp en sociale woningbouw, de arts Sarphati zorgde ook voor de eerste vuilophaal, gezondheid in arme wijken, schone grachten, nijverheidsonderwijs én tippelzones....
    Lees verder
  • Afbeelding bij Eerste zwaluw

    Eerste zwaluw

    Vanuit het ruim kijk ik op. Door een van de dekramen zie ik de mast in de avondzon; het zonlicht schijnt op de nog ingepakte witte zeilen. Het is voorjaarslicht dat ik zie. ‘Voorjaarslicht’, zeg ik, ‘maatje’. We zijn weer thuis op de klipper in Middelburg, ons andere schip. We schilderen het dek dat het...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Leven en laten leven – wat we kunnen leren van de BaMbuti

    Leven en laten leven – wat we kunnen leren van de BaMbuti

    Larousse 18 Er zijn veel wonderlijke zaken die Colin Turnbull beschrijft in zijn prachtige boek over de pygmeeën in de Congo. Door algemene depressie aangaande de toestand in de wereld merk ik een vergaande neiging tot escapisme in mijzelf op. Het werkelijk naar-binnen-drinken van antropologische studies als The Forest People van voornoemde Turnbull is er...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Gilles van der Loo
    Gilles van der Loo

    Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

  • Foto van Mira Aluç
    Mira Aluç

    Mira Aluç (1993) schrijft korte verhalen en beschouwingen. Haar werk is sinds 2015 onder andere verschenen op Mister Motley, in Streven, De Revisor en De Gids en werd meermaals gepubliceerd op DIG (De Internet Gids) en in Tirade. In 2020 werd haar verhaal Backspace opgenomen in Rebel, Rebel, de bundel van Uitgeverij Prometheus ter gelegenheid van de Boekenweek. Ook maakte zij de podcast Balkon voor Sprekende Letteren.

  • Foto van Plonia Westendorp
    Plonia Westendorp

    Plonia Westendorp (1998) is verpleegkundige en student Nederlandse Taal en Cultuur aan de Universiteit van Amsterdam.