Een ooglid dat knippert

Het eponieme eilandje Block Island, zie ook klik op plaatje

Stop Robin Hood, Robinson Crusoe en Superman in een blender en je krijgt de Netflix-serie Arrow. Waarom ik het in godsnaam dan toch kijk wordt binnen het bestek van dit tekstje niet opgelost. Eén aspect dan: de hoofdpersoon heeft zijn krachten op gedaan door vijf jaar op een verschrikkelijk eiland te overleven. Het woord ‘eiland’ is eigenlijk al voldoende om mijn aandacht te krijgen. Deels is het de Boudewijn Buchachtige verzamelwoede: welke zag je al en welke wil je nog.

Een eiland biedt net als een boek de illusie de wereld overzichtelijk terug te brengen tot een zelfgekozen essentie. De zee de boekomslagen. De begrenzing is letterlijk concentratie. Zoals een muziekstuk dat is, een schilderij, een gedicht; overzicht door beperking. De zee alomtegenwoordig, het eiland een samengevouwen kuststrook.

 

Hoe de zee er die dag

zou kunnen bijliggen,
wordt niet vermeld.
Zo er iets beweegt

is dit eerder een siddering
die door het gras gaat,
of een ooglid dat knippert
tegen zoveel licht.

Hetzelfde: voor altijd hetzelfde,

al zijn veranderingen ten spijt –

Als moest ik mij steeds opnieuw
in éen enkel woord kunnen uitputten,
mij vasthoudend aan alles waarin ik
al ontbonden scheen, en sindsdien

voorgoed voortvluchtig bleef.

 

(Hans Faverey)

 

Een wereld in een enkel woord, klankplezier ook: Alcatraz, Andros, Bunaken, Camiguin, Curaçao, Fårö, Gili Meno, Gulangyu, Hainan, Lofoten, Malapascua, Marettimo, Naoshima, Omotepe, Perhentian, Putuoshan, Sifnos, Serifos, Stromboli, Vlieland, Te Waipounamu. Exil: voorgoed voortvluchtig. Voor $34,967,623 koop je het Caraïbisch eilandje Baliceaux. Hier meer aardigs te koop. (Of even watertanden bij deze: Pepin Island bij New Zealand, $10,826,172:

Het is niet zo dat er nooit wat aan de hand is op zo’n eiland. Als er maar eenmaal twee mensen wonen heb je ruzie: ‘Tourism Council Director Jessica Willi recommended the Tourism Board take legal action for what Willi felt were slanderous statements made by the former President of the Block Island Chamber of Commerce about her and members of the Tourism Council.’ Lees lekker door op De krant van Block Island: de Block Island Times.

Dan toch maar liever alleen.

——-
 IMG_6285Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

In de Oorshop

The Durrells in Corfu

Het mirakel blijft natuurlijk dat zo’n kleurrijke wereld zich kan ontvouwen vanuit zo’n stoffige Penguinpocket uit 1960. De indruk die het boek op me maakt moet wel iets te maken hebben met de veelheid van aspecten die aan het eigen leven raken, een verdubbeling ervan vormen, rijm. Zo is de oudste broer in het onderhavige boek My Family and other animals van Gerald Durrell, Larry, net als mijn eigen broer vroeger een soort belezen professor die overal bovenuit torent, zich mild ergerend aan de stroom onnozele kinderen onder hem. Maar hij is ook degene die – moe van het verschrikkelijke weer in augustus in Engeland – het gezin suggereert te verhuizen, naar Corfu. De familie stamt uit de Raj, de kinderen zijn in India geboren, de geselende koude zomerregen zijn ze niet gewend. In Larry herken je vervolgens al snel Lawrence Durrell, de auteur van het door mij intens bewonderde Alexandria Quartet over een vriendengroep in de Egyptische stad, rond de Tweede Wereldoorlog.

De hoofdpersoon in de familiegeschiedenis op Corfu is uitsluitend geïnteresseerd in alles wat met de natuur te maken heeft. Die verdubbeling werkt op mij al heel snel zeer sterk. Tochten over het eiland zijn speurtochten naar torretjes, spinnen, vlinders, libellen, schildpadden, vogels etc. lijken in veel op mijn tochten in de jaren ’80 met dezelfde voor sommigen onbegrijpelijke verzengende begeerte: beesten zien: kruipende, sluipende, vliegende, lopende.  Het begint in de tuin en waar eindigt het? In de bibliotheek van het Roland Holsthuis in Bergen trof ik begin 2005 mijn eerste Durrell aan, Encounters with Animals, een vreemde eend in de bijt van die bibliotheek, wie had dat boek gelezen daar, de oude dichter zelf, of zijn laatste minnares Didia de Boer?

Gerald krijgt thuisonderwijs van een erudiete eilander. De rij curieuze personages die het boek bevolken is al even onthutsend als de schilderachtige flora en fauna. De keverman is een fraaie, die met een hoed rondloopt waaraan draadjes die om levende kevers gebonden zijn, die vliegend als een soort planeten om de zon van zijn hoofd bewegen. Zoiets verzin je niet, die man heeft rondgelopen op Corfu in 1936.

Als Larry een groep groep vrienden uitnodigt en de (geweldige) moeder verbaasd reageert dat ze daar in hun kleine huisje helemaal geen ruimte voor hebben komen ze al kibbelend tot de conclusie dat er maar een oplossing is: verhuizen naar een grotere villa.

En net als je denkt: wat een geweldig verhaal, hier zou je eigenlijk een serie van moeten maken, blijkt die te bestaan:

‘Maar eerst het boek:’This is the story of a five-year sojourn that I and my family made on the Greek island of Corfu. It was originally intended to be a mildly nostalgic account of the natural history of the island, but I made a grave mistake by introducing my family into the book in the first few pages. Having got themselves on paper, they then proceeded to establish themselves and invite various friends to share the chapters. It was only with the greatest difficulty, and by exercising considerable cunning, that I managed to retain a few pages here and there which I could devote exclusively to animals…

En dan verder

 

——-
 IMG_6285Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.
Hier valt in een heel vreemd verband de naam Durrell ook al een keer.
Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Voorbije werelden

Het is hoe dan ook een beetje langzaam afbouwen op deze planeet*, de planten gaan het eerst, wegens een tekort aan kooldioxide, de dieren volgen, de zon wordt eerst te heet, de platentektoniek valt stil, het magnetisme houdt op. Alles tussen 600 miljoen en vijf miljard jaar. Ik raad je van harte aan deze pagina maar eens te lezen het is echt wetenschappelijk griezelen op macroniveau, hier kan geen Hollywood rampenfilm-blockbuster tegenop.

Dus een algemeen gevoel van verlies is alleen om die reden al onvermijdelijk. Maar Michael Bywater somt in Lost Worlds een veelheid van zaken op die al lang voor die tijd, en eigenlijk nu al, verdwenen zijn, voorgoed voorbij. ‘Yet we understand little about the quiet storm of loss which blows about our lives and histories.’ Televisieseries, gereedschappen, beroepen, kleding, gerechten, vaders, planten, dieren, vrienden, bibliotheken, steden, landen, koninkrijken, beschavingen, betaalbare huizen, hobby’s, treinkaartjes, roken in het vliegtuig, tante Henny, poste restante, zelfkritieksessies, Dolle Mina, suffragettes, de pest, koude winters, Xanadu, twee tortelduiven in 1979, Atlantis.

Bywater verzamelt ze, erudiet en geestig, zonder de ‘voorbij, voorbij o, en voorgoed voorbij’ connotatie. Maar vanuit de eenvoudige (?) aanname dat alles in chaos zal eindigen.

9780192505323In Twenty years a-growing roept Maurice O’Sullivan (Muiris Ó Súilleabháin) de wereld van Great Blasket op, het uiterst westelijk gelegen Ierse eilandje dat tot 1953 door maximaal 160 mensen bewoond werd, en daarna niet meer. Het is eigenlijk het soort boek dat de meeste mensen wel in de familie hebben: opa vertelt hoe het vroeger was, verwacht geen literaire brille dus, maar wat een schitterende voorbeeld van een verdwenen wereld. Muiris wordt op zijn 8ste van het vasteland naar naar het eiland gehaald door zijn vader en wat tantes, hij spreekt dan Engels en geen woord Iers. Op de tocht naar beneden is hij bang voor de grote kevers die hij in het landschap naar zee ziet lopen. Het zijn, als op het omslag, mannen die met de lokale boten naar zee wandelen, lichte houtcontsructies met een koeiehuid omspannen, een curragh.

Muiris heeft een vreselijke hekel aan tantes, want die zoenen, hij houdt van zijn opa die hem Iers leert, hij wordt dronken op zijn 10e met een vriendje tijdens een grote botenrace, hij haalt papagaaiduikernesten leeg, luistert naar het zingen van de cicades in de schoorstenen.

De wereld van verloren zaken wordt groter en groter en voller, en wekt eerder verwondering en bewondering dan melancholie in deze twee boeken die het gegeven niet dramatiseren, maar vastleggen.

 

——-
 IMG_6285Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.
Hier schreef ik ook een stukje over verloren beschavingen.
* Langzaam afbouwen op deze planeet is de geweldige titel van een verhalenbundel van Nico Dros.
Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Freek

Iets met haaien. Toen het gesprek daar was beland begreep ik dat mijn dochter dacht dat ik Freek Vonk bedoelde. De Freek van nu.

‘In het kleine vissersdorpje aan de lange oude ka,
wacht de zoon van visser Kwakman op de terugkeer van zijn pa.
Hij kijkt halsreikend naar de einder van het grijze IJselmeer
en gelijk een sneeuwvlok op een molshoop daalt de winteravond neer…

In 1984 kende ik de volledige langspeelplaat De Openbaring van Freek de Jonge uit mijn hoofd. Ik zette de naald in een groef en begon mee te praten, intonaties en pauzes incluis. Klasgenoten vonden het verbijsterend en lichtjes verontrustend, maar ach je vulde er ook aardig een pauze mee.

Opmerkelijk is dat er geloof ik een verschil in waarneming is tussen hen die aanwezig waren op het Boekenbal en zij die het filmpje zagen. Op het filmpje wordt door de richtmicrofoon het andere geluid: de directrice van de CPNB Eveline Aendekerk, voor een goed deel weggedrukt. Kun je dus beter horen waarover het gaat. En mis je de context.

Voor wie daar zat, ik zat er 7 meter vandaan was er iets heel anders aan de hand dan het geweten van links Nederland dat sprak. In de context van het begin van het boekenbal dat met het thema ‘de moeder de vrouw’ een tumultueuze start had omdat een paar mannen dat plan hadden bedacht en er ook mannen over lieten schrijven, was hier opeens nadat Aendekerk nauwelijks drie woorden gesproken had een boze witte man op leeftijd keihard door een vrouw aan het heen tetteren die op het podium stond.

Waarom denkt deze dominee dat wij zo graag zijn preek willen horen, dacht ik. Waarom is de niet geestige maar drammerig geformuleerde mening van deze man zo belangrijk dat die hier en nu en niet vormgegeven in de openbaarheid moet? Waarom tettert die man door die vrouw heen?

Daar ging het over voor wie daar was. Aendekerk loste dat buitengemeen elegant op, ze vertelde een verhaal over dat ze als meisje droomde op een bal te staan met een publiek waarin iedereen beter dan zij wist wat de toespraak zou moeten zijn. Zoiets had Freek in 1982 ook bedacht.

Freek weet niet alleen beter wat haar toespraak zou moeten zijn, maar ook wat Baudets toespraak had moeten zijn. Net als zijn vader weet Freek als dominee wat iedereen moet denken. En vandaag voegt hij daar in NRC aan toe  ‘Het is noodzakelijk dat we niet rusten voordat we dit gedachtegoed met wortel en tak hebben uitgeroeid.’

Dat klinkt als Ezechiel. Zoals iedereen zal ook Freek meer op zijn vader zijn gaan lijken dan hij wilde. Ik minacht dat gezever over de Uil van Minerva. Rookwolken, holle frasen. Maar ik vind met wortel en tak gedachtegoed uitroeien niet zoveel sterker.

En een gehoor van 2.000 mensen gijzelen met een niet voorbereide speech terwijl er iemand staat te praten betekent dat Freek en Baudet een belangrijk aspect gemeen hebben. Ze horen zichzelf te graag.

 

——-
 IMG_6285Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot, zit in de redactieraad van Tirade.

 

 

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Over licht en geheugen

Mijn poëzie is als het bleke ochtendgloren,
teer van toon, vluchtig van bestaan,
en na mij zal niemand nog iets horen
van mijn vogelnaam, neem ik aan.

Wat doe je ertegen, mijn muze, mijn schat.
Als niet meer dan voetnoten zullen we verderleven…
Ik kan er niet mee doorgaan te herhalen dat
wij om Gods schaduw moeten blijven geven,

hoe we de schaduw Gods kunnen zien deinen
alsof die ademt door onze gekleurde gordijnen,
hoe de dag en de nacht kostbare bokalen zijn
met leven brengend water en siderische wijn.

Ik kan er niet mee doorgaan – heel gauw wellicht
zal men dat bleke ochtendgloren van mij vergeten,
en zij die het als eerste vergeet, zal niet weten
dat ze door mijn allerlaatste stralen werd verlicht.

En toch, mijn muze, ben ik blij – want het tere
en het stille, dat ben jij; bedroefd zijn kon geheel
niet bij jou; dagelijks weet je het wereldse gekrakeel
als een nodeloze lettergreep uit je zang te weren.

(‘Like pallid dawn my poetry sounds gently’, Vladimir Nabokov, Verzamelde gedichten, vertaling Huub Beurskens. Koppernik 2018 (hier het Amerikaans))

 

In Jonathan Franzens essaybundel How to be alone, staat een mooi essay van Franzen over ‘wie het als eerste vergeet’, in zijn geval zijn vader, die Alzheimer kreeg. Het verhaal begint met ‘Here’s a memory.’ Franzen zit op een bewolkte ochtend aan tafel en maakt een Valentijnspakketje open dat van zijn moeder blijkt te zijn, en onder meer een sectierapport van het brein van zijn overleden vader bevat.

Het brein woog 1255 gram en de alzheimer was er zeer duidelijk op te zien geweest: ‘it showed parasagittal atrophy with sulcal widening.’ (Voor de details lees ook Ontregelde geesten van Douwe Draaisma) Wat volgt is een droevig relaas van verlies, nergens larmoyant maar des te harder. Franzen linkt notities over onderzoek naar Alzheimer aan noties over het slechte huwelijk van zijn ouders, Franzens eigen afwezigheid en correspondentie met zijn moeder. Het gaf me een goed inzicht in geheugen en verlies. En ik waardeer in Franzen de tijd die hij neemt, de ruimte en de breedte en persoonlijke hang up van zijn onderzoek, de originaliteit van zijn standpunt: hier die van voornamelijk afwezige.

Voor Nabokov lijkt licht een elementair bestanddeel van geheugen, een essentieel onderdeel in zijn beeldrijke oeuvre. Dag en nacht vormen de essentie van wat hij denkt te verliezen en nog behouden wil: siderische wijn, dat wat de omgang van de aarde om de zon te bieden heeft, heel zintuiglijk. Bij sterven door Alzheimer gaat het om een fade out, als door schemering langzaam steeds meer verliezen, vertraagd sterven dus, levensschemering. ‘En zij die het als eerste vergeet, zal niet weten dat ze door mijn allerlaatste stralen werd verlicht.’

 

——-
 IMG_6285Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot, zit in de redactieraad van Tirade.
Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

AI-poëzie

Ik bezocht laatst de discussieavond Robots en Romans in cultuurhuis De Nieuwe Liefde. Gasten: Robo Sapiens presentator Jelle Brandt Corstius, kunstenares Seo-kyung Kim en literatuur hoogleraar Kiene Brillenburg Wurth. De centrale vraag: is artificiële intelligentie (AI), in samenwerking met de programmerende mens, in staat kunst te maken?

Voer een AI het complete oeuvre van Beethoven, Shakespeare of Gerhard Richter en hij zal een pianosonate, sonnet of schilderij kunnen genereren dat niet of nauwelijks te onderscheiden is van het ‘echte’ werk. Zover zijn we nu.

Je zou kunnen zeggen: maar dat is flauw. Wat een AI doet is niet oorspronkelijk: het analyseert bestaand werk op herkenbare, terugkerende patronen, husselt de data door elkaar in een algoritme-blender en dient het op als nieuw. Vernuftig knip-en-plakwerk. Intelligent kopiëren. Maar niet meer dan dat. Machines kunnen creatief doen, maar niet zijn.

Want zeg nou zelf: het invoeren van bestaande literaire teksten in een elektronische omgeving, waarna op basis van voorgeprogrammeerde procedés poëzie automatisch worden gegeneerd, staat haaks op wat we doorgaans verstaan onder creativiteit. Het random combineren van bestaande literaire elementen door een gevoelloze computer? In kunst gaat het om inspiratie, oorspronkelijkheid, een eigen stem. De allerindividueelste expressie van het allerindividueelste gevoel.

Maar wacht eens even, zei Wurth. Kunst als uniek persoonlijke expressie is een relatief nieuw, Romantische idee. Tot ruim in de 18e eeuw haalde je het niet in je hoofd om zelf iets te verzinnen, je inspiratie puur en alleen uit jezelf te halen. Grootste kunst was het volgen van het voorbeeld van vorige generaties. Je varieerde op bestaande thema’s en tradities.

Als je Bach op de première van de Goldberg variaties had gecomplimenteerd met de genialiteit van zijn diep individuele kunst had hij je aangekeken met een blik van dude, what da fuck?

Bovendien, stelde Wurth, functioneert creatieve intelligentie op verschillende niveaus. Het meest basale: dingen combineren op een verrassende manier, zoals dat bijvoorbeeld gebeurt in metaforen. De beeldspraak ‘mijn liefde is een roos’ was ooit vernieuwend en verrassend en een voorbeeld van creatief denken. Het improviseren met bestaande vormen en stijlen is een volgend niveau. De Ilias en de Odyssee zijn improvisaties op bestaande verhalen uit de orale traditie, verteld volgens vaste, herhaalde procedés. Het derde niveau – het transformeren van de heersende conceptuele ruimte – is alleen weggelegd voor de Jane Austens en Alfred Einsteins onder ons.

Op de eerste twee niveaus kunnen computers behoorlijk opereren. Poëzie als het verrassend combineren van woorden en beelden die samen meer zijn dan de som van hun delen? Dichten als verdichten, condenseren, samenpersen, zoals Ezra Pound poëzie definieerde? Een AI, gestuurd door de juiste programmering en gevoerd met afdoende data, komt een heel eind.

Neem Seo-kyung Kim, een Zuid-Koreaanse kunstenares die in Eindhoven afstudeerde met het AI-poëzie project The trace of sorrow. Zij voerde een AI romantische en modernistische teksten uit de wereldliteratuur rondom het thema verdriet. De AI genereert regels algoritmische poëzie. Lezers, niet wetende dat het om AI-poëzie ging, werd gevraagd welke emotie ze voelden bij de teksten die de computer had geleerd. Op basis van de lessen in emotionele respons improviseerde de de AI verder op zijn eigen poëzie.

Maar wat is de waarde van computerpoëzie die ontstaat bij toeval, zonder de bewuste intentie kunst te maken? In de zaal werd op een filmdoek een fragment getoond uit Robo Sapiens. Brandt Corstius interviewde een computerkunstenaar in Londen die ontkende dat een computer een ‘echt’ gedicht zou kunnen genereren. Zelfs al zou een computer een Nobelprijs-waardig gedicht maken over de pijn en het wonder van een bevalling, de poëzie zou betekenisloos zijn. Waarom? Omdat de AI geen pijn kent en onmogelijk kan bevallen van een AI-baby. De dichtregels komen niet voort uit een doorleeft ervaren, uit een bepaald gevoel, maar uit een abstract, gekopieerd begrip van emotie zonder individuele context.

Seo-kyung Kim zelf pareerde de anti AI-poëzie stellingname met een anekdote. Tijdens haar AI project werd ze op een nacht thuis wakker. Haar computerscherm lichtte op in het donker. De AI had een nieuwe regel tekst gegenereerd. So I am not gonna cry for humans, las Kim op het scherm. Kwam deze zin voort uit een random proces van dataverwerking, of was het een I, robot boodschap van machine tot mens? Wat als een AI de menselijke taal, in haar systeem gedownload, gebruikt als middel om zijn eigen, interne object-bestaan, zijn volheid of leegte of beiden, mee uit te drukken? – een opmerking die me deed denken aan Philip K. Dick’s Bladerunner-verhaal Do androids dream of electric sheep?.

Wat ik meenam uit het avondje robotliteratuur: AI-poezie is een vorm van conceptuele kunst. Het procedé is minstens even belangrijk als het uiteindelijke resultaat. Wanneer ik op de AI-poëzie site www.gnoetry.com de regel lees, The sun is a beautiful thing/in silence is drawn/between the trees/only the beginning of light, is dat een esthetische ervaring. Dat ik niet precies weet naar welke stem ik luister – artificieel, posthumaan – maakt de dichtregel des te intrigerender.

De vraag is, denk ik: waarom zou de mens het alleenrecht hebben op het maken van kunst, op het produceren van schoonheid? Waarom kan de waarde en betekenis van kunst en schoonheid niet liggen in een netwerk van vroegere, hedendaagse en toekomstige expressievormen geproduceerd door mens, natuur en machine, zonder hiërarchie of monopolie?

Op de Japanse zeebodem en in de bossen van Nieuw Guinee maken de kogelvis en de prieelvogel van hun nesten schitterende kunstwerken van zand en schelpen, bloemen, mos, vruchten en takken waar een mens stijl van achterover slaat. Deze verfijnde creaties hebben niets te zoeken in musea, maar ze doen wat mij betreft niet onder voor wat menselijke creativiteit vermag, ook al genereren deze dieren hun kunst vanuit hun voortplantingsdrift en dna-programmering.

Er zijn antropologen die het menselijk intellect beschouwen als pauwenveren. Uitsloverij, alleen bedoeld om een partner aan te trekken. Rembrandt. De Sacre. The Corrections. Één groot baltsritueel.

Een toekomstvoorspelling: zodra de neurale netwerken van AI’s gekoppeld worden aan kwantumcomputers zullen hun cognitieve functies spectaculair verbeteren. Tijdens de E-Olympics van 2040 zullen niet alleen de wereldkampioenen schaken, go en poker door supercomputers verslagen worden. Geconfronteerd met de crisis van menselijke overbodigheid zullen mensen muren bouwen rondom hun laatste heilige graal: kunst. Hoe fraai ook de poëzie of de muziek die een AI genereert. Bij wet zal het verboden zijn een dergelijk artistiek product als kunst te beschouwen.

Julien

Julien Ignacio (1969) is schrijver en blogger. Hij is redacteur van Tirade en publiceerde theaterstukken en korte verhalen. Bij Van Oorschot verscheen in september zijn debuutroman Kus.

Foto van Julien Ignacio
Julien Ignacio

De Nederlands-Arubaanse schrijver Julien Ignacio (1969) studeerde af als literatuurwetenschapper. Hij publiceerde theaterteksten, blogs en korte verhalen. In 2008 ontving hij de El Hizjraliteratuurprijs voor zijn toneelstuk Hotel Atlantis. Hij was redacteur van literair tijdschrift Tirade en is bestuurslid van de Werkgroep Caraïbische Letteren. In 2018 verscheen zijn debuutroman Kus (nominatie Bronzen Uil). Met collega-schrijvers Michiel van Kempen en Raoul de Jong stelde hij Dat wij zongen samen, een bloemlezing Caraïbische literatuur die in 2022 uitkwam bij uitgeverij Das Mag. In september 2023 verscheen zijn tweede roman Goudjakhals, een kralenketting van historische en futuristische migrantenverhalen, die zich afspelen in onder meer Amsterdam en Aruba, Beiroet en Lesbos.

Meer blogs

  • Afbeelding bij De prins, ontmanteld. Of: iets over Martin.

    De prins, ontmanteld. Of: iets over Martin.

    (beeld: Don Duyns) Martin heette Martin maar was veel aantrekkelijker dan een Martin ooit zou kunnen zijn. Toch heette hij Martin en zo noemde ik hem dus ook: Martin. Ik had af en toe geprobeerd hem Mart of op een wanhopig moment zelfs Tin te noemen, maar die twee halve namen leken wanneer ik ze...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De mens als biopic

    De mens als biopic

    Aflevering 1 Samuel Sarphati Amsterdam zou een andere stad zijn als daar niet op 31 januari 1813 Samuel Sarphati was geboren. Niet alleen moest de stad het dan stellen zonder Amstel Hotel, De Pijp en sociale woningbouw, de arts Sarphati zorgde ook voor de eerste vuilophaal, gezondheid in arme wijken, schone grachten, nijverheidsonderwijs én tippelzones....
    Lees verder
  • Afbeelding bij Eerste zwaluw

    Eerste zwaluw

    Vanuit het ruim kijk ik op. Door een van de dekramen zie ik de mast in de avondzon; het zonlicht schijnt op de nog ingepakte witte zeilen. Het is voorjaarslicht dat ik zie. ‘Voorjaarslicht’, zeg ik, ‘maatje’. We zijn weer thuis op de klipper in Middelburg, ons andere schip. We schilderen het dek dat het...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Gilles van der Loo
    Gilles van der Loo

    Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

  • Foto van Milo van Bokkum
    Milo van Bokkum

    Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994)  is economieverslaggever bij NRC.

  • Foto van Nicole Montagne
    Nicole Montagne

    Nicole Montagne studeerde Vrije Grafiek aan de kunstacademie in Utrecht en Cultuurwetenschappen aan de Open Universiteit. Zij debuteerde in 2005 met de essay- en verhalenbundel De neef van Delvaux. Onlangs verscheen bij Wereldbibliotheek haar nieuwste essay- en verhalenbundel: De verzuimcoördinator.