Bashō en een Schots schaap

Wij hebben vijf scheurkalenders, Psychologie, Peter van Straaten, Quest, Dirk Jan en Filosofie. Als je ze allemaal hebt afgescheurd ben je eigenlijk al weer aan je bed toe. Filosofie blijft vaker ongescheurd, we zitten pas in oktober. Filosofie is met name voor mij eigenlijk vaak te moeilijk. Seneca, boeddhisme, Montaigne begrijp ik geloof ik, Nietzsche vind ik leuk, maar Schopenhauer, Foucault en Heidegger meestal niet.

Waarom werd ik nu zo vrolijk toen ik deze week bij deze Bashō aankwam:

‘Ik zie het al voor me:
mijn door wind verbleekt skelet
IJzige kou doorklieft me.’

Hij is van 19 oktober, maar toen was het warm, ik scheurde op 20 november en ging naar buiten de ijzige wind in.

Weg zijn je problemen! Sub specie aeternitatis noemde mijn stadsgenoot Baruch de Spinoza dat, kijken en denken van onder het aspect van de eeuwigheid. Je zorgen verdampen als je je naar een paar honderd jaar verder verplaatst en de wind door je eigen karkas ziet blazen. Echt een vrolijk makend inzicht, vind ik.

Ik heb het ook gezien! Op een berg in Schotland, op een smal paadje zag ik een schaap, geknield, daar gestorven. En het was jaren terug, want de wind blies door haar skelet, vlokken vacht zaten nog op de goede plek, maar alle vlees was vergaan. Hoelang duurt zoiets? Een paar jaar in regen en wind. Er heerste totale  stilte daar en ik had al twee dagen geen mens gezien.  Daar heb ik minuten lang naar staan kijken voordat ik warm levend voortging, Bashō voorvoelend.

Stel je maar eens voor
je skelet door wind verbleekt
doorblazen van kou.

 

——-
 IMG_6285Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot en was redacteur bij Tirade.
Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

In de Oorshop

Zwemles

c424ddb1-0e0c-4163-8428-adb99618c5bdNadim deed erg lang over badje drie. Twee jaar bracht ik door aan de warme kant van het Marnixbad – met afstand de meest Surinaamse plek van Amsterdam – en ik kan elke tegel dromen.

Zijn probleem was onder meer dat hij vals speelde, steeds de bodem van het bad gebruikte om zich af te zetten en zo zijn baantje vol te kunnen maken. Vorige week kreeg hij te horen dat hij naar het grotemensenbad mocht.

‘Ik heb nog nooit ergens zó hard voor gewerkt,’ zei hij op weg naar huis, de koude wind in zijn zwembadhaartjes. We vierden het met snoep, een nieuw boek en een Legosetje.

Gisteren was de eerste les in het diepe, met kleren aan. Toen het tijd werd om te gaan en ik zijn spulletjes inpakte zag ik hem steeds bleker worden.

‘Misschien is vandaag niet zo’n goede dag om te gaan zwemmen,’ zei hij.

Ik zette hem op de stang van mijn fiets en reed aan, een muisstil mannetje tussen mijn armen.

Bij de afspoeldouches liep hij door, zei dat hij geen nat T-shirt wilde. De nieuwe zwemjuf bleek een zwemmeester.

Een voor een gingen de kindjes het water in. Mijn jongen zwom op zijn hondjes, de slag waar hij op terugpakt als het spannend wordt, en ik dacht aan mijn vriend Gijs die in de gracht verdronken is.

Na elf minuten heb ik Nadim weer uit het bad gevist. Hij rilde, zijn ogen groot en zacht.

‘Ik voel me niet zo lekker,’ zei hij. ‘Daarom ging het niet.’

Terwijl ik achter zijn oren droogde vroeg ik wat er dan aan scheelde. Of het misschien ook best wel spannend was geweest.

‘Volgende week gaat het beter,’ klappertandde hij. ‘Als ik niet meer me niet lekker voel.’

Ik hurkte zodat ik hem aan kon kijken. ‘Naadje, luister eens.’

‘Uh-huh?’

Het was eruit voor ik er iets aan kon proberen te doen. ‘Wat je hier leert gaat je leven redden. Je weet toch dat ome Gijs verdronken is? Je moet kunnen zwemmen, man. Als je nu van de brug af valt dan haal je de kant niet eens.’

Hij knikte en liet zich in zijn onderbroek hijsen terwijl ik bedacht op hoeveel manieren dit slecht ouderschap was. Mijn boosheid had me ertoe aangezet over Gijs te beginnen, niet een overweging over hoe ik mijn jongen het best bereiken kon.

En boos was ik omdat hij het opgegeven had. Hij had het water laten winnen, zoals Gijs uiteindelijk ook moet hebben gedaan.

Liefste Nadim, het spijt me.

Ik heb je nooit willen belasten met mijn eigen bagage. Blijf bang zo lang het nodig is, zoek houvast bij alle badranden die zich aandienen en leer op jouw manier. Ik zal het niet meer doen.

_____________________________________________________________

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en recensent. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in diverse bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind en Het jasje van Luis Martín.

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Moreel naar de opera

In het Amsterdamse filmmuseum EYE kun je dezer dagen een videokunstwerk van Marina Abramovic zien waarin je haar moet redden van klimaatverandering. Ik ben er zelf niet geweest, maar als ik het goed begrijp komt het erop neer dat een virtuele Abramovic dreigt te verdrinken in een soort tank en dat je haar moet zien te redden door middel van ‘empathie’.

In NRC schreef Thomas van Huut een grappige recensie waar de frustratie van af spatte. “Maar hoe je dat dan moet doen [haar redden] is in de versie die Eye tentoonstelt niet duidelijk. Je handen op het glas leggen waar zij haar handen houdt? Niets. […] Niets werkt. Het water blijft stijgen.”

Voor Van Huut was de onduidelijkheid reden om maar twee sterren te geven, maar ik las het zelf heel anders: toont de installatie niet dat je met empathie de wereld in ieder geval niet kan redden? Hoe meelevend je ook kijkt en denkt, Abramovic verdrinkt in medeleven en goede bedoelingen die niet concreet zijn. Dat lijkt me een voor de mensheid pijnlijk accurate boodschap.

Het deed me eraan denken hoe ik rond 2013 erg wegliep met Kwame Anthony Appiah. De bekende Ghanees-Britse denker had in een klein Penguin-boekje dat ik voor mijn studie las uitgelegd hoe je zonder schuldgevoel naar de opera kan gaan terwijl er mensen op de wereld doodgaan van de honger. “Would you really want to live in a world in which the only thing anyone had ever cared about was saving lives?”

Ja, dacht ik toen, precies! Dat zou een vreselijke wereld zijn! Ik had al een paar jaar niet echt aan Appiah gedacht, totdat ik laatst ontdekte dat er een berg aan kritiek op hem bestaat op dit thema. Op de huidige manier is de wereld immers ook niet bijzonder fijn – maar wel voor degene die naar de opera gaat. Het antwoord op de vraag van Appiah verschilt vermoedelijk nogal afhankelijk van aan wie je hem stelt.

Dat begreep ik inmiddels wel: de 18-jarige Milo was denk ik vooral blij dat hij een filosofisch verhaal had gevonden om niks tot weinig te hoeven doen. Empathie was voldoende – en verder lekker je eigen leven leiden.

Vrienden van mij die fanatiek De Correspondent lezen zeggen wel eens: het probleem van een krant is dat ze afleidt met bijzaken (denk aan kunstrecensies en necrologieën) en ons niet met volle kracht aan het werk zet tegen klimaatverandering – gechargeerd gezegd min of meer het énige vraagstuk van onze tijd, waar al onze aandacht heen moet.

Ik vraag me wel eens af of dat aan de krant ligt of aan de mensheid (wie zou de krant nog kopen als alle redacteuren over het klimaat schreven? Behalve een kleine groep De Correspondent-lezers), maar ik snap het punt wel. Ik zie op de economieredactie de worsteling ook: hoeveel aandacht moeten we geven aan het milieu? Moeten we misschien elk interview met elke topman beginnen met duurzaamheidsvragen in plaats van daarmee afsluiten (en het soms van de pagina laten vallen)? En het belangrijkste: zijn we anders schuldig?

Soms bekruipt me het gevoel dat dat allemaal klopt – dat je leven empathisch ‘een beetje’ aanpassen grote onzin is, dat ik nú moet stoppen met tikken en op moet staan. Dat dat de enige manier is om je moreel te gedragen in tijden van klimaatverandering. Maar vervolgens doe ik het niet – want dat kan toch niet écht? Dat doet toch niemand?

Precies daarom zal Elise Leijten (1962-2018) mij nog een tijd bijblijven. Ik schreef afgelopen week een stukje over deze net overleden activiste, die haar hele volwassen leven lang honderden eenmansprotesten organiseerde voor een beter milieubeleid en de toekomst van de wereld. Meerdere keren per week was ze op het Binnenhof te vinden, voor demonstraties nam ze geregeld vrij van haar werk.

Het voelde als een fascinerend, miniem inkijkje in de wereld waar elke seconde gaat over het proberen te redden van de planeet. Je kunt natuurlijk besluiten dat niet te doen, zoals ik en bijna iedereen – maar niets confronteert meer dan zien dat het wél kan.

—-

Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994)  is economieverslaggever bij NRC.

 

Foto van Milo van Bokkum
Milo van Bokkum

Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994)  is economieverslaggever bij NRC.

GTA5

Vandaag spelen Frankrijk en Nederland tegen elkaar in de Nations League. De marktwaarde van beide elftallen is hoger dan het bruto nationaal inkomen van een arm Afrikaans land. 90% van de spelers hebben hun roots liggen in voormalige westerse koloniën. Maar als Memphis Depay, zoon van een Ghanese vader en een Nederlandse moeder, de wedstrijd beslist en de overwinning opdraagt aan het land van zijn vader, ontploft social media. Depay? Ghana? Hij is van ons!

De groteske dictatuur van het kapitalisme. De blinde vlek van de white privilige. (Neo)-koloniale machtsstructuren. Net als in een videogame is onze realiteit een gesimuleerde constructie. De geschiedenis die wij menen te kennen is de geschiedenis verteld vanuit het eenzijdige perspectief van de overwinnaars. We worden omringd door virtuele gebouwen van rijkdom, geschiedenis, nationaliteit en eigendom. Fantasieën die de mens vastbinden aan zijn plek. Gevangen zet met ketenen geklonken door de geest.

Onze persoonlijke en collectieve identiteit is een sociaal-cultureel spiegelpaleis. Arm en rijk. Wit en zwart. Kansloos en kansrijk. De een bestaat bij gratie van de ander. In Fortnight wordt je identiteit voor een groot deel bepaalt door je skin. Verander je je huid, dan veranderen je kansen op overleven. Ga je in de gametijd een andere toekomst tegemoet. Zo ook in de echte wereld. Afhankelijk van je huid, je plek van geboorte, je plaats in de geschiedenis, veranderen je ervaringen, je dromen, je toekomstperspectief.

Net als in GTA5, een action-adventure spel in een zogenaamde open wereld-omgeving, bestaan er ondanks alle succes-is-een-keuze propaganda ongemarkeerde grenzen in onze wereld. Grenzen die gebieden van uitsluiting creëren. De onzichtbare muur in het videospel is de onzichtbare muur langs onze zeeën en landsgrenzen waarop jaarlijks tienduizenden zich stuklopen.

Gelukszoekers. Vluchtelingen. Barbaarse hordes. Potentiële terroristen. Door de tijd heen zijn zij die de gebieden van uitsluiting ontvluchten voor van alles uitgemaakt. Maar ze zullen blijven komen. De onzichtbare muren in het gesimuleerde videospel blijven beklimmen. Waarom? Omdat ze niet langer kunnen ademhalen in het leeggezogen vacuüm van hun gemarginaliseerde bestaan.

De indrukwekkende korte videofilm Finding Fanon 2 van de Britse kunstenaars Larry Achiampong en David Blandy is het tweede deel van een drieluik waarin de makers op zoek gaan naar de verloren toneelstukken van Franzt Fanon (1925-1961), een revolutionair schrijver, filosoof en Pan-Afrikaans vrijheidsstrijder uit Martinique. In zijn bewaard gebleven teksten (o.a. De verworpenen der aarde) onderzocht Fanon de politiek van ras en racisme en de psychologische gevolgen van kolonisatie en onderdrukking met een onderliggende boodschap van rechtvaardigheid en gelijkwaardigheid. Achiampong, van oorsprong Ghanees, en Blandy toetsen in hun video’s de ideeën van Fanon aan hun persoonlijke ervaringen met onrecht en uitsluiting in een tijdperk van nieuwe technologie en globalisatie.

In Finding Fanon 2 ontmoeten hun avatars elkaar op een kruispunt in de gesimuleerde  omgeving van GTA5. Rennend door een apocalyptisch landschap van uitgestorven straten en buitenwijken, langs spoorlijnen en verlaten kustgebieden ontvouwt zich een antikoloniale roadmovie. Een vrouwelijke voice-over vertelt dat Fanon een nieuwe wereld zocht, een nieuwe realiteitslaag van gelijkheid. Hij wacht nog steeds, misschien wel hier, in deze virtuele wereld. Achter digitale texturen. Onder algoritmes.

Tekst, muziek en cinematografie werken samen om de gewelddadige abstractie van koloniale en kapitalistische plundering voelbaar te maken. Nomen est omen in de gamewereld van ‘Grand Theft’.

Maar in de virtuele stad van Los Santos gloort ook hoop. Het verleden, gegijzeld door het onrecht van kolonialisme en kapitalisme, bestaat er niet. Alleen de upgrade. Het nieuwe. Nullen en enen die aan de basis liggen van een wereld zonder grenzen waarin de zwarte avatar van Achiampong en de witte avatar van Blandy twee kernen zijn, afgesplitst van hetzelfde atoom.

JulienJulien Ignacio (1969) is schrijver en blogger. Hij is redacteur van Tirade en publiceerde theaterstukken en korte verhalen. Bij Van Oorschot verscheen in september zijn debuutroman Kus.

Foto van Julien Ignacio
Julien Ignacio

De Nederlands-Arubaanse schrijver Julien Ignacio (1969) studeerde af als literatuurwetenschapper. Hij publiceerde theaterteksten, blogs en korte verhalen. In 2008 ontving hij de El Hizjraliteratuurprijs voor zijn toneelstuk Hotel Atlantis. Hij was redacteur van literair tijdschrift Tirade en is bestuurslid van de Werkgroep Caraïbische Letteren. In 2018 verscheen zijn debuutroman Kus (nominatie Bronzen Uil). Met collega-schrijvers Michiel van Kempen en Raoul de Jong stelde hij Dat wij zongen samen, een bloemlezing Caraïbische literatuur die in 2022 uitkwam bij uitgeverij Das Mag. In september 2023 verscheen zijn tweede roman Goudjakhals, een kralenketting van historische en futuristische migrantenverhalen, die zich afspelen in onder meer Amsterdam en Aruba, Beiroet en Lesbos.

Nieuwe dingen

Vrienden van me beginnen een restaurant in het centrum, en omdat de lokatie vlakbij ons huis is, loop ik af en toe langs om te kijken hoe de verbouwing vordert.

De zaak die ze overnamen bestond meer dan dertig jaar, en nu de voorzetwanden zijn weggehaald komen er restanten van vroeger boven: een tegelwand, een stuk zeep dat een half mensenleven op dezelfde plek gelegen heeft.

Ik stelde me een monteur voor die na de laatste reparatie zijn handen wast, de laatste auto zijn werkplaats uit ziet rijden. Een einde van een tijd nu veertig jaar geleden, waarna een nieuwe tijd, die ook weer oud geworden is.

Nieuwbouw werkt om vele redenen beter, maar je wordt er nooit zo geconfronteerd met je eigen vergankelijkheid als bij het opknappen van een oud pand. Het besef dat niets blijvend van jou is, dat je alles alleen maar vast mag houden tot de volgende generatie er het zijne mee komt doen.

Om mooie dingen te maken moet je ‘vergeten’ wat was en je ogen sluiten voor wat na je komt. Alleen zo behoud je het gevoel van belang dat nodig is om iets van de grond te krijgen.

Met schrijven werkt het niet anders. Kijk ik terug dan hindert dat me omdat alles al gezegd is; kijk ik te ver vooruit dan besef ik dat iemand na mij het zeker scherper zal gaan zeggen.

_____________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en recensent. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in diverse bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind en Het jasje van Luis Martín.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

De kattenbakpagina’s

Sinds een paar maanden werk ik bij NRC niet meer als verslaggever Groningen/Drenthe (/gaswinning), maar als algemeen redacteur op de economieredactie. Nu houd ik me dus van dag tot dag – en dat is niet echt overdreven – bezig met jaarrekeningen, zoeken in het bedrijvenregister, beurskoersen, beursgangen en de transportbandensector.

Dat is op de een of andere manier totaal niet saai, zeg ik er maar meteen welgemeend bij, hoewel ik er ook niet helemaal uit ben waarom. Het heeft volgens mij iets te maken met fascinatie voor bizarre banen die blijken te bestaan, in combinatie met antwoorden krijgen op vragen die je nooit had gesteld, maar die opeens heel veel om je heen blijken te verklaren (wat is private equity? Wat is de trustsector? Waar komt deze lopende band bij de kassa vandaan*?).

Daar de prozaïsche elementen in vinden om een artikel te maken is al helemaal een leuke uitdaging. Hoe meer een thema bij aanvang ogenschijnlijk droog, abstract, onpersoonlijk en ingewikkeld lijkt, hoe leuker het is om te proberen er iets spannends uit te halen. Niet voor niets ging ik twee jaar geleden drie keer in de bioscoop naar ‘speculatiethriller’ The Big Short: ik had immens respect voor de prestatie van de makers in het meeslepend vertellen van een ongelofelijk ingewikkeld verhaal.

Je zou willen dat Hollywood eens wat vaker een totaal onbegrijpelijk thema toegankelijk zou brengen. Iets als toezicht in de bouwsector of zo. Eerder sprak ik hier al de hoop uit op meer economie in de poëzie; dat kwam ik tot nu toe alleen nog maar bij de Adam Smith-citerende Poesjkin tegen.

Journalistiek is uiteindelijk de kunst een zo literair mogelijk verhaal te schrijven met elementen die de werkelijkheid aandraagt. De economie is daar minder snel een natuurlijke bondgenoot van, maar daardoor wel een uitdagend thema – zielige Groningers met scheuren in huizen schrijven immers zichzelf wel.

En het kán natuurlijk wel, economie verwerken tot een verhaal, niet alleen in de journalistiek. Hebben we het beste voorbeeld niet vlak voor onze neuzen liggen? Natuurlijk leest iedereen in Anna Karenina liever de dramatisch-romantische hoofdstukken dan Ljovins landbouwoverpeinzingen, maar het lukt Tolstoj wél een personage op beklemmend-wanhopige wijze te laten worstelen met verschillende theorieën van agrarische hervormingen – ik geloof het zelf nauwelijks terwijl ik het schrijf.

Misschien een beter voorbeeld: in Snow Drops (2010) van AD Miller, een korte roman over het hedendaagse, oligarchische Moskou, worden zo veel onnavolgbare, saaie en gedetailleerde vastgoedcontracten afgesloten dat je als lezer al vrij snel de draad kwijtraakt. Je zit te wachten op een moord of zo, maar die komt niet: corruptie ís gewoon heel veel saai papierwerk, houdt Miller je pesterig maar overtuigend voor.

Ik had beide auteurs graag als mijn nieuwe collega’s gehad. Je ziet al voor je hoe Tolstoj de langzaam escalerende irritatie in het hoofd van Unilever-topman Paul Polman zou schetsen wanneer deze hoort dat de Britse aandeelhouders niet instemmen met een verhuizing naar Nederland, de topman vernederd achterlatend, alsof hij bedrogen is door een betrouwbaar geschatte partner – het zou bij de schrijver wel in veilige handen zijn.

Helaas kan ik niet meer doen dan de twee auteurs als inspiratie gebruiken. Natuurlijk is het begrijpelijk dat veel mensen de ‘droge’ delen in hun boeken maar wat graag overslaan, net zoals ze het NRC-economiekatern vol Mario Draghi’s en Klaas Knots direct in de kattenbak gooien om vervolgens in de lifestylebijlage te lezen over speciaalbiertrends. Ik heb een enkele keer net zo goed die neigingen. Maar Tolstoj en Miller bewijzen tegelijkertijd vooral dat, zolang er goed geschreven wordt, dat eigenlijk vooral een vooroordeel is.

—-

Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994)  is economieverslaggever bij NRC.

Foto van Milo van Bokkum
Milo van Bokkum

Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994)  is economieverslaggever bij NRC.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Onderweg

    Onderweg

    Bij de verhuur op het vliegveld van Casablanca haalde ik een stoffige Dacia Duster op. Het was nacht, er was vertraging geweest, maar de meneer met het geduldige gezicht had gewacht tot iedereen door de douane was en ik mijn bestelde wagentje kwam halen. ‘Vous êtes le dernier,’ zei hij met een glimlach. ‘Het spijt...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De mens als biopic 2. Jan Wolkers

    De mens als biopic 2. Jan Wolkers

    Jan Wolkers Een televisie-producent vroeg of ik een reeks vlogs wilde schrijven over Jan Wolkers, die honderd jaar geleden werd geboren, 26 oktober 1925. Ik wist niet wat vlogs waren en Jan Wolkers vind ik een onprettige schrijver. Vlogs zijn korte filmpjes, die gebruikt worden als buffer tussen andere tv-programma’s, of als hap-snap-spul op de...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De kleine ster

    De kleine ster

    (beeld: Don Duyns) de kleine ster bleek één van velen te zijneen gegeven waarover ze niet verdrietig of kwaadmaar plotseling stil wasomdat geen enkel geluid door de ruimte kan jagenze besloot snel en goed en alles in één keerdrie dagen lang al het licht te zijn wat ze ooit zou zijnen dan definitief te doven...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Plonia Westendorp
    Plonia Westendorp

    Plonia Westendorp (1998) is verpleegkundige en student Nederlandse Taal en Cultuur aan de Universiteit van Amsterdam.

  • Foto van Michaël Van Remoortere
    Michaël Van Remoortere

    Michaël Van Remoortere (1991) is schrijver. Hij publiceert essays, verhalen en gedichten in een aanzienlijk aantal tijdschriften. Daarnaast maakt hij ook theaterperformances en installaties. Momenteel werkt hij aan de gedichtenbundel mythomaniën en de roman Autodafe.

  • Foto van Thom Wijenberg
    Thom Wijenberg

    Thom Wijenberg (1996) schrijft poëzie en proza. Hij werkt als redacteur en programmamaker en studeert aan de Schrijversvakschool. Zijn werk verscheen onder andere op Notulen van het Onzichtbare, Tijdschrift Ei en in de Seizoenszine.

    Auteursfoto: Gaby Jongenelen