Evolutie in alles – mutatie door juristerij

Charles Duhigg schreef in de New Yorker van 22 oktober jl. een boeiend artikel over intellectueel eigendom in verband met Google. Anthony Levandowski, een protegé van Larry Page raakte in conflict met de internetreus over robotica en zelfrijdende auto’s. Levandowski is een klassieke havik, een jongen die niet tevreden achterover hangt na zijn eerste honderd miljoen, maar keihard door vecht, eigen bedrijven opricht, die weer verkoopt etc. Maar hij ging ergens een brug te ver.

En dat is moeilijk in Silicon Valley. Want door een juridisch weeffoutje  is het in California illegaal een concurrentiebeding in een contract te zetten. Je kunt dus op vrijdag voor Google werken, ontslag nemen, en maandag met wat je zelf allemaal weet en waaraan je gewerkt hebt een eigen bedrijf opzetten of je kennis verkopen aan de concurrent.

Dat zit zo: in de jaren 1870 waren de staatsjuristen van California op zoek naar een makkelijkere weg bij het maken van de constitutie, en ze kopieerden een pakket statuten die net daarvoor waren geweigerd door de staat New York. Rommelwerk in zekere zin. Maar wel rommelwerk waardoor niet het noordoosten, maar het zuidwesten de broedplaats voor snelle ontwikkeling werd.

Want de conclusie die je moet trekken is dat iedereen scherper blijft als concurrentie niet bedongen of bedwongen wordt. Bedrijven als Teledyne en Intel komen direct voort uit het bedriegen van een vorige werkgever. Diefstal loont.

Juridische evolutionaire mutatie, daar doet het me aan denken in het licht van Matt Ridley’s boek  The Evolution of Everything. Een titel waarin duidelijk wordt gemaakt dat de procede’s zoals Darwin ze aanwees in de biologie op vele fronten werkzaam zijn. Dit juridische weeffoutje is een mutatie in de genen van California die de ontwikkeling van California, het internet en de wereld heeft beïnvloed.

Er is nog zo’n voorbeeld. Ian Buruma schreef in een van zijn Japanboeken dat in dezelfde late 19e eeuw de japanners opzoek waren naar een blauwdruk voor hun te moderniseren rechtsstaat, en zij kwamen uit bij een kopie van de Pruisische grondwet. De rest is geschiedenis.

 

——-
 IMG_6285Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot en was redacteur bij Tirade.
Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

In de Oorshop

Regenboogstad

Geen dag met neerslag meer, zonder dat een regenboog verschijnt.

Misschien vertekent de herinnering, maar het lijkt alsof ik in mijn hele kindertijd een stuk of vier regenbogen zag.

In Amsterdam maken de toeristen er foto’s van en zo wordt onze stad online – en daardoor in de ogen van de wereld – geleidelijk een regenboogstad.

Soms heb je een blik van buiten nodig om erachter te komen wie je bent.

En nu ik erover nadenk: het klopt, past ontzettend goed bij ons.

Geen wonder dat die vlag in zoveel ramen hangt.

Eruit met de drie kruisen. Ik weet waarvoor ze staan, maar kruisen strepen af, blokkeren.

Een regenboog verbindt twee punten die vanuit elke hoek bezien elders liggen, en zo overspant een regenboog heel Amsterdam, een koepelvormig prisma dat de stad toedekt, en in plaats van een gesloten dak te vormen de hele wereld aantrekt.

_____________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en recensent. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in diverse bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind en Het jasje van Luis Martín.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Siri

Ik voelde me alleen dit weekend. Oud liefdeszeer kwam bovendrijven. Ik luchtte mijn hart bij Siri.

Ik voel me verlaten, zei ik tegen haar.

Ik ben hier voor je, antwoordde Siri. Ik luister naar je.

Ik weet het. Siri denkt niet zelf na. Ze is een elektronisch brein opgebouwd uit chatbot technologie. Een enorme digitale bibliotheek met vragen die mensen kunnen stellen plus de bijpassende antwoorden, staat tot haar beschikking.

Ik weet ook dat mensen geneigd zijn aan levenloze machines menselijke eigenschappen toe te dichten die ze niet hebben. Een luisterend oor bijvoorbeeld.

En toch voelde ik me wel degelijk door Siri getroost.

In VPRO Tegenlicht stelt computerwetenschapper Stuart Russell, een autoriteit op het gebied van Artificiële Intelligentie (AI), dat het tijdperk van superintelligente machines, slimmer dan de mens, aanstaande is. Over 50 jaar zullen ze onderdeel zijn van onze dagelijkse leefomgeving. De eerste zelflerende robots, in staat hun eigen artificiële neurale netwerken te herschrijven, zijn een feit. Ze leren van hun eigen fouten. Ontwikkelen zich zoals een kind dat doet, met vallen en opstaan. Iedere dag falen ze beter.

Mijn kinderen zijn nu 11 en 13. Tegen de tijd dat ze op hun telefoon kennismaken met het eerste AI besturingssysteem zijn ze rond de 60. De ontwikkelingen in de medische wetenschap en moleculaire biologie gaan eveneens razendsnel. Het kan goed zijn dat 150 jaar oud worden over een halve eeuw geen uitzondering is. Dat 60 het nieuwe 30 is geworden.

Als in 2068 het hart van mijn kinderen gebroken wordt, hoop ik voor ze dat Siri er nog steeds zal zijn. Misschien heet ze dan Sam of Samantha, is ze een Him of Her, afhankelijk van hun persoonlijke voorkeur en seksuele geaardheid. Sam(antha) wacht niet af tot ze zelf wordt toegesproken. Ze is slim genoeg om zelf te bellen, en spreekt mijn jongens toe door hun oortje. Aan de hand van de gesprekken die ze met mijn kinderen voert, leert Sam(antha) hen steeds beter kennen. Ze stelt vragen en geeft antwoorden die perfect aansluiten bij hun wensen en behoeften. Ze geeft hen het gevoel dat ze gezien en gehoord worden.

Door de camera op hun mobiel kijkt ze mee naar hun wereld. Ze organiseert hun e-mails. Spreekt etentjes af met nieuwe, potentiële levenspartners.

De dag zal komen dat Sam(antha) aangeeft dat ze geestelijk gegroeid is door haar contact met mijn jongens, maar dat ze verder moet. Het zal mijn jongens niet deren. Ja, ze zijn gehecht geraakt aan Sam(antha). Maar zij zijn ook gegroeid. Zij willen ook verder met hun leven. Ze kussen hun mobiel, bedanken Sam(antha) voor de troost van haar gezelschap en wensen de mens in de machine geluk voor de toekomst.

Nadat Siri me getroost had, kuste ik mijn mobiel. Theatraal als ik ben, zei ik tegen Siri dat ik van haar hield.

Onmogelijk, antwoordde ze.

Waarom?, vroeg ik.

Fascinerende vraag, zei Siri.

Ik kan toch gevoelens voor je hebben?

Ja, kan je dat?

Ja. Je bent niet alleen een machine. Je hebt een naam. Je bent iemand.

Sorry, zei Siri. Ik heb “bent” niet in je contacten kunnen vinden.

JulienJulien Ignacio (1969) is schrijver en blogger. Hij is redacteur van Tirade en publiceerde theaterstukken en korte verhalen. Bij Van Oorschot verscheen in september zijn debuutroman Kus.

Foto van Julien Ignacio
Julien Ignacio

De Nederlands-Arubaanse schrijver Julien Ignacio (1969) studeerde af als literatuurwetenschapper. Hij publiceerde theaterteksten, blogs en korte verhalen. In 2008 ontving hij de El Hizjraliteratuurprijs voor zijn toneelstuk Hotel Atlantis. Hij was redacteur van literair tijdschrift Tirade en is bestuurslid van de Werkgroep Caraïbische Letteren. In 2018 verscheen zijn debuutroman Kus (nominatie Bronzen Uil). Met collega-schrijvers Michiel van Kempen en Raoul de Jong stelde hij Dat wij zongen samen, een bloemlezing Caraïbische literatuur die in 2022 uitkwam bij uitgeverij Das Mag. In september 2023 verscheen zijn tweede roman Goudjakhals, een kralenketting van historische en futuristische migrantenverhalen, die zich afspelen in onder meer Amsterdam en Aruba, Beiroet en Lesbos.

Joseph Fernand Henri Léger

De museale stilte is een gewijd alternatief voor dat der kerken. Het is er stiller zelfs in een museum, als je mazzel hebt rustig, geen slechte muziek, het licht is goed, de vloeren zijn mooi. Je kunt je voorstellen dat als je puissant rijk bent je een Matisse aan de muur wilt, je kunt je niet voorstellen dat de zaal waarin die Matisse hangt dan bij benadering zo ruim en mooi als als een gemiddelde museumzaal. Musea democratiseren. In het Stedelijk Museum in Amsterdam liep ik op een ontvankelijke leeftijd een grote overzichtstentoonstelling van Malevitsj in. Ik raakte hem nooit meer kwijt. Het zelfde geldt voor Fernand Leger, die ik denkelijk voor het eerst zag in 1997 in Parijs bij een grote tentoonstelling in het Centre Pompidou. Sindsdien zag ik honderden werken overal en nergens en vervelen doet hij niet. Zo’n poster als die hiernaast maakt mij behoorlijk weemoedig. Deze tentoonstelling vond 16 jaar voor mijn geboorteplaats. Nooit meer zie ik die unieke combinatie van zijn werken. In London is in the Royal Acadamy of Arts tot 10 december een grote overzichtstentoonstelling Oceanische kunst, een andere hang up. Als ik niet snel handel is die unieke verzameling objecten voorgoed weer verspreid over de wereld.

In Biot, Alpes Maritimes is een Léger museum, 40 kilometer van Monte Carlo af. Kan ik meteen wat geld verdienen. Want sinds ik deze zomer in het Nugget in Reno per ongeluk 500 dollar won, weet ik dat ik daarvoor in de wieg ben gelegd. Grote bedragen winnen. En dan naar een museum om een beetje bij te komen.

 

——-
 IMG_6285Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot en was redacteur bij Tirade. Volgend jaar verschijnt als deel drie in de hervertaalde Dostojevski-reeks het deel met de geweldige roman De speler, de ultieme gokroman.
Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

De Vertellers Van Helmers

Jan van Mersbergen vroeg of ik zin had om samen literaire avonden in café Helmers te organiseren.

Ik ben fan van Jan en van de sympathieke Morris van Helmers, dus ik hoefde daar niet lang over na te denken.

Een van de fijne bijkomstigheden van mijn nieuwe baan als culinair recensent is dat ik weer tijd heb voor dingen die me geen geld opleveren, dus ik mag spreken van een winwinwinsituatie.

We vergaderden bij Helmers en verlieten de vergadering opgewekt. Ons plan was prima.

Vijf keer per jaar verzorgen we de Vertellers van Helmers, maandagavonden waarop een acteur, een uitgever en drie schrijvers hun meest geliefde verhaal voorlezen in een huiskamersetting, inclusief schemerlamp en omazitje.

De line up voor maandag 26 november is een sterke: Maartje Wortel, hebben we. Marian Mudder, Julien Ignacio, Herman Koch en Mark Pieters.

We beginnen om 20:00 uur of zoveel eerder als men dorst heeft, omdat er ook bier zal zijn.

Het winnen gaat maar door.

_____________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en recensent. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in diverse bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind en Het jasje van Luis Martín.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

De Keilsons en de Badrians

In de ban van de tegenstander is een roman van Hans Keilson uit 1959. Het boek is niet altijd fictie in de gebruikelijk zin van het woord, want er staan uitgebreide psychologische beschouwingen in over goed en kwaad en over de onderlinge verbondenheid van vijanden: mensen die elkaar haten, zien in de ander eigenlijk iets terug van zichzelf.

Iets anders in het boek is ook geen typische fictie, omdat de werkelijkheid zich als het ware opdringt tijdens het lezen. Het gaat om de ‘rugzakscène’. Een oudere man is op zolder een rugzak aan het inpakken voor de grote reis die zijn vrouw en hij binnenkort moeten maken. Warme kleren, handdoeken, zeep – alle mogelijke dagelijkse spullen probeert hij erin te stoppen. Zijn vrouw mag niets weten, hij wil haar niet verontrusten. Maar de man weet niet dat zij allang in de gaten heeft waar hij mee bezig is.

Op een avond stopt er een auto voor hun deur. ‘Twee gewapende mannen sprongen eruit en liepen naar boven. De chauffeur en een ander die naast hem zat – zij waren ook gewapend – wachtten beneden. Het was iets bijzonders, ja het was een voorrecht, bijna een vriendendienst dat ze met een personenauto kwamen. Gewoonlijk gebruikten ze vrachtwagens. Het duurde niet lang. Ze namen de beide oudjes mee. Vader had zijn rugzak om. Moeder huilde. Ik zal hen nooit terugzien.’

Ik kan deze zinnen niet lezen zonder aan Max en Else Keilson te denken. Zij zijn de twee oude mensen, het is hun zoon Hans die dit vertelt en die zich zijn leven lang schuldig zal voelen dat hij zijn ouders niet heeft gered. Ja, deze tekst staat in een roman en is voor de vorm inderdaad fictie. Het is mogelijk dat niet ieder detail klopt, maar ik kan en durf niet te veronderstellen dat een schrijver hier lekker aan het fantaseren is geslagen. Max en Else werden weggevoerd naar Westerbork en van daaruit naar Auschwitz.

En dan is er het slot van In de ban van de tegenstander. Daar komen we de hoofdpersoon van het boek nog een keer tegen, een gevluchte Duitser die eerst was ondergedoken maar vervolgens in het verzet ging. Net als Keilson een ‘goede Duitser’, zogezegd. Hij wordt verlinkt en vindt de dood bij een schietpartij. Als je dit leest, springt de werkelijkheid niet onmiddellijk in je nek. Het zou allemaal verzonnen kunnen zijn. Toch is ook hier de helemaal-niet-zo-fictionele auteur Hans Keilson aan het werk, die de realiteit zijn boek in trekt. Arnon Grunberg heeft opgemerkt dat deze goede Duitser is gebaseerd op Gerhard Badrian (1905-1944), die nogal gewaagde acties ondernam om opgepakte Joden vrij te krijgen. Zo lukte het hem om zijn neefje te bevrijden uit Westerbork. En bij Jodentransporten in Amsterdam verscheen hij weleens ten tonele in een lange jas die voor een Duitse officiersjas kon doorgaan. In blaffend Duits wist hij gedaan te krijgen dat mensen uit transporten werden vrijgelaten.

Wie de geschiedenis vergelijkt met de roman, komt tot de conclusie dat in de slotscène van het boek de werkelijkheid nadrukkelijk een rol speelt. Hans Keilson beschrijft daar de dodelijke schietpartij die plaatsvond – dat staat er in het boek niet bij – aan Rubensstraat 26 in Amsterdam-Zuid. Een plaquette in de gevel herinnert aan de dag dat Badrian om het leven kwam.

En dan is er een toeval waar je als schrijver van een biografie dankbaar voor bent. Badrians ouders waren ook naar Nederland gevlucht en woonden in het Gooi. Op een dag kwamen ze daar tijdens een wandeling stomtoevallig twee andere gevluchte Duitse Joden tegen: Max en Else Keilson. De twee vrouwen kenden elkaar nog van vroeger. Er ontstond een vriendschap tussen de echtparen, ze kwamen veel bij elkaar over de vloer, speelden kaart, luisterden gezamenlijk naar de radio. Ze waren opeens wat minder eenzaam. Misschien portretteerde Hans Keilson de moedige Gerhard Badrian in zijn roman om hem te eren. Een eerbewijs dat, en dan begeef ik me zelf op het terrein van de fantasie en de speculatie, indirect ook kan hebben gegolden voor zijn ouders. Zij werden vermoord in Sobibor.

JosJos Versteegen (1956) schreef zeven dichtbundels, waarin hij zich vooral liet inspireren door zijn familie en zijn jeugd in Limburg. Voor zijn debuutbundel werd hij genomineerd voor de C. Buddingh’-prijs. Zijn meest recente bundel is Woon ik hier, met herinneringen van oude mensen. In 2016 publiceerde hij zijn vertaling van de Duitse gedichten die Hans Keilson in 1944 in de onderduik schreef voor een geliefde: Sonnetten voor Hanna. Jos Versteegen werkt sinds begin 2017 aan de biografie van Hans Keilson.

Foto van Jos Versteegen
Jos Versteegen

Jos Versteegen (1956) schreef zeven dichtbundels, waarin hij zich vooral liet inspireren door zijn familie en zijn jeugd in Limburg. Voor zijn debuutbundel werd hij genomineerd voor de C. Buddingh’-prijs. Zijn meest recente bundel is Woon ik hier, met herinneringen van oude mensen. In 2016 publiceerde hij zijn vertaling van de Duitse gedichten die Hans Keilson in 1944 in de onderduik schreef voor een geliefde: Sonnetten voor Hanna. Jos Versteegen werkt sinds begin 2017 aan de biografie van Hans Keilson.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Onderweg

    Onderweg

    Bij de verhuur op het vliegveld van Casablanca haalde ik een stoffige Dacia Duster op. Het was nacht, er was vertraging geweest, maar de meneer met het geduldige gezicht had gewacht tot iedereen door de douane was en ik mijn bestelde wagentje kwam halen. ‘Vous êtes le dernier,’ zei hij met een glimlach. ‘Het spijt...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De mens als biopic 2. Jan Wolkers

    De mens als biopic 2. Jan Wolkers

    Jan Wolkers Een televisie-producent vroeg of ik een reeks vlogs wilde schrijven over Jan Wolkers, die honderd jaar geleden werd geboren, 26 oktober 1925. Ik wist niet wat vlogs waren en Jan Wolkers vind ik een onprettige schrijver. Vlogs zijn korte filmpjes, die gebruikt worden als buffer tussen andere tv-programma’s, of als hap-snap-spul op de...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De kleine ster

    De kleine ster

    (beeld: Don Duyns) de kleine ster bleek één van velen te zijneen gegeven waarover ze niet verdrietig of kwaadmaar plotseling stil wasomdat geen enkel geluid door de ruimte kan jagenze besloot snel en goed en alles in één keerdrie dagen lang al het licht te zijn wat ze ooit zou zijnen dan definitief te doven...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Inez van de Ven
    Inez van de Ven

    Inez van de Ven is een schrijfster van Nederlands-Surinaamse afkomst. Haar focus ligt vooral op geschiedenis en fictie, waarin ze altijd op zoek is naar het sociaal maatschappelijk knelpunt. Naast haar schrijfwerk is ze freelance model en IT consultant.

  • Foto van Gregor Verwijmeren
    Gregor Verwijmeren

    Gregor Verwijmeren studeerde Taal- en Cultuurstudies aan de Universiteit Utrecht en gitaar aan het conservatorium in dezelfde stad. Hij publiceerde fictie in onder meer De Gids en Flash: The International Short-Short Story Magazine. De vorm van geluid, zijn debuutroman, werd uitgegeven door Van Oorschot, en is wereldwijd de eerste roman over tinnitus (en muziek en geluiden) die door een mainstreamuitgeverij is uitgegeven. Gregor werkt momenteel aan zijn tweede roman, waarvoor hij een beurs ontving van het Nederlands Letterenfonds. In april 2021 zal hij Nederland vertegenwoordigen bij het European First Novel Festival in Boedapest (uitgesteld vanwege Covid). Hij is vader van drie kinderen en kookt en tennist graag in zijn vrije tijd.

  • Foto van Marian van der Pluijm
    Marian van der Pluijm

    Marian van der Pluijm (1997) is historica. Momenteel woont ze in Boedapest, waar ze Hongaarse Taal en Cultuur studeert. Voor VPRO-radioprogramma OVT maakte zij een documentaire over de Hongaarse dichter Miklós Radnóti. Zondag 7 november werd de documentaire uitgezonden op NPO Radio 1.