Buitengesloten

Nu september begonnen is, is het tijd voor een evaluatie van de zomer. De twee punten die het langst bleven hangen:

1 De brandende avondzon op het gravelperron van Montabaur. Het was niet de bedoeling geweest dat de ICE van Frankfurt naar Amsterdam er zou stoppen, maar vertraagd als ‘ie was moest de trein er een kwartier wachten. De machinist besloot de deuren open te doen zodat we een luchtje konden scheppen. Toen ik buiten stond gingen ze weer dicht – en op slot.

Het was een naakt gevoel: mijn bagage was geamputeerd. Ik begon te anticiperen op het gezoem van elektrische motoren, op het langzame wegglijden van de trein. Op het moeten zoeken naar een ander vervoersmiddel, het terugkrijgen van de tas.

Ik ging zitten op een bankje en staarde naar de wagon. Deze treinreis was de laatste rit van een trip van vier weken in een tiental treinen, in een tiental steden, waarbij ik reisleider was geweest. Op elke kilometer wist ik wat er zou komen, wat er de komende uren zou gebeuren, of wat het schema was van de dag. In welke stad we over 3, 5 of 8 dagen zouden zijn, of waar we die middag zouden eten.

Nu, relatief dicht bij huis, dreigde er van de ene op de andere seconde iets te gebeuren waar ik vijf minuten geleden geen rekening mee had gehouden. Dat was ik bijna ontwend, maar het was het meest ontspannen gevoel van de reis. Je kan weken het overzicht houden, maar er is niets zo overzichtelijk als machteloosheid. Ik sloot mijn ogen en draaide mijn hoofd naar de zon – toen openden de deuren.

Binnen in de trein, terug op mijn plek, vroeg een reisdeelnemer wat de échte volgende halte zou zijn. Siegburg-Bonn, zei ik. Over een half uurtje.

2 Alsof de pont vanuit Wageningen schipbreuk leed en me uitspuwde op een onbewoond eiland: zo leeg was de Betuwe op zaterdag 14 juli. Ik fietste door drie dorpen en over twee spoorlijnen, maar ik herinner me geen ander persoon dan een blond tienermeisje dat in de verte een bakstenen hoek omschoot op een te grote omafiets.

De hele streek had de gedaante aangenomen van een niemandsland tussen grensposten, een soort buitengesloten buffer tussen Noord-, Oost- en Zuid-Nederland. Een orkaanoog waaromheen de rest van het land circuleerde, waar je even kon rusten voor je je weer écht in Nederland zou wagen.

Bij een verlaten tankstation hield ik pauze in de berm en genoot van het uitzicht op het drukke Wageningen in de verte – en dat het in de verte wás. Toen dacht ik aan het uurtje dat ik nog had om een eetafspraak in Nijmegen te halen. Fietsend in het midden van lange, rechte wegen fietste ik twintig minuten later langs een ronkende A50 de Waalbrug over, de streek weer uit.

Foto van Milo van Bokkum
Milo van Bokkum

Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994)  is economieverslaggever bij NRC.

In de Oorshop

Kijken en klikken

Ga nooit zonder plan YouTube op, hoorde ik een standup comedian eens zeggen. Het klopt. Mijn ervaring is dat na een tijdje doelloos klikken zich er een grijs gat van verveling in me begint te vormen. Ik sluit niet uit dat wanneer ik langdurig en zonder plan op YouTube zou rondhangen, me iets overkomt als te zien is in Videodrome van David Cronenberg (te zien op Netflix).

Videodrome – 1983– David Cronenburg

Geen keuzestress maar een ervaring van zinloosheid van een dikte waar je bijna plakken van kan snijden, bekruipt me na het zien van kattenvideo’s, top 10s, epic fails, stunts, oude tv-fragmenten en vooral veel hyperirritante vloggers. Het lijkt ook te kloppen dat je bij doelloos klikken naar steeds extremere video’s wordt gelokt. Ik begon afgelopen week met zoeken naar een filmpje over het nieuwe station van Delft, kwam daarna bij een top 10 van meest bijzondere metrostations en vervolgens bij een aan elkaar gegroeide tweeling. Nee dat hoefde ik niet te zien. Voor mij geen automatische gegenereerde aanbevelingen graag.

Bij Netflix is het allemaal wat tammer maar niet minder irritant. Ook hier is willekeurig door het aanbod surfen meestal geen goed idee. De kans dat je zomaar iets vindt dat bevalt is na een paar weken of maanden rondsnuffelen al bijzonder klein. Hoe meer Netflix zijn best doet mijn aandacht vast te houden met op maat gesneden aanbevelingen en previews, hoe meer ik mij begin te ergeren.

mjansen2Maar laatst vonden we dan zomaar een oude film die we nooit gezien hadden en nog beviel ook: Network uit 1976. Een film die je verrassend actueel zou kunnen noemen…

Network gaat over de honger naar kijkcijfers bij een Tv-station. Faye Dunaway speelt de emotieloze programmamanager die begrijpt dat platheid, geweld en sensatie kijkcijfers trekken. Zij zet voor een klein en journalistiek Tv-station de nieuwe koers op weg naar groei uit, waarbij niets en niemand ontzien wordt. Wij herkennen in haar nu het vlees geworden algoritme, dat ook weet dat we massaal klikken als we seks, sensatie, geweld of Siamese tweelingen voorgeschoteld krijgen. Het algoritme heeft net als Faye in deze film, geen last van moraal of goede smaak en geen gevoel voor menselijke verhoudingen en overwegingen.

De aarde is plat. Alleen door moeite te doen kun je de wereld verheffen. Maar de verleiding om laag bij de grond te blijven is groot, vooral omdat het je zo makkelijk gemaakt wordt. Network is een film die duidelijk wil verheffen. Er wordt geen poging gedaan de morele boodschap te verbergen. Integendeel, in de vorm van lange, sterke monologen wordt de boodschap aangezet. De film doet wat zij predikt: verhef u zelf, en ook elkaar.

Toch vroeg ik me af of de film ook niet laat zien dat het effect van sensatiezucht op massale aandacht vluchtig, of in elk geval niet heel bestendig is. Je kunt er eigenlijk niet op bouwen. Al dat platte aanbod wordt op een gegeven moment voorspelbaar en saai. Nu is plat niet het woord dat me bij Netflix meteen te binnen schiet, maar voorspelbaar en saai zijn hun aanbevelingen voor mij vaak wel. Zonder plan zien ze me daar niet meer.

 

Machiel Jansen blogt voor Tirade incidenteel over zaken die ‘Big Data’ raken. Hij leidt het Scalable Data Analytics-team bij SURFsara Amsterdam. Machiel is gepromoveerd op Knowledge Engineering en heeft in 2007 bij verschillende bedrijven en universiteiten aan SURFsara gewerkt.

Foto van Machiel Jansen
Machiel Jansen

Machiel Jansen blogt voor Tirade incidenteel over zaken die ‘Big Data’ raken. Hij leidt het Scalable Data Analytics-team bij SURFsara Amsterdam. Machiel is gepromoveerd op Knowledge Engineering en heeft in 2007 bij verschillende bedrijven en universiteiten aan SURFsara gewerkt.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Maquette van de toekomst – Kingelez

Het begrip ‘land locked’ grijpt een mens eenvoudig naar de keel. Hoe groter een land hoe benauwender de landmassa’s voor wie van de zee houdt. Er zijn 49 landen in de wereld waarvoor geldt dat ze volledig door land omsloten zijn. The Democratic Republic of the Congo (DRC) is er net niet een van, zoals dit plaatje toont, het is alsof het land met een rietje de uitweg heeft gevonden, een begrijpelijke noodzakelijke uitweg uit het opgesloten zijn.

In het Museum of Modern Art in New York is nu een retrospectief te zien van de werken van Bodys Isek Kingelez (1948-2015), een kunstenaar uit DRC die een aantal aantrekkelijke kenmerken van de aansprekende kunstenaar in zich verenigt.

Kingelez maakt maquettes van niet-bestaande gebouwen, soms samengevoegd tot niet-bestaande steden of stadsdelen. Het zijn kleurrijke en fantastische werken die met grote precisie en vakmanschap en materiaalbeheersing worden uitgevoerd. Kingelez zocht een uitweg uit het omringd zijn door grauwe gebouwen en de niet erg aansprekende realiteit van Belgisch Congo en Zaïre ten tijde van Mobutu. Kingelez is dus het voorbeeld van de kunstenaar die een betere wereld droomt. In een film in het museum zegt hij erover dat het de opdracht van de kunstenaar is de dromen die hij heeft uit zijn hoofd en onzichtbaar voor anderen op tafel en zichtbaar voor iedereen te krijgen. Dat is hem goed gelukt.

180604_r32193De maquette is zo de oervorm van kunst en van hoop, zo zou het kunnen zijn. Ze zijn ook vrolijk makend, bontgekleurd, art-decoesk soms, en… hysterisch opgewekt bijna. Swingend ook.

Congo was ooit de achtertuin van koning Leopold van België en heeft een keiharde koloniale geschiedenis waar David van Reybroeck over geschreven heeft, maar ook Joseph Conrad in zijn Heart of Darkness. Kingelez is misschien nog niet helemaal een post-koloniaal kunstenaar wanneer hij beweert dat hij de Belgen dankbaar is omdat zij hem hebben geleerd een ‘gentleman’ te willen zijn. Want vreemd genoeg klonk dit uit zijn mond niet ironisch.

Kingelez vond een uitweg uit de grauwheid van zijn omstandigheden zoals zijn land een uitweg leek te zoeken uit die landmassa van dat insluitend continent en met een paar kilometer kust toch aan de zee grenst. Kingelez maquettes vormen een machtig voorbeeld van perfect uitgevoerde droomkunst, de droom van de wereld mooier te maken.

——-
 IMG_6285
Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot en was redacteur bij Tirade. Lees ook dit stuk in The New Yorker.
Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Over voetbal

8cf018ba-f6ab-4156-90c2-f42de4cbca35Ik kon niet voetballen als kind – ik kan het nog steeds niet – en mijn oplossing voor dit sociaal dodelijke gebrek was een truc die ik op veel terreinen toepaste: om de pijn van falen uit de weg te gaan besloot ik het spel stom te vinden.

Als je dat eenmaal besloten hebt, kun je niet terug. De ophef op school wanneer Nederland speelde, de landelijke gekte, het oranjegeschreeuw dat klonk uit alle open ramen van de verlaten straat waar ik eindeloos rondjes fietste, hopend op verlies voor mijn land en en een terugkeer naar het normale voor mezelf…

Toen ik eenmaal barman was: de hordes in de Warmoesstraat op weg naar mijn werk, en later in de avond dezelfde mannen, lam nu, die in polyester clubshirts hun verdriet aan mijn bar verzopen, hun onderarmen in gemorst bier en de vingers van hun verslagen handen hangend in de spoelbak.

Het sterkte allemaal mijn idee dat de mens iets nodig heeft om zich druk over te maken – om het even wat – en zo even verlost te zijn van de leegte in zijn leven.

‘Ik ken geen van die elf gasten,’ zei ik jarenlang als Ajax speelde. ‘Waarom zou ik me opwinden over wie er wint?’

Naarmate de privélevens van de spelers meer zichtbaar werden in de media werd ook duidelijk dat dit soort mannen en ik nooit aansluiting zouden vinden. Al wilden we.

Mijn vrienden pestten me met mijn afkeer, wat ook een vorm van aandacht is, waardoor ik me tijdens wedstrijden minder eenzaam voelde. Ik haalde bier, leegde asbakken en leverde kritiek op alles aan de sport, en zo was ik er toch een beetje bij. Een fase die twintig jaar zou duren.

Ik begon pas echt te kijken toen Nadim een jaar of vier was, en in een Ajaxshirt van zijn opa de eerste helft wilde zien (daarna was het bedtijd).

Mijn jongen sprong en juichte en zong medleys van Ajax- en Feijenoordliederen. Als er gescoord werd rende hij rondjes door de kamer. Dat deed hij tot hij doorkreeg dat je alleen bepaalde doelpunten hoort te juichen. Ik zat op de bank, Nadim tussen mijn benen, en besefte dat voetbal een manier voor hem was om erbij te horen. Om mee te kunnen rijden op de golven van emotie, om te voelen dat hij meetelde in zijn soort.

Ik zag een ongecamoufleerd verlangen naar een plek in de groep en werd erdoor uit mijn tent gelokt. Toen ik voor het eerst juichte bij een doelpunt keek ik onmiddellijk om me heen, maar niemand leek met mij bezig. Alle ogen waren op de buis gericht.

En zo, beetje bij beetje, begon ik voetbal te begrijpen. Gisterenavond gingen mijn vrienden kijken bij Arie thuis. Vanaf een uur of drie begonnen de Appjes, de foto’s van voorpret. De pesterijen voor Gil, die niet van voetbal houdt.

Ik Appte dat ik niet kon komen omdat ik dit blog nog moest schrijven, dacht aan de koppen van mijn vrienden, aan armen over schouders op Arjans ribfluwelen bank. Terwijl ik schreef besefte ik dat ik tegen Boris’ benen op het kleed wilde zitten, om bij elk doelpunt van Ajax een rondje te rennen. Het zou mijn coming out worden, het moment waarop ik met angst en beven mijn eerste stappen zette in het leven van een voetbalman.

_____________________________________________________________

Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceert hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. In 2016 verscheen zijn sterk autobiografische roman Het jasje van Luis Martín.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Gebouwen lezen

Als ik een voorbeeld heb, dan is het denk ik – sinds kort althans – Owen Hatherley. Hatherley heeft een heel nieuw boekgenre aan mij geopenbaard, waarvan ik me eerder nooit realiseerde dat het bestond, maar waar ik nu verslaafd aan ben: de beschrijvende gebouwbespiegeling.

Lezen over architectuur geeft me een vreemd ontspannend gevoel, schreef iemand in een persoonlijke recensie op het web over Hatherley’s meest recente boek, Trans-Europe Express. De Britse architectuurcriticus doet in het boek vrij weinig meer dan door Europese steden wandelen, de gebouwen beschrijven en daar steeds een kort, luchtig recenserend tekstje over schrijven – maar voor ik het wist had ik de 300+ pagina’s uit.

De stukjes zijn maar een paar pagina’s lang, vaak zonder een echte conclusie of een echt diepe gedachte. Je kunt het boek ook van voor naar achter lezen, zegt Hatherley zelf in het voorwoord. Ja, het geheel hangt zogenaamd aan elkaar door een vage Brexit-invalshoek die Europese steden met Britse steden vergelijkt, maar dat lijkt meer voor de vorm.

Vergeet dat, zou ik zeggen: het is gewoon heerlijk om je door een vlotte verteller te laten leiden langs de meest interessante gebouwen van Europa. Al snel ga je je verbazen over hoeveel architecten er geweest zijn met grootse plannen voor een ideale leefomgeving of een ideale bouwstijl. De beroepsgroep wil mensen zó obsessief graag een aangenaam leven bezorgen, lijkt wel, dat de zelfrelativering soms ver weg lijkt. Als een soort Wittgenstein lijken ze vaak stuk voor stuk het einde van de architectuur te willen inluiden – zie alleen al Le Corbusiers bekende plan voor een centrum van Parijs vol met flats.

Meestal zijn de gebouwen die Hatherley bespreekt trouwens totaal onbekende constructies. Ze vragen erom op een kaart genoteerd te worden voor een volgende vakantie.

Ondertussen kun je je eigen smaak vergelijken met zijn smaak, wat scherpstellen, kalibreren: wat vind ik een mooie stad? En wat niet? Waar zit dat ‘m in? Waarom maakt Riga (en ook Nederland) op mij een minder verpletterende indruk dan op Hatherley? Komt dat omdat hij Southampton gewend is? Kijkt een Brit anders naar steden op het vasteland van Europa dan de vastelanders? Als we Hatherley moeten geloven is dat inderdaad het geval en heeft de Britse architectuur op cruciale punten een totaal andere – negatieve – ontwikkeling doorgemaakt.

Misschien moet je op z’n minst een beetje in het thema geïnteresseerd zijn om het allemaal zo fanatiek te waarderen, maar Hatherley weet in ieder geval op een bewonderenswaardig losse en toegankelijke wijze voor het brede publiek te schrijven over de gebouwde omgeving (zijn communistische architectuurgeschiedenis, uitgegeven bij Penguin en prominent aanwezig in Londense boekwinkels in 2017, is ook een feest).

Dat is naar mijn beste weten een zeldzaamheid. Het geschreven woord is niet echt een natuurlijke bondgenoot van het uiterlijk van gebouwen, zoals de fotografie dat wellicht meer is. (Veel boekwinkels puilen uit van de architectuurfotoboeken.) De zeldzame auteur die je het gevoel geeft dat de twee als vanzelfsprekend wél bij elkaar horen, koester ik graag.

 

Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994) is freelance journalist. Momenteel is hij correspondent Noord-Nederland bij NRC Media en volgt o.a. de ontwikkelingen rond de gasproductie in de provincie Groningen.

Foto van Milo van Bokkum
Milo van Bokkum

Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994)  is economieverslaggever bij NRC.

Ik kan niet blijven

Er was een open plek tussen de mensen, een laatste beetje gras dat nog niet was platgelopen.

In het midden van dit groen stond het meisje, haar schoenen en broekspijpen modderloos, alsof ze door een visser aan een lijn was neergelaten.

Mijn vingertoppen, wist ik nu, waren gemaakt om door haar donkerrode haar te gaan; strengen zouden als te kleine vissen door de mazen van mijn sleepnet vluchten, en als ze een hap van haar ijsje nam zou ik de vanille door haar hoofdhuid en mijn vingers heen proeven.

Misschien wilde ik wel naar Zara Jackson, die nu in de gele tent begon te spelen. Het meisje nam een hapje ijs en haar mond liet roomstrepen achter op de roze plastic lepel. Opeens brak de zon door, en iedereen begon te juichen.

‘Wat sta jij te kijken’, vroeg ze.

Ik haalde mijn schouders op en krabde op mijn hoofd. Mijn muts jeukte als mieren in een paardenharen onderbroek.

‘Ik ben Sam’, zei ik.

Met haar lepeltje wees ze op zichzelf. ‘Marieke. Wat is er met je ogen?’

‘Mijn ogen?’

De steel van het lepeltje ging naar mijn gezicht. ‘Rood, man.’

Met een korte knik liet ik Homo Bobs zonnebril van mijn voorhoofd zakken. Nu stonden de donkere glazen tussen ons in.

‘Zara Jackson is in de gele tent’, zei ik. ‘Ga je ook?’

Ze keek naar haar voeten. ‘Ik wacht op de anderen.’

Het wemelde van de anderen, maar de hare leken er niet bij te zitten. Marieke zuchtte, stak de lepel in haar ijs en liet het bakje in het gras vallen. Misschien was het toch geen vanille. Er zaten stukjes in.

‘Ik ben ze kwijt’, zei ze. ‘Sinds Crash Monkey.’ Met de sproetjes op haar neus wees ze naar de blauwe tent op de heuvel, die nu leeg was. Dezelfde sproetjes waren ook – als schelpen – over het strand van haar hals gestrooid, en ik volgde ze tot ik werd tegengehouden door de vloedlijn van haar T-shirt.

Marieke haalde een pakje kauwgom uit haar zak. Het waren van die platte staafjes in een vierkante verpakking, die je met je duim kunt uitschuiven als je ze aanbiedt, en dat is precies wat ze deed.

Het was gruwelijk warm in de gele tent, en ik hoopte dat Marieke niet vooraan zou willen staan, waar mensen week als anemonen over de dranghekken hingen. Zara Jackson rende met een witte pruik op over het podium.

Om ons heen riepen jongens en meisjes in elkaars oor, waarna ze heel dicht bij elkaar bleven staan, wat vaak tot zoenen leidde. Een jongen naast me gilde alsof hij in de achtbaan zat. Hij had zijn armen om een meisje, en toen hij zijn wang tegen haar hoofd legde, zag ik mezelf in de spiegelglazen van zijn zonnebril. Ik zag ook Marieke, die net als de rest van de mensen op en neer begon te springen. Onder mijn voeten golfde de grond.

Zara Jackson deed haar pruik af. Ze slingerde hem in het rond en liet los, waarop duizend armen als de grijpers van vijfhonderd kreeften uit het rif omhoogschoten. De pruik verdween in de massa om steeds op een andere plek weer boven te komen.

Vlekken verschenen voor mijn ogen en een kleine zwemblaas zette op achter mijn maag. Het was van belang dat ik rustig bleef; zo snel mogelijk naar de kant ging. Ademen was ook belangrijk. Dit was waar Homo Bob ons voor gewaarschuwd had. Maar de vlekken werden groter. Ik stond op de zeebodem en keek op naar enorme kwallen die vlak onder het wateroppervlak deinden. De kwallen groeiden aan elkaar tot het zonlicht de zeebodem niet meer bereiken kon, en toen werd het heel erg donker.

Ik wreef mijn klamme handen over mijn broekspijpen en staarde naar het paarse bandje om mijn rechterpols en het witte om mijn linker, tot Marieke tegenover me kwam zitten en een grote beker cola neerzette.

‘Sam’, zei ze. ‘Je ging bijna out. Ben je stoned of zo?’

Als vlokken zeeschuim dreven de wolken naar de horizon. Marieke draaide een sigaret, stak hem aan met een aansteker in een gehaakt zakje en veegde de restjes tabak van tafel. Het was eb geworden: de vloedlijn had zich teruggetrokken tot vlak boven haar borsten. Ook hier lagen overal schelpjes.

‘Hoe laat is het’, vroeg ik.

Ze haalde een telefoon tevoorschijn. ‘Kwart voor vier.’

Bijna vroeg ik waarom ze haar vrienden niet belde, maar toen dacht ik aan Homo Bob. Aan hoe vriendelijk hij zou zijn als ik nu aan kwam lopen. Ik keek om en daar zat hij, in de schaduw van de EHBO-tent, gebogen over een van de dikke boeken die hij altijd bij zich had. Over een kwartier zou ik met de anderen naar het parkeerterrein lopen, in de bus stappen en me terug laten rijden naar St. Catharina.

‘Jij bent best wel knap’, zei Marieke. ‘Zet die muts eens af?’

Ik schudde mijn hoofd.

‘Je bent toch niet een van die Catharinafondsers?’

‘Nee’, zei ik.

Haar wenkbrauwen gingen omhoog.

‘Oké’, zei ik. ‘Wel.’

‘Jezus. Wat heb je dan?’

Ik stond op. ‘Sorry. Ik kan niet blijven.’

En Marieke zei: ‘Zal ik met je meegaan?’

Maar ik merkte dat ik niks meer zeggen kon. Ook niet toen ze mijn arm pakte en me bij de tafel vandaan stuurde alsof zij het was die te laat zou komen. Nu zou ze de anderen zien, Homo Bob ontmoeten en de button op zijn borst lezen.

Mariekes vingers gleden van mijn arm naar mijn hand en bleven er. In de verte, bij de tent met het rode kruis, kwam de rest al aangelopen. Tamara, Dave, Keisha en Miko met zijn electrokar. Met zijn boek onder zijn arm stond Homo Bob op. Hij zwaaide naar me, en ik voelde me zo’n kleurloos onderwaterbeest, dat van kilometers diep werd opgehaald om te verbranden in zijn allereerste zon.

Dit verhaal is opgenomen in het prachtige fotoboek Music Brings Us Together van Peter Koudstaal, dat begin dit jaar verscheen. De foto bij dit stuk is ook van hem. Music Brings Us Together is te bestellen bij Boekhandel Paagman (actiekorting: extase2018 ) en Bol.com.

_____________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceert hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. In 2016 verscheen zijn sterk autobiografische roman Het jasje van Luis Martín.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Meer blogs

  • Afbeelding bij De Sneeuwkoningin

    De Sneeuwkoningin

    (beeld: Don Duyns) ‘Het is vrijdag al, hé,’ herhaal ik. Kay kijkt me verward aan. ‘Wat?’ ‘Het schoolfeest.’ ‘Oh, ja’ Ik ben niet overtuigd. ‘Weet je al op wie je gaat stemmen?’ Kay haalt haar schouders op. Voordat ik door kan vragen klinkt de bel. ‘In de pauze straks…?’ Kay knikt en loopt de trap...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Touren met de band

    Touren met de band

    Rob en Ivo waren al aan het einde van de middag in Bergen aangekomen en hadden zich vast in ons duinhuisje geïnstalleerd. Daarna fietsten ze naar een strandtent aan het noordeinde van het dorp, waar ze een mooie tafel bij het raam bemachtigden. Het is traditie dat we daar op de eerste avond eten. Ik...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Repelsteeltje

    Repelsteeltje

    (beeld: Don Duyns) Je kijkt naar je handen, die een met melk gevulde koehoorn vasthebben. Ze ogen rustig, kalm, in harmonie. Ze hebben de hoorn stevig vast, de melk zal niet over de rand klotsen. Koemelk, daar zou het maar genoegen mee moeten nemen, voor nu. Tot dusver lijkt de koemelk het ding niet goed...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Femke Lucia
    Femke Lucia

    Femke Lucia (Bogota, 1998) is een eerlijke schrijver, die realistische, menselijke verhalen in een magisch daglicht zet. Ze schrijft omdat ze gelooft in de kracht van verhalen en hecht veel waarde aan gemeenschappelijkheid, haar voorouders en Latijns Amerikaanse muziek. Ze bevindt zich in een zoektocht naar de vorm en betekenis van het schrijverschap, en laat zich daarbij leiden door haar eigen ritme en intuïtie.

  • Foto van Marian van der Pluijm
    Marian van der Pluijm

    Marian van der Pluijm (1997) is historica. Momenteel woont ze in Boedapest, waar ze Hongaarse Taal en Cultuur studeert. Voor VPRO-radioprogramma OVT maakte zij een documentaire over de Hongaarse dichter Miklós Radnóti. Zondag 7 november werd de documentaire uitgezonden op NPO Radio 1.

  • Foto van Milo van Bokkum
    Milo van Bokkum

    Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994)  is economieverslaggever bij NRC.