Waarom schrijven?

Was het vertaalster PK die mij wees op de nieuwe uitgave van Philip Roth’s non-fictie en speciaal daarin het interview met Primo Levi? Het boek heet Waarom schrijven? Verzamelde non-fictie 1960-2013 en verscheen recent bij de Bezige Bij.

Waarom uitgeven? Vraag ik me wel eens af. Met dit boek in handen is daar een prima antwoord op: het is een waardevolle bezigheid! Dank u Bezige Bij!

In de Linkedin rapportage staat altijd wie je profiel bekeken heeft en wat deze mensen doen. Al enige tijd wordt mijn profiel regelmatig bekeken door iemand die Vuilnisman is, ik zie er geen naam bij. Vermoedelijk vraagt deze persoon zich veel minder vaak af Waarom vuil ophalen? Waarom deze persoon zo in mij geïnteresseerd is laat ik even in het midden. Ook al omdat ik geen flauw benul heb. Heeft hij een boek in de pen?

In Waarom schrijven zit een afdeling ‘Over het vak’ dat ik met veel genoegen lees. Het is heel schitterend vertaald door Else Hoog. Het interview met Primo Levi is van een grote schoonheid en lijkt in zijn gecondenseerde vorm en met zijn werkelijk uitmuntende vragen en antwoorden in niets op veel schrijversinterviews, die in elk geval van de kant van de vrager vaker minder inhoudelijk zijn. Het gesprek dat Roth met Levi voerde kun je zes keer lezen, betekent steeds meer en is van grote schoonheid, door de toewijding van deze twee heren aan hun vak en vanwege Roth´s kennis van het werk van Levi. Daarbij is het zo´n tekst waaraan je zien kunt met hoeveel toewijding en liefde vertaalster Else Hoog haar werk deed.

Het gesprek in Turijn vindt plaats in Levi’s huis nabij zijn verffabriek. De verffabriek dan met name en zijn vak als chemicus speelt niet alleen in zijn werk een prominente rol (Het periodiek systeem) maar ook in het interview. ‘Mijn militanza op de fabriek – mijn verplichte en eervolle diensttijd daar – heeft ervoor gezorgd dat ik in contact bleef met de echte wereld’ sluit Levi het interview af.

Het stuk doet je haasten naar de boekwinkels voor Primo Levi titels, en leert dat het schrijversinterview toch een prachtige vorm kan zijn. David Remnick schreef een mooi ‘In Memoriam’  in The New Yorker na Roth’s overlijden en bewonderde onder meer Roth’s besluit op zeker moment niet meer te schrijven. Roth was klaar.

Waarom dan nog schrijven?

——-
 IMG_6285
Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot en was redacteur bij Tirade, droomt altijd over reizen.

 

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

In de Oorshop

Klein landschap (1)

Mijn wereld wordt al kleiner. Dat heeft vooral met mijn ziekte te maken. Ik heb een ongeneeslijke vorm van longkanker onder de leden. Een paar weken geleden heb ik een periode van wat zwaardere chemo afgesloten, de klassieke waarbij je haren uitvallen. Het afbrokkelen van de nagels viel mee. Ik behield ook mijn eetlust. Er stierven wat zenuwuiteinden in de voetzolen af. Volgens de verpleegkundige-specialist ervaren patiënten dat vaak alsof ze op watten lopen. Wat ik voel is een soort van tinteling die zich tussen zool en vloeroppervlakte plaatst. Ik beweeg op deze laag.

Belangrijkste is, ik beweeg nog, en zoals het medisch heet: patiënt kan nog alles. Maar niet valt te ontkennen dat mijn wereld kleiner wordt. Nu heb ik altijd van klein landschap gehouden. Ik heb daar een lange geschiedenis mee. Als jongetje begon die al. Dus je zou bijna zeggen, dat komt dan goed uit. Iedereen kent wel die momenten dat je op je buik in het gras ligt en helemaal ongemerkt wordt mee gezogen in de wereld tussen de grasstengels. Bij mij kreeg dat een voortzetting. Ik ontwikkelde een voorkeur voor mossen, grassen, begroeide randjes. Maar het kleine landschap had vooral met proporties te maken. De horizon was daar binnen handbereik. En dat is meteen ook een goede beschrijving van mijn huidige wereldbeeld.

In het begin van de ziekte, na de diagnose, kreeg ik veel bloemen, snijbloemen. Dat ging een tijdje door. Ik raakte er zelfs aan gewend. Vond ik snijbloemen altijd wat sneu, een herfst in versnelde weergave, ik raakte met ze verzoend. Ik begon ze zelfs te missen als ze er niet waren. Mijn vriendin had voor haar eigen huis een abonnement op een bos bloemen genomen die per post werd bezorgd. Elke stengel van een eigen soort. Ze stuurde me minidocumentaires van dat vaaslandschap om me mee te laten genieten. Klein landschap. Ze hoefde me eigenlijk niet te overtuigen. Ik nam hetzelfde abonnement. Elke twee weken is het alsof er een nieuw kunstwerk wordt gebracht.

Op dezelfde manier kijk ik naar de populieren voor het raam. Ze staan er nu helemaal voor mij. Ze bakenen een horizon af. Daarachter heb je de wereld van de grote bewegers, de gezonde mastodonten. Ik kom daar ook wel maar sjok daar dan tussen. Ik ga van stoeptegel naar stoeptegel, over het straatgras heen stappend. Misschien geef ik nu een iets te dramatische indruk van mijn gemiddelde verplaatsing. Er zijn mensen die zeggen niets door te hebben en dat ik er goed uitzie. Er zijn ook wel andere kwaaltjes te beschrijven. Mijn lichaam heeft een eigen horizon inmiddels.

 

Wilbert Cornelissen is dichter, danser en denker. Zojuist verscheen Elke dag een/Proefsleuven, uitsneden uit tien jaar elke dag een gedicht schrijven. Hij organiseert elke maand Dance Where You Are, een straatdansfeestje op het Homomonument (eerste zondag van de maand om twee uur).

Wilbert Cornelissen

Wilbert Cornelissen is dichter, danser en denker. Zojuist verscheen Elke dag een/Proefsleuven, uitsneden uit tien jaar elke dag een gedicht schrijven.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Renate

Ze was de stiefmoeder van mijn vriendin Noor, maar dat wist ik niet toen ik een paar jaar geleden op Noors verjaardag een biertje uit de koelkast trok.

Ik zocht een opener en zag haar in mijn ooghoek. De grote schrijfster rookte shag zittend in de vensterbank, de Amsterdamse nacht was achter haar.

Renate glimlachte, ik knikte. Noor stelde ons voor en ik raasde door mijn geheugen, zoekend naar een titel, een houvast, iets. Een haastig mens dat zijn sleutels zoekt kan er tien keer langslopen zonder ze te zien. Ik was bang ontmaskerd te worden als iemand die alleen maar wíst dat ze een grote was. Toch: twee minuten later zat ik naast haar.

Het begon met Rupert Thomson. Vrij onbekend en prachtig werk. Renate kénde hem niet alleen, ze was met hem bevriend geraakt op een boektour door Frankrijk. Meer namen volgden, we hielden van dezelfde schrijvers, bleken op dezelfde manier te werken. Geen plan, overgave, gaan. Vallen en hopen op armen.

Een maand later kreeg ik een mail van haar uitgever. Of ik ter ere van Renates 30-jarig jubileum door haar geïnterviewd wilde wordenHet regende als in een gothic novel op de dag van het gesprek. Renate had me goed gelezen en het voelde veilig bij haar op het podium, alsof we met zijn tweeën in een vensterbank zaten, de Amsterdamse nacht achter ons.

Toen ik worstelde met een boek over mijn overleden vriend belde ik haar en drie dagen later wachtte ze met haar auto op me bij station Aerdenhout. Het was als opgehaald worden door je lievelingstante na je eerste treinreis alleen. We reden over statige lanen en ik voelde me gered.

Bij haar thuis vertelde ik over mijn project, de angst mijn lieve Gijs geen recht te kunnen doen. Ze luisterde vooral en mijn vertrouwen groeide terwijl ik sprak.

‘Het wordt vast prachtig,’ zei ze toen ik klaar was. ‘Ik kan niet wachten om je boek te lezen.’

 

Beeld: Frank Ruiter

_____________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. In 2016 verscheen zijn sterk autobiografische roman Het jasje van Luis Martín.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

De machinist, de locomotief en hun stoker

Je hóórt de treinen bijna van de pagina rijden in Zola’s Het Beest in de Mens. Als er één spoorwegroman is, dan toch deze, met een wat verouderde, ‘wetenschappelijke’ plot over criminaliteit, maar vol beschrijvingen van treinen in 1870 die stomen, sissen en denderen alsof je zelf in de sneeuw kolen staat te scheppen op de locomotief van Parijs naar Le Havre.

Ik kwam het boek een maand terug tegen omdat ik – banaal genoeg – op Google op zoek was naar romans over treinen en ik deze zag staan op een lijstje. Het was me als treinfanaat opgevallen hoe weinig de spoorwegen eigenlijk in de literatuur lijken voor te komen – althans, als méér dan een vervoermiddel. Ook de lijstjes leverden maar weinig inspiratie op. Behalve Zola dus, die gelijk maar besloot flink werk van het thema te maken en 300 pagina’s aan spoorwegnotities naliet.

Het is een feest om te lezen hoe de machinisten in de vroege pioniersjaren van de spoorwegen als helden weer en wind trotseren, en een ‘ménage-à-trois’ vormen met hun (vrouwelijke) locomotief en hun stoker. Tegen het einde van het boek volgt er zelfs een dramatische locomotief-sterfscène, die er bij de machinist (en de lezer) flink inhakt.

Ik probeerde in mijn geheugen nog eens te kijken hoe treinen in andere boeken voorkwamen. Dat bleek erg leuk, omdat je snel bepaalde overeenkomsten gaat zien. Tips zijn welkom (ik moet me nog wagen aan Dokter Zjivago), maar dit zijn mijn twee voorlopige conclusies van een totaal willekeurig onderzoek:

1.       De trein als aankomst in een verhaalNiets is fijner dan een boek of een hoofdstuk op een rustig tempo over het spoor binnenwiegen, soms wel vijftig pagina’s lang, zoals in Laszlo Krasnahorkai’s De Melancholie van het Verzet. Hetzelfde gebeurt bij Ismail Kadare (Twilight of the Eastern Gods) en Tom Hofland (Lyssa). Vasili Grossman opent Leven en Lot met een ijzingwekkende scène vanuit de cabine van een trein die een concentratiekamp binnenrijdt.

2.       Een niet te stoppen, beangstigende kracht

Vaak gaat het er minder rustig aan toe, vooral in de 19e eeuw. Hier wordt het interessanter. Tolstoj, Banffy, Belinski, Zola – allen gebruiken ze een voortsnellende trein als een bijna buitenwerelds, nieuw fenomeen dat de natuurlijke orde der dingen overhoop haalt en misschien wel meer stukmaakt dan je liefhebt. Bij Zola wordt er bovendien kritiek mee geleverd op de snelheid van technologische ontwikkelingen, wat het boek een soort permanente actualiteit meegeeft.

Het meest onverwacht vond ik hoe vaak men aan boord bijna stikt van claustrofobie en misselijkheid. Zowel bij Krasnahorkai als Zola willen personages op een zeker moment zo snel mogelijk uitstappen omdat ze dreigen door te draaien van het gehobbel. In De Pop van Bolesław Prus verlaat de actie 900 pagina’s lang Warschau nauwelijks, en wanneer dat wel gebeurt is het geen succes:

Hij was gedwongen toe te geven dat er iets ergers was dan verraad, desillusie en vernedering.

Maar – wat was dat? Ja, reizen per trein! Hoe de wagon schudde… Hoe die voortdenderde! Hij voelde het schudden in zijn benen, longen, hart, hersenen; alles in hem bewoog op en neer, elk bot, elke vezel van zijn zenuwen… […] Eindelijk klonk er een fluitje, toen nog een, en de trein stopte op een station. ‘Ik ben gered’, dacht Wokulski.

Geen bemoedigende beelden voor treinliefhebbers. Die kunnen zich wel troosten met het idee dat de trein vandaag de dag doorgaans in een veel beter aanzien staat. De moordende kracht van de spoorwegen lijkt juist eerder te worden onderschat, blijkens de constante campagnes van ProRail om vooral jongeren ervan te doordringen dat ze niet langs het spoor moeten lopen. Een paar pagina’s Zola zou genoeg moeten zijn om het af te leren.

DSCF1367Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994) is freelance journalist. Momenteel is hij correspondent Noord-Nederland bij NRC Media en volgt o.a. de ontwikkelingen rond de gasproductie in de provincie Groningen.
Foto van Milo van Bokkum
Milo van Bokkum

Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994)  is economieverslaggever bij NRC.

Het algoritme – tussen overspannen verwachting en angst

Soms zou je willen dat mensen geen meningen uiten over iets waar ze geen verstand van hebben. Iedereen die iets wil bijdragen aan een discussie over algoritmes zou bijvoorbeeld alleen mogen meedoen na het lezen van ten minste een pagina van Donald Knuth.

Algoritmes krijgen de laatste tijd van alles de schuld. Ze houden je in de gaten, ze weten alles van je, ze kennen je beter dan je jezelf, ze schenden je privacy, ze weten je pincode, ze zijn ‘weapons of math destruction’, ze zijn ondoorzichtig en Facebook en Google gebruiken ze om alles over je te weten te komen.

Soms zou je het uit medelijden voor het algoritme op willen nemen. Maar voordat je het weet is er iemand je voor en beweert dat algoritmes de uitkomst voor onze democratie.  (van Oenen – NRC 9 juni) Omdat ‘ze ons beter kennen dan wij ons zelf.’ …Je kunt ook doorslaan.

Laat ik eerst uitleggen wat een algoritme is, om vervolgens te kunnen beweren dat het algoritme de laatste jaren juist minder, niet meer belangrijk is geworden. Een algoritme is een stappenplan om een bepaald probleem op te lossen. Het allereerste algoritme dat ik tijdens mijn studie moest opschrijven betrof het plakken van een lekke fietsband. Schrijf al de handelingen en keuzes die je bij het bandplakken moet doen maar eens op. Als je dat in detail doet heb je een algoritme opgeschreven. Een programmeur kan op basis van een algoritme vervolgens een programma maken, ongeveer zoals een kok een recept volgt. (Niet iedereen komt tot hetzelfde resultaat.)

Het gaat in de discussie die van Oenen start, uiteindelijk niet om algoritmes maar om voorspellingen op basis van data. Algoritmes (gevoed door data) worden gebruikt om modellen te maken, en op basis van modellen kunnen voorspellingen worden gedaan. Hoe goed kun je voorspellen dat iemand jouw product gaat kopen, je film goed vindt, op je politieke partij stemt, radicaliseert, een aanslag pleegt of aan een ziekte lijdt?  De data die gebruikt wordt speelt vaak een veel grotere rol dan het algoritme.

Van Oenen (NRC 9 juni) meent dat de overheid algoritmes kan inzetten om de burger meer inspraak te geven. Hij ziet hoe ‘Google’s algoritme’ feilloos kan voorspellen waar wij naar op zoek zij en hij meent in de toepassing van deze technologie de brug te zien die straks over de kloof tussen overheid en woeste burgers komt te liggen. Het algoritme als hoop in bang dagen.

Wie in de ICT werkt, kent waarschijnlijk de hypecyclus van adviesbureau Gartner. Deze cyclus laat zien hoe een nieuwe technologie eerst tot een hype wordt opgeklopt, waarbij verwachtingen onrealistisch tot in de hemel reiken. Deze piek van aandacht wordt gevolgd door een periode van grote teleurstelling en veel vernietigende kritiek. Na verloop van tijd worden de opvattingen minder extreem, realistischer en meer bepaald door bewezen resultaten dan geloof of dromen. De kans dat medestanders van Oenen in ‘het algoritme’ zullen worden teleurgesteld lijkt me aanzienlijk.

Van Oenen denkt onterecht dat Google weet wat straks hij in zal tikken. (Ik vermoed zelf dat hij binnenkort ‘Donald Knuth’ zal intypen.) Google gebruikt wel statische modellen om te proberen te voorspellen wat iemand intikt. Het algoritme om een model te maken dat dergelijke voorspellingen doet is helemaal niet zo ingewikkeld. Googles kracht ligt niet zozeer in de intelligentie van hun algoritmes maar in het gebruik van zeer veel data, intelligente modellen en het vermogen om grote hoeveelheden data snel en efficiënt te verwerken. Hoe ze hun voorspellingen precies doen, is grotendeels onbekend, maar waarschijnlijk controleren ze voortdurend of hun voorspellingen ook uitkomen. Dat laatste is iets waar de overheid van nature niet goed in is. Om één voorbeeld te noemen: de voorspelde geluidsoverlast van Lelystad airport op basis van een computermodel werd pas gecontroleerd toen een actiegroep met vraagtekens het nieuws haalde.

Het idee dat je met ‘een algoritme’ en een berg data tot onvermoede inzichten kan komen is een verhaal dat past in de opgeblazen verwachtingen rond de Big Data hype. In de praktijk komt Big Data-analyse neer op het vinden van statistische verbanden in grote hoeveelheden data. Het interpreteren van dergelijke uitkomsten is niet iedereen gegeven. Politici zijn er slecht in en journalisten niet veel beter. ‘The Media has a probability problem’ kopte Nate Silver september vorig jaar op de website fivethirtyeight.com. Zijn boodschap: opiniepeilingen worden subjectief geïnterpreteerd, voorspellingen verdraaid en onzekerheidsmarges… men weet helemaal niet wat onzekerheidsmarges zijn.

Silver, laat in zijn prachtige boek The signal and the noise en op zijn website telkens weer zien hoe je op basis van data inzicht kunt verkrijgen, of het nu om het weer, de economie, de politiek of aardbevingen gaat. Hij laat ook zien hoe ingewikkeld het voorspellen op basis van data is. De kunst is om het signaal van de ruis te onderscheiden en dat wordt vaak door de groeiende hoeveelheid data alleen maar moeilijker, niet makkelijker. Voorspellingen worden doorgaans beter naar mate we beter begrijpen wat er aan de data ten grondslag ligt. Het geloof in magische zwarte dozen is niet productief. Algoritmes zijn gereedschap bij data-analyse. Men moet ze niet verwarren met een heilige graal of een Noord Koreaanse raket. Voorspellingen zijn uiteindelijk een afspiegeling van inzicht, van begrip. Als het begrip ontbreekt, wees dan op je hoede.

Machiel_Jansen Machiel Jansen blogt voor Tirade incidenteel over zaken die ‘Big Data’ raken. Hij leidt het Scalable Data Analytics-team bij SURFsara Amsterdam. Machiel is gepromoveerd op Knowledge Engineering en heeft in 2007 bij verschillende bedrijven en universiteiten aan SURFsara gewerkt.

Foto van Machiel Jansen
Machiel Jansen

Machiel Jansen blogt voor Tirade incidenteel over zaken die ‘Big Data’ raken. Hij leidt het Scalable Data Analytics-team bij SURFsara Amsterdam. Machiel is gepromoveerd op Knowledge Engineering en heeft in 2007 bij verschillende bedrijven en universiteiten aan SURFsara gewerkt.

Bomen – langzaam afbouwen op deze planeet

Tāne Mahuta, in New Zealand

Toen ik zaterdag wakker werd in Antwerpen nadat Ester Naomi Perquin de avond daarvoor de Herman de Coninckprijs gewonnen had, liep ik naar Den Botaniek om een halfuurtje naast een geweldig magnolia te zitten. Elke magnolia refereert aan Billie Holiday’s ‘Strange fruit’:

Southern trees bear strange fruit
Blood on the leaves and blood at the root
Black bodies swinging in the southern breeze
Strange fruit hanging from the poplar trees

Pastoral scene of the gallant south
The bulging eyes and the twisted mouth
Scent of magnolias, sweet and fresh
Then the sudden smell of burning flesh

Here is fruit for the crows to pluck
For the rain to gather, for the wind to suck
For the sun to rot, for the trees to drop

Here is a strange and bitter crop

Zoals iedere grote boom voor mij refereert aan Das Leben der Mächtigen van Zora del Buono. Een curieuze verzameling ‘reizen naar bomen’. Wonderlijke hobby, bedacht ik me in die botanische tuin. Ik mis geen botanische tuin, dus feitelijk ook mijn wonderlijke hobby. Mijn verste boom staat in New Zealand: Tāne Mahuta heet hij en het is een Kuari boom. Meer dan 2.000 jaar oud is deze boom en anders dan veel oude gebouwen met die leeftijd een levend verband met onze geschiedenis.  Hij is, lees ik,  goed bevriend met Jōmon Sugi, een Japanse ceder van 5.000 jaar oud. (een scène rond de Ents in Lord of the Rings verschijnt voor mijn geestesoog…)

Dit levende verband met de geschiedenis is zeldzamer aan het worden, sommige oude bomen sterven opeens sneller.  In Afrika zijn veel van de oudste baobabs kort na elkaar afgestorven, schrijft Nature.

‘ The deaths of the majority of the oldest and largest African baobabs over the past 12 years is an event of an unprecedented magnitude. These deaths were not caused by an epidemic and there has also been a rapid increase in the apparently natural deaths of many other mature baobabs. We suspect that the demise of monumental baobabs may be associated at least in part with significant modifications of climate conditions that affect southern Africa in particular.

Als je ver genoeg zou zoeken in mijn stamboom kom je bij een lange periode van in het bos woonachtige voorouders denk ik zo. Ik heb een geweldige ficus in Palermo gezien, een grootse rubber-ficus in Buitenzorg, Java, prachtige ceders in Japan en magnifiek geurende pijnbomen op Luzon in de Filippijnen, Schotse eiken, Russische berken, Indiase Banyans, Griekse olijven, een groots verband van zwijgende tijdgenoten, hun aanwezigheid in mijn apenbrein al miljoenen jaren verankerd.

Vanuit bomenland dus een kleine reverence voor de vertrokken baobabs.

——-
 IMG_6285
Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot en was redacteur bij Tirade, droomt altijd over reizen.

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Meer blogs

  • Afbeelding bij De Sneeuwkoningin

    De Sneeuwkoningin

    (beeld: Don Duyns) ‘Het is vrijdag al, hé,’ herhaal ik. Kay kijkt me verward aan. ‘Wat?’ ‘Het schoolfeest.’ ‘Oh, ja’ Ik ben niet overtuigd. ‘Weet je al op wie je gaat stemmen?’ Kay haalt haar schouders op. Voordat ik door kan vragen klinkt de bel. ‘In de pauze straks…?’ Kay knikt en loopt de trap...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Touren met de band

    Touren met de band

    Rob en Ivo waren al aan het einde van de middag in Bergen aangekomen en hadden zich vast in ons duinhuisje geïnstalleerd. Daarna fietsten ze naar een strandtent aan het noordeinde van het dorp, waar ze een mooie tafel bij het raam bemachtigden. Het is traditie dat we daar op de eerste avond eten. Ik...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Repelsteeltje

    Repelsteeltje

    (beeld: Don Duyns) Je kijkt naar je handen, die een met melk gevulde koehoorn vasthebben. Ze ogen rustig, kalm, in harmonie. Ze hebben de hoorn stevig vast, de melk zal niet over de rand klotsen. Koemelk, daar zou het maar genoegen mee moeten nemen, voor nu. Tot dusver lijkt de koemelk het ding niet goed...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Gigi Müjde
    Gigi Müjde

    Gigi Müjde studeert in augustus 2025 af van de schrijfopleiding met een gemoderniseerde bewerking van het Middelnederlandse toneelstuk Mariken van Nieumeghen, namelijk: Meryem van Mokum. Door de lens van een oud Nederlands stuk, reflecteert die op de hedendaagse Nederlandse samenleving. In diens schrijven, speelt Gigi met taal, gebaar en referenties – om de lezer een eigen(aardige) wereld in te lokken vol verwarring en plezier. Die schrijft ook graag in samenwerking, vooral met Robin Alberts volgens hun eigen versie van de flarf-techniek, waarin er een tekst heen en weer wordt verstuurd en om en om wordt herschreven tot het onherkenbaar vol zit met liefde voor taal. Gigi schrijft alleen vanuit liefde, anders telt het niet.

  • Foto van Michaël Van Remoortere
    Michaël Van Remoortere

    Michaël Van Remoortere (1991) is schrijver. Hij publiceert essays, verhalen en gedichten in een aanzienlijk aantal tijdschriften. Daarnaast maakt hij ook theaterperformances en installaties. Momenteel werkt hij aan de gedichtenbundel mythomaniën en de roman Autodafe.

  • Foto van Roos van Rijswijk
    Roos van Rijswijk

    Roos van Rijswijk is redacteur van Tirade. Ze publiceerde proza in diverse tijdschriften en de roman Onheilig (Querido, 2016).