Groenland door de ogen en de lens van Niko Tinbergen

Van Oorschots uitgave van Eskimoland

Het was een wat groezelig boek dat uit 1934 stamt en dus  83 jaar geleden van de drukker kwam. Je leert door de verschijningsvorm heen te kijken. Tijs Goldschmidt had stukken uit Eskimoland van Niko Tinbergen gelezen zoals ze geciteerd werden in vakliteratuur. Ik las het op zijn aanraden en was gemakkelijk verkocht, het is een geweldige combinatie van een aantal fraaie tekstsoorten: het is reisliteratuur. Niko en Lies Tinbergen verblijven in het Internationaal Pooljaar 1932-1933 aan de oostkust van Groenland. Men reist per slede, met huskeys, per kajak en per vouwboot.

Het is een antropologisch boek, want Niko vertelt wat er bijzonder is aan de Groenlanders waaronder zij verblijven. Wat ze maken van ivoor, van narwaltand, wat ze maken van spoelhout – op Groenland groeien geen bomen, (‘IJsland is Groen, Groenland is ijs’) alles van hout komt via de Barentsszee uit Siberië aangedreven. Hoe ze koken, jagen, kajakduikelen en vissen, feestvieren en voor elkaar zorgen,of niet. Tinbergen vertelt een verhaal over een vader en moeder met drie kinderen die naar een andere plek moeten en de kinderen achterlaten bij familie, met voedsel voor drie dagen. Als de ouders door omstandigheden dagen later thuiskomen, zijn de kinderen half verhongerd omdat de gastouders blijkbaar besloten dat nadat het meegegeven voedsel op was, er geen goede reden was de kinderen te laten delen in het eigen voedsel. Een fascinerend andere manier van denken.

Ook is het natuurlijk een boek over dieren en de overweldigende Groenlandse natuur. Niko en Lies doen waarnemingen aan sneeuw- en ijsgorzen, franjepoten, maar ook de huskeypopulatie, die uit een gelijksoortig pragmatisme tijdens de zomermaanden volstrekt op zichzelf aangewezen is, ‘s winters eten ze mee, zomers zoeken ze het zelf maar uit, waardoor je bij late lente te maken hebt met hordes uitgehongerde huskeys.

t_eskimoland
Eskimoland uit 1934

Ten slotte is het een bijna romantisch boek – tussen de regels door – van een verblijf in de wilde natuur waarin heel kies gemeld wordt dat er overdag in de tent even een slaapje gedaan wordt. Tinbergen schrijft niet alleen goed, maar fotografeert ook heel goed. In de uitgave die Van Oorschot over een paar weken doet verschijnen zijn de foto’s fraai afgedrukt, recht doend aan het ontwikkeld fotografisch oog van Tinbergen.

Dit boek, dat om zoveel redenen aantrekkelijk is, zal hopelijk de bekendheid van Nobelprijswinnaar Tinbergen – die in de tweede helft van zijn leven een haast Brits wetenschapper werd – ook in Nederland in ieder geval ook als schrijver doen groeien.

Hier meer over Eskimoland.

———————————–

img_2482Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot en was redacteur bij Tirade. Hier schreef hij al eerder iets over Tinbergen.

 

 

 

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

In de Oorshop

Engelen en paarden

Foto bij blogje 3Den Haag, vrijdag 8 juni 2012. Josh Ritter betreedt onder warm applaus het podium van de kleine zaal in het Theater aan het Spui. ‘Huiskamer van Den Haag’, staat op mijn entreekaartje onder het logo van het theater, en zo voelt het ook. Wim Brands introduceert en interviewt de Amerikaanse folk singer and writer. Writer, want Ritter (Idaho, 1976) is net gedebuteerd met zijn roman Bright’s Passage (2011, vertaald als De wonderjaren van Henry Bright, 2012).

Vorige week schreef ik hier over Steve Earle en zijn mentor Townes van Zandt. Afgelopen woensdag zag ik Josh Ritter opnieuw, nu in het Amsterdam-Noordse Zonnehuis, en kwam zomaar deze songtekst voorbij:

Sitting on the porch, singing Townes van Zandt

Play guitar to burn off the hours

Till we climb the fences at the edge of town

And paint our names on the water towers.

(uit ‘Me & Jiggs’)

Een maand na het interview in Den Haag zag ik Ritter nog een keer optreden, toen in Paradiso, en het scheelde niet veel of ik was afgelopen donderdag gewoon nóg een keer naar hem gaan luisteren in Rotterdam; er is iets verslavends aan die man op een podium, stralend en charismatisch, altijd met de hint van een sympathieke, oprechte lach op zijn gezicht. Natuurlijk ben ik niet de eerste die dat vind. ‘I have nothing bad to say about that boy,’ liet Joan Baez (zie opnieuw vorige week) zich ontvallen. Zij noemt ‘some of his songs just superb’, maar zegt ook: ‘What I’m most impressed by is watching him perform. He’s very charismatic.’

Iets van die charme kreeg ik van dichtbij mee toen ik – weer even terug naar 2012 – netjes in de rij stond te wachten tot Ritter mijn boek zou signeren. De rij was niet lang maar bewoog amper, en ik zag al snel waarom: bij de boekentafel nam de onlangs gedebuteerde, wereldberoemde pop-folk-rock-ster uitgebreid de tijd om iedereen te omhelzen. Hier stond een auteur zó te stralen van geluk, zó blij dat mensen voor hém waren gekomen, dat hij ons allemaal wilde bedanken en woorden niet toereikend waren. Gewoon: Ja, het leven is mooi, laten we dat vieren – kom in m’n armen, vreemdeling! Precies diezelfde gelukzaligheid straalt hij uit op het podium.

Los van dat alles heeft hij ook gewoon heel goede muziek gemaakt, en dat doet overigens nog steeds. Luister The Animal Years, luister The Golden Age of Radio, en je komt genoeg moois tegen. Live at the Iveagh Gardens mag niet in dat rijtje ontbreken – ook daar spat het plezier vanaf. (Sla dan vooral niet ‘Harrisburg’ over, met in het midden een mooi intermezzo van de rasverteller die Ritter is.)

Wat me afgelopen woensdag opviel, en niet voor het eerst: Ritter heeft een voorliefde voor het herhalen van bepaalde beelden in zijn teksten. Heaven, hell, fire, horses, maar vooral: angels. Dat komt allemaal terug in zijn roman, zie ik bij herlezing van Bright’s Passage. In het kort draait het boek om de twintigjarige Henry Bright, een Amerikaan die in 1918 terugkeert van de Eerste Wereldoorlog. Aan het front in Frankrijk, in de verwoestende loopgravenstrijd, ontsnapte hij verschillende keren aan de dood. Gedachtespinsel of niet, in de roman wordt als realiteit aangedragen dat er een engel tot hem spreekt: een stem vanuit de schaduw, die hem influistert stil te zijn als de vijand in de buurt is, of die hem waarschuwt niet van vergiftigd water te drinken. Eenmaal terug in Amerika begint de engel opnieuw tegen Bright te praten, en wel via de mond van een paard. De engel heeft besloten dat de huidige God het heeft verprutst, met die hele oorlog, en dat er een Future King of Heaven nodig is. En Henry Bright moet die verwekken, bij zijn buurmeisje Rachel.

Zodoende schaakt Bright de vrouw die (toevalligerwijs?) toch al zijn grote liefde was en bevalt Rachel van een zoon, maar ze komt daarbij zelf te overlijden. Een wraakzuchtige schoonvader is onderweg om zijn kleinzoon op te eisen, dus Bright – paard aan de hand, baby in een draagdoek op zijn borst – zet zijn kleine huisje in brand en vlucht, voor zowel de schoonvader als de bosbrand die hij heeft veroorzaakt.

Een roman navertellen alleen aan de hand van de plot – verschrikkelijk, nooit doen. Het boek, licht en humoristisch van toon en voortrazend als Bright op de vlucht voor de wildfire, gaat over geloof en vertrouwen, liefde en afgunst, lotsbestemming en vrije keus, en over de constante dreiging van de buitenwereld. Die engel is een fijne kunstgreep, met veelal komische situaties tot gevolg – een pratend paard! –, maar biedt tegelijkertijd ook ruimte voor interpretatie, en voor interessante vragen. Uiteindelijk is het nooit de engel die handelt, maar is het altijd Bright zelf: maakt het iets uit of dat komt door een hogere macht die hem iets influistert, of door een stem in zijn hoofd die daar terecht is gekomen tijdens zijn traumatische ervaringen in de oorlog? Oftewel: als de uitkomst in beide gevallen hetzelfde is, maakt het dan enig verschil waar je de verantwoordelijkheid voor die uitkomst legt – bij jezelf of bij een hogere macht?

(Dat brengt me zijdelings bij de serie The OA, waarvan ik de laatste aflevering (van het eerste seizoen) zag voordat ik naar het concert van Ritter ging. Zonder weg te geven waar de afkorting ‘OA’ voor staat – daar kom je pas halverwege het seizoen achter –, kan ik wel spoilervrij stellen dat deze serie ook deels om die vraag draait: als het resultaat wenselijk is, doen je beweegredenen er dan nog toe? Veel meer parallellen met het verhaal hierboven verklappen zou de serie wel redelijk verpesten, voor wie die nog niet zag.)

Met Bright’s Passage weer fris in het geheugen, wordt luisteren naar Josh Ritter een feest der herkenning. Zo staat zijn meest recente album Sermon on the Rocks (2015) opnieuw vol met engelen en paarden; never change a winning team.

Irwan Droog © Floor SchrijversIrwan Droog (Den Haag, 1984) studeerde Nederlandse letterkunde en literatuurwetenschap aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Hij zat in de redactie van Recensieweb en Tijdschrift Ei. Voor Tirade schreef hij eerder een artikel over het werk van John Steinbeck. Van 2012 tot 2017 was hij redacteur bij Uitgeverij Cossee. Hij is medeoprichter van de J.M.A. Biesheuvelprijs, de eerste literaire prijs voor korteverhalenbundels. Sinds begin 2017 werkt hij als zelfstandig redacteur en vormgever. © foto Floor Schrijvers

 

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

No show no more

De film Moonlight, of ik die nog niet had gezien? Daar moest ik dan snel naartoe, zozeer zelfs dat ik die film op voorhand al overschat begon te vinden. Te veel lof gaat me op den duur tegenstaan: te gehypet, terwijl ik toch oprecht in die film ben geïnteresseerd. Een vette garnaal in cocktailsaus, al is het natuurlijk maar de vraag of al die filmnominaties worden ingelost. (Ik denk dat de misspiggyachtige middenmoot er straks met de poet vandoor gaat, in plaats van Beyoncé.) Deze film was net zo gedoodverfd als het projectiedoek zelf.

Desondanks besloot ik toch naar het filmhuis te gaan. Daar werd het me nog verder tegengemaakt door schofterigheid aan de kassa, schofterigheid aan de bar en wat dies meer zij. Het publiek deed er in al zijn correctheid nog een schepje bovenop. Het leek verdomme de opera wel – maar dan verplaatst naar de hipstergeweld van FC Hyena – al vind ik de ongeïnteresseerde medemens dáár ternauwernood overkomelijk. Kortom, alles schreeuwde onaardigheid, overschat, oppervlakte. De deuren naar de zaal gingen open en dezelfde dame als van de kassa begon kaartjes te scheuren.

Een mooi moment om op te stappen. Verder niets dramatisch aan, behalve dat ik me gestrand voelde op een zandbank. Terwijl ik naar huis liep bedacht ik hoeveel ik dankzij mijn eigen bokkigheid heb gemist. Dat zijn best veel voorstellingen, waarvan ik het grootste deel me niet meer herinner. Ze staan ergens weggestopt op mijn lijstje (voor intern gebruik) met niet-geziene zaken, die ik ook nooit meer zal zien. Een hele zwik films, wat optredens en een opera heb ik al verzameld. De vraag was nu of Moonlight daar ook bij moest.

Afgelopen herfst ging ik wadlopen met mijn zus. We wilden dat beiden al een hele tijd doen, dus besloten we een wandeling te boeken bij Wadloopcentrum Friesland. Van Holwerd naar Ameland. Bekend gebied, want de helft van alle schoolreisjes van de basisschool daar in de buurt gingen naar Ameland. Eenmaal tot over de enkels in het slik liepen we al gauw in de voorhoede. Er liepen nog drie mannen voorop, waarvan een eruitzag als een voetbaltrainer met sigaar in z’n hoofd, de ander duidelijk een meeloper was, en de laatste de gids. De gids droeg een lange staf. Hij had ons aan het begin van de tocht verteld dat het bedoeling was achter die staf te blijven, zodat hij ons veilig naar het eiland kon loodsen. De twee overijverige mannen traden deze aanwijzing met voeten, letterlijk dus, want meermaals snelden zij onze gids vooruit. Toen dat voor de zoveelste keer gebeurde barstte de bom: ‘En nooo is ‘t godverdegodver afgelopen! Hoe vaak heb ik niet al zegd dat jullie achter die stok moeten blijven?!’

Ik herken me in de wadloopgids als ik besluit ergens tussenuit te piepen. Plotseling kan ik net als hij ergens schoon genoeg van hebben, en dan moet de emmer overstromen. Het lijkt een eigenschap waarmee meer Friezen behept zijn, als ze zich te lang ergeren ontvlamt er op een gegeven moment iets. Mijn pake kan er ook wat van.

Maar goed. Stonden we daar, midden in de fucking drek, dat die gids ineens uit zijn vel sprong. Gelukkig heeft het Wad wat dit aangaat een mooie, dempende eigenschap: binnen dertig seconden stond iedereen weer achter hem, in het besef dat we aan elkaar gebonden waren. Hoe wilden we anders wegkomen voordat het vloed werd?

Moonlight krijgt, met dit in het achterhoofd, toch geen plaats op de lijst met films die ik nooit zou bezoeken. In het licht van een kwaad gesternte mag het mij eerder te heet onder de voeten zijn geworden, uiteindelijk wil ik toch naar de overkant. Dat er halverwege iemand met een stok staat te schreeuwen is blijkbaar een sine qua non, en dat ik mij soms in de luren laat leggen door mijn emoties neem ik maar op de koop toe. De volgende keer niet pathetisch met de deur slaan, want straks zak ik buiten weg in een slenk bij laagwater. Ik ga naar Ameland.

 

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds drie jaar blogt hij voor tirade.nu.

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.

Paul Auster – verslag vanuit het innerlijk

In Report from the Interior neemt Paul Auster zich voor een geschiedenis te schijven van zijn eerste 12 levensjaren. Het is een memoire, een vervolg op zijn Winter journal, dat dezelfde memoirebehoefte voedt, maar dan via wat Auster te vertellen weet over zijn lichaam. Je zou kunnen zeggen dat met het enorme 4321, dat zojuist in Amerika en in Nederland verscheen  een memoires drieluik vervolledigd is: het lichaam, de diepste jeugd en vier levens van een man  die geboren is in het jaar van Paul Auster. De ‘alternatieve levens’ een afspiegeling van jezelf in wat je dus niet geworden bent. Al met al een zeer intensieve wijze om zich af te vragen wie hij is.

Ik begon Auster te lezen op aanraden van Joris van Groningen, in 1996. Vermoedelijk heb ik toen in een half jaar al zijn tot dan toe verschenen boeken gelezen, en op een enkele titel na heb ik mijn interesse in zijn schrijven kunnen volhouden (al twijfel ik nu over de dikke pil van een 4321) Van Groningen was een heel goed lezer, en ik heb een aantal tips van hem gehad die alle tot langere schrijversliefdes leidden.

Auster heeft zich wat mij betreft een aantal keer opnieuw uitgevonden. De beste romans zitten aan het begin van zijn carrière; alle vroege romans zijn beter dan alle late. Hij heeft ook slechte boeken geschreven (Timbuktu, Travels in the Scriptorium). Maar de grote romans zijn geweldig: The New York Trilogy bovenaan, Moonpalace, The Music of Chance).

De ‘screenplays’ (speciaal Smoke en Blue in the face) vormden de eerste manier waarop Auster zich heruitvond, de memoires boeken zijn de tweede manier en het zijn ook weer boeken waarin hij zich een onbevreesd schrijver toont. Hoewel zijn onbevreesdheid soms wat ver gaat. Ik weet bijvoorbeeld nog niet of het pagina’s lang navertellen van twee belangrijke films in zijn jonge jaren nou heel geweldig is, of eigenlijk een beetje vreemd en gemakzuchtig. Maar mijn interesse in I am a fugitive from a Chain Gang en The Incredible Shrinking Man is wel gewekt.

Een plezierig bijkomend verschijnsel van dit boek over zijn jongere zelf is dat de lezer zich bij vrijwel alles kan afvragen: hoe zat dat bij mij, wat waren mijn eerste films, hoe zag mijn huis op mijn 6e er uit, van welke sport hield ik? Nog een grote aantrekkingskracht dat dit boek op mij uitoefent is dat het uitloopt in een ‘album’ van foto’s.

Een mooie genre shift, zoals John Coltrane in A Love Supreme opeens begint te zingen. Wat mij betreft een teken van kunstenaarschap: net op tijd besluiten dat de vorm die je koos toch niet voldoet om alles te kunnen zeggen. En je wilt alles zeggen.

 

———————————–

img_2482Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot en was redacteur bij Tirade.

 

 

 

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Alvise

Vannacht droomde ik over Alvise, een kleine kale man die B en ik ontmoetten toen we afgelopen zomer op een Agriturismo in Piemonte logeerden.

Op de avond van onze aankomst aten we in de warme eetzaal onder het huis van de eigenaar en raakten met hem aan de praat. Alvise vertelde dat hij uit Emilia kwam en met zijn vrouw op vakantie was. Toen ik om me heen keek voegde hij daar snel aan toe dat ze nu rustte. Zijn vriendelijke oogjes richtte hij daarbij naar het plafond, bijna alsof hij bedoelde dat ze in de hemel was.

‘Ze geniet ongelooflijk van dit soort uitstapjes, maar is daarna erg moe,’ zei hij. De zoetheid waarmee hij over haar sprak was op het randje van zorgwekkend, maar na een halfuurtje in zijn kolkende woordenstroom gezeten te hebben moest ik optekenen dat hier vooral een gelukkig man sprak. Even later slofte hij met zijn handen in zijn zakken het zaaltje uit.

Toen de tafels waren afgeruimd en B Nadim naar bed gebracht had, dronken we koffie op het erf. De grappa was warm en plakkerig als de avondlucht, er hingen veegjes roze aan de hemel en een joekel van een maan kwam op. Ik dacht net aan het mankement aan onze auto dat ik de volgende dag in Asti moest zien op te lossen, toen achter me de stem van Alvise klonk.

‘Lieve mensen,’ kwetterde hij, en duwde een vrouw in een rolstoel tot vlak voor onze tuintafel. Ze zag grijs, en er liep speeksel uit haar mond. ‘Dit is mijn prachtige Magda. Ze is uitgerust en nu gaan we een stukje lopen.’

Ik stond op en bood de vrouw mijn hand aan. Ze maakte een zijwaartse beweging met haar hoofd, maar meer gebeurde er niet.

Een hersenbloeding, dacht ik, en pakte zelf haar koude hand, die ik voorzichtig schudde. Magda keek op naar haar glimlachende man.

‘Dit zijn nu die aardige Hollanders over wie ik je vertelde, mijn hartje. Die zo goed Italiaans spreken.’

Ik liet Magda’s hand los zodat B hem schudden kon, en na een redelijk korte uitleg van Alvise over de romantische wandeling die ze hier elke avond maakten, wenste hij ons een prettige avond.

We kregen nog wat grappa van de aardige meid met het kinderschortje voor en keken Alvise na, die Magda de heuvel op duwde en haar karretje aan de rand van de wijngaard op de rem zette. Het stalen frame ving het maanlicht en leek daardoor versierd met tientallen lampjes.

‘Zijn ze niet superlief?’ zei de tiener. Ze omhelsde haar dienblad en bleef een tijdje naast ons staan. Ik herinnerde me dat: naar oude mensen kijken zonder angst te voelen.

Die nacht werd ik gewekt door hartverscheurend huilen in de kamer boven ons. Een diepe en verschrikkelijke wanhoop sijpelde door het plafond en verkleefde met de muren. Ik stond op om de terrasdeuren en ramen te sluiten, maar het hielp niet. Na een paar minuten werd het stil. Ik opende de ramen weer, zette mijn ellebogen op de vensterbank en luisterde een tijdje naar de krekels terwijl mijn gezonde gezin vredig sliep in de ruimte achter me.

‘Nog niet,’ bad ik, en schaamde me voor mijn egoïsme. ‘Alsjeblieft nog heel lang niet.’

______________________________________________________________________

Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. Op 23 oktober van dit jaar verscheen zijn nieuwe en sterk autobiografische roman Het jasje van Luis Martín.

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Zijpaden

Vorige week schreef ik hier over Bob Dylans Tarantula en over Conor Oberst, naar aanleiding van diens concert in Utrecht eind januari. Ik zag hem een paar keer eerder optreden, waaronder in 2009 in Den Haag, als onderdeel van de ‘supergroep’ Monsters of Folk – met Obersts vaste bandlid/producer Mike Mogis, met My Morning Jacket-frontman Jim James, en met M. Ward, ook bekend van She & Him (met Zooey Deschanel).

En ja hoor, alle wegen leiden naar Dylan: op datzelfde festival, Crossing Border, stond ook Suze Rotolo geprogrammeerd. Voor wie de naam niet direct herkent: de (Italiaans-)Amerikaanse Rotolo (1943-2011) was politiek activiste, actrice, kunstenares en schrijfster. Tussen 1961 en 1964 had ze een relatie met Dylan; ze staat samen met hem op het album The Freewheelin’ Bob Dylan afgebeeld. (De tragiek is natuurlijk dat ze bekend kwam te staan als het ‘hoezenmeisje’.)

In Den Haag sprak ze in een kamertje ergens boven in de schouwburg over haar onlangs gepubliceerde autobiografie, A Freewheelin’ Time: A Memoir of Greenwich Village in the Sixties, en over haar carrière als kunstenares.

De Amerikaanse culturele sector is net de literaire grachtengordel: als je twee mensen die je voorheen niet met elkaar associeerde in dezelfde ruimte ziet, zou je zomaar tot de conclusie kunnen komen dat iedereen elkaar kent.

Zo kwam de folk-country-rockzanger Steve Earle opeens de kleine ruimte inlopen, ging op de eerste rij zitten en legde een mandoline op zijn schoot. (Nu laat mijn geheugen me in de steek: misschien zat hij er al die tijd al, of was het een ukelele die hij tegen zijn stoelpoot zette – hij was in elk geval heel aanwezig, inclusief instrument.) Ik was verrast, ik had hem eerder dat jaar voor het eerst leren kennen door Townes, een album met covers van zijn voormalige mentor Townes van Zandt (1944-1997).

(Zijpaadje #1: Van Zandt was meestal al snel tevreden na het schrijven en slordig opnemen van zijn muziek, schijnt; Earle heeft dat altijd zonde gevonden, en besloot een selectie nummers enigszins opnieuw te arrangeren, of in elk geval ‘professioneler’ op te nemen. Tip: vergelijk Van Zandts ‘Lungs’ met de versie van Earle. De eerste aangrijpend in zijn eenvoud, de tweede scherp en hard, muzikaal geweld als een trein die door een Amerikaanse prairie dendert en een litteken in het landschap scheurt.)

(Zijpaadje #2: Ik was ooit in de gelegenheid P.F. Thomèse te vragen naar zijn J. Kessels-verhaal ‘Eerder thuis dan Townes’, over een bezoek van ‘de lange, droevige Texaan’ Van Zandt aan Emmen: allemaal waar gebeurd.)

(Zijpaadje #3: Een jaar eerder, in 2008, was ik bij een concert van Joan Baez in Utrecht. Voor wie de naam niet direct herkent: de Amerikaanse zangeres was (en is nog steeds wel) een van de voornaamste gezichten van de Amerikaanse counter culture die vanaf het begin van de jaren zestig furore maakte. En, ja, ook zij had een relatie met Dylan. In 2008 was ze op Europese tournee naar aanleiding van haar nieuwe album The Day After Tomorrow. Een album geproduceerd door… Steve Earle!)

Terug naar de Haagse schouwburg, waar Rotolo haar verhaal afrondde en Earle – een verrassing, ook voor haar – met instrument en al plaatsnam op een stoeltje op het podium, en in de gemoedelijke huiskamersetting een twee- of drietal ingetogen liedjes zong. Ik vertrok met Rotolo’s handtekening in mijn exemplaar van haar boek, volledig in mijn nopjes, en daalde de trappen af naar het concert van Monsters of Folk. (Fijn festival, sowieso.)

Steve Earle verdween de jaren daarna weer een beetje uit mijn geheugen, tot ik zijn naam op een verhalenbundel zag prijken in de Literaire Reisboekhandel Evenaar. Doghouse Roses (2001). Autobiografische verhalen over down and out mannen met enkel een drugsverslaving en een gitaar, zou je na het openingsverhaal denken. Maar Earle begrijpt de mogelijkheden van fictie en gaat verder dan dat, met (vooruit, licht geromantiseerde) karakterstudies van illegal immigrants, zwijgende Vietnamveteranen, drugssmokkelaars op de vlucht voor de border patrol, moderne outlaws, en barflies in Nashville. Een mooi beeld van diversiteit van de Amerikaanse samenleving, veelal door de ogen van kerouaciaanse ramblers. Jay McInerney maakt eenzelfde vergelijking in een lovende blurb: ‘It reads like a collaboration between Steinbeck and Kerouac and Bukowski.’

Dat zal Earle op prijs stellen; ik heb hem al kunnen betrappen op twee keer zingen over Kerouac. In ‘Down The Road Part II’ (2013) zitten overigens tegelijkertijd (subtiele en overduidelijke) knipogen naar Dylan en Van Zandt:

Standin’ on the highway with the road burnin’ through my shoes

Roll over Kerouac and tell Woody Guthrie the news

Heard it said there ain’t nothin’ ahead but I don’t know

Down the road I go

 

Blowin’ in the wind and flyin’ like a cannonball

Never seen a city where I couldn’t find a place to fall

But it’s only a matter of time before I’m feelin’ low

Down the road I go

(Laatste zijpaadje: Earle schijnt ooit de computer met daarop het manuscript van zijn eerste roman verkocht te hebben, om aan geld voor zijn drugsverslaving te komen. Zonde, maar wel een goed verhaal. Die debuutroman kwam er alsnog in 2011. Tegelijk met het boek verscheen een album dat dezelfde titel draagt: I’ll Never Get Out of This World Alive. Niet geheel toevallig staat daar het nummer ‘God is God’ op, dat Earle zelf schreef maar dat Joan Baez eerder opnam. Iedereen kent elkaar.)

Irwan Droog © Floor SchrijversIrwan Droog (Den Haag, 1984) studeerde Nederlandse letterkunde en literatuurwetenschap aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Hij zat in de redactie van Recensieweb en Tijdschrift Ei. Voor Tirade schreef hij eerder een artikel over het werk van John Steinbeck. Van 2012 tot 2017 was hij redacteur bij Uitgeverij Cossee. Hij is medeoprichter van de J.M.A. Biesheuvelprijs, de eerste literaire prijs voor korteverhalenbundels. Sinds begin 2017 werkt hij als zelfstandig redacteur en vormgever. © foto Floor Schrijvers

 

Meer blogs

  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zo alleen… Zo alleen 

    Zo alleen… Zo alleen 

    (beeld: Don Duyns) Uit de hengstebron gedronken hebben.   Ik schrijf over gegeven paarden en ogen van naalden.  Over brood op de keukenplank muizen die op tafel dansen en   klokjes die tikken.  Had het meisje geantwoord.  Hij had haar rode kapje gevolgd en zijn besluit genomen.  Ik ben een poëet, had ze piepend gezegd.  Aan de...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Willemijn Kranendonk
    Willemijn Kranendonk

    Willemijn Kranendonk (1994) is schrijver en dichter, voor zowel kinderen als volwassenen. Haar werk verscheen o.a. in Tirade, DW B, Liegend Konijn en op Lilith Magazine, Revisor, De Internet Gids, Hard//Hoofd en De Optimist. Momenteel werkt ze aan haar debuutroman die dit jaar nog uit zal komen bij Uitgeverij Van Oorschot en volgt ze de master Jeugdliteratuur aan de Universiteit van Tilburg. Mei 2022 verschijnt haar eerste kinderboek bij Uitgeverij Billy Bones.

  • Foto van Hans van Pinxteren
    Hans van Pinxteren

    Hans van Pinxteren is dichter en vertaler

  • Foto van Jasmijn Kenselaar
    Jasmijn Kenselaar

    Jasmijn Kenselaar studeert in de zomer van 2025 af als toneel- en filmschrijver. Het samenbrengen van mensen en het aanbieden van nieuwe perspectieven kenmerken haar signatuur. Ze schrijft veel voor en over jongeren en plaatst haar verhalen vaak in werelden die een beetje – of heel erg – verschillen van de onze. Haar eindwerk De Ongewilden is een komische, sciencefiction-dramafilm over een zestienjarige wees die zich staande probeert te houden in een wereld die niet voor haar gemaakt is. Haar afstudeerscriptie As if! is een praktijkgericht onderzoek naar hoe schrijftechnieken kunnen worden ingezet om films en series te creeëren met een positieve impact op tieners. Voor afstuderend regisseur Julija Filipović schreef ze daarnaast De Golven – een vrije bewerking van de gelijknamige roman van Virginia Woolf. Haar korte film GENIUS is in juni 2025 te zien tijdens het Rotterdams Open Doek Filmfestival.