Race van David Mamet, het Nationale Toneel

Het grootste ongemak aangaande mijn raciale gesteldheid ervoer ik kort na het einde van Race van David Mamet uitgevoerd door het Nationaal Toneel, in een te drukke gang liep ik achter twee witte echtparen die op te hoge toon hun betrokkenheid bij het onderwerp uitte.

Wat duidelijk wordt na het gezwartepiet in de late maanden van het jaar en bijvoorbeeld ‘Wit is ook een kleur’ van Sunny Bergman is dat ras weer op de agenda staat. Of – waarschijnlijker – nooit weggeweest is.

Race is een advocatendrama op toneel (Het Nationale Toneel, gezien Stadschouwburg Amsterdam 4 januari, met Hein van der Heijde, Werner Kolf, Mark Rietman, Romana Vrede) waar de kwestie van een machtige en rijke blanke man behandeld wordt die op een hotelkamer een zwarte schoonmaakster verkracht. Tot mijn verbijstering constateer ik dat het stuk van 2009 is, en de kwestie Dominique Strauss-Kahn van 2011. De IMF baas werd beschuldigd van seksueel geweld tegen een kamermeisje van zijn New Yorks hotel, met wie hij een soort relatie bleek te hebben. De plot van Race en de kwestie Strauss-Kahn zijn vrijwel 1 op 1. Toeval. Het advocatenkantoor zie je nadenken over de mogelijkheid de witte man vrij te pleiten. De discussies hierover leggen de raciale zenuw bloot. De vraag is uiteindelijk ook of ze de man wel willen vrijpleiten, en tegen welke prijs.

In Bergmans ‘Wit is ook een kleur’ tracht ze witte mensen zich bewust te maken van een voordeel dat ze genieten. Het sterkste experiment is in een gymzaal waarin ze een gemengde groep mensen opstelt op de middenlijn en zegt een stap naar voren te doen als een opmerking van toepassing is op je, en een stap naar achter indien niet. (type: ‘Ik voel me veilig op straat als er veel politie is’.) Na zeven vragen is de groep volledig uit elkaar gespeeld (dramatisch is dat ze bij aanvang de handen vast hebben en je ziet dat ze die  op zeker moment los moeten laten). Ik heb daar wel veel van geleerd.

De witte mannen staan na zeven vragen vooraan, de zwarte vrouwen achteraan. Duidelijker kun je het niet maken.

Exact dezelfde kwesties worden besproken in Race, de vanzelfsprekende hegemonie van de witte man, de vooroordelen, de positieve discriminatie en de desastreuze gevolgen daarvan. Wat Race op de documentaire voorheeft is dat er ook een strijd gevoerd wordt tussen de zwarte vrouw en man die op het advocatenbureau werken. Een sterke complicatie van de zaak. Het stuk is intelligent, moreel sterk, maar mist een dramatische wending.

Op weg naar de uitgang  – met al die harde witte koppen (de mijne incluis) – verlangde ik boven alles naar cultuuruitingen waarin je duidelijk in echt gemengd publiek zit. Geef mij die gemengde zaal.

 

——————–

img_2482Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot en was redacteur bij Tirade. Hier schreef hij al eens iets over toneel. En hier over verkrachting.

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

In de Oorshop

Soorten geluk

Het was nieuwjaarsdag. Tussen de vuurwerkeilanden door koerste ik met mijn gezin naar het Westerpark om Otis de Hond uit te laten, die Oud en Nieuw bevend onder ons bed had gevierd.

Nadim hield mijn hand vast en B duwde Ada voor zich uit in de extreem dure babywagen die mijn schoonouders voor ons hebben gekocht. Voor het eerst sinds mijn veertiende, besefte ik, begon ik een nieuw jaar zonder kater.

Er was een fantastisch feest in de Amsterdam Toren geweest, maar ik was niet gegaan. Lieve vrienden waren bij ons langs gekomen; we hadden gegeten, wijn gedronken en hen tegen enen uitgezwaaid.

Op de Marnixstraat sjokten groepjes mensen die duidelijk wél van feestjes kwamen. Ik dacht aan mijn negende verjaardag, waarop ik een keus had moeten maken tussen een kindercadeau of iets voor grote jongens. Na lang twijfelden koos ik een cassettedeck.

Het apparaatje glom als science fiction en had blauw gaas voor de speakers. Toen ik het uitpakte moest ik keihard janken omdat ik besefte dat een periode van mijn leven voorbij was. Die middag nam mijn moeder me mee naar de speelgoedwinkel en liet me ook nog iets van Playmobil uitzoeken. Het werd een dubbeldikke verjaardag, maar toch voelde het niet zo.

Otis de Hond hurkte om te kakken en mijn oog viel op een reepje pasfoto’s. Ik pakte het van de stoep en keek naar een viervoud van twee blije gezichten. De foto was nieuw, want ongekreukt. Omdat je al jaren geen zwartwit meer kunt gebruiken voor identiteitsbewijzen, moest er ergens op een feestje een ouderwets pasfotohokje gestaan hebben, waar dit stel een muntje in geworpen had. Het feit dat ze geen jassen droegen bevestigde mijn vermoeden.

Even voelde ik die draaikruk onder mijn billen, haar gewicht op mijn schoot. Ze was te enthousiast, te onrustig om helemaal te zitten en leek daarom vederlicht. De jongen zei iets, het meisje glimlachte, het kastje ging flits.

Ik dacht aan Playmobil en cassettedecks. Aan het soort geluk dat bij elke fase hoort.

__________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. Op 23 oktober van dit jaar verscheen zijn nieuwe en sterk autobiografische roman Het jasje van Luis Martín.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Liever strijdend

Iedere keer als ik mezelf of iemand anders hoor zeggen dat het niet erger kan dan 2016, klop ik het snel af. Hoe dramatisch het afgelopen jaar ook was, en verschrikkelijk was het, ik hou er altijd rekening mee dat het nog erger kan. Ik bedoel, had iemand ooit gedacht terug te verlangen naar de jaren Balkenende? Juist.

Dus dit komende jaar gaan we het meemaken. Worden we overgenomen door de non-valeurs, de wachtgeldzoekers, de aspirant-fascisten of blijkt er nog een grote, geestelijk gezonde groep mensen in het land die het tij kan keren? Ik vrees het ergste.

Het zal wel weer een jaar worden met veel nepnieuws, veel door zogenaamde journalisten racistisch gevoede hysterie en leugens en een politieke elite die erachteraan hobbelt.

Als je het als land moet doen met een premier die doodleuk beweert dat kerst onder druk staat, kun je je maar net zo goed gewonnen geven. Dan heb je eigenlijk al verloren.

Maar ja, om nu een zorgvuldig opgebouwde beschaving en rechtstaat zomaar te laten afbreken door piemelroepende hordes die verpest zijn door decennialange vrede en veiligheid en nu hardop fantaseren over oorlogje voeren, is ook zo wat.

De handen gaan daarom maar weer uit de mouwen. De schulp gaat eraf. Als we ten onder gaan, dan liever strijdend, want  in een land waar Wilders, Asscher, Rutte, Baudet, Dijkgraaf, Roos, Seegers of Buma het voor het zeggen hebben, zal er geen licht meer schijnen. Hou aan, dat licht. Zorg dat het niet dooft.

—-

hassnaebouazza-foto-annelies-verhelstHassnae Bouazza is journalist, columnist, vertaler en programmamaker. Ze was regisseur en eindredacteur van de zesdelige documentaireserie Seks en de Zonde en heeft haar eigen online glossy Aicha Qandisha.
Foto: Annelies Verhelst

Tirade 465 is verschenen!

Aan de vooravond van ons jubileumjaar is Tirade 465 verschenen. Op de valreep, mogen we wel zeggen, nog net binnen de perken van het oudejaar. Die gimmick hadden we vorig jaar ook, toen ons kerstnummer (461) wel heel laat in december verscheen.

In haar inleiding bij Tirade 465 schreef redacteur Anja Sicking:

Volgend jaar wordt Tirade zestig. Een leeftijd die nog geen van de redactieleden heeft bereikt, maar wel een paar van de schrijvers die voor dit nummer een bijdrage leverden. Zo toont Carel Peeters (’44) met weer een spetterend stuk dat zijn schrijfconditie uitstekend is. Ook Paul Gellings (’53) blijft Tirade (’57) voor. Hij schreef een bijzonder verhaal waarin een houtkacheltje bepaalt wie blijft en wie niet.

Drie lang na de oprichting van Tirade geboren schrijvers, allen uit de jaren tachtig, laten zich van een andere kant zien. De alleskunner Wytske Versteeg debuteert als dichter. De voor haar prozadebuut met de Anton Wachterprijs bekroonde Roos van Rijswijk schreef een essay waarin ze haar pas verworven kennis over schapen die op hun rug liggen in verband brengt met het engagement in de Nederlandse literatuur. En Marko van der Wal schreef dit keer geen redactioneel maar een treurig stemmende tirade over medische adviezen.

Merijn de Boers bijdrage is oud en jong tegelijk, van hem ‘De Jaguar’, een virtuoos geschreven verhaal naar ‘De calèche’ van Gogol.

In Tirade dit keer ook veel en indrukwekkende poëzie, van Gerda Blees, Laura Demelza Bosma, Edwin Fagel en Delphine Lecompte; een vertaling van een verhaal van Aleksandr Skorobogatov en een reportage uit Manilla van Wojciech Tochman. Ten slotte twee verhalen van Hans Depelchin en één van Bram de Ridder. Illustraties door Chantal van Heeswijk.

Mooier kan het jaar niet eindigen, of – al zeggen we het zelf – het nieuwe niet beginnen. Met de wens dat het laatste nummer van de jubileumjaargang hopelijk wel op tijd zal verschijnen, sturen we al onze lezers het nieuwe jaar in. Pas op je vingers (anders bladert het zo lastig), en alle goeds en veel leesplezier in 2017!

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.

Een begin #3: brieven

 

Deze brief zal je overvallen. Alles wat ik van je had was een naam. Ik vond je adres op het internet, zag je straat en huis vanuit de ruimte en wenste dat je gelukkig was onder dat kleine bruine pannendak. Ik zette mijn wijsvinger tegen het scherm, sloot mijn ogen en wenste het hardop. Ben je gelukkig?

Ik ben je nooit vergeten omdat je mijn eerste liefde was. Bizar hoe moeilijk het na al die jaren is dat op te schrijven. Hoe eng het nu nog is te zeggen dat het meisje dat ik ooit was van je hield. Ik herinner me je grote bos blond haar, je zachte ogen en de ruimte tussen je tanden die bij elke glimlach zichtbaar werd. Dat zullen je melktanden zijn geweest, nu ik erover nadenk. Het litteken in je wenkbrauw zal groter zijn geworden.

Ik ben je een uitleg verschuldigd, maar het licht in de kamer lijkt te dimmen en de pijn neemt toe. Naast me op de matras lonkt de bediening van de morfinepomp. Zo gaat het al dagen: ik schrijf tot denken onmogelijk wordt en druk dan op het gele knopje om te kunnen slapen. Tussen de pijnpieken en verdoofde dalen door reik ik ver buiten de muren van de kamer, soms zelfs naar de andere kant van de wereld.

Elias. Geen idee hoe lang ik net geslapen heb. Mijn vingers tintelen en mijn mond is droog als karton. Met details wil ik je niet vermoeien, maar in een geval als het mijne blijken de protocollen een peuleschil. Ze hebben me een datum en – bij benadering – een tijd gegeven.

Over tien dagen zal het zijn alsof ik nooit bestond. Op de ochtend van de elfde dag is dit bed leeg, de apparatuur die over me waakt herbestemd, samen met daadkrachtige Anniek en lieve verstrooide Sadiqa. Al mijn spullen zijn verkocht. Ik dacht dat het op zou luchten, maar met het afvinken van elk losse eindje groeide mijn verlangen naar eindjes die me met de wereld verbinden en het spijt me voor je, maar jij bent er een.

Buiten het raam van klas 1B begon de zon door de mist te dringen. De eerste stralen betastten het koude glas en maakten condens van onze adem waarvan de druppels een plasje vormden op de vensterbank. Ik doopte er mijn vinger in en stak hem in mijn mond. Zoet en helder water was het, zonder een hintje pindakaas of Colgate of een van de andere dingen waar kinderadem naar kon ruiken. Juf Kerstens had ons die week uitgelegd waarom onze adem in de winter wolkjes vormde en wat wolken waren en ik zag de klas als zee; de ruit als het gebergte dat de wolken dwingt te stijgen tot ze afkoelen en regen worden.

De deur van het klaslokaal ging open en je kwam binnen met het schoolhoofd zo dicht achter je dat je op zijn tenen leek te staan.

‘Dit is Elias Bruinsma,’ zei de directeur. ‘Hij is nieuw.’

 

Ik werk toe naar een nieuwe roman. Op woensdagen publiceer ik hier af en toe een mogelijke bladzijde. 

__________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. Op 23 oktober van dit jaar verscheen zijn nieuwe en sterk autobiografische roman Het jasje van Luis Martín.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Mijn eerste ku(n)s(t)

afb: Google Streetview

Het is heel makkelijk op te wekken; onderbuikwoede. Iedereen die zegt dat-ie het niet kent liegt, of geeft er een andere naam aan – en terecht, want dat hele ‘onderbuik’ klinkt zo organerig en menstruatie-ish. Pop-up-verontwaardiging, machteloosheid als een niesbui, het gevoel tijdens een wandeling onverwacht over een plasje ijs uit te glijden en goddomme op je hoofd terecht te komen (kwaad kijken naar eventuele onschuldige omstanders en het bewuste plasje is onvermijdelijk).

Nieuws lezen en je handen omhoog willen gooien en ‘naaaaah!’ willen roepen omdat – en dan moet je dus eigenlijk na gaan denken over andere dingen dan je eigen reptielensentiment – ze X van je af willen nemen, of Y over je uit willen storten.

Zelf ben ik gevoelig voor de nostalgische variant van instantkift, het afnemen van iets wat altijd (dat wil in mijn geval zeggen: eenendertig jaar) bestaan heeft. En hoe ouder je wordt (moment, ik doe even mijn kunstgebit in), hoe meer er bij je is gaan horen. Mensen, ja, maar ook gebouwen ook al zijn ze lelijk en onveilig, zwarte pieten ook al zijn die dom en kwetsend, bermkunst, winkels die niet meer lopen, grachten die gedempt worden, klimrekken waar je nooit meer een voet op zou zetten omdat je alleen al bij het idee een heup breekt. Tv-programma’s, parfums, frisdrank, candybars.

Ik zeg niet dat je alle verandering alleen maar omdat je tegen je innerlijke bekrompen holenmens wilt vechten maar toe moet juichen. Je moet ’t per geval beoordelen en dan ook nog in acht nemen dat je niet de navel van het universum bent. Is lastig, ja, kost tijd, en vereist vooral dat je je emotionele F-sider kunt herkennen. Neemt niet weg dat je op zwakke momenten nog grienend door de buurten uit Je Jeugd kunt lopen en die snackbar die achteraf een drugshol vol illegale prostitutie bleek hartstochtelijk kunt missen. Ja, dat hol staat symbool voor een tijd waarin Paars regeerde en je knieën nog niet kraakten, maar misschien hadden ze ook wel de beste bananenmilkshake van het land, en jij kan het weten, je hebt ze allemaal geprobeerd en zal na je dood terugkeren als klopgeest omdat je nooit meer diezelfde bevrediging hebt kunnen ervaren na het drinken van zo’n kartonnen beker nepijs met nepbanaan.

Enfin, dit allemaal ter verdediging van mijn eigen oergehuil; ZE GAAN DE KUS WEGHALEN!!1!één!!1

De Kus is een beeld van Jeroen Henneman, wat ik niet wist, ik kende alleen De Kus. Het was, durf ik met enige zekerheid te zeggen, het eerste kunstwerk waarvan ik wist dat het een kunstwerk was. Als iemand in mijn buurt ‘kunst’ zei, zag ik De Kus voor me. Als we erlangs kwamen in de auto van bekenden (de eerste auto in ons huishouden kwam geloof ik toen ik een jaar of negen was, of misschien haal ik nu mijn jongere broer en onze eerste auto door elkaar) moest mijn moeder uitleggen waarom iets ook kunst is als het niet precies lijkt, geen fotorealistische weergave is. En we bleven naar buiten kijken tot De Kus een kus werd. Ik denk dat De Kus simpelweg het dichtstbijzijnde kunstwerk was, overigens, net als dat het ING-kantoor in De Amsterdamse Poort het dichtstbijzijnde bijzondere gebouw was. Volgens internet wordt dat gebouw in de volksmond ‘het zandkasteel’ genoemd, maar ik herinner me ‘de rots’. Ik vind het nog steeds prachtig, het is mijn lievelingsgebouw.

1024px-ing_bank_headquarters_at_amsterdamse_poort_02Wrang genoeg moet De Kus weg omdat ING – ze verlaten die rots namelijk in 2019 – er een kantorencomplex gaat bouwen dat geen kus voor z’n deur duldt. Het beeld zal, volgens een nieuwsbericht op de site van Het Parool, opgeslagen worden tot er een nieuwe eigenaar gevonden wordt, en dan ook nog een geschikte locatie.

‘Naaaah!’ gilde ik, met mijn handen omhoog, toen ik het las. En toen ik ging nadenken besefte ik waarom ik het riep, namelijk omdat mijn simpele ziel er nostalgische waarde aan toekent, en ik bedacht me dat de ING misschien wel een heel goede reden heeft ’t kunstwerk weg te halen, maar eigenlijk kan me dat niet zoveel schelen want – o, instantkift – zij zijn groot en ik ben klein en dat is niet eerlijk. Vanuit de grond van mijn onderbuik (gatverdamme, mensen): ik wil m’n Kus houden. Moge de weldoener met veel te veel geld en een bovenmaatse, aan een autoweg gelegen tuin zich vlug melden. Ondertussen hoop ik dat het waar is wat ik las; dat de rots, of het zandkasteel, een appartementencomplex zal worden. En dat het dan heel betaalbare huizen worden of ik onverhoeds heel rijk word, zodat ik, ondanks het feit dat mijn eerste kunstwerk niet meer in de buurt staat, op een goede dag midden in mijn eigen nostalgie zal kunnen wonen.

*Afbeelding De Kus: Google Streetview

roos-van-rijswijk-foto-irwan-droog-kleinRoos van Rijswijk is redacteur van Tirade. Ze publiceerde proza in diverse tijdschriften en de roman Onheilig (Querido, 2016).

Foto van Roos van Rijswijk
Roos van Rijswijk

Roos van Rijswijk is redacteur van Tirade. Ze publiceerde proza in diverse tijdschriften en de roman Onheilig (Querido, 2016).

Meer blogs

  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zo alleen… Zo alleen 

    Zo alleen… Zo alleen 

    (beeld: Don Duyns) Uit de hengstebron gedronken hebben.   Ik schrijf over gegeven paarden en ogen van naalden.  Over brood op de keukenplank muizen die op tafel dansen en   klokjes die tikken.  Had het meisje geantwoord.  Hij had haar rode kapje gevolgd en zijn besluit genomen.  Ik ben een poëet, had ze piepend gezegd.  Aan de...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Plonia Westendorp
    Plonia Westendorp

    Plonia Westendorp (1998) is verpleegkundige en student Nederlandse Taal en Cultuur aan de Universiteit van Amsterdam.

  • Foto van Jack de Boer
    Jack de Boer

    Jack de Boer (1966) is leerkracht in het speciaal basisonderwijs. Zijn meer dan vijfentwintig jaar aan onderwijservaring heeft hij opgedaan in Amsterdam en Franeker, en vormt een belangrijke bron voor zijn schrijverschap.

    Zijn fraaie, essayistische  De gelukkigste klas toont wat het betekent basischoolkinderen door een jaar heen te begeleiden, op weg naar een betere toekomst.

     

  • Foto van Jente Jong
    Jente Jong

    Jente Jong werkt als actrice, theatermaker en schrijver. In 2017 debuteerde ze met de roman Het intieme vreemde bij uitgeverij Querido. Daarnaast schrijft ze toneelstukken voor onder andere de Toneelmakerij en speelt ze in een jeugdvoorstelling en een poëzieprogramma. Voor Tirade schrijft ze over haar (eerste) stappen in de schrijverswereld.