Veren

Het land onder de wind schudt z’n veren op. Die wind, waar heel moeilijk over gedaan wordt maar die niets nieuws is, komt haast recht van boven, probeert de bodem om te spitten terwijl in de lucht de losgelaten herfst de mensen afleidt.
‘O, de blaadjes,’ zeggen we, ‘moet je kijken wat een schouwspel, hoeveel auto’s zullen er al onder een boom liggen en straks houden de daken het niet.’

Wat vindt de wind onder het gras van onze binnenplaatsen, onder de wegen en de stoepen?

They were digging a new foundation in Manhattan
And they discovered a slave cemetery there
May their souls rest easy
Now that lynching is frowned upon
And we’ve moved on to the electric chair

Zingt Ani Difranco tegen de wisseling van het millennium. Bestaan hier ook zulke plekken, in Nederland, of ligt de viezigheid voor het oprapen? Van allebei een beetje misschien, er zijn slavengraven en men vermoedt knekels onder de Amsterdam Toren aan het IJ, van toen daar nog mensen opgehangen werden in het zicht van de binnenvarende schepen. Maar dat is iets heel anders. Je kunt een vlak land zeven en dan blijft er vast wel ergens een stel vervloekte botten achter, tussen de petflessen, de pijpenkopjes en de heipalen. Viezigheid wordt niet per se verborgen onder vaderlandse aarde, ze kan ook in archiefkasten, voormalige koloniën, gevelstenen en afspraken zitten.

Hoe dan ook, het is niet de wind tegen de mensheid, die wind wil niets en heeft geen doel. Alleen wat verwaaide resultaten. Zoals ik, moe, achter m’n raam, ik denk terug aan muziek die ik luisterde toen ik nog niet zo moe kon zijn als nu, alleen maar omdat tussen toen en nu meer dan een decennium ligt waarin ik verschillende zaken achterliet, zoals de eindeloze energie van een kind, enkele al dan niet beantwoorde liefdes en wat een ‘rotsvast geloof in de toekomst’ genoemd wordt (‘Is there anything I can do about/Anything at all?’).

Iemand zei laatst treffend dat ze allergisch voor herfst was en ik heb besloten dat ik dat ook ben. Het is allemaal oké, murmel ik in mezelf, ik ben alleen allergisch voor een jaargetijde, en die allergie voor drie maanden culmineert in een allergie voor alles en een pijnlijke keel – het gaat wel weer over.
Bovendien is niet alles verloren. Een land heeft geen veren, dat weet ik ook wel, maar je moet niet alles kapotschreeuwen.

roos-van-rijswijk-foto-irwan-droog-kleinRoos van Rijswijk is redacteur van Tirade. Ze publiceerde proza in diverse tijdschriften en de roman Onheilig (Querido, 2016).

Foto van Roos van Rijswijk
Roos van Rijswijk

Roos van Rijswijk is redacteur van Tirade. Ze publiceerde proza in diverse tijdschriften en de roman Onheilig (Querido, 2016).

In de Oorshop

Stralend gelukkig

Toen ik zes jaar oud was, had ik een roeping. Ik was uitverkoren om volmaakt te worden. Mijn moeder hield me weg van school en wereldse mensen, maar ik verveelde me geen moment. Op een slepende bandrecorder luisterde ik naar Noorse toespraken. Met opgeheven armen dirigeerde ik Noors gezongen liederen en met de bijbel in de hand sprak ik de geiten toe in de schuur achter ons huis. Ongehoorzame konijnen werden met de pollepel getuchtigd. Overwinning van zonden was belangrijk, ook al begreep ik nog niet helemaal wat daarmee werd bedoeld. Maar het altijd verblijden en eeuwigdurend geluk leek me haalbaar. Mijn roeping was mijn redding.

Inmiddels zijn de geiten en konijnen allang opgegeten. De bandrecorder is ingewisseld voor een computer. De toespraken en liederen van de Noorse Broeders worden op hun websites begeleid door beeld. Stralend gelukkige mensen lachen in de camera en vrolijk ogende kinderen vouwen doosjes voor de Postcode Loterij.
Mijn roeping daarentegen is gestrand. Het altijd verblijd zijn bleek een vermoeiend streven. Dat eeuwige geluk. Gerbrand Bakker zou zeggen: ‘Houd daar nou eens mee op!’ Maar dat terzijde.

Voor mijn vierde roman bestudeer ik de ontwikkeling van sektes, kenmerken die zo’n gemeenschap verleidelijk en verslavend maken. Een hoogleraar spreekt van kwaadaardig als geld een belangrijke rol gaat spelen. Ergens anders lees ik dat de volgende stap geweld zal zijn.
Ondertussen komen er op mijn computerscherm berichten voorbij. Een Noorse-broeder-topman zegt te worden bedreigd. Een voormalig financieel brein zit ondergedoken. Leiders en stromannen schrijven strijdlustig blogs om zichzelf vrij te pleiten. Leden wijzen naar de buitenwereld en vergelijken zichzelf met slachtoffers van de holocaust.

Als kind met een roeping zou ik zeggen: ‘Houd daar nou eens mee op!’ Maar dat terzijde.
Om met de woorden van een ex-lid te spreken: ‘Er is een nieuw treurig dieptepunt bereikt.’

afbeeldingEllen Heijmerikx (1963) won met haar roman Blinde wereld de Academica Debutantenprijs 2010, waarover de jury o.a. schreef: ‘Beklemmend en glashelder proza. Alle pathetiek zorgvuldig vermijdend. Dit boek ademt noodzaak.’ Eerder won zij de eerste Duizend Woorden Prijs voor het beste korte verhaal. Wij dansen niet ishaar tweede roman en in 2015 kwam haar derde roman En nooit was iets gelogen uit.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Hella S. Haasse, meester van de lichte toon

illustraties in Irundina zijn van Sylvia Weve

Irundina is een Portugees meisje dat in Frankrijk werkt om het geld te verdienen waarmee haar zieke zusje naar een kuuroord kan om van haar longziekte te genezen. In de tachtiger jaren, wanneer Hella S. Haasse in Frankrijk woont, maakt Irundina ook bij hen schoon, zo leren ze elkaar kennen.

Richard Curtis is een Nieuw-Zeelandse scenarioschrijver die klassieke feel good movies op zijn naam heeft als Four Weddings and a Funeral, Bridget Jones’s Diary, Notting Hill, en Love Actually. Bepaald de minste niet, ik heb ze gemiddeld 4 keer gezien, denk ik. (Want een zwak voor het genre en als een ceterum censeo probeer ik al jaren iedereen na een gesprek over film About time aan te bevelen, die niemand kent vreemd genoeg.)

In de schitterende documentaire Eight Days a Week, the Touring Years over The Beatles, is Curtis een van de talking heads. Hij vertelde erin dat de films die hij maakt (die las ik net ensemble films worden genoemd) ontstaan zijn vanuit Curtis bewondering voor hoe de Beatles met elkaar omgingen. Hij wilde films maken met vriendengroepen die voor elkaar zorgden en om elkaars grapjes lachten. Zo bezien zie je in elk van deze films precies wat hij bedoelde. De grappige vriendenclubs die veel ruimte aan elkaars afwijkendheid geven, en ook voor elkaar zorgen, iets wat echt duidelijk in de documentarie naar voren kwam. Mooi om te zien en blijkbaar een succesvolle formule. Binnen de Beatles, maar ook in de films van Curtis. (En bij uitbreiding veel succes-tv: Friends, Sex in the City, How I met your Mother, etc.)  We willen zo’n vriendengroep.

In Love Acually, betreft een van de verhaallijnen een meisje dat schoonmaakt in Frankrijk en uit Portugal afkomstig is. Er zijn er blijkbaar nogal wat. In Irundina moeten we het zonder de romantiek doen. Hella S. Haasse doet dat ook heel mooi: aan het einde van het toch betrekkelijk droevige verhaal, van armoede, uitbuiting, niet aan een echt leven kunnen beginnen, schrijft ze: ‘Als dit een verzonnen verhaal was, zou ik wel een goede afloop kunnen bedenken.’ En daar gaat ze, ze arrangeert een ‘Richard Curtis apotheose’, de Engelse vrouw die haar naam suggereerde aan het begin van het boekje komt haar weer tegen en helpt haar bijvoorbeeld eigenaar te worden van het restaurant waar ze werkt .(We zien in Love Actually Colin Firth door Lissabon lopen om zijn Portugese werkster een aanzoek te doen, in het restaurant waar zij dan werkt). Zo’n einde.

Maar het is geen verzonnen verhaal… we weten niet hoe het met Irundina afloopt, maar erg gelukkig is haar leven niet begonnen. Het is Haasse’s scherp gevoel voor empathie, haar heel lichte toon – waardoor het bijna een kinderboek zou kunnen zijn – die zo’n indruk maakt.  Naast Sylvia Weve’s mooie illustraties. Ontheemdheid en illegaliteit, werken voor te weinig geld, de dromen uit je leven zien verdwijnen. Irundina is een schrijnend altijd actueel en prachtig vormgegeven en geschreven boekje.

 

Overigens ben ik van mening dat iedereen About Time zou moeten zien, het vergeten meesterwerk in het feel good genre van Richard Curtis…

 

Hella S. Haasse Irundina, met tekeningen van Sylvia Weve. Uitgeverij Querido, 2016

——————–

img_2482Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot en was redacteur bij Tirade. Schreef al eens een stukje over Haasse.

Is momenteel (niet slecht qualitate qua) zeer enthousiast over: Gilles van der Loo Het jasje van Luis Martín, Joseph Mitchell McSorley’s wonderbaarlijke Saloon (vertaling Dirk-Jan Arensman) en Marijke Schermer Noodweer.

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Een begin#2: Jouw kant van de kamer

Tegen het einde van de nacht droomde ik over je. Ik was op een thuisfeestje op de bovenste verdieping van een smal gebouw en zag je aan de andere kant van de kamer.

Je leunde tegen de muur met je handen achter je billen, en luisterde naar een man die ik niet kende. Ik wilde naar je toe, maar merkte dat de vloer begon te hellen. Scheuren ontstonden in de bakstenen wanden terwijl de gastheer champagne schonk, en niemand leek te merken dat het parket onder spanning stond, de visgraatlatjes van hun lijmlaag loskwamen en er breukvlakken verschenen. ‘Lang zal hij leven,’ zongen de gasten en met elke stap die ik in je richting zette gleed ik er een terug, maar mijn verlangen was als warme adem op je hals. Je draaide je hoofd en zag me.

‘Suus,’ fluisterde ik, en de woorden slalomden tussen de pratende en lachende gezichten door naar je toe. Een scheur trok over het plafond, de ruiten barstten in hun sponning en het licht viel uit terwijl de gasten proostten en lachten. Je lachte met ze mee en op dat moment besefte ik dat ik droomde; dat deze droom niet anders af zou lopen dan alle andere. Ik zou jouw kant van de kamer nooit bereiken, en een ijzig daglicht wachtte op me in mijn nauwelijks beslapen bed.

 

De komende weken werk ik aan het begin van een nieuwe roman. Elke woensdag publiceer ik hier een mogelijke bladzijde. Muziek die ik luisterde bij de bladzijde van vandaag: Randy Newman, I’ll Be Home

__________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. Op 23 oktober van dit jaar verscheen zijn nieuwe en sterk autobiografische roman Het jasje van Luis Martín.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Achteraf gezien

In januari van dit jaar ging ik naar een opera, een beetje klunzig toneelstukje met werkelijk adembenemende muziek. Een maand daarvoor zag ik een film waarin een man in de buik kroop van zijn opengesneden paard. Zo overleefde hij een sneeuwstorm, maar zijn paard was dood. Ergens in die zomer daarvoor at ik met schrijvers spaghetti carbonara terwijl een van hen beschreef hoe hij ooit tijdens een seksdate op een blinde man plaste. In het voorjaar zag ik in een chique Parijs warenhuis een reuzenrad vol glitterschoenen en een fles drank die achtentwintigduizend euro kostte. Helemaal aan het begin van dat jaar had ik een deadline voor mijn boek. Toen zag ik op tv een man een agent doodschieten met een Kalasjnikov terwijl hij iets riep, luidkeels, en ik herkende iets. Het aanbidden van een god, het vuur van overwinning en het volledig toegewijd zijn.

Inmiddels heb ik het geloof van mijn ouders vervloekt. Niet alleen in mijn hoofd, maar ook op papier. Ik zie de Noorse religieuzen niet zo snel met Kalasjnikovs tegenstanders neerschieten. Toch zijn ze in staat van paraatheid en sluiten hun gelederen. Niet de leiders, aanverwanten en stromannen die zich ten koste van de leden verrijkt hebben zijn de vijand, maar de buitenwereld, de krant, journalisten, ex-leden en de geestenwereld.

Ik zou alles wat ik bezit afstaan aan de mannen die aan de leiding staan, schrijft een broeder op Facebook. Wij strijden voor onze kinderen, wij strijden voor recht. En die strijd voeren wij met alles wat in ons is.

Een ex-lid schrijft: Toen de kinderen van mijn dochter niet meer bij ons mochten komen omdat ik gescheiden en weer samenwonend ben, heb ik op het randje gestaan om uit het leven te stappen.

Een ander ex-lid schrijft: Toen de broeders mij een zuster aanboden om me te genezen van mijn geaardheid, heb ik geweigerd. Vanaf dat moment was ik als jonge jongen mijn familie kwijt.

Ik kijk naar de eerste schoolfoto van mezelf. Een zesjarig meisje, ogen als halve maantjes en een ontbrekende tand. Achteraf gezien was die rare absurde buitenwereld niet mijn vijand, terwijl me dat toen wel door de broeders werd voorgespiegeld. Achteraf gezien is de ware vijand degene die met volle overtuiging de groei en vrijheid van zijn eigen kinderen belemmert.

 

afbeeldingEllen Heijmerikx (1963) won met haar roman Blinde wereld de Academica Debutantenprijs 2010, waarover de jury o.a. schreef: ‘Beklemmend en glashelder proza. Alle pathetiek zorgvuldig vermijdend. Dit boek ademt noodzaak.’ Eerder won zij de eerste Duizend Woorden Prijs voor het beste korte verhaal. Wij dansen niet is haar tweede roman en in 2015 kwam haar derde roman En nooit was iets gelogen uit.

Kwestie van perspectief

We zijn wel wat gewend in de romankunst. De onbetrouwbare verteller kennen we al – dus dat je als lezer er op zeker moment achterkomt dat wie het verhaal vertelt gewoon niet te vertrouwen is (Pale Fire, Nabokov), –  een misschien geesteszieke verteller (Don Quichote, Cervantes)  de autist als verteller (The Incident with a Dog by Night Time Mark Haddon). Het schilderij  als verteller (Specht & zoon, Willem-Jan Otten) en de reeks is schier eindeloos. In een eeuw of tien romankunst heeft een lange rij schrijvers zich afgevraagd welk perspectief te kiezen. In Ian McEwan’s Nut shell is het de ongeboren baby.

McEwan is zo’n schrijver die je blijft volgen als je ooit met hem begonnen bent, hij schreef aardige boeken (Enduring Love, Sweet Tooth), heel goede  (Atonement, On Chesil Beach, The Children Act) en een briljant boek (Saturday).

Een van de kwaliteiten van McEwan is de economie van zijn vertelling, waardoor hij plaats overhoudt voor boeiende terzijdes.

‘She reaches up to a cupboard for the tin of ground coffee and the filter papers, runs the cold-water tap, fills a jug, fetches a spoon. Most of the cups are clean. She sets out two. There’s pathos in this familiar routine, in the sounds of homely objects touching surfaces. And in the little sigh she makes when she turns or slightly bends our unwieldy form. It’s already clear to me how much of life is forgotten even as it happens. Most of it. The unregarded present spooling away from us, the soft tumble of unremarkable thoughts, the long-neglected miracle of existence. When she’s no longer twenty-eight and pregnant and beautiful, or even free, she won’t remember the way she set down the spoon and the sound it made on slate, the frock she wore today, the touch of her sandal’s thong between her toes, the summer’s warmth, the white noise of the city beyond the house walls, a short burst of birdsong by a closed window. All gone, already.’

Ik vind dat deze passages de kracht van McEwans schrijven uitmaken. Ze zijn precies, origineel, veelzeggend. Wat ik opvallend en misschien heel knap vind, is dat McEwan met zijn keuze voor dit ongewone perspectief niet op de loop gaat. Zoals ik zelf bijvoorbeeld zou doen. Ik kom nu al enige dagen niet tot rust door gedachten over wat ie allemaal had kunnen doen met deze denkende baby die getuige is van de moordplannen van zijn moeder en haar minnaar op zijn vader.

Wat McEwan wel deed: hij heeft de baby veel kennis gegeven doordat hij meesluistert naar radioprogramma’s en podcasts. De baby hoort natuurlijk de gesprekken van moeder en minnaar, hij hoort de hartslag van de moeder dus weet wanneer ze bang is. Hij wordt dronken als de moeder teveel drinkt. Hij ergert zich aan de seks die hij moet ondergaan, met dat Ding dicht bij zijn hoofd…

Wat McEwan niet deed is vooral in het verhaal handig gebruik maken van wat de baby verkeerd ziet of misinterpreteert, hoewel dat héél uitdagend is voor de schrijver, lijkt me. En dat had de roman echt knap gemaakt.

Maar misschien is echt knap wel niet de bedoeling. McEwans pleidooi voor het gewone en het dagelijkse is wellicht veelzeggend: er is in wat er al dagelijks verdwijnt zoveel bewonderenswaardigs, the unregarded present spooling away from us, the soft tumble of unremarkable thoughts, the long-neglected miracle of existence, dat de schrijver misschien niet moet proberen al te knap en geniaal door te denken. Maar ik blijf maar scenario’s bedenken. Wat bijvoorbeeld als…

——————–

img_2482Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot en was redacteur bij Tirade.

Is momenteel (niet slecht qualitate qua) zeer enthousiast over: Marijke Schermer Noodweer, Gilles van der Loo Het jasje van Luis Martín en Joseph Mitchell McSorley’s wonderbaarlijke Saloon (vertaling Dirk-Jan Arensman).

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zo alleen… Zo alleen 

    Zo alleen… Zo alleen 

    (beeld: Don Duyns) Uit de hengstebron gedronken hebben.   Ik schrijf over gegeven paarden en ogen van naalden.  Over brood op de keukenplank muizen die op tafel dansen en   klokjes die tikken.  Had het meisje geantwoord.  Hij had haar rode kapje gevolgd en zijn besluit genomen.  Ik ben een poëet, had ze piepend gezegd.  Aan de...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Plonia Westendorp
    Plonia Westendorp

    Plonia Westendorp (1998) is verpleegkundige en student Nederlandse Taal en Cultuur aan de Universiteit van Amsterdam.

  • Foto van Kevin Headley
    Kevin Headley

    Kevin Headley (1983) is een Surinaamse documentairemaker, journalist en schrijver. Sinds een aantal jaar schrijft hij ook korte verhalen, welke onder andere gepubliceerd zijn in de Surinaamse krant de Ware Tijd, het opinieblad Parbode, het online literair tijdschrift Papieren Helden, het tijdschrift Wobby en Tirade. Kevin heeft ook de speciale uitgave van Tirade PRAKSERI met alleen Surinaamse verhalen samengesteld. Tweewekelijks leren we door zijn ogen verschillende aspecten kennen van Suriname.

  • Foto van Julia Buijs
    Julia Buijs

    Julia Buijs is theater- en filmschrijver en manusje van alles. Deze zomer studeert ze af aan de opleiding Writing For Performance aan de HKU, met het scenario voor een bemoedigende animatiefilm over een station waar het altijd regent en niemand een gezicht heeft. Met dit en haar toekomstig werk wil ze proberen de lezer stil te laten staan, adem te laten halen en zichzelf en anderen te omarmen. Haar teksten zijn fantasierijk, gelaagd, experimenteel en persoonlijk. Ze werkt door middel van sprokkelen, puzzelen en plakken en gelooft binnen vijf jaar een eigen genre gecreëerd te hebben. Verder zal je haar kunnen vinden als vleermuisveldwerker, regisseur, festivalprogrammeur, creatief producent, saunameester, kinderboekenschrijver en juist ook voorloper van de ‘Kinderlijke’ Verhalen voor Volwassenen.