Dunning-Kruger

Wanneer je je lange tijd toelegt op het leren van iets moeilijks – zoals het schrijven van romans, het leren van een vreemde taal of de beginselen van Aikido – dan zijn er momenten in je leerproces waarop je heel even voelt dat je het allemaal begint te begrijpen. Nu, denk je dan, sta ik boven de stof. 

Zo’n moment wordt in mijn ervaring altijd en vrijwel onmiddellijk gevolgd door een bijna verlammend besef van hoe weinig je eigenlijk weet en kunt. De zestien jaren die ik nu in het Aikido geinvesteerd heb leerden me dat dit besef het gevolg is van het voorlopen van je vermogen je eigen functioneren te bekijken op het feitelijke niveau van je vaardigheden.

Het leek me een voorwaarde voor groei: als je niet weet wat je nog fout doet dan kun je ook niet beter worden.

Door een Youtubefilmpje van John Cleese kwam ik erachter dat dit principe een omgekeerd dunning-krugereffect is. Het effect zelf is volgens Wikipedia: “…een psychisch verschijnsel. Het treedt op bij incompetente mensen die juist door hun incompetentie het metacognitieve vermogen missen om in te zien dat hun keuzes en conclusies […] verkeerd zijn.”

Hoewel Cleese het effect aanhaalt om te laten zien hoe oenen niet doorhebben dat ze oenen zijn, zou ik er een andere boodschap uit willen distilleren. Soms kom je ze namelijk tegen: de gelukkigen die kennelijk niet aangeslagen zijn door dat steeds terugkerende gevoel van het – nog lang niet – kunnen. Gelukkigen die in principe dezelfde vaardigheden hebben als anderen, maar door een soort spontane mutatie niet gehinderd zijn door, of blijven hangen in ervaren ontoereikendheid. In frustratie.

Dat zijn de hoogvliegers. Ze zullen sneller beter zijn in alles wat ze ondernemen omdat ze frustratie kunnen verdragen. __________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. Op 23 oktober van dit jaar verschijnt zijn nieuwe roman Het jasje van Luis Martín.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

In de Oorshop

Therapie (2): meppen, je armen voelen en wakame gooien



Twee mannen staan tegenover elkaar in een bos. Laten we zeggen dat de ene man een therapeut is en de andere man een cliënt. De ene man zegt tegen de andere man: ‘wat voel je?’
De andere man zegt: ‘waar?’
‘Je armen’
‘In mijn armen?’
‘Ja. Voel je dat?’
De man die zijn armen moet voelen, denkt na. Probeert te voelen. Het waait in het bos. Bladeren ritselen, er valt een takje naar beneden.
‘Ja man,’ roept de man die zijn armen moet voelen uit, ‘ik voel het man!’

*

In de eerste aflevering van Volgens Robert slaat de huisarts Robert Finkelstein eerst een strijkplank doormidden en dan zijn vrouw Jacqueline voor haar gezicht. Twee keer. Jacqueline heeft het daarvoor over een vakantie in Noorwegen. Iets met fjorden en op een boot varen om walvissen te kunnen zien. Daarna haalt Robert uit. Jacqueline kijkt verbouwereerd, zegt: ‘Je gaat in therapie. Maar eerst ga je een nieuwe strijkplank kopen.’
In het volgende shot staat Robert met de gebroken strijkplank in de Blokker. In een rij met mensen die net als hij – en ik – waarschijnlijk wel eens zin hebben om hun vuist in iemands gezicht te planten, een gordijn van de rails te trekken of iets kapot te gooien.

*

strijkenIk ben op een feestje in Amsterdam en vertel aan twee meisjes over de man die naar het bos gaat om daar zijn armen te voelen. Ik zeg dat ik ook zoiets wil. Ik denk aan de mensen die ik afgelopen week sprak. Ze zeiden dingen als: ‘je moet gewoon bier drinken’, ‘je kunt naar een haptonoom, maar die raakt je ook aan’, ‘je moet niet in een traject terecht komen’. De meisjes en ik staan op een balkon en kijken uit over een grachtje. Aan de overkant is een hotel, waar mensen steeds vergeten de gordijnen dicht te doen. Een vrouw ligt in zwarte lingerie op haar buik op het bed. Ze heeft haar benen in de lucht. Ze is alleen, maar het lijkt of ze op iemand wacht. Een haptonoom legt haar hand op je rug en vraagt je te voelen, vraagt je dieper te graven dan waar je in je hoofd bent.

*
We leven allemaal volgens patronen. We herkennen ze of we herkennen ze niet. Als we ze niet herkennen komt het tot een ontploffing. Het valt alleszins mee met de man die in een bos staat te schreeuwen dat hij zijn armen voelt. Ik probeer me in hem te verplaatsen als ik in bed lig. Maar een bed is geen bos en er is niemand om aan me te vragen hoe mijn armen voelen of om een hand op mijn rug te leggen.

*

Robert wordt door Jacqueline de laan uit gestuurd en hij komt niet meer terug. Tussen het moment van zijn vertrek en niet meer terug komen, gooit hij een baksteen door een ruit, gaat hij in therapie bij een vrouw die zelf ook in therapie zou moeten en veel te veel drinkt, koopt hij een midlifecrisis-bontjas en wipt hij met een minstens twintig jaar jonger meisje. Hij zegt dat hij zich vrij voelt. Hij huilt en schaamt zich als hij een banaan eet.

*

Je moet naar de kreukels blijven kijken en blijven strijken. Je moet die plank heel houden. Van overhemden, blouses en shirts dient de stof recht te zijn. Keurig. Bij keurig hoort niet je vrouw voor haar gezicht meppen. Of een bakje wakame, Japans zeewier, tegen een muur smijten – iets wat ik een aantal maanden geleden deed. Dank god voor het gradatieverschil tussen de klap en het zeewier, maar toch, als ik terug denk aan dat moment van gooien, denk ik aan die man in dat bos. Aan de armen en hoe dat voelt. Hoe het voelt als het echt voelt, bedoel ik: in je lichaam. Dat je spieren stijf trekken en dan loslaten, dat alles stroomt en warm is, dat je weet waar die stroom voor staat.

wakame

lisa-weedaLisa Weeda (1989) schrijft, maakt literair programma bij Mooie Woorden in Utrecht, is co-host bij de literaire podcast Ondercast, geeft les en workshops. Haar werk verscheen onder meer in Das Magazin, De Titaan, op De Optimist en Hard//Hoofd. Lisa is onderdeel van het Slow Writing Lab, het talentenprogramma van het Nederlands Letterenfonds. In november verschijnt haar chapbook ‘De benen van Petrovski’ bij Literair Productiehuis De Wintertuin.

Foto: Masha Bakker

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Van de ene taal in de andere – en terug

Om de tijd door te komen begonnen we, mijn reisgenoot en ik, een vertaalspelletje op het terras tussen de olijfbomen. Aan mij de taak om een buitenlands boek te kiezen uit de kast van de communale lodge waar we verbleven. De keuze was beperkt, zeker doordat ik geen zin had in Duits. Ik kwam terug met Chuck Palahniuks roman Choke. Nooit gelezen – hij ook niet trouwens – maar ik ken wel zijn korte, rauwe stijl van Fight Club.

We begonnen bij het begin maar gewoon te vertalen, a prima vista, zonder voorkennis van het verhaal. Wisten wij veel waar we in terecht zouden komen. Meteen al de eerste zin maakte onze tongen los: ‘If you’re going to read this, don’t bother.’ Want los van hoe dit precies te vertalen, bevindt deze openingszin zich ergens tussen de gelatenheid van Melvilles ‘Call me Ismael.’ en Dostojevski’s zelfontkennende proloog bij De broers Karamazov. Zou het mogelijk zijn de rest van het boek te typeren aan de hand van alleen de eerst zin? Charles Bukowski zong ergens in ons achterhoofd rond: don’t try!

Waar we op uitkwamen (‘Als je dit gaat lezen, vergeet het maar’?) weet ik niet exact, maar dat doet er ook niet toe. We zochten naar spreektaligheid om de nonchalance van het Engels, zoals ‘Get out while you’re still in one piece’, weer te geven. Inclusief gehakketak over hoe, wat en waarom waren we met de eerste pagina (toch wel 60 woorden) al gauw een half uur zoet. Toen kwamen er anderen bij ons zitten.

Later kwam dezelfde vriend met een ander spel, meer een raadsel. Hij mailde drie versies van een socialistisch dichtwerk van Herman Gorter, met daarbij de vraag of ik kon raden welke de echte was. Ik dacht dat ik goed in m’n Gorter zat, en na het lezen en herlezen van de Mei wel een beetje gevoel had ontwikkeld voor zijn taal. Niets bleek minder waar. De andere twee waren zijn Nederlandse vertalingen op basis van, let op, de Duitse vertaling van Gorters werk door Max Koblinsky. Ik vond de verschillen tussen de drie eigenlijk miniem, zo liet ik hem weten. Maar hij schreef uit voorzorg onverbiddelijk: ‘eventuele nieuwsgierigheid naar het juiste antwoord (Google is ook mijn beste vriend) te beteugelen.’

Was het maar weer vakantie.

 

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds drie jaar blogt hij bijna wekelijks voor tirade.nu.

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.

Tirade x De Nieuwe Garde

 

Mooi nieuws! Vanaf nu werkt Tirade samen met De Nieuwe Garde, om aanstormende essayisten begeleiding en een podium te bieden.

De Nieuwe Garde selecteert veelbelovende essays (je kunt inzenden!) en zoekt voor de inzenders een passende mentor bij een van de partnertitels – andere partnertitels zijn onder meer Das Magazin, De Gids, De Nederlandse Boekengids, De Optimist en Ons Erfdeel.

Check de website van De Nieuwe Garde voor het hoe & wat. De redactie van Tirade kijkt uit naar mooie essays en een fijne samenwerking!

 

729beff9

Metafiziese jazz

Hoe kan toch muziek opklinken uit tekst? Er zijn musici of componisten die je leert kennen doordat een schrijver of dichter over ze schrijft. Ik leerde Robert Schumann pas echt kennen door de gedichten van Erik Menkveld. Haruki Murakami’s Kafka on the Shore bracht Beethovens Ghost Trio in mijn afspeellijsten. Ik heb letterlijk honderden keren Mozart’s Requiem gedraaid nadat ik las dat Jean Genet eigenlijk altijd Mozarts Requiem luisterde als hij schreef. (Dat is nog eens iets anders dan Vestdijks stofzuiger. Arme ziel.) Het Ave Verum ken ik als zo velen van Bij nader inzien, van Voskuil. Met dichtgeknepen neus te citeren: ‘Moeten we nu altijd dat verdomde Ave Verum draaien?’

In Jonathan Coe’s The Rotters Club speelt The Lark Ascending van Vaughn Williams een rolletje. Het was de eerste keer dat ik überhaupt van die componist hoorde. Een belangrijke ontdekking voor mij was door de proloog van James Agee’s A Death in the Family (knap vertaald door Nele Ysebaert en door van Oorschot uitgegeven: lees dat boek) de dromerige proloog heet Knoxville, summer of 1915 en is geweldig getoonzet door Samuel Barber, de grote Amerikaanse componist, die je waarschijnlijk verder alleen kent van het grote adagio for strings dat op de begrafenis van Kennedy gedraaid werd, en eigenlijk op elke belangrijke begrafenis in de VS daarna.

‘Eric Dolphy’ is de titel van een gedicht van Campert. Toen ik het las kende ik de artiest niet. Nadat ik het gelezen had heb ik jarenlang Dolphy gedraaid, en ik doe dat op dit moment ook. Het gedicht staat in Campert Compact.

Niet omdat Campert de kwaliteit van zijn muziek in dat gedicht beschrijft, overigens:

Het staat vast
dat alle mensen sterven
maar van alle mensen het eerst
de jazzmusici

[…]

Dolphy bleef in Europa, zoals hij zijn kameraad Charles Mingus had gemeld, maar niet omdat zoals hij zei hij wat teleurgesteld was in Amerika, maar omdat hij in een stomme diabetische coma geraakte, die mogelijk door de Berlijnse artsen voor een overdosis werd aan gezien. Tragische levens, Dolphy werd 36. (Luister bijvoorbeeld zijn Feathers, van Out There eens, of eigenlijk gewoon die hele LP steeds weer…)

Campert en jazz is misschien bijna een cliché. Maar de uitvoering van zijn ‘Lamento’ met het kwartet van Benjamin Herman van afgelopen dinsdag in de Rode Hoed  zal niemand daar aanwezig licht vergeten. Ik zag mensen met tranen op de wangen.

Hier een eerdere uitvoering:

Hier gebeurt iets. Iets als bij Paul van Ostaijen, een van Camperts grote voorbeelden: bijna Metafisieze jazz

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Een dochter

Petra met de krulletjes lichtte ons voor over de laatste weken, en zoals altijd als B en ik bij de vroedvrouw zijn bekroop een loden slaperigheid me: een zware jas die zich tot aan mijn neus dichtritste.

Mijn benen wogen elk een ton en als ik niet zo sloom geworden was door de warmte in de groenpastellen ruimte had ik me zorgen kunnen maken over de draagkracht van de IKEA-stoel waarop ik zat.

B luisterde aandachtig. Ik begrijp niet hoe ze dat opbrengt, helemaal omdat je van de vroedvrouw altijd een A4-tje meekrijgt waarop exact staat wat ze je net heeft verteld. Terwijl ze voorlicht verwijst ze er al naar.

‘Maar dat staat ook allemaal op het formulier dat ik jullie straks geef,’ zegt ze dan.

En ik, beklemd door mijn steeds verder vernauwende bewustzijn, denk: Geef hier, dat ding. Dan kunnen we allemaal naar huis.

Gelukkig was Nadim mee, die meestal als een kleine satelliet van zijn vader precies datgene doet wat ik zou willen doen, maar niet kan vanwege de slopende sociale wenselijkheid van alles. In dit geval was het: me keer op keer met een aanloop op een kevervormige poef werpen tot B het me verbood, en daarna uit wraak de stethoscoop van de vroedvrouw gappen.

Na een eeuwigheid brak het moment aan dat het allemaal goed maakt: we mochten het hartje van onze dochter horen. Haar hartje klinkt als het begin van een vijfenveertigtoerenplaat waarin twee krassen vlak opeen zitten. Steeds verwacht ik muziek.

Wie ben je, denk ik dan. Naar wiens hart luister ik hier?

Ik heb altijd een dochter gewild. Heb er zelfs nooit rekening mee gehouden dat ik een zoon zou kunnen krijgen. Inmiddels draait Nadim alweer vijf jaar met B en mij mee, en is hij iemand gebleken die ik nooit had willen missen.

We namen afscheid van Petra met de krulletjes, en ik vroeg me af waarom ik me zo gruwelijk onvoorbereid voel voor het krijgen van een dochter. Alsof dit mijn eerste kind gaat worden.

Alsof ik voor een volle zaal in moet vallen bij een mij onbekende band, en de muziek op het punt staat te beginnen.

__________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. Op 23 oktober van dit jaar verschijnt zijn nieuwe roman Het jasje van Luis Martín.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Oaseman

    Oaseman

    Na drie dagen door Marokko te hebben gereisd over extreem droge vlaktes, langs rode, gele en zwarte rotsformaties, door dorpjes opgetrokken uit het stof waarop ze stonden en voorbij bergkammen waar nog sneeuw lag, daalden we weer langzaam af. Ons doel was de woestijn, waar B en de kinderen erg naar uitzagen. Ik had al...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De dood vertelde de mooiste dromen te dromen

    De dood vertelde de mooiste dromen te dromen

    (beeld: Don Duyns) Een zandkasteel met hoge bogen, moddervloeren, een troon van schelpen en kerkertralies van vissengraatjes. Tussen duin en zee zat een eenzaam klein blond jongetje, maar in zijn hoofd had hij een hele familie: een man, twee kinderen, een dozijn paarden, wat parkieten, een roedel honden en een os. Voor de mensen bouwde...
    Lees verder
  • Afbeelding bij BELLY

    BELLY

    (beeld: Don Duyns) Jonah staat tot zijn knieën in het water. Hij zet een stap naar links. Nog een stap naar links. Het water is ondoorzichtig grijs. Diepteloos. Hij heeft zijn tenen al tijden niet gezien, maar ze zitten er nog wel. Daar wordt hij steeds aan herinnerd. Op de bodem ligt het zware afval...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Ida Hondelink
    Ida Hondelink

    Ida Hondelink is schrijver en performer. Ze studeert momenteel af aan de studie Writing For Performance aan de HKU. Reeds is ze actief als dichter en essayist op verschillende platforms en podia, waaronder Notulen van het Onzichtbare, Hard//hoofd, Dichters in de Prinsentuin, de U-Slam en de Nacht van de Literatuur. Haar werk is fantasierijk, maatschappijkritisch en heeft doorgaans een poëtische ondertoon.
    (portret: Lin Woldendorp)

  • Foto van Senna Felius
    Senna Felius

    Senna Felius (1997) is dichter. Ze studeert filosofie en Arabisch en woont in Egypte. Haar poëziedebuut staat in Tirade 487.

  • Foto van Marian van der Pluijm
    Marian van der Pluijm

    Marian van der Pluijm (1997) is historica. Momenteel woont ze in Boedapest, waar ze Hongaarse Taal en Cultuur studeert. Voor VPRO-radioprogramma OVT maakte zij een documentaire over de Hongaarse dichter Miklós Radnóti. Zondag 7 november werd de documentaire uitgezonden op NPO Radio 1.