Ons plein

Waar wij wonen worden dingen neergezet voor de mensen. Er wordt op een lege dinsdagmiddag een podium gebouwd op een nat plein, het podium staat snel zodat het ook snel weer mee te nemen is, het is een vloertje op pootjes. Iemand drukt op een knop, iemand zingt op muziek die nergens vandaan komt; dit is een van de neergezette dingen. Niemand zit te wachten op de dingen die neergezet worden – niet op het springkussen waarvan de blaasinstallatie herrie maakt, niet op de All You Need is Love-bus, niet op de kermis en al helemaal niet op de zingende kerstmannen die het winkelend publiek achtervolgen met hun draadloze microfoons.
Wij zijn geen winkelend publiek, we doen boodschappen en dat doen we op een plein vol holle doorgeefzaakjes. ’s Avonds liggen we in bed en horen een plofkraak. ’s Ochtends staan we op, doen we de dag zoals je een dag doet en we kopen eten om de rest van de dagen ook te overleven. De dingen met hun felle kleuren schieten als wijzende vingers de grond uit; we horen lol te hebben, en geld om aan de kerstmannen te geven en we horen niet hard te lachen als de DJ voor de Hunkemöller het knopje voor scratchgeluid indrukt- nee, ze schermafbeelding-2016-10-17-om-09-05-25denken echt dat we het mooi vinden, we moeten ervan genieten. Ze denken dat wij mensen zijn die niet weten dat je scratcht met een langspeelplaat. Heb het in godsnaam leuk, vlaggen de draaimolens, de volksdansers, de steltlopers en de elastieken tuigjes waar je je kind mee tot boven lege warenhuizen kunt laten lanceren; geniet, geniet, klap toch mee, het leven is mooi. We weten heus dat het leven even mooi als rot, even droog als nat, even vol als leeg kan zijn, maar hier even niet. Hier hoeven we de schaduw van de metershoge gemeentehanden die ons het prullerig vertier toeschuiven niet te dulden. Als de fotograaf die ons vast moet leggen terwijl we in een suikerspin happen passeert happen we niet in een suikerspin, we kopen geen suikerspin, we kopen een pak rijst en een zak aardappels en hondenbrokken en sperziebonen, die in de aanbieding zijn.
En we wachten, met de kaken op elkaar, tot ze ons eindelijk begrijpen.

 

 

 

roos-van-rijswijk-foto-irwan-droog-kleinRoos van Rijswijk is redacteur van Tirade. Ze publiceerde proza in diverse tijdschriften en de roman Onheilig (Querido, 2016).

Foto van Roos van Rijswijk
Roos van Rijswijk

Roos van Rijswijk is redacteur van Tirade. Ze publiceerde proza in diverse tijdschriften en de roman Onheilig (Querido, 2016).

In de Oorshop

Therapie (3) – I SAID I don’t want to talk about it

Als driejarig kind heb ik een grote lappenpop, Josefien, en een imaginary friend, Tamara. Op de momenten dat ik iets sloop – regelmatig – of me eigenwijs gedraag – zeer regelmatig – geef ik Tamara de schuld. Vanaf september 1992, ik ben dan drie en een half, wordt Tamara vervangen door de Paashaas. Die doet vanaf dat moment alles fout. Ik weet niet hoe ik dit – totaal niet seizoensgebonden – beslis. Wel weet ik dat ik mijn broer, die pas vijf maanden oud is, voorlopig onmogelijk ergens de schuld van kan geven. Dat zou opvallen.

*
‘Boy, did I get in trouble at school today,’ zegt Calvin. Hij loopt met Hobbes, zijn tijgerknuffel die tot leven komt als er niemand in de buurt is, door de sneeuw.
‘What happened?’ vraagt Hobbes.
‘I don’t even want to talk about it,’ antwoordt Calvin. Hij steekt zijn handen in zijn broekzakken en kijkt boos naar de grond.
Een tijd lopen de tijger en het jongetje zwijgzaam naast elkaar. Dan vraagt Hobbes: ‘Did it have anything to do with all those sirens around noon?’
Calvin trekt zijn cartoonmond wijd open tot een zwart gat en schreeuwt ‘I SAID I don’t want to talk about it.’

*

235112299_ec87d248c3_oMijn oud docent zegt dat ik naar familieopstelling-therapie kan. Hij heeft me net begroet door me warm te omhelzen.
‘Wat een gedoe en een zooi, Lisa,’ zegt hij. Ik zeg niks. Ik voel me een blok cement tussen zijn armen.
‘Familieopstellingen, ik raad het meerdere mensen aan. Ik ken twee hele goede therapeuten. ****** ****** -Nederlandse celebrity van formaat, van wie ik niet weet of iedereen dit mag weten- komt daar ook.’
Ik denk aan de celebrity. Aan de mensen die om deze BN’er heen staan tijdens de sessies en helemaal niet meer aan hun onevenwichtige familiebalans of werkvloersituatie denken. Ik vraag me af of iedereen zich groot zal proberen te houden tegenover diegene en denk daarna meteen: nee, ik zou dat misschien nog proberen, de eerste keer.
‘Niet dat het daar om gaat,’ zegt hij snel, ‘maar zo goed zijn die mensen dus.’

*

Calvin ziet de dingen zo: school is verschrikkelijk, huiswerk een marteling, in bad gaan niet goed voor zijn toekomstige sterrenstatus, zijn klasgenootje Susie is alleen leuk om sneeuwballen tegenaan te gooien. Er gaat veel te veel tijd verloren aan serieuze dingen. Met Hobbes bespreekt hij filosofische first-world-problems, bouwt hij kastelen, sleet hij van dodelijk lijkende heuvels af. De opstelling is simpel: zijn ouders zijn gewoon de baas, zijn vader is softer dan zijn moeder, meestal krijgt hij zijn zin niet. En als er iets heel erg mis gaat, geeft hij Hobbes de schuld. Zoals ik eerst Tamara en daarna de paashaas de schuld gaf.

*

fullsizerenderIn 1992 is er een middag, waarop mijn moeder het al enige tijd verdacht stil vindt. Ik ben een kind dat zich uren alleen kan vermaken, maar meestal maak ik dan wel geluid. Ik praat bijvoorbeeld tegen Josefien of schuif heen en weer met potloden of blokken. Mijn moeder loopt naar de woonkamer, kijkt de hoek om en ziet me zitten in een zee van witte bolletjes piepschuim. Ik heb een gat dat in de leren poef zit kundig open gefriemeld en de bolletjes er secuur en gefascineerd uitgehaald. Tot ik gretig word en het gat groter wil hebben, dan spuit er plots een tsunami van witte zooi uit. Ik kan het onmogelijk met mijn eigen handen terug stoppen, de bolletjes blijven er tot mijn frustratie ook telkens weer uit vallen. Mijn moeder loopt naar de slaapkamer, pakt haar camera en maakt een foto. Daarna krijg ik straf. ‘Dat is niet de bedoeling, Lisa,’ zegt ze.

*

Als ik thuis ben bij mijn moeder, zoek ik de foto op in het album van het jaar 1992-1993. Ik zit in een roze indianentrui, bloemenbroek en konijnenpantoffels in een zee van wit, mijn armen paniekerig en verslagen in de lucht. Ik kan niemand de schuld geven, ik ben alleen. Tamara of de Paashaas staan niet op de foto. Ik ben vierentwintig jaar ouder. Als ik twee jaar terug naar familieopstelling therapie zou zijn gegaan, had ik mijn ouders of anderen de schuld gegeven van alle fouten die ik maakte, van de keren dat ik niet naar de academie ging, mijn werk afbelde, te veel lanterfantte, tegen meisjes loog, zei dat ik films had gezien die ik niet had gezien. Ik zou proberen nieuwe Tamara’s en Paashazen, minder grappige versies van Hobbes te maken. Mijn woede zou zo groot zijn geweest als die van Calvin en ik zou – net als hij – niet naar mijzelf hebben gewezen. Ik kijk naar de foto. Iedereen wordt een keer te oud.


lisa-weedaLisa Weeda (1989) schrijft, maakt literair programma bij Mooie Woorden in Utrecht, is co-host bij de literaire podcast Ondercast, geeft les en workshops. Haar werk verscheen onder meer in Das Magazin, De Titaan, op De Optimist en Hard//Hoofd. Lisa is onderdeel van het Slow Writing Lab, het talentenprogramma van het Nederlands Letterenfonds. In november verschijnt haar chapbook ‘De benen van Petrovski’ bij Literair Productiehuis De Wintertuin.

Foto: Masha Bakker

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

De ramp met MX17

De hele zomer lang heb ik het feuilleton dat A.F.Th. van der Heijden in NRC schreef, bijgehouden. Keurig uitgeknipt bevinden zich de 60 afleveringen van President Tsaar op Obama Beach nu in een map. Zoals de echte fan betaamt heb ik de oerversie in huis. Het is alleen een moetje geworden, want hoewel ik van zijn oude boeken heb genoten, vallen zijn nieuwe nogal tegen.

Het animo voor het feuilleton was in mijn omgeving erg matig. Er was nauwelijks iemand met wie ik een boom kon opzetten over de zoektocht van fotograaf Natan Haandrikman in Oekraïne in de nasleep van ‘MX17’. Een enkeling was er wel aan begonnen maar al na een paar afleveringen afgehaakt; anderen waagden zich er niet eens meer aan. Ik begrijp dat maar al te goed, want het was ook mij een zware bevalling om elke aflevering op de dag zelf door te worstelen.

In zijn recensie na de laatste aflevering beschreef Marc van Oostendorp het belangrijkste bezwaar als volgt: ‘In sommige opzichten is President Tsaar op Obama Beach mislukt. De schrijver wil te veel (…)’ Van der Heijden wilde na zijn requiemroman Tonio zijn jongestorven zoon nogmaals tot leven wekken in de persoon van Haandrikman, tegen de achtergond van de MH17-ramp. Van der Heijden betrekt daarbij de wereldpolitiek en waagt zich in het laatste deel van het verhaal aan de toekomst, waarin de daders voor het gerecht worden gebracht. Met de ambitie en stof zit het, zoals we van de schrijver gewend zijn, wel goed.

Het is in de eerste plaats de stijl waardoor Van der Heijden van zijn voetstuk valt. Hij heeft altijd bekend gestaan als een schrijver die het waargebeurde door zijn stilistische gaven tot literatuur weet te verheffen. Dit recept werkt in zijn grote cycli, De tandeloze tijd en Homo duplex, maar op een gegeven moment is er de klad in gekomen. President Tsaar is geen feuilleton gevuld met geslaagde stijlbloempjes, zoals van Couperus: de zinnen die mij vroeger moeiteloos inpakten vind ik er niet in terug. Op dit vlak heeft Van der Heijden te veel willen proppen in een te kort bestek. Zijn stijl wordt wisselvallig op de sprintafstand van het feuilleton (en het is maar de vraag of dat in een nieuw boek wel goed komt).

Toen Van der Heijden te gast was in Collegetour noemde hij als leidraad voor de schrijver twee dingen. Het gouden detail, dus de kleinigheden die de lezer bijblijven en resoneren zodra het grote verhaal ter sprake komt (zeg maar de suiker in de jenever). En het onzichtbare skelet, namelijk de aan het oog ontrokken opbouw van een verhaal (ofwel het versneden raamwerk). Vooral dat laatste is Van der Heijden wel toevertrouwd. Zou ik denken. Maar met dit feuilleton is hij daarin niet geslaagd. De afleveringen suggereren weliswaar hoofdstukjes, maar in feite wilde de schrijver net zulke grote lijnen trekken als in zijn romans. Een korte proloog, dan langere hoofstukken, lijkt hij Van der Heijden te hebben gedacht – terwijl de vorm hier een dergelijke indeling in de weg staat. Het grootste deel van het verhaal zijn we bij Haandrikman in Oekraïne, op het laatst schakelen we over op de toekomstige procesgang, om er bij wijze van afhechting nog gauw even een strikje om te doen.

Het resulteert al met al in een onevenwichtige indruk. Het boek dat NRC nu aanbiedt hoef ik niet, zoals genoemd, en ik ben ook huiverig voor zijn volgende boeken. De Helleveeg (deel 5 van De tandeloze tijd) was al geen uithangbord voor de rest van de cyclus, maar met President Tsaar vers in gedachten houd ik mijn hart vast voor Kwaadschiks (deel 6), dat misschien wel volgende maand verschijnt.

 

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds drie jaar blogt hij bijna wekelijks voor tirade.nu.

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.

Bevroren verlangen, de gevangenis van het koningshuis

Het terugkerende Oranje-bashen, een fenomeen uit de media waarin met de regelmaat van eens per 7 maanden een ongerechtigheid in het Koninklijk huis wordt geopenbaard, is een boeiend fenomeen. Om te beginnen heeft niet iedereen door dat er vanuit de wat serieuzere media ook soms op onderbuikgevoelens moet worden ingespeeld. En wat is er dan lekkerder dan dat rijke mensen zich verrijken. Schande! Terwijl dat toch niet echt nieuws is.

Recentelijk ging het om de verkoop van kunst uit de kelders van de Oranjes en een belastingmaatregel die het koninklijk huis compenseerde voor belasting op rente op kapitaal.

Ik voel altijd voornamelijk medelijden wanneer ik aan het koninklijk huis denk. In paleisjes opgesloten en eigenlijk het bezit van de bevolking. Denk aan de droeve ogen van wijlen Claus en je weet hoe het voelt.

In het onnavolgbaar sprankelend, intelligente boek Bevroren verlangen van de Britse historicus James Buchan doet deze een fascinerend onderzoek naar de betekenis van geld.

De monarchie heeft een feodale oorsprong, bezitters van land organiseerden in een wereld waarin geld geen rol speelde de ruil van land met opbrengst. De kolossale banketten van koningen in deze feodale tijd vinden hun oorsprong in de afwezigheid van geld: de opbrengst van wild in het najaar kon niet verkocht, maar moest gewoon geconsumeerd. Tot kotsens toe je opbrengst opeten voordat het verrot. De heer, de bezitter van het land is even als de boer een gevangene van dat land. Geld heeft hen beiden uit die gevangenis bevrijd: de landbezitter kon door de geldeconomie een pachter op zijn land zetten die hem betaalde zodat hij in een stadpaleisje van de luxe kon gaan genieten. De boer hoefde niet meer 10 liter honing, 70 liter melkt etc, maar kon zich specialiseren.

schermafbeelding-2016-10-13-om-09-43-36Geld is ook nu voor het koningshuis een ontsnapping aan hun gebondenheid aan het land. De veertiende eeuwse Engelse dichter William Langland dichtte

Relatifs indirect recceth thei neuere
Of the course of the case so they cacche suluer

(Indirecte verwanten laten zich niets aan de zaak zelf gelegen liggen, zolang ze maar geld kunnen krijgen.)

Zo bezien is het verkopen van kunst, inderdaad zonder veel kennis, een symbolische handeling, is het de schreeuw waarmee deze royalties zich uit de verstikkende bezittingen trachten te bevrijden. Geld het voertuig naar vrijheid.

Het onderwerp van het schilderij is dan wel weer mooi. Waar zie je de intense zich naar vrijheid kerende blik, de wil onder de verscheurende klauwen van predatoren uit te komen sterker vastgelegd dan in de oogopslag van dit benarde dier. Hebben de Oranjes een gecodeerd bericht afgegeven?

‘Bevrijd ons , bevrijd ons toch!’

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Dunning-Kruger

Wanneer je je lange tijd toelegt op het leren van iets moeilijks – zoals het schrijven van romans, het leren van een vreemde taal of de beginselen van Aikido – dan zijn er momenten in je leerproces waarop je heel even voelt dat je het allemaal begint te begrijpen. Nu, denk je dan, sta ik boven de stof. 

Zo’n moment wordt in mijn ervaring altijd en vrijwel onmiddellijk gevolgd door een bijna verlammend besef van hoe weinig je eigenlijk weet en kunt. De zestien jaren die ik nu in het Aikido geinvesteerd heb leerden me dat dit besef het gevolg is van het voorlopen van je vermogen je eigen functioneren te bekijken op het feitelijke niveau van je vaardigheden.

Het leek me een voorwaarde voor groei: als je niet weet wat je nog fout doet dan kun je ook niet beter worden.

Door een Youtubefilmpje van John Cleese kwam ik erachter dat dit principe een omgekeerd dunning-krugereffect is. Het effect zelf is volgens Wikipedia: “…een psychisch verschijnsel. Het treedt op bij incompetente mensen die juist door hun incompetentie het metacognitieve vermogen missen om in te zien dat hun keuzes en conclusies […] verkeerd zijn.”

Hoewel Cleese het effect aanhaalt om te laten zien hoe oenen niet doorhebben dat ze oenen zijn, zou ik er een andere boodschap uit willen distilleren. Soms kom je ze namelijk tegen: de gelukkigen die kennelijk niet aangeslagen zijn door dat steeds terugkerende gevoel van het – nog lang niet – kunnen. Gelukkigen die in principe dezelfde vaardigheden hebben als anderen, maar door een soort spontane mutatie niet gehinderd zijn door, of blijven hangen in ervaren ontoereikendheid. In frustratie.

Dat zijn de hoogvliegers. Ze zullen sneller beter zijn in alles wat ze ondernemen omdat ze frustratie kunnen verdragen. __________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. Op 23 oktober van dit jaar verschijnt zijn nieuwe roman Het jasje van Luis Martín.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Therapie (2): meppen, je armen voelen en wakame gooien



Twee mannen staan tegenover elkaar in een bos. Laten we zeggen dat de ene man een therapeut is en de andere man een cliënt. De ene man zegt tegen de andere man: ‘wat voel je?’
De andere man zegt: ‘waar?’
‘Je armen’
‘In mijn armen?’
‘Ja. Voel je dat?’
De man die zijn armen moet voelen, denkt na. Probeert te voelen. Het waait in het bos. Bladeren ritselen, er valt een takje naar beneden.
‘Ja man,’ roept de man die zijn armen moet voelen uit, ‘ik voel het man!’

*

In de eerste aflevering van Volgens Robert slaat de huisarts Robert Finkelstein eerst een strijkplank doormidden en dan zijn vrouw Jacqueline voor haar gezicht. Twee keer. Jacqueline heeft het daarvoor over een vakantie in Noorwegen. Iets met fjorden en op een boot varen om walvissen te kunnen zien. Daarna haalt Robert uit. Jacqueline kijkt verbouwereerd, zegt: ‘Je gaat in therapie. Maar eerst ga je een nieuwe strijkplank kopen.’
In het volgende shot staat Robert met de gebroken strijkplank in de Blokker. In een rij met mensen die net als hij – en ik – waarschijnlijk wel eens zin hebben om hun vuist in iemands gezicht te planten, een gordijn van de rails te trekken of iets kapot te gooien.

*

strijkenIk ben op een feestje in Amsterdam en vertel aan twee meisjes over de man die naar het bos gaat om daar zijn armen te voelen. Ik zeg dat ik ook zoiets wil. Ik denk aan de mensen die ik afgelopen week sprak. Ze zeiden dingen als: ‘je moet gewoon bier drinken’, ‘je kunt naar een haptonoom, maar die raakt je ook aan’, ‘je moet niet in een traject terecht komen’. De meisjes en ik staan op een balkon en kijken uit over een grachtje. Aan de overkant is een hotel, waar mensen steeds vergeten de gordijnen dicht te doen. Een vrouw ligt in zwarte lingerie op haar buik op het bed. Ze heeft haar benen in de lucht. Ze is alleen, maar het lijkt of ze op iemand wacht. Een haptonoom legt haar hand op je rug en vraagt je te voelen, vraagt je dieper te graven dan waar je in je hoofd bent.

*
We leven allemaal volgens patronen. We herkennen ze of we herkennen ze niet. Als we ze niet herkennen komt het tot een ontploffing. Het valt alleszins mee met de man die in een bos staat te schreeuwen dat hij zijn armen voelt. Ik probeer me in hem te verplaatsen als ik in bed lig. Maar een bed is geen bos en er is niemand om aan me te vragen hoe mijn armen voelen of om een hand op mijn rug te leggen.

*

Robert wordt door Jacqueline de laan uit gestuurd en hij komt niet meer terug. Tussen het moment van zijn vertrek en niet meer terug komen, gooit hij een baksteen door een ruit, gaat hij in therapie bij een vrouw die zelf ook in therapie zou moeten en veel te veel drinkt, koopt hij een midlifecrisis-bontjas en wipt hij met een minstens twintig jaar jonger meisje. Hij zegt dat hij zich vrij voelt. Hij huilt en schaamt zich als hij een banaan eet.

*

Je moet naar de kreukels blijven kijken en blijven strijken. Je moet die plank heel houden. Van overhemden, blouses en shirts dient de stof recht te zijn. Keurig. Bij keurig hoort niet je vrouw voor haar gezicht meppen. Of een bakje wakame, Japans zeewier, tegen een muur smijten – iets wat ik een aantal maanden geleden deed. Dank god voor het gradatieverschil tussen de klap en het zeewier, maar toch, als ik terug denk aan dat moment van gooien, denk ik aan die man in dat bos. Aan de armen en hoe dat voelt. Hoe het voelt als het echt voelt, bedoel ik: in je lichaam. Dat je spieren stijf trekken en dan loslaten, dat alles stroomt en warm is, dat je weet waar die stroom voor staat.

wakame

lisa-weedaLisa Weeda (1989) schrijft, maakt literair programma bij Mooie Woorden in Utrecht, is co-host bij de literaire podcast Ondercast, geeft les en workshops. Haar werk verscheen onder meer in Das Magazin, De Titaan, op De Optimist en Hard//Hoofd. Lisa is onderdeel van het Slow Writing Lab, het talentenprogramma van het Nederlands Letterenfonds. In november verschijnt haar chapbook ‘De benen van Petrovski’ bij Literair Productiehuis De Wintertuin.

Foto: Masha Bakker

Meer blogs

  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zo alleen… Zo alleen 

    Zo alleen… Zo alleen 

    (beeld: Don Duyns) Uit de hengstebron gedronken hebben.   Ik schrijf over gegeven paarden en ogen van naalden.  Over brood op de keukenplank muizen die op tafel dansen en   klokjes die tikken.  Had het meisje geantwoord.  Hij had haar rode kapje gevolgd en zijn besluit genomen.  Ik ben een poëet, had ze piepend gezegd.  Aan de...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Jos Versteegen
    Jos Versteegen

    Jos Versteegen (1956) schreef zeven dichtbundels, waarin hij zich vooral liet inspireren door zijn familie en zijn jeugd in Limburg. Voor zijn debuutbundel werd hij genomineerd voor de C. Buddingh’-prijs. Zijn meest recente bundel is Woon ik hier, met herinneringen van oude mensen. In 2016 publiceerde hij zijn vertaling van de Duitse gedichten die Hans Keilson in 1944 in de onderduik schreef voor een geliefde: Sonnetten voor Hanna. Jos Versteegen werkt sinds begin 2017 aan de biografie van Hans Keilson.

  • Foto van Greet Kuipers
    Greet Kuipers

    Greet Kuipers (1962) is psychiater. Onder het pseudoniem Minke Douwesz publiceerde zij bij uitgeverij Van Oorschot twee romans, Strikt en Weg. Voor de laatste ontving zij de Opzij Literatuurprijs 2009 en de Anna Bijns Prijs 2012.

  • Foto van Dünya Calikci
    Dünya Calikci

    Dünya Calikci (28) is een echte Amsterdammer en schrijver pur sang. Als student aan de opleiding Writing for Performance aan de HKU schrijft ze rauw, eerlijk en realistisch – altijd dicht op de huid. Haar werk draait om echte mensen en hun verhalen, zonder opsmuk of filter. Dünya zoekt de kwetsbaarheid op en vangt het alledaagse in woorden die blijven hangen.