Van de ene taal in de andere – en terug

Om de tijd door te komen begonnen we, mijn reisgenoot en ik, een vertaalspelletje op het terras tussen de olijfbomen. Aan mij de taak om een buitenlands boek te kiezen uit de kast van de communale lodge waar we verbleven. De keuze was beperkt, zeker doordat ik geen zin had in Duits. Ik kwam terug met Chuck Palahniuks roman Choke. Nooit gelezen – hij ook niet trouwens – maar ik ken wel zijn korte, rauwe stijl van Fight Club.

We begonnen bij het begin maar gewoon te vertalen, a prima vista, zonder voorkennis van het verhaal. Wisten wij veel waar we in terecht zouden komen. Meteen al de eerste zin maakte onze tongen los: ‘If you’re going to read this, don’t bother.’ Want los van hoe dit precies te vertalen, bevindt deze openingszin zich ergens tussen de gelatenheid van Melvilles ‘Call me Ismael.’ en Dostojevski’s zelfontkennende proloog bij De broers Karamazov. Zou het mogelijk zijn de rest van het boek te typeren aan de hand van alleen de eerst zin? Charles Bukowski zong ergens in ons achterhoofd rond: don’t try!

Waar we op uitkwamen (‘Als je dit gaat lezen, vergeet het maar’?) weet ik niet exact, maar dat doet er ook niet toe. We zochten naar spreektaligheid om de nonchalance van het Engels, zoals ‘Get out while you’re still in one piece’, weer te geven. Inclusief gehakketak over hoe, wat en waarom waren we met de eerste pagina (toch wel 60 woorden) al gauw een half uur zoet. Toen kwamen er anderen bij ons zitten.

Later kwam dezelfde vriend met een ander spel, meer een raadsel. Hij mailde drie versies van een socialistisch dichtwerk van Herman Gorter, met daarbij de vraag of ik kon raden welke de echte was. Ik dacht dat ik goed in m’n Gorter zat, en na het lezen en herlezen van de Mei wel een beetje gevoel had ontwikkeld voor zijn taal. Niets bleek minder waar. De andere twee waren zijn Nederlandse vertalingen op basis van, let op, de Duitse vertaling van Gorters werk door Max Koblinsky. Ik vond de verschillen tussen de drie eigenlijk miniem, zo liet ik hem weten. Maar hij schreef uit voorzorg onverbiddelijk: ‘eventuele nieuwsgierigheid naar het juiste antwoord (Google is ook mijn beste vriend) te beteugelen.’

Was het maar weer vakantie.

 

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds drie jaar blogt hij bijna wekelijks voor tirade.nu.

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.

In de Oorshop

Tirade x De Nieuwe Garde

 

Mooi nieuws! Vanaf nu werkt Tirade samen met De Nieuwe Garde, om aanstormende essayisten begeleiding en een podium te bieden.

De Nieuwe Garde selecteert veelbelovende essays (je kunt inzenden!) en zoekt voor de inzenders een passende mentor bij een van de partnertitels – andere partnertitels zijn onder meer Das Magazin, De Gids, De Nederlandse Boekengids, De Optimist en Ons Erfdeel.

Check de website van De Nieuwe Garde voor het hoe & wat. De redactie van Tirade kijkt uit naar mooie essays en een fijne samenwerking!

 

729beff9

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Metafiziese jazz

Hoe kan toch muziek opklinken uit tekst? Er zijn musici of componisten die je leert kennen doordat een schrijver of dichter over ze schrijft. Ik leerde Robert Schumann pas echt kennen door de gedichten van Erik Menkveld. Haruki Murakami’s Kafka on the Shore bracht Beethovens Ghost Trio in mijn afspeellijsten. Ik heb letterlijk honderden keren Mozart’s Requiem gedraaid nadat ik las dat Jean Genet eigenlijk altijd Mozarts Requiem luisterde als hij schreef. (Dat is nog eens iets anders dan Vestdijks stofzuiger. Arme ziel.) Het Ave Verum ken ik als zo velen van Bij nader inzien, van Voskuil. Met dichtgeknepen neus te citeren: ‘Moeten we nu altijd dat verdomde Ave Verum draaien?’

In Jonathan Coe’s The Rotters Club speelt The Lark Ascending van Vaughn Williams een rolletje. Het was de eerste keer dat ik überhaupt van die componist hoorde. Een belangrijke ontdekking voor mij was door de proloog van James Agee’s A Death in the Family (knap vertaald door Nele Ysebaert en door van Oorschot uitgegeven: lees dat boek) de dromerige proloog heet Knoxville, summer of 1915 en is geweldig getoonzet door Samuel Barber, de grote Amerikaanse componist, die je waarschijnlijk verder alleen kent van het grote adagio for strings dat op de begrafenis van Kennedy gedraaid werd, en eigenlijk op elke belangrijke begrafenis in de VS daarna.

‘Eric Dolphy’ is de titel van een gedicht van Campert. Toen ik het las kende ik de artiest niet. Nadat ik het gelezen had heb ik jarenlang Dolphy gedraaid, en ik doe dat op dit moment ook. Het gedicht staat in Campert Compact.

Niet omdat Campert de kwaliteit van zijn muziek in dat gedicht beschrijft, overigens:

Het staat vast
dat alle mensen sterven
maar van alle mensen het eerst
de jazzmusici

[…]

Dolphy bleef in Europa, zoals hij zijn kameraad Charles Mingus had gemeld, maar niet omdat zoals hij zei hij wat teleurgesteld was in Amerika, maar omdat hij in een stomme diabetische coma geraakte, die mogelijk door de Berlijnse artsen voor een overdosis werd aan gezien. Tragische levens, Dolphy werd 36. (Luister bijvoorbeeld zijn Feathers, van Out There eens, of eigenlijk gewoon die hele LP steeds weer…)

Campert en jazz is misschien bijna een cliché. Maar de uitvoering van zijn ‘Lamento’ met het kwartet van Benjamin Herman van afgelopen dinsdag in de Rode Hoed  zal niemand daar aanwezig licht vergeten. Ik zag mensen met tranen op de wangen.

Hier een eerdere uitvoering:

Hier gebeurt iets. Iets als bij Paul van Ostaijen, een van Camperts grote voorbeelden: bijna Metafisieze jazz

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Een dochter

Petra met de krulletjes lichtte ons voor over de laatste weken, en zoals altijd als B en ik bij de vroedvrouw zijn bekroop een loden slaperigheid me: een zware jas die zich tot aan mijn neus dichtritste.

Mijn benen wogen elk een ton en als ik niet zo sloom geworden was door de warmte in de groenpastellen ruimte had ik me zorgen kunnen maken over de draagkracht van de IKEA-stoel waarop ik zat.

B luisterde aandachtig. Ik begrijp niet hoe ze dat opbrengt, helemaal omdat je van de vroedvrouw altijd een A4-tje meekrijgt waarop exact staat wat ze je net heeft verteld. Terwijl ze voorlicht verwijst ze er al naar.

‘Maar dat staat ook allemaal op het formulier dat ik jullie straks geef,’ zegt ze dan.

En ik, beklemd door mijn steeds verder vernauwende bewustzijn, denk: Geef hier, dat ding. Dan kunnen we allemaal naar huis.

Gelukkig was Nadim mee, die meestal als een kleine satelliet van zijn vader precies datgene doet wat ik zou willen doen, maar niet kan vanwege de slopende sociale wenselijkheid van alles. In dit geval was het: me keer op keer met een aanloop op een kevervormige poef werpen tot B het me verbood, en daarna uit wraak de stethoscoop van de vroedvrouw gappen.

Na een eeuwigheid brak het moment aan dat het allemaal goed maakt: we mochten het hartje van onze dochter horen. Haar hartje klinkt als het begin van een vijfenveertigtoerenplaat waarin twee krassen vlak opeen zitten. Steeds verwacht ik muziek.

Wie ben je, denk ik dan. Naar wiens hart luister ik hier?

Ik heb altijd een dochter gewild. Heb er zelfs nooit rekening mee gehouden dat ik een zoon zou kunnen krijgen. Inmiddels draait Nadim alweer vijf jaar met B en mij mee, en is hij iemand gebleken die ik nooit had willen missen.

We namen afscheid van Petra met de krulletjes, en ik vroeg me af waarom ik me zo gruwelijk onvoorbereid voel voor het krijgen van een dochter. Alsof dit mijn eerste kind gaat worden.

Alsof ik voor een volle zaal in moet vallen bij een mij onbekende band, en de muziek op het punt staat te beginnen.

__________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. Op 23 oktober van dit jaar verschijnt zijn nieuwe roman Het jasje van Luis Martín.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Jij bent echt zo iemand die…

H. zag eruit als iemand die altijd pijn had, ik denk dat hij altijd pijn had. Hij rook naar marihuana en hield zich vast aan dingen; tafels, de rand van een bar, zijn fiets. Muren. Hij lachte veel en graag maar nooit hard of lang. Waar zit het, vroeg ik me af, zijn het zijn botten, is het zijn hoofd? Maar vragen deed ik het niet, dat doe je niet, zeggen dat iemand eruit ziet alsof hij altijd pijn heeft. Bovendien kende ik hem helemaal niet. We kwamen elkaar gewoon af en toe tegen en dan zeiden we ‘hallo’ en gingen we ons weegs, ik heb ‘m al jaren niet gezien omdat ik verhuisd ben.

Ik herinner me de keer dat iemand tegen mij zei dat ik eruit zag alsof ik me teveel zorgen maakte. Dat klopte, maar hoefde niet noodzakelijk verbaal benadrukt te worden, de volgende zin die mijn gesprekspartner uitte was uiteraard ‘heb je wel eens aan yoga gedacht’ en daarna ‘ik ken een goede psycholoog’ en vervolgens heb ik me dagenlang zorgen gemaakt over het feit dat mensen vinden dat ik eruit zie als iemand die zich teveel zorgen maakt.

Ook leerde ik dat ik eruit zie als een veganist, een ‘radicaal lesbienne’, een typische kleuterleidster, een anorexiapatiënt, een jongen, een ballerina, een slet, een hippie, een christen, een arrogante bitch, als iemand die te onzeker is, een Turk, een Française, een knaagdier (meerdere malen overigens, deze doet een beetje pijn), de stagiaire, de mooiste vrouw van de kroeg, de lelijkste chick van Amsterdam Zuid-Oost en omstreken.

Needless to say maak ik me tegenwoordig niet meer zoveel zorgen als iemand zegt dat mijn uiterlijk hem/haar doet denken aan galleriehoudsters of crackhoeren (ik maak een uitzondering voor dat knaagdier, wat is dat toch), maar wel vraag ik me vaak af wat mensen toch beweegt tot het mededelen van zo’n eerste observatie. Ergens in je kindertijd wordt je toch geleerd dat het niet oké is om midden in een gesprek ineens te roepen ‘jij bent zeker al honderd jaar!’ of ‘waarom steekt er een haar uit je kin!’?

‘Dat overkomt vrouwen vaker dan mannen,’ zei een vriendin een keer over dit euvel. Is dat zo? Een tijd geleden vroeg ik aan mannen of zij dit ook ervoeren, dat mensen bijvoorbeeld tegen ze zeggen dat ze er echt uitzien als een ratje (godverdegodver) of een, weet ik veel, houthakker en ze gaven geen antwoord maar zeiden dat ik me niet druk moest maken om dat soort dingen, en dat doe ik helemaal niet, ik ben er inmiddels verwonderd over, maar denk wel dat vrouwen iets te vaak horen dat ze zich druk maken terwijl bij mannen automatisch aangenomen wordt dat ze ergens een interesse voor hebben opgevat (slag-om-arm-alarm).

Enfin, gisteren zag ik H. ineens voorbijkomen, in een andere stad nog wel. Hij liep veel rechter op dan ik me kon herinneren en de scherpe lijnen rond zijn mond waren zachter. Bijna had ik hem op zijn schouder getikt en gezegd: man, wat zie je er goed uit, wat is er met jou gebeurd.

Wat natuurlijk even erg was geweest, zo niet erger, dan wanneer ik hem vroeger in het voorbijgaan had gevraagd of hij altijd pijn had, en waar dan.

Gelukkig werd ik gered door het feit dat ’t H. niet was, ik zag dat net op tijd, liet vlak achter zijn rug met mijn hielen een rubberspoor op de stoep achter en trippelde in een soepele beweging even een zijstraatje in, waar ik me verschool in een muizenhol.

roos-van-rijswijk-foto-irwan-droog-kleinRoos van Rijswijk is redacteur van Tirade. Ze publiceerde proza in diverse tijdschriften en de roman Onheilig (Querido, 2016).

Foto van Roos van Rijswijk
Roos van Rijswijk

Roos van Rijswijk is redacteur van Tirade. Ze publiceerde proza in diverse tijdschriften en de roman Onheilig (Querido, 2016).

Therapie (I) – shut the fuck up, you middle aged something or others

In het eerste seizoen van de legendarische MTV realityserie The Osbournes gooit Sharon Osbourne een hele ham en een aantal bagels, zo hop, over het hek, de tuin van de buren in. Sharon vindt dat hun muziek te hard staat. Na een kort gesprek aan de deur – “shut the fuck up, you middle-aged something or others” – lijkt het gooien van voedsel voor de vrouw van heavy-metal legende Ozzy Osbourne de enige oplossing. Sharon neemt een aanloopje en werpt. Ze is klein, haar lichaam is knokig en beschikt over kippenkracht, maar na die aanloop liggen de ham en de bagels wel op het gazon van de mensen die naast hen wonen. De camera volgt de hele beweging, zoomt uit, zweeft het hek over, zoomt in op de bagels en de ham. Er wordt terug gesneden naar het gezicht van Sharon. Ze haalt haar schouders op en zit even aan haar kortgeknipte, rood geverfde haren.

*

We hebben bier en wijn op. De Brusselse kroeg is rumoerig. Mensen dansen op oude R&B hits. De barman knipt de lichten aan en uit op het ritme van de muziek. Donker, licht, donker, licht. De mensen juichen. Ik ben een weekend in Brussel met leeftijdsgenoten. Afgelopen zomer waren we twee weken op schrijfresidentie in Parijs. Mijn verkering is net uit en ik wil mijn ouders er de schuld van geven. Zoals ik ze al jaren de schuld geef van de rommel die ik maak.
‘Ben je in therapie,’ vraagt een collega-schrijver met wie ik aan tafel zit.
‘Nee,’ zeg ik, ‘ik geloof er niet in.’
Ik pluk aan mijn bierviltje.
‘Ik ga wel. En soms huil ik dan gewoon heel veel.’
‘Ik huil niet,’ zeg ik, ‘ja, soms. Onder de douche.’
‘Je schrijft niet veel over persoonlijke dingen.’
Ik schud mijn hoofd, zeg dat ze ongelijk heeft en sla gecontroleerd met mijn vuist op tafel. Ze kijkt me aan of ik een aangereden hert ben. Mijn keel is droog. We bestellen meer bier, we drinken om te kunnen praten.

*

Als ik denk aan mijn schrijven in combinatie met mijn ouders, denk ik aan Sharon Osbourne en het moment dat zij die ham over de schutting gooit – de bagels was ik alweer vergeten, die heb ik moeten Googelen. Ik gooi, zij zijn de ham. De buren het publiek. Het is onvermijdelijk dat er een keer een verhaal verschijnt waarin mijn vader en moeder een grote rol spelen. Voor mij als onderzoekend schrijver is er een onontgonnen goudmijn aan informatie en feitelijkheden. Ik voel het aan alles. Hun ontmoeting is prachtig: mijn vader opent stiekem de deur van de kroeg voor mijn moeder, die eigenlijk niet meer naar binnen mag; ze beginnen samen een antiquariaat dat de eerste economische crisis niet overleeft; mijn vader verliest zijn vader als hij vierentwintig is, een avond na de finale van de Champions League.

laundramat-neon

Je zou de ham van Sharon kunnen zien als metaforische vuile was. En die vuile was, is dan het schrijven over mijn ouders. Een gebied met een groot hek eromheen, een Area 51, geblurred op Google Maps. Maar, om maar antwoord te geven aan mijn collega-schrijver: als ik achter mijn bureau zit en schrijf, zie ik de verhalen waarin mijn ouders voorkomen gewoon als de kleren zelf. Ik ben bang, maar op hetzelfde moment onbevreesd om over hen te schrijven. Anekdotes en situaties worden stukken stof die ik aantrek om vervolgens mee naar buiten te lopen, de straat op. Ondergoed, een jeans, een blouse en een bomberjack; ik toets ze in de wereld waarin ik rondloop, waarin ik iets te vertellen wil hebben. Ik houd de gebeurtenissen tegen het licht. Het zijn kledingstukken waarin ik zweet, waar ik eten op mors, waarin ik me comfortabel of ongemakkelijk voel. Er komt een extra laagje op naarmate ik ze draag, ze zich perfect om mijn lichaam wikkelen. Wat niet lekker zit, laat ik in de kast liggen. Als ik de kleren uittrek, ontdoe ik me van de verbinding tussen mijn lichaam en de stof. Ik loop weg van mijn bureau. Ik print de tekst uit. Ik kijk naar de kleren als ik ze in de machine doe. Ik zie hoe het textiel ronddraait tussen het water en het wasmiddel. Ik zie hoe alles weer schoon wordt. Mijn schrijven is in iets wonen, iets dragen en er dan van een afstand weer iets afhalen. De redactie is de wasbeurt. Ham gooien, strak in de camera kijken en mijn schouders ophalen. Dat is therapie.

—-

lisa-weedaLisa Weeda (1989) schrijft, maakt literair programma bij Mooie Woorden in Utrecht, is co-host bij de literaire podcast Ondercast, geeft les en workshops. Haar werk verscheen onder meer in Das Magazin, De Titaan, op De Optimist en Hard//Hoofd. Lisa is onderdeel van het Slow Writing Lab, het talentenprogramma van het Nederlands Letterenfonds. In november verschijnt haar chapbook ‘De benen van Petrovski’ bij Literair Productiehuis De Wintertuin.

Foto: Masha Bakker

Meer blogs

  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zo alleen… Zo alleen 

    Zo alleen… Zo alleen 

    (beeld: Don Duyns) Uit de hengstebron gedronken hebben.   Ik schrijf over gegeven paarden en ogen van naalden.  Over brood op de keukenplank muizen die op tafel dansen en   klokjes die tikken.  Had het meisje geantwoord.  Hij had haar rode kapje gevolgd en zijn besluit genomen.  Ik ben een poëet, had ze piepend gezegd.  Aan de...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Jente Jong
    Jente Jong

    Jente Jong werkt als actrice, theatermaker en schrijver. In 2017 debuteerde ze met de roman Het intieme vreemde bij uitgeverij Querido. Daarnaast schrijft ze toneelstukken voor onder andere de Toneelmakerij en speelt ze in een jeugdvoorstelling en een poëzieprogramma. Voor Tirade schrijft ze over haar (eerste) stappen in de schrijverswereld.

  • Foto van Eline Helmer
    Eline Helmer

    Eline Helmer (1993) begon na een BA Antropologie (University College Utrecht) en MSc Russische en Oost-Europese Studies (University of Oxford) in 2017 aan een PhD (University College Londen). Ze woont en werkt sinds 2015 in Rusland; eerst één jaar in Pskov, daarna in Sint-Petersburg en ze portretteerde voor Tirade mensen die ze ontmoet.

  • Foto van Menno Hartman
    Menno Hartman

    Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.