Ik ben Sylvana Simons

In deze prachtige grimmige wereld – zoals een titel van Andrej Platonov luidt – helpt het ‘prachtige’ soms het ‘grimmige’ te doorstaan. Terwijl niet-gediagnostiseerde zwakzinnigen, zoals Donny Morero, de jongen die de ‘uitzwaaipagina’ op facebook voor Sylvana Simons maakte, een ouderwets soort domheid botvieren hebben anderen in het verleden bewonderenswaardige pogingen gedaan de ander te begrijpen in plaats van hem met geringe kennis te veroordelen.

Mijn helden van dit moment zijn Margaret Mead en Ruth Benedict. De eerste schreef een heel gedegen studie voor de leek op basis van jaren veldwerk waarin pubermeisjes in Samoa in hun ontwikkeling gevolgd worden teneinde ze te kunnen begrijpen (en misschien onze eigen pubers te gaan begrijpen). Mead is het type van de zeer begeesterde, wat strenge en uiterst precieze wetenschapper met hart voor de zaak. Mead volgde deze Oceanische cultuur jarenlang en was betrokken bij de mensen en stond midden in het leven dat ze beschreef.

220px-TheChrysanthemumAndTheSwordRuth Benedicts The Chrysantemum and the sword is een heel ander soort en eigenaardig antropologisch meesterwerk. In de tweede Wereldoorlog ontstond de behoefte Japanners te begrijpen zonder dat een Amerikaanse als Benedict de mogelijkheid had veldstudie te doen. Benedict bekeek dus cultuuruitingen. Ze schreef een heel praktische gids waar door latere antropologen wel wat op aan te merken valt, maar die enig is in zijn soort waar het de comparatieve studie aangaat: heel goed stap voor stap leren begrijpen waar opmerkelijke verschillen tussen culturen hun ontstaansgrond hebben.

Franz Boas schreef in de inleiding op Coming of age in Samoa ‘Courtesy, modesty, good manners, conformity to definite ethical standards are universal, but what constitutes courtesy, modesty, very good manners, and definite ethical standards is not universal. It is instructive to know that standards differ in the most unexpected ways.’

Dat kon Boaz – vader van de antropologie – in 1928 nog schrijven. Kom er nog maar eens om bij de niet gediagnostiseerde zwakzinnige die de facebookpagina maakt met het leuke idee Sylvana Simons uit te zwaaien na 5 december.

‘Courtesy, modesty, good manners,  are universal?’

Domme dreinende kinderen zijn het, deze ‘aanhangers van de PVV’, met een groot gebrek aan opvoeding en ontwikkeling.

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

In de Oorshop

Bedankt Gustan Asselbergs, welkom Anne Eekhout!

In mei was Gustan Asselbergs zondagblogger voor Tirade, met subtiele observaties over zijn werk bij een veilinghuis en als afsluiter een kort verhaal bij een mooie ets. Nog even nagenieten? Lees hier alles terug. Heel veel dank aan Gustan!

 

 

 

 

DSC_4034 (2)In juni neemt Anne Eekhout de zondag op Tirade voor haar rekening. Anne Eekhout (1981) is schrijfster. Haar debuutroman Dogma (2014) werd genomineerd voor de Bronzen Uil en kwam terecht op de longlist van de AKO-literatuurprijs. Haar tweede roman, Op een nacht, is in maart 2016 verschenen. Haar blogs zullen gaan over de leeftijd dertien.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Come what may

Het is aan het gebeuren. Vorige week had ik een afspraak met Roos van RTV-NH. Ze had me gebeld omdat ze na vijf jaar graag een item wilde maken over mijn beste vriend Gijs. Over zijn vermissing, onze zoektocht en zijn dood.

Sinds zijn lichaam in het IJ gevonden werd heb ik er niet meer met de pers over willen praten, maar Roos belde me op de dag dat ik het manuscript van mijn nieuwe boek had ingeleverd. Het is een sterk autobiografisch verhaal geworden over een vriendschap tussen twee jonge mannen die elkaar leerden kennen in de Amsterdamse horeca. Er is een lijn in het heden waarin de vaderloos opgegroeide hoofdpersoon Issa zelf vader is geworden en nauwelijks toekomt aan de verwerking van de dood van zijn vriend, en een lijn in het Madrid van de jaren ’60, over barman Luis Martín Murillo van het Café de los Marineros Ahogados.

Luis Martín was de vader van Laura, met wie Gijs een relatie had tijdens een jaar in Madrid tegen het eind van zijn studie. De voor Issa denkbeeldige persoon van Luis zou een grote rol in hun samenwerking en vriendschap blijven spelen. Martín werd de personificatie van vakmanschap en mannelijkheid, de gedroomde vaderfiguur voor vaderloze jongens. Nu is het tijd voor Issa om zich af te vragen hoeveel van Luis hij wil overdragen op zijn zoon Nadim. 

Hoewel mijn roman fictie is, heeft hij innige banden met de werkelijkheid. Het is geen letterlijk te nemen verhaal over Gijs, maar wel het verhaal van onze vriendschap.

Dit is het boek dat ik niet wilde schrijven. Daarom schreef ik een ander, niet wetend dat Het jasje van Luis Martín geduldig zou wachten tot ik daar klaar mee was. Dat andere boek ligt nu in een la en zal daar waarschijnlijk blijven omdat het een lege huls is; een ontwijking is gebleken.

Ik wilde dit boek niet schrijven omdat ik het moeilijk vind mensen waarvan ik houd neer te pennen. Omdat ik altijd bang ben in gebreke te blijven. Iemand die je te nabij staat is moeilijk helder te zien. Ik wilde dit boek niet schrijven vanwege het grote risico: slagen zou erg zijn en falen nog erger.

Al bij de eerste bladzijden realiseerde ik me dat ik zou moeten bedenken hoe om te gaan met de publiciteit. Ik heb het nog steeds niet bedacht; merk dat ik blokkeer als ik probeer een strategie uit te zetten.

Goed. Het is er nu, Het jasje van Luis Martín. Nog een maandje schaven en mijn boek is klaar.

_________________________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. Dit najaar komt zijn roman Het jasje van Luis Martín uit.

 

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

We kunnen overal naar toe, we kunnen naar Spijkenisse

graffitiDe jongen was net ‘buiten’ en hij praatte over wie hem had verraden, maar dat hij zelf niets had gezegd. Hij rolde een joint die hij niet aanstak en piste in het gangetje van de trein. Hij zei dat zijn vader vijftig kinderen had, zoals Osama Bin Laden – ‘geloof je dat?’ Zelf had hij een dochter van zes. Hij droeg een joggingbroek en luisterde naar harde gangsterrap, zong in zijn eentje mee. De meeste teksten ging over moorden, maar ik herinner me een regel met de strekking: ‘we kunnen overal naar toe, we kunnen naar Hoogvliet, we kunnen naar Spijkenisse.’

Hij zei dat hij nu moest genieten, want hij moest toch weer terug. Hij wilde een nacht uitgaan, op zoek naar de ‘nigger Crips van de Schilderswijk’, hij wilde naar zijn grote familie in en rond Rotterdam. Hij wees beleefd aan waar de WC was toen een oudere heer daarom vroeg. Hij was met twee andere jongens en zelf zat ik bij het raam en luisterde, keek naar de andere reizigers die onze bankjes even overwogen, dan snel besloten een andere zitplaats te zoeken. Om te bewijzen dat hij was wie hij claimde te zijn, liet hij een tv-programma zien over georganiseerde criminaliteit en justitiegegevens die op straat lagen. Het was onduidelijk of hij er werkelijk in voorkwam, want het programma duurde anderhalf uur en zijn reisgenoot protesteerde dat het internet veel te snel opging.

Omdat ze elkaar broer noemden, omdat ze handgebaren deelden, duurde het lang voor ik begreep dat de twee anderen hem helemaal niet kenden.

 

Wytske Versteeg is redacteur van Tirade en schreef Quarantaine (2015), Boy (2013), De Wezenlozen (2012) en Dit is geen dakloze (2008).

De dingen die ik geloofde

Ik geloofde dat grote mensen meer vingers hadden dan kinderen, dat je vingers kreeg als jaarringen, steeds meer, dat dit één van de redenen was dat volwassenen meer dingen goed konden – zoals mijn oma zeer snel slagroom kon kloppen, mijn vader zelf een stoel kon maken, oudoom L. bier in zijn oor kon gieten en dat het er dan via zijn mond weer uitkwam, in een glaasje dat op de bruine bar stond waarachter de barman met zijn ogen rolde. L. was de reden dat ik de vingertheorie aanhing, hij had het zelf laten zien. Eén twee drie vier vijf zes zeven – hij kon zijn handen sneller bewegen bij het tellen dan ik.

Aan mijn moeder vroeg ik wat die zakjes toch waren die in kroegen en winkels aan de wc-muren hingen. Ze zei die zijn voor vrouwen, voor hun eitjes, die raken ze elke maand kwijt. Of ze dat precies zo zei weet ik niet meer, en of het wel echt mijn moeder was  of dat het misschien een tante of een oma was ook niet, alleen dat me ook verteld werd dat het met een beetje bloed gebeurde en dat je ook niet precies wist wanneer je dat ei ging leggen, dat kleine eitje dat je bijna niet kon zien, maar waar dus wel bloed bij zat, echt bloed zoals dat ook uit je knie kwam als je op de stoep gevallen was of uit je vinger als je had geprobeerd of die papiermesjes echt zo levensgevaarlijk waren als al die overdreven ouders en oma’s altijd zeiden. Bloed. Met een eitje. Dat ik er even over op moest houden.

Ik geloofde dat er een moment zou komen dat ik ineens eens per maand een eitje zou leggen, en dat dat moment op een of andere manier altijd precies samenviel met het bezoek aan een openbaar toilet. Ik durfde de zakjes niet meer aan te raken en dacht een poos bij iedere vrouw die ik zag: die legt dus óók een ei.

Ik geloofde dat vrouwen die oud werden, dertig of zo, op een ochtend wakker werden met grijze krullen. Dat hoorde er gewoon bij, net als die vingers en die eitjes. Maar je hoefde niet per se een oude vrouw te worden, je kon rond je zestiende ook besluiten een piemel te krijgen, dan was je gelijk van het probleem af dat jongens het niet cool vonden als je meevoetbalde en óók verliefd was op Denise.

Ik geloofde dat de maan ’s nachts in zijn handen klapte, maar kon dat gezicht waar iedereen het altijd over had niet zien. Ik geloofde dat sneeuw geluid maakte, laag en brommend en ik geloofde dat ik een keer onder water had geademd, in bad, toen ik het heel hard had geprobeerd in het water dat niet bromde maar fluisterde.

Er zat een Vlaamse gaai op mijn balkon van een vetbol te snoepen, ik had er nog nooit één van zo dichtbij gezien, ik kende ze alleen uit de tuin van de oma die snel slagroom kon kloppen en daarbij hard vloekte. De volgende dag vond ik zo’n blauw gestreept veertje, en dacht ik: die arme vogel is dood, want dat gebeurt als ze zo’n veertje verliezen, zoals mensen sterven op het moment dat hun laatste haar uitvalt. Direct hierop wist ik ineens hoe lang geleden het was dat ik aan Vlaamse gaaien gedacht had.

Roos van RijswAAEAAQAAAAAAAASkAAAAJDViMDhlMWE4LTdmMWMtNGE4MC05ZDU2LTQ4NzNkMDU2MTM2Ngijk (1985) is redacteur van Tirade, publiceerde verhalen in diverse literaire tijdschriften en is één van initiatiefnemers van de J.M.A. Biesheuvelprijs. Ze is columnist bij Advalvas. Recentelijk verscheen haar debuutroman, Onheilig (Querido).

Foto van Roos van Rijswijk
Roos van Rijswijk

Roos van Rijswijk is redacteur van Tirade. Ze publiceerde proza in diverse tijdschriften en de roman Onheilig (Querido, 2016).

Naar aanleiding van een ets van Hovy

Vraag mij niet waarom ik hier zit. Het is te warm voor kleren. Niemand kan mij hier vinden. Ik heb deze hengel vanochtend in de schuur gevonden, achter het huis. Ik vind het fijn om iets vast te houden, nu heb ik iets om naar te kijken. Het water beweegt nauwelijks, af en toe speelt de wind door de bomen. Papa zegt dat-i van zee komt, vanachter de bergen. Je kunt de zee in de wind horen, zegt hij. Ik zou graag naar zee willen, de zee willen zien.

Ik heb een eigen kamer aan de achterkant. Door het raampje kan ik de olijfbomen zien in de tuin. De grond is dor en opengebarsten, al het water is eruit. In de herfst mag ik helpen plukken. In de herfst moet ik ook naar school. Ik weet niet naar welke school. In het dorp praten ze op een gekke manier, anders. Papa zegt dat we wel zullen zien. Liever zou ik teruggaan, maar dat kan niet. Mateo zegt dat het ook niet kan. Mateo is de tuinman. Ik begrijp niet wat hij er nou van kan weten.

Op de plek waar niemand mij kan vinden, staan geen olijfbomen. Het land rondom het huis is groot, ik weet niet eens hoe groot, maar heel groot. Er is een paadje dat achter de schuur begint, als je het weet te vinden. Eerst kom je langs bosjes, een oude tractor met van die hendels en banden zo groot als ik, en daarna moet je onder prikkeldraad kruipen. Onderaan de heuvel is het riviertje met het bankje. Het stond er al voordat wij hier kwamen. Ik leg mijn kleren op een hoop, elke dag zit ik op dit bankje aan de rivier. Ik denk soms: wie heeft dit neergezet? En dan word ik heel verdrietig, ik weet niet waarom. Ja, ik weet het wel, maar ook weer niet. Niet zo dat ik erover kan praten.

Papa werkt in het dorp. Hij heeft mij de steigers laten zien en uitgelegd dat de steigers niet kunnen omvallen omdat ze tegen de kerk aanleunen. Hij moet doorwerken tot het af is. Hij staat heel vroeg op. Soms ontbijt ik met Mateo, die dan bij mij komt zitten zonder iets te zeggen. Eén keer heeft hij een soort olijvenprutje voor mij meegenomen. Ik zou ervan groeien, zei hij. Ik heb het opgegeten en weer uitgespuugd. Ik probeer niet aan mama te denken.

Als papa met de kerk klaar is, krijgen we geld. Ik weet niet hoeveel, dat heeft papa niet verteld. Ik weet niet wat er daarna gebeurt. Of we hier blijven of niet. Dit huis is maar tijdelijk. ’s Winters krijg je het hier niet warm, zegt papa. Ik wil niet weer verhuizen. Ik hoef ook niet te blijven. Ik wil niet weggaan, ik wil niet blijven. Ik wil hier zitten, op de plek die zelfs Mateo niet kent. En ik wil naar zee. Dat we daarnaartoe gaan en kijken hoe het bij zee is, hoe de zee eruitziet en misschien kunnen we daar dan over een tijdje wonen. Als je aan zee woont, kun je overal naartoe. Net als dit watertje uitkomt bij een groter watertje. Het watertje stroomt ergens naartoe.

afbeelding: Hovy, E.M.H. (1873-1957). (Nude boy angling). Etching, 25×16 cm., signed “E. Adriani-Hovy” and “27” in pencil.

fotoportret lichterGustan Asselbergs (1986) schrijft proza. Hij studeerde filosofie in Amsterdam. Momenteel werkt hij in een veilinghuis. Dit is zijn laatste zondagblog.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zo alleen… Zo alleen 

    Zo alleen… Zo alleen 

    (beeld: Don Duyns) Uit de hengstebron gedronken hebben.   Ik schrijf over gegeven paarden en ogen van naalden.  Over brood op de keukenplank muizen die op tafel dansen en   klokjes die tikken.  Had het meisje geantwoord.  Hij had haar rode kapje gevolgd en zijn besluit genomen.  Ik ben een poëet, had ze piepend gezegd.  Aan de...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Lia Tilon
    Lia Tilon

    Lia Tilon (1965) debuteerde in 2002 met de roman Huizen van papier bij Uitgeverij De Arbeiderspers. In 2012 publiceerde Uitgeverij Cossee haar roman Zielhond, in 2017 gevolgd door Archivaris van de wereld. Tilon schrijft romans en korte verhalen. Zij blogt over emigratie en de vraag wat heimwee is. Is heimwee wel verbonden met een plek in je leven, of aan het gevoel dat je had toen je je op die plek bevond? En maakt het wat uit?

  • Foto van Kevin Headley
    Kevin Headley

    Kevin Headley (1983) is een Surinaamse documentairemaker, journalist en schrijver. Sinds een aantal jaar schrijft hij ook korte verhalen, welke onder andere gepubliceerd zijn in de Surinaamse krant de Ware Tijd, het opinieblad Parbode, het online literair tijdschrift Papieren Helden, het tijdschrift Wobby en Tirade. Kevin heeft ook de speciale uitgave van Tirade PRAKSERI met alleen Surinaamse verhalen samengesteld. Tweewekelijks leren we door zijn ogen verschillende aspecten kennen van Suriname.

  • Foto van Alexander Baneman
    Alexander Baneman

    Alexander Baneman (Amsterdam, 1986) publiceerde in o.m. Tirade, De Revisor en De Parelduiker. In november verschijnt zijn debuutroman De schim van Raamswolde bij Van Oorschot.