Museumeiland

Op het museumeiland Hombroich hangen geen bordjes bij de kunst. Er staan ook geen suppoosten. Bezoekers mogen het licht zelf aan en uit doen. Er is geen airconditioning, ook niet bij de 37 graden waarbij ik een bezoekje bracht. Wel waait een warme zomerbries langs de schilderijen en sculpturen, want de buitendeuren staan tegenover elkaar open en laten de bloemige geuren uit de tuin door de museumzalen drijven.

Ik wandelde er door de weelderige tuinen, die zo af en toe onderbroken worden door sculpturen of een gebouw. Kort na de ingang hebben veel bezoekers nog een vraagteken op het gezicht. Waar je heen moet, wat er te zien is; nergens staat uitleg of commentaar. Het eerste gebouw dat ik tegenkwam bleek na grondige inspectie leeg. Het was misschien het gebouw zelf waar je naar moest kijken misschien. Of de expositie was net verwijderd. Maar al snel laat je het idee los dat je iets mist, of verkeerd begrijpt. Er valt alleen te zien, en sowieso meer dan je in een bezoek kunt. Ik liep langs roestige reuzen IMG_4878van tinnen soldaten. Liep een gebouw binnen dat klein leek van buiten, maar dat een lange reeks zalen bleek te herbergen, vol schilderijen, houtsnijwerken, sculpturen. Alles zonder naam, zonder datum. Alles door elkaar; naast elkaar, beter gezegd. Sommige werken overduidelijk van dezelfde schilder, maar  wie dat dan is, en waar zijn werk overgaat in dat van een anderIMG_4917 is ook niet altijd duidelijk. Sommige werken zijn overduidelijk oud, zoals boos kijkende koppen uit oude Khmerdynastieën, sommige overduidelijk modern, zoals bolle felgekleurde schilderijen. En soms twijfel ik. Zijn dansende mannetjes oud aardewerk waar de verf vanaf is gebladderd, zijn het oude rituele symbolen, zijn ze nieuw? Is dat een oude vruchtbaarheidsgodin, of een hedendaagse? Je kunt niet anders dan concluderen dat het niet uitmaakt of iets oud of nieuw is, wie het heeft gemaakt, waar het is gemaakt, of met welk doel het is gemaakt. Dat niet te weten, maakt dat ik me bevrijd voel van de lichte argwaan die ik soms voel in een museum waar mij wordt uitgelegd wat het belang is van dat wat ik zie. Of welk leven de kunstenaar leidde, wat zijn politieke of seksuele voorkeur was. Geen commentaar is ook een optie. In Hombroich zie je opeens met terugwerkende kracht hoe benamingen, categorieën, uitleg, je blik beperken. Want misschien is alles mooi wat er in het museum staat, maar misschien ook is je oog ontvankelijker voor schoonheid als je niet uitgelegd wordt waar die precies is te vinden.

IMG_4920
Zelfs bij de lunch die je onverwacht, maar op een goed moment krijgt aangeboden, staat geen uitleg. Het is krachtvoer, dat je voorbereidt op nog een paar uur verderzwerven over het eiland. Aardappels brood appels herken ik, daarnaast wat bakjes met moeilijker te plaatsen smeersels. Ik vroeg me af wat ik at op mijn brood. Of iets dat zo smeuïg was vegetarisch kon zijn. Nee, het was Schmaltz bleek later, reuzel met daarin wat groens en kaantjes. Iets dat ik anders waarschijnlijk niet snel op mijn brood had gesmeerd. Zo werd ik in Hombroich ook nog even genezen van culinaire vooroordelen.

In de Oorshop

Lachen tijdens een uitvaart

Im Keller, een documentaire over Oostenrijkers en hun kelders, opent met een muis en een slang. Het terrarium vult bijna het hele scherm, een man kijkt gehurkt toe. De slang hapt niet gelijk toe, het duurt even. Het is makkelijke spanning, maar effectief: hoe lang nog, wanneer pakt-ie hem?

Ik zag de documentaire in de bioscoop tijdens IDFA. Na de voorstelling was er een Q&A met Ulrich Seidl, de regisseur. Toen de slang de muis greep, golfde er luid gelach door de zaal, heel kort, daarna een ongemakkelijke stilte terwijl iedereen de film weer ingleed.

De slang in Im Keller, een scène die verder niet terugkomt in de film, is niets nieuws voor Seidl. In Liebe, het eerste deel van zijn Paradies-trilogie, bestaat de openingsscène uit een groep geestelijk gehandicapten die een ritje maakt in de botsauto’s. Ze zijn van dichtbij gefilmd, de belichting is te klinisch, het duurt allemaal te lang – daarbij gaat het helemaal niet om die gehandicapten, die komen in de hele film niet terug, maar om de nukkige blonde vrouw die aan de kant staat. Het is een ontzettend ongrappig geheel, toch moeten er mensen zijn geweest die erom hebben gelachen.

In Grey’s Anatomy, uit de tijd dat het nog een serie was met scherpe dialogen en een protagonist die even begrijpelijk was als onsympathiek, komt een scène voor waarin Izzie Stevens in hysterisch lachen uitbarst tijdens de begrafenis van haar beste vriend. Ze kan het niet helpen, het gebeurt haar altijd tijdens uitvaarten, legt ze uit – ze hikt nog na.

Precies zo’n lach kwam vrij nadat de slang de muis greep in Im Keller. Seidl kon tevreden zijn, hij had zijn publiek weer precies waar hij het hebben wilde: bij voorbaat al schuldig en gegeneerd.

Er is een soort ongecontroleerde lach die vrijkomt bij situaties waar men zich geen raad bij weet, bij lullige en knullige momenten en intieme zaken. Deze ongepaste zenuwlach heeft niets te maken met humor, maar met ongemak – het is een weglachen.

Ongemak is ongekend populair. Het is het kneuzige dat Boer zoekt vrouw zo’n succes maakt, of, honderdduizend jaar geleden, de audities van Idols. Personages met een hoog sukkelgehalte, die op de verkeerde momenten lachen, te laat (of, erger nog, te vroeg) beginnen aan een applaus, die net het verkeerde zeggen of in elk geval verdraaid weinig aanleg hebben om het goede te zeggen, daar herkennen we ons in. Of eigenlijk, we doen alsof we onszelf daarin herkennen.

‘Ik ben zo ontzettend ongemakkelijk!’ hoorde ik laatst een meisje zeggen. Ze had heel zorgvuldig kledingstukken uitgezocht die net niet bij elkaar leken te passen, ouderwetse herenschoenen bij een kort spijkerbroekje, een grote bril met dikke rand, een te groot bloesje. Het was een heel gewiekste opmerking: alles wat het meisje vanaf dat moment verkeerd zou doen of zeggen, viel nu onder dat zogenaamde ongemak en zou daarmee iets grappigs worden, of iets charmants. Kijk mij eens mal zijn! Echt ongemak, daar waakte het meisje waarschijnlijk als de dood voor – zij zou wel drie keer uitkijken voor ze in lachen uitbarstte op een uitvaart. Ze was wel ongemakkelijk, maar niet ráár.

Een tijd terug was ik in het park met een achtjarige die een op afstand bestuurbaar vliegtuigje had gekregen. Hij had het ding nog geen dag, de zon scheen, het vliegtuigje vloog en vloog en toen landde het op het dak van een muziekkoepel en kwam het er niet meer af.

Ik lachte, ik kon het niet helpen.

Dat sippe gezicht van de jongen, daar was niets lolligs aan. Mijn lachen was nauwelijks hardop, duurde niet meer dan twee seconden. Toch, als ik er nu aan terugdenk, is hij er weer: die nerveuze giebel. Waar komt dat vandaan?

Misschien heeft het te maken met het intieme van knullige momenten. Het moment voordat de muis gegrepen wordt, daar zit zo’n spanning op. Als kijker weet je dat dit de laatste levende seconden van het dier zijn, je kijkt naar een bijna-doodgaan. Sterven is bij uitstek intiem.

De geestelijk gehandicapten uit Liebe hebben geen filter. Hun plezier is uitgelaten en grotesk, soms zelfs ronduit lelijk, die vrolijke grimassen. Deze mensen hebben niet het beschermende zelf-corrigerende masker dat veel mensen dragen in dagelijks contact met anderen. Als kijker voel je dat je iets ziet wat je eigenlijk niet zou moeten zien: het is te dichtbij.

De paar tellen vóór het kind zich realiseert wat er is gebeurd, dat zijn naakte seconden. Het kind zal gaan huilen of anders wordt het heel rood en boos. Ook hier is geen masker aanwezig, er zit niets sociaal aangepasts aan: dit is emotie, dit is zíjn, op zijn puurst.

Wat is er intiemer dan de uitvaart van je beste vriend?

Misschien is de intimiteit van sommige momenten zo groot dat de toeschouwer onbewust afstand probeert te creëren. Misschien is hij of zij zo bang voor het zien van die emotie, van dat zíjn, dat hij kiest voor de meest radicale muur: die van de lach. Intimiteit is tenslotte het meest angstaanjagende waarvan een mens getuige kan zijn. Niemand wil zo dicht bij het vuur dat hij of zij zich kan branden.

 

*Im Keller draait vanaf augustus onder meer in Eye.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

‘Een goede morgen met’ 11 (slot)

01:34:36

Tristan Murail, L’esprit des dunes (1993/1994); Ensemble Intercontemporain olv David Robertson.

01:50:31

We zaten in oude programmaboekjes te kijken wat we in de loop der jaren allemaal samen hadden gehoord en wat we ons nog goed, een beetje of helemaal niet meer herinnerden. Uit een programma van bijna twintig jaar geleden gleed een papieren zakje waarop stond: ‘Linzen verpakt in een loonzakje bij dit concert te gebruiken als ritme-instrument, de sambazak.’ Op de vraag of we ooit een loonzakje in handen hadden gehad, zouden wij tot dan toe overtuigd ontkennend hebben geantwoord, net als op de vraag of wij ermee geschud hadden. Het lamoenkoper dat ook in het programmaboekje zat, een vliesdun plaatje dat we zouden hebben gebruikt als handbekken, herinnerden wij ons evenmin. Hij rammelde er alsnog mee en stelde met spijt vast hoe beperkt zijn geheugen was. Wij zouden het staccatissimo hebben laten klinken tussen twee tango’s van Astor Piazzolla en een duo voor fluit en klarinet van André Jolivet, de linzen legato tussen twee op de cello gespeelde walsen van Prokofjev en het Allegro Rustico van Sofia Goebaidoelina en beide instrumenten tegelijk tussen Goebaidoelina en twee walsen van Sjostakovitsj. Werken in kleine bezetting, verbonden door wat in het programma geluidssculpturen werden genoemd. Klankbeeldhouwer, de gedachte zo iemand te hebben geassisteerd, beviel hem wel, zeker toen hij zag dat het een concert was geweest van het Nieuw Ensemble waarin linzen en koper waren gebruikt. Hadden wij toch ooit gespeeld in zijn favoriete ensemble, een ensemble zonder eerste viool, waarvan de muzikale ideologie haaks staat op het begrip Meester: mandoline, gitaar, klarinet, slagwerk, cello, accordeon, elk instrument is er evenveel waard. Van geen ander muziekgezelschap had hij meer programmaboekjes bewaard dan van dit ensemble. Het moet voor hem dan ook ondenkbaar zijn geweest een speellijst samen te stellen waarin het zou ontbreken.

Net als L’esprit des dunes, dat hij ook voor het eerst in een uitvoering door het Nieuw Ensemble had gehoord, is Kantrimiusik van Mauricio Kagel een klanklandschap. Maar daarmee houdt de overeenkomst op. Overheerst in het ene de indruk van manipulatie, in het andere lijken de op een boerderij voorhanden geluiden voldoende. Banjo, ukulele, mandoline, verschillende soorten gitaren en de geluiden van storm en regen, waaronder de muziek blijft doorspelen, moeten bij hem herinneringen hebben opgeroepen, ver terug in de tijd, aan avonden dat hij meeluisterde met zijn oudere broers naar het country- en folkprogramma Smoky Mountains Jamboree op de moeizaam ontvangen BBC.

Alles wat er aan muzikaal gejank en gehoempa denkbaar is, komt in deze muziek voor, als ernst en onernst tegelijk. Het is scherpzinnig muzikaal, het is authentiek melancholisch en het is tegelijk een stuk bordkarton met huizen, boerderijen, vee, weiden en velden erop vastgelijmd, een wereld waarvan je net zo makkelijk deel kunt uitmaken als een kind van de pastorale van een Gouden Boekje. Hij is even zelf dat kind, denk ik, een kind dat opgaat in die wereld van klanken. Eind jaren veertig: er loeit een koe, er kraait een haan, een ezel balkt, een hond blaft, de dorpsklok luidt, de motor van een tractor slaat aan. Hij tuft erop weg, een bordkartonnen boer die ervan overtuigd is dat de wereld van klanken waaruit hij voortkomt, de enige echte is. Wie weet gaat hij straks wel blokfluit spelen.

01:52:48

Mauricio Kagel, Kantrimusik, Pastorale für Stimmen und Instrumenten 15 – VIII (1973/1975); Nieuw Ensemble olv Ed Spanjard.*

02:00:00

* Niet op YouTube, wel op cd: Winter & Winter No. 910 150-2.

 

adzuiderent Ad Zuiderent (1944) is dichter, schrijver en criticus. Hij publiceerde onder meer de biografie van Gerrit Krol, Van Korreweg naar Korreweg. Zijn laatste dichtbundel is We konden alle kanten op (2011). Tot voor kort schreef hij over muziek voor de website Muziekvan.nu en vervangt Marko van der Wal op de vrijdag.

Zeven minuten

youtube‘Dit moet je zien.’

Ik zit met B. in de huiskamer, ze heeft haar iPhone gepakt. Het duurt even, B. kan het filmpje niet meteen vinden – in haar haast maakt ze een tikfout.

‘Ik heb hem! Kijk.’

B. draait het schermpje mijn kant uit. De verwachtingen zijn hooggespannen: vind ik dit Youtube-filmpje van een kat op een robotstofzuiger ook zo grappig, lach ik net zo smakelijk om deze obscure Australische comedian als B.?

Ik kijk vluchtig naar de lengte van de video. ‘Zeven minuten?’

‘Het is het waard, ik beloof het.’

Even zie ik B.’s verwachtingsvolle blik, ze glimlacht. Dan richt ik mijn blik op het scherm.

Verwachting werkt twee kanten uit: allereerst is er de verwachting van degene die het filmpje laat zien. Hier wordt in potentie een moment gecreëerd om later op terug te komen, een weet-je-nogje. Als de ander het filmpje leuk vond, kan degene die het liet zien nog eens met een link aankomen.

Maar de toeschouwer heeft ook verwachtingen. Afhankelijk van het aantal op aanraden van de ander bekeken filmpjes, maakt hij of zij een inschatting – hoe leuk gaat dit worden? Tegelijkertijd is de toeschouwer zich bewust van waar de zender op hoopt.

Er ontstaan een druk die doet denken aan wat deelnemers aan Extreme Home Make-over moeten voelen. Nadat hun huis is gerenoveerd, kunnen deze mensen niet anders dan enthousiast zijn: de make-over is gratis, iedereen die meehielp staat naast hen, het komt allemaal op tv. Ze moeten het leuk vinden.

Tientallen Youtube-filmpjes keek ik op aanraden van B., mijn kaken doen al zeer bij het idee dat ik weer door een video over komische apen heen moet. Wat mij betreft mag het verboden worden om elkaar filmpjes te laten zien die langer duren dan anderhalve minuut. Wie denkt B. wel niet dat ze is?

 

‘En dit dan?’ vraag ik. Op sommige dagen ben ik zelf de zender. Ik herinner me een kat die een medicijnpotje van een kastje gooit, of een film over een ufo die boven Zuid-Afrika strandt. Dolgraag wil ik dat B. de film ziet. Ik blijf erbij om haar reactie te controleren als een pyromaan die naar haar eigen brandje kijkt.

‘Hoe kun je nu denken dat ik dit goed vind?’ B. staat op en loopt de kamer uit. Ze zet thee, ze gaat iets anders doen, ik blijf achter op de bank. Het gevaar bestaat dat ik het nu ook ga zien, dat District 9 niet zo fantastisch is als ik dacht. De eerste keer dat ik deze satirische alien-film zag, vond ik hem geweldig.

Het is weer gebeurd: mijn verwachtingen namen een loopje met me. In mijn enthousiasme vergat ik na te denken over wat ik precies wilde laten zien. En aan wie. Had ik kunnen weten dat B. District 9 niet zou waarderen? Waarschijnlijk wel.

Eigenlijk is het maar ijdel om een ander iets te laten zien (of horen) dat jij briljant vindt. Het is ijdel en dwingend, dwingender dan wanneer je iemand een boek aanraadt. Hier zit je immers naast, met een blik die zegt: ik ga je nu het allergrappigste/-mooiste/coolste filmpje van de hele wereld laten zien, je moet lachen.

 

Voortdurend bestoken B. en ik elkaar met filmpjes van katten, schildpadden en Arjen Lubach die de vlooienmars speelt op Ivo Opstelten. We doen het om een connectie aan te gaan, een ervaring te delen, we doen het voor de potentiële weet-je-nogjes. Soms schieten we raak en vinden we elkaars vondsten te gek, vaak zitten we de tijd uit: zeven minuten of langer.

Laat ik in het vervolg, als ik een volledige speelfilm wil laten zien in plaats van een Youtube-fragmentje, mezelf afvragen of de toeschouwer in kwestie van science fiction houdt.

Verwachtingsmanagement, heet dat.

img_0970Marijn Sikken studeerde aan de Schrijversvakschool te Amsterdam. In 2011 won zij zowel de jury- als de publieksprijs bij Write Now! Marijn is columnist voor CLEEFT.nl en publiceerde o.a. korte verhalen in De Titaan, De Optimist en Passionate Platform. In juli elke zondag op Tirade.nu.

 

Heldendom

tumblr_n031ratL781qaouh8o1_1280

True heroism is minutes, hours, weeks, year upon year of the quiet, precise, judicious exercise of probity and care – with no one there to see or cheer.

This is the world.

David Foster Wallace, The pale king

‘Een goede morgen met’ 10

01:20:19

Dimitri Sjostakovitsj, Prelude en Fuga, nr, 24 in d (1951); Tatiana Nikolajeva, piano.

01:32:12

Hij heeft er in de loop der jaren ook wel wat filosofen op nagelezen, meestal met een schuin oog. Zo gauw hij vermoedde dat de muziek waarover zij het hadden, zo zuiver moest zijn dat zij door geen mens kon worden gehoord, klapte hij het boek dicht. Hij kon nog wel warm lopen voor de opvatting van Schopenhauer dat, als muziek iets betekent, dat dat dan iets is wat aan ons diepste wezen raakt. En in zijn exemplaar van De wereld als wil en voorstelling stond zelfs een dikke streep onder de zin ‘Muziek is een onbewuste oefening in metafysica, waarbij de geest niet weet dat hij aan het filosoferen is.’ Toen ik hem vroeg of hij die woorden ook begreep, zei hij dat dat niet uitmaakte; het ging erom of een uitspraak voldoende uitdagend was. Als puntje bij paaltje kwam was onbegrijpelijkheid, niet weten wat er precies met je gebeurt, maar er wel een sterk vermoeden van hebben, voor hem een groot goed, zeker als het muziek betrof. En ja, dat was dan misschien wel iets metafysisch.

Maar toen hij iets verderop las dat composities als Die Jahreszeiten en Die Schöpfung van Haydn niet zouden deugen, omdat die niet ‘het ware wezen der dingen’ uitdrukten, maar louter verschijnselen uit de aanschouwelijke wereld nabootsten, brak zijn klomp. Was hij componist geweest, zei hij verontwaardigd, dan zou hij een anti-Schopenhauerklompendans componeren waarin dat breken duidelijk te horen was. Het is maar goed, zei hij, dat Schopenhauer nooit iets van Mahler heeft kunnen horen of van Ives of Messiaen, dat Kagel en Breuker hem bespaard zijn gebleven. Voor hem geen Central Park in the Dark, geen Des canyons aux étoiles, geen Lied von der Erde – wat een armoede.

En ook geen muziek die L’esprit des dunes heet, die voortkomt uit filmbeelden en landschappen. Dat in deze muziek van Tristan Murail bijvoorbeeld landschap en abstractie tot één geheel vervloeien en exotische folklore een fusie aangaat met verfijnde berekeningen, de strenge filosoof schijnt het niet te willen weten. Toch is het niet uit recalcitrantie dat hij L’esprit des dunes op zijn lijst heeft staan, lijkt mij. Het moet zijn vanwege de hele wereld aan klankherinneringen die daarin over je heen tuimelt, van het bewegen met de radioknop langs zenders op de korte golf tot het roepen van achterop de fiets in een tunneltje, van het gehum vanuit de onderbuik van Tibetaanse monniken tot de desolate geluiden van een woestijnlandschap; klanken en beelden die tegelijk een zo zuivere mix vormen dat je al luisterend niet meer denkt aan elk van de elementen afzonderlijk, maar samenvalt met de muziek.
Was dat de staat van wereldvreemdheid waarin je volgens Peter Sloterdijk terechtkwam als je naar muziek luisterde? Al viel er over die staat, waaraan hij graag refereerde, niet veel meer te melden dan dat je die ervoer, zo begreep hij het tenminste. Het had met oneindigheid van doen, met dromen die men zich niet eens meer herinnert en die ineens oplichten. Noem het mystiek. Noem het epifanie. Vind er maar eens andere woorden voor dan de mystici gebruikten. Is het daarom dat veel van de mooiste muziekstukken bij hem transformeren in landschapsbeelden? In heldere zon op pannendaken, regenvlagen boven het Kinselmeer, weids uitzicht na een bocht in de weg, het wonder van de tot eeuwigheid gestolde golven bij Zabriskie Point in Death Valley, het houdt niet op. Het zijn zijn beelden van wereldvreemdheid, denk ik.

01:34:36

Tristan Murail, L’esprit des dunes (1993/1994); Ensemble Intercontemporain olv David Robertson.

01:50:31

 

adzuiderent Ad Zuiderent (1944) is dichter, schrijver en criticus. Hij publiceerde onder meer de biografie van Gerrit Krol, Van Korreweg naar Korreweg. Zijn laatste dichtbundel is We konden alle kanten op (2011). Tot voor kort schreef hij over muziek voor de website Muziekvan.nu en vervangt Marko van der Wal op de vrijdag.

Meer blogs

  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zo alleen… Zo alleen 

    Zo alleen… Zo alleen 

    (beeld: Don Duyns) Uit de hengstebron gedronken hebben.   Ik schrijf over gegeven paarden en ogen van naalden.  Over brood op de keukenplank muizen die op tafel dansen en   klokjes die tikken.  Had het meisje geantwoord.  Hij had haar rode kapje gevolgd en zijn besluit genomen.  Ik ben een poëet, had ze piepend gezegd.  Aan de...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Geen weer

    Geen weer

    Omdat onze vriendengroep door aanvullende kinderen en huisdieren bijna alle vakantiehuizen ontgroeid is en de resterende vakantiehuizen hatelijk duur zijn geworden, bedacht ik een alternatief. We zouden een tentenkamp opslaan bij S en L, die sinds kort een boerderij met flink wat grond in Wardoe bewonen. Fikkie stoken, buiten koken, disco met de kinderen, sterrenstaren...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Plonia Westendorp
    Plonia Westendorp

    Plonia Westendorp (1998) is verpleegkundige en student Nederlandse Taal en Cultuur aan de Universiteit van Amsterdam.

  • Foto van Roos van Rijswijk
    Roos van Rijswijk

    Roos van Rijswijk is redacteur van Tirade. Ze publiceerde proza in diverse tijdschriften en de roman Onheilig (Querido, 2016).

  • Foto van Senna Felius
    Senna Felius

    Senna Felius (1997) is dichter. Ze studeert filosofie en Arabisch en woont in Egypte. Haar poëziedebuut staat in Tirade 487.