Naspel

Ik heb thuis een foto waar mijn beide grootvaders op staan. Naast elkaar en ze lijken wat tegen elkaar te zeggen. De foto is gemaakt op de bruiloft van mijn ouders. Mijn grootvader van moeders kant, Cheng, draagt een pak: wit overhemd, donkerblauw jasje en een stropdas met patronen. Zijn haar is perfect achterovergekamd. Mijn grootvader van vaders kant, Sybesma, is minder chique gekleed. Hij draagt een enigszins verschoten jas zonder mouwen met vier zakken met rits: twee op de borst, twee op heuphoogte. Eronder heeft hij een geruite gelige trui aan.

Naar mijn weten is dit de enige keer dat ze elkaar hebben ontmoet: grootvader Cheng woonde in Canada, grootvader Sybesma in Nederland. Niet heel lang nadat deze foto gemaakt is, kreeg grootvader Sybesma een hersenbloeding waardoor hij halfzijdig verlamd raakte. Toen ik heel jong was, kon hij soms nog een stukje lopen met een stok. Hij sprak moeilijk. Niet alleen was articuleren lastig, maar door de hersenbloeding leed hij ook aan afasie. Ik heb volgens mij nooit een echt gesprek met hem gevoerd. Ik zei wel dingen tegen hem, maar zijn antwoorden kon ik niet verstaan en ik had als kind en puber niet het geduld om te proberen iets van zijn zinnen te maken.

Net voordat hij doodging, heb ik hem bezocht. Ik was zeventien. Hij had leukemie en hij wilde niet meer behandeld worden. Samen keken we naar foto’s. Bij het afscheid gaf ik hem een hand en hij lachte naar me. Alsof het zo goed was.

Grootvader Cheng overleed twee weken geleden, op de dag voor kerstmis. Niet onverwacht, hij lag in een hospice. Ik herinner me hem als een trotse man. Dat hij in pak op die foto staat, past precies in het beeld dat ik van hem heb.

Hij leed aan COPD, te veel gerookt. Om de een of andere reden kan ik me geen tijd herinneren dat hij zich makkelijk voortbewoog. In mijn geestesoog schuifelt hij altijd en de laatste jaren kwam hij nauwelijks van zijn plaats; de hele dag zat hij aan de eettafel. Toen hij nog kon schuifelen ben ik een keer met hem meegelopen op zijn dagelijkse rondje. We spraken over voetbal en het leven in Nederland. Op zeker moment vroeg hij of ik rookte. Ik was een jaar of veertien. 

‘Nee,’ antwoordde ik, naar waarheid.

Hij knikte en zei dat ik er nooit aan moest beginnen. ‘Never try the first one.’ Als iemand mij er een aanbood, moest ik aan hem denken, aan hoe hij erbij liep. Of het door hem komt, weet ik niet, maar ik heb nog altijd niet gerookt.

En toch, ik moet hem meegemaakt hebben toen hij zich nog een beetje normaal kon voortbewegen. Een vage herinnering aan een hal waar oudere mensen met blokken gooien dringt zich aan mij op. Dat moet in Hongkong zijn geweest. Maar het is meer een beeld dan een herinnering.

Misschien heb ik hem niet vaak genoeg gezien. Ik zag hem hooguit een keer per jaar en er waren ook jaren dat ik hem helemaal niet zag. Dan sprak ik mijn grootouders in Canada alleen door de telefoon. Op een van hun verjaardagen. Op Chinees nieuwjaar. Op mijn eigen verjaardag.

Hoe vaak zag ik grootvader Sybesma eigenlijk? Vaker. Een keer of vier per jaar, denk ik, waarvan jaarlijks een vakantie van een week of twee. Maar hem belde ik nooit. Grote fysieke afstand kan ervoor zorgen dat je meer contact hebt, gek genoeg. Toen mijn broer nog in Leiden woonde (en ik daar ook nog vertoefde), had ik vrijwel nooit het gevoel dat ik hem eens moest appen of bellen om te vragen hoe het ging. Nu hij naar Brabant is vertrokken, heb ik dat gevoel veel vaker. Dat ik toch even moet vragen hoe de vlag erbij hangt. Hetzelfde geldt voor mijn andere broer. Toen hij nog in IJsland woonde, wilde ik hem ook vaak appen om te vragen hoe het ging. Nu hij een jaar in Cambridge zit – toch makkelijker te bereiken en voor je gevoel dichterbij – heb ik dat veel minder.

Ik was eigenlijk een beetje bang voor grootvader Cheng. Hij had een bepaald beeld van hoe een kind zich moet gedragen en in mijn beleving werd hij direct heel boos als ik eens buiten die lijntjes kleurde. Dat zal best zijn meegevallen, maar ik weet nog hoe hij soms om niets in woede ontstak tegen mijn nichtjes. Daarom probeerde ik zoveel mogelijk uit zijn buurt te blijven, bang voor zijn toorn. Pas de laatste jaren, toen ik ouder was geworden en hij zijn krachten meer en meer verloor, ben ik vaker met hem gaan praten. Interessante gesprekken waren dat. Ze gingen over Hongkong, over zijn jeugd daar. Hoe Hongkong er vlak na de oorlog uitzag. De zomer erna had de dementie hem al te zeer in zijn greep en herhaalde hij zichzelf vaak en kon hij niet meer over vroeger vertellen. Ik sprak nog wel met hem. Dan zaten we voor de televisie naar een honkbalwedstrijd te kijken en maakten we opmerkingen over de slagman of de werper. Om de haverklap zei hij: ‘Ik haat honkbal. Voetbal is veel leuker.’ Toch bleven we kijken. Je hoeft niet per se een diepgaand gesprek te voeren om een mooie tijd te hebben.

Toen ik deze zomer afscheid van hem nam, zwaaide hij me toe. ‘Take care,’ zei hij. Ik wist dat de kans klein was dat ik hem nog eens zou zien.

In De sandwich gaat A F.Th. van der Heijden op zoek naar de herinnering waarin twee kort na elkaar overleden jeugdvrienden samen voorkomen. Ik heb deze foto van mijn twee grootvaders. Allebei nog gezond. Allebei nog vol leven. Ik zou willen dat deze foto geen foto was, maar een van mijn herinneringen.

Foto van Sybren Sybesma
Sybren Sybesma

Sybren Sybesma (2001) werd in Leiden geboren. Na de middelbare school deed hij een jaar vooropleiding klassiek piano aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Daarna studeerde hij Biomedische Wetenschappen in Leiden. Hij volgde een cursus korte verhalenschrijven aan de Schrijversvakschool in Amsterdam bij Nico Dros. Bij de Mare kerstverhalenwedstrijd won hij twee keer de derde prijs. Ander werk verscheen op De optimistOp ruwe planken, De Parelduiker en in het Friese literaire tijdschrift Ensafh. Momenteel studeert hij in Utrecht. Hij speelt nog veel piano.

In de Oorshop

Een tweede brief

Amersfoort, 4 januari 2024

Lieve Helene,

Dit is de tweede brief die ik je schrijf waar nooit een antwoord op zal komen. De wijzers van de klok in mijn ooghoek glijden al naar de twaalf en dat betekent dat je straks op de dag af al twee jaar niet meer terugschrijft. Ik schrok van het besef dat ik je vierentwintig maanden niet meer heb gezien, je stem al honderdvier weken niet meer heb gehoord, je al zevenhonderddertig dagen niet meer heb omhelsd.

Vorig jaar schreef ik je omdat ik je zo in leven wilde houden. Nu schrijf ik je omdat ik bang ben dat ik je ga vergeten. Begrijp me niet verkeerd: dat laat ik niet gebeuren, anders had ik je nu niet geschreven en ik denk nog minstens één keer per week aan je, maar vorig jaar wist ik nog precies hoe je stem klonk, hoe je glimlachte als je de voordeur voor me opendeed, hoe je knisperende lach door een kamer kon rollen. Maar alles wat je niet onderhoudt raakt overwoekerd en vervaagt en omdat ik onze vriendschap niet meer kan onderhouden, omdat jij er niet meer bent, vrees ik voor de vervaging van jou.

Het gaat goed met Ef, moet je weten. We hadden het laatst over je, met Het, zijn nieuwe liefde. Ze zijn gelukkig samen, precies zoals je had gewenst. Als we het over je hebben, zie ik de onmeetbare liefde die Ef voor je had terug in zijn montere gezicht. Jouw gedenkhoek in de kamer is een geruststelling die voelt als jouw hand op mijn schouder, jouw stem weer rond mijn hoofd, alsof je fluistert dat het goed is zo, terwijl alles in me roept dat het helemaal niet goed is, want ik wil je nog steeds niet missen.

Iemand zei me laatst dat rouwen ook loslaten is, maar daar ben ik het niet mee eens. Ik wil je blijven vasthouden. In wat ik schrijf, in wat ik denk, in wat ik doe – juist omdat ik zo bang ben om je steeds iets meer te verliezen, nu de jaren je inhalen en de momenten die we samen hadden afbrokkelen en mijn herinneringen aan jou steeds iets meer beginnen te verbleken.

Daarom schrijf ik je weer: om even dicht bij je te zijn, al raak je ieder jaar iets verder weg. Maar dat maakt niet uit, denk ik, want als ik je schrijf, in deze nietszeggende uren, lijkt het alsof jij weer in je werkkamer zit, klaar om deze brief te beantwoorden. Dan voelt het even alsof je nog niet uit elkaar bent gevallen tot as en jij nog volslagen intact achter een beeldscherm zit.

En ik weet dat ik straks toch rond mijn werkhoek zal wachten tot ik een antwoord van je krijg, klaar voor een ontvangsttoon die niet zal klinken. Het is een vorm van hoop die ik in alle andere situaties vals zou vinden, maar nu niet. In die uren vergeet ik even dat jij er niet meer bent en lijkt het alsof je simpelweg geen tijd hebt om te antwoorden, omdat je bezig bent met dingen die de doden niet kunnen, dingen die de levenden doen. Boodschappen doen, de was ophangen, schrijven aan iets.

Ik schrijf je dus omdat ik je niet wil vergeten, maar misschien nog meer omdat dit schrijven de enige manier is om weer even bij je te zijn. En om je nog even te zeggen dat ik je nog steeds zo ongelofelijk mis. En ook om je te beloven dat ik je volgend jaar weer zal schrijven rond deze dag, al tril ik altijd na als ik de brief af heb geschreven en ben ik een dag tot weinig in staat.

Dan zal ik je opnieuw vergeven dat je niet hebt teruggeschreven.

Alle liefs,

Twan

Foto van Twan Vet
Twan Vet

Twan Vet (1998) schrijft poëzie, proza en liedteksten. Hij blogt wekelijks voor Tirade.

Zijn gedichten verschenen eerder in literaire tijdschriften zoals De Revisor, DW B en Het Liegend Konijn en in kranten zoals NRC en AD.

De komende jaren werkt hij aan een dichtbundel, een non-fictieboek en een roman bij De Bezige Bij.

Foto: Roderique Arisiaman

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Voornemens

Van de pasta dampen kleine wolkjes omhoog, tot de wasem vervliegt. Pam en ik kijken naar de condens die verdwijnt en zijn allebei te moe om daar een metafoor aan te hangen.

Het nieuwe jaar ligt slechts een paar dagen verderop en omdat Pam en ik vooral doorgewerkt hebben aan deadlines (zij aan haar videokunst en illustraties, ik aan mijn schrijfwerk) zijn we vooral uitgeput, lusteloos en afgepeigerd. De kerstdagen en familieverplichtingen hebben ook flink uit ons energievaatje getapt.

Om bij te komen en niet te verzanden in gesomber hebben we een eetafspraak gemaakt en een verboden woord afgesproken: werk. En liefde, hadden we later nog bedacht. Dood, appte ik later ook nog naar Pam.

‘Goede voornemens zijn voor mensen die teleurstelling proberen om te zetten in beloftes,’ constateert Pam na vijf minuten stilte, alsof ze antwoord geeft op iets dat ik net gezegd heb, terwijl ik net zo stijf had gezwegen als zij. ‘Ik had me voorgenomen om me minder druk te maken, maar als ik aan dat voornemen denk, maak ik me eigenlijk al weer druk om het feit dat me dat toch niet gaat lukken.’

‘Ik kijk liever niet terug, omdat ik vooral de dingen zie die ik niet heb gedaan,’ mompel ik, prik een stukje courgette aan mijn vork en draai het stukje groente zonder reden in de rondte. Dan leg ik het weer op mijn bord en tik het heen en weer met de zijkant van mijn vork. ‘En ik doe al helemaal niet aan goede voornemens.’

‘Niet met je eten spelen,’ sommeert Pam stellig en heft haar vinger als een moeder. Ik ben te moe om haar toe te bijten dat ze mijn moeder niet is, maar als ik naar haar kijk, schiet ze al in de lach. ‘Oh, en we zouden ook niet somberen, weet je nog?’ zegt ze door haar lachen heen.

Dus ik schud van ja, sluit mijn ogen heel even en drink daarna het laatste beetje wijn dat in mijn glas wacht op. Pam schuift haar halfvolle glas wijn over de tafel naar me toe. ‘Ik hoef niet meer, ik ben al aangeschoten,’ giechelt ze, als een klein meisje.

‘Het was een slecht jaar,’ constateert Pam ineens, terwijl haar gezicht meteen weer in een serieuze plooi is gevallen. ‘Een slecht jaar voor de vrede.’ Ik knik. ‘En wat doen wij er dan nog toe, eigenlijk? Waarom zouden we volgend jaar nog ons best doen? Ik ben nu al zo moe dat ik me afvraag hoe ik de volgende maand doorkom, laat staan het hele jaar.’

Nog voor ik Pam weer wil herinneren aan de woorden die ze een paar zinnen geleden had uitgesproken, staat ze op en opent mijn koelkast. Ze pakt een pak sap, sluit de deur weer, kijkt even naar een briefje dat op mijn koelkast is geplakt.

‘Ik dacht dat jij niet aan goede voornemens deed?’ vraagt ze en tikt met haar vinger op het briefje: Blijf in leven is erop geschreven.

‘Dat heb ik niet zelf bedacht,’ antwoord ik, ‘maar ik vond het wel een goed voornemen vorig jaar. En het is gelukt!’ jubel ik en steek mijn duim omhoog als een boomer.

‘Bijna gelukt,’ verbetert Pam me, ‘nog een paar dagen.’ Ik klop drie keer af op de tafel om iets te voorkomen. Pam doet hetzelfde en kijkt me even aan, haar blik is indringend en verraadt een soort angst. Ik sta op, pak een pen en scheur een post-it van het blok af. Na wat gekrabbel druk ik het briefje met een klap op de koelkast.

‘Zo,’ zeg ik en ga weer zitten. ‘Nu heb jij ook een voornemen voor volgend jaar. Het is mij dit jaar ook gelukt, dus dit moet voor jou ook te halen zijn. En over een jaar kom je op precies dezelfde dag weer bij me eten. Als je dan aanbelt, weet ik dat het gelukt is en dat zullen we vieren.’

Foto van Twan Vet
Twan Vet

Twan Vet (1998) schrijft poëzie, proza en liedteksten. Hij blogt wekelijks voor Tirade.

Zijn gedichten verschenen eerder in literaire tijdschriften zoals De Revisor, DW B en Het Liegend Konijn en in kranten zoals NRC en AD.

De komende jaren werkt hij aan een dichtbundel, een non-fictieboek en een roman bij De Bezige Bij.

Foto: Roderique Arisiaman

De tijd nooit, helaas

(De wereld in stukken 48)

Napoleon zou gezegd hebben over zijn streven naar onsterfelijkheid door verovering:

Ruimte kunnen we heroveren, tijd nooit. (of, met zwaar Corsicaans accent uitgesproken: Pour l’espace, nous pouvons toujours le regagner. Le temps perdu, jamais.) Als Napoleon zijn eigen terrein voor een veldslag koos, zo hebben krijgshistorici achterhaald, dan won hij. Zijn tragiek is dus dat je niet altijd iets te kiezen hebt.

Op deze kaart een land van mijn keuze, New Zealand, een land dat tot mij spreekt op de manier waarop Rusland dat tot Nabokov doet in zijn memoires Speak, Memory: in de taal van gelukzaligheid. Dat is enerzijds particuliere biografie – ik reisde er met vrouw en zoontje van twee jaar eens maanden rond – maar dat is ook wereldwijd, zeker nu, de positie van het land: het is zover van veel rottigheid verwijderd dat het een veilige haven lijkt. De rijken der aarden kopen er een stukje land voor als the shit hits the fan.

Twee steden op het Noordereiland, Napier en Hastings werden in 1931 vrijwel met de grond gelijkgemaakt door een enorme aardbeving. Ze werden wederopgebouwd in de dan vigerende bouwstijl: het Art Deco. Dat is misschien Nieuw-Zeeland in een notendop voor de reizende Europeaan: iets onverwachts, schitterends en met een recente geschiedenis. Art Deco onder een blauwe hemel nabij wijnvelden. Natuurlijk poets ik alle problemen weg. Maar dat doe je met herinneringen vaker. Het zoontje van twee heeft er een levendige herinnering aan: dat hij een houtblok naar mijn hoofd gooit. De noodzakelijke vadermoord begon vroeg.

Recente geschiedenis? Ja, een combinatie van Maori-mythologie en koolstofdatering leidt de historici via Kupe, de Polynesische ontdekkingsreiziger, tot het inzicht dat er sinds ongeveer 1280 mensen wonen op Aotearoa, het Land van de Langwerpige Wolken, zoals de Maorinaam voor Nieuw-Zeeland luidt. Dat is kortgeleden. Ik zag een Kauri boom van 2000 jaar oud. De oudste bomen in dit land hebben een naam, deze heet Tāne Mahuta. De woudreus leefde dus een gelukzalige jeugd zonder mensen.

[…] Vond je het reusachtig veel, duizend morgen land? Vond je hem reusachtig groot, de aarde?
Vond je het zo’n heksentoer, te leren lezen?
Vond je het zo geweldig van jezelf als je gedichten wist te snappen?

Blijf hier bij mij, vandaag en vannacht, en je zult de oorsprong van alle gedichten verwerven,
Je zult het goede der aarde en dat van de zon verwerven… er zijn nog miljoenen zonnen te geef,
Je zult voortaan niets uit de tweede of derde hand aannemen… noch door de
            ogen van de doden kijken… je zult je niet meer voeden aan de schimmen in boeken,
Je zult ook niet door mijn ogen kijken, noch van mij iets aannemen,
Je zult luisteren, alle partijen aanhoren en ze filteren door jezelf heen. […]

(Walt Whitman Leaves of Grass, vertaling Anneke Brassinga)

Nieuw Zeeland heeft iets Whitmannerigs: een soort groot verlangen, en diep ademen en voluit leven. Iets verwachtingvols. Iets waarin verleden en toekomst samenkomen.

Dat is dus wat we zien als we naar een wereldkaart kijken: een wereld van verhalen, ja, maar vooral een centraal punt in de tijd waarin herinnering en voornemen samengebald zijn. De plaatsen waar je geweest bent naast de plekken waar je nog hoopt te komen. Een wereldkaart formuleert in een oogopslag ons verleden en onze toekomst.

Lezen:

Frank Sargeson Stories
John A. Lee Children of the Poor
Vladimir Nabokov, Speak, Memory
Katherine Mansfield Puur geluk

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Stapvoets

20 december 2023 gaat de geschiedenisboeken in als de dag waarop het definitieve vonnis van twintig jaar celstraf werd uitgesproken tegen Desi Bouterse, in de hoger beroep procedure. De Krijgsraad had hem al in 2019 tot 20 jaar celstraf veroordeeld. Bouterse is niet komen opdagen op de zitting, zoals op alle andere. Er is geen onmiddellijke gevangenneming geëist, maar het vonnis moet wel ten uitvoer worden gebracht. Hiermee is een einde gekomen aan het 8 december proces dat in 2007 begon. Het proces met betrekking tot de moord op 15 vooraanstaande  Surinamers. Dit proces werd vele malen vertraagd, en er is zelfs geprobeerd het te stoppen door een amnestiewet, maar het is toch gelukt de zaak af te ronden. Op social media betuigden de aanhangers van Bouterse hun medeleven voor hun leider, terwijl anderen hun steun betuigden voor de rechtsgang.

De hele week was er een zekere spanning te voelen richting de uitspraak. In verschillende gesprekken, op het werk, in vriendenverband, maar ook op straat was het hoofdonderwerp de uitspraak. Maar ook over wat de consequenties kunnen zijn, welke mogelijke scenario’s zich zouden voltrekken, zoals eventuele vrijspraak, veroordeling met of zonder gevangenneming, gratie en wat de aanhangers zouden doen als de uitspraak hen niet zinde, zoals herrie schoppen. Ook in Nederland waren er vele berichten te lezen over Bouterse en Suriname, niets nieuws, in Suriname zijn we inmiddels eraan gewend dat we in het Nederlands nieuws verschijnen wanneer er iets is misgegaan in Suriname of als we hulp nodig hebben.

Zaterdag, enkele dagen voor de uitspraak, hield Bouterse nog een massameeting voor zijn aanhangers in het partijcentrum Ocer van de Nationale Democratische Partij, NDP. Daarbij maande hij de aanwezigen om rustig te blijven en de uitspraak van de rechter af te wachten. De NDP’ers vroegen Bouterse om niet naar de rechtszaal te gaan.

Dagen na de massameeting en voor de uitspraak hebben velen van ons toch onze planningen zodanig gemaakt dat wij niet naar de binnenstad hoefden of in de buurt van het Hof van Justitie. Op de dag van de zitting zou het laatste ook niet kunnen omdat verschillende wegen in de omgeving van het Hof waren afgesloten. Bedrijven en kantoren daar in de buurt bleven daarom dicht. Sommige ouders hielden hun kinderen uit voorzorg thuis. Gelukkig bleef het op de dag van de uitspraak vrijwel rustig. Het verkeer was kalm, wat ongebruikelijk is enkele dagen voor Kerst en aan het einde van het jaar.

En toen was het zover, ‘twintig jaar celstraf en geen onmiddellijke gevangenneming’. Vrienden, collega’s en kennissen binnen en buiten Suriname appten mij om te vragen wat ik van de uitspraak vond en naar het natraject keek. De Decembermoorden hebben namelijk voor verdeeldheid gezorgd onder de Surinamers, nauwelijks enkele jaren na de verdeeldheid door de onafhankelijkheid van Suriname van Nederland. Deze verdeeldheid tussen de aanhangers van Desi Bouterse en tegenstanders van hem breidde zich in de loop der jaren steeds meer uit, gevoed door angst om over het gebeuren te praten, manipulatie van de aanhangers van Bouterse door bijvoorbeeld het gebeuren zo min mogelijk te behandelen of te laten behandelen op scholen, door het  gebrek aan informatie ook vanuit Nederland en de strijd tussen de twee eerder genoemde partijen. Suriname is een land groot in oppervlakte, maar de samenleving is klein, iedereen kent iedereen.

Er wordt nu gesproken over ‘verzoening’ en ‘heling’, maar de verdeeldheid zal mijns inziens nog jaren blijven. Er wordt weliswaar nu meer gesproken over het gebeuren, er wordt ook meer erover verteld in het onderwijs en er is veel informatie te vinden op het internet, maar toch staan partijen tegenover elkaar. Jarenlang werd er namelijk bewust, maar ook onbewust aangegeven dat je een kant moest kiezen, de kant van Bouterse of de kant van de tegenstanders. Verzoening en heling moeten we niet forceren. Bepaalde processen moet je even ruimte geven om zich rustig te voltrekken. We kunnen wel gesprekken stimuleren waarbij respect hebben voor elkaar en elkaars zienswijze boventoon moet hebben. Stapvoets komen we er wel, door meer te praten en vooral naar elkaar te luisteren.

Foto van Kevin Headley
Kevin Headley

Kevin Headley (1983) is een Surinaamse documentairemaker, journalist en schrijver. Sinds een aantal jaar schrijft hij ook korte verhalen, welke onder andere gepubliceerd zijn in de Surinaamse krant de Ware Tijd, het opinieblad Parbode, het online literair tijdschrift Papieren Helden, het tijdschrift Wobby en Tirade. Kevin heeft ook de speciale uitgave van Tirade PRAKSERI met alleen Surinaamse verhalen samengesteld. Tweewekelijks leren we door zijn ogen verschillende aspecten kennen van Suriname.

De kaart als spiegel

(De wereld in stukken 47)

Homoseksualiteit bestaat pas sinds 1912. Dat is althans wat je op mag maken uit de concise edition van Oxford English Dictionary van 1911. Ook kolonialisme en racisme zijn van na die tijd. Want geen wordt vermeld in dat toch uitgebreide werk.

Wat deze kaart toont is tweeledig: het tegelpatroon van invloedssferen – waar geldt welke tijd? – laat meteen het koloniale verleden zien. Maar ook is deze wonderlijke kaart met zijn rondgestrooide eilandrijkjes een belangrijke spiegel geweest voor de overheersende moraal en het denken in ras en richtlijnen voor de ‘juiste’ seksualiteit en genderverdeling. Dat komt eigenlijk voor een belangrijk deel door antropologen uit de school van Franz Boas (1858 –1942) en dan met name door Margaret Mead (1901 –1978) en Ruth Benedikt (1887 –1948). Deze mensen hielpen de volgende edities van Oxford English Dictionary en bij uitbreiding de Westerse – in eigen ogen geciviliseerde samenleving –de eigen wereld minder als absoluut moreel uitgangspunt interpreteren.

(Vraag van een interviewer aan Mahatma Gandhi: ‘What do you think about Western civilization?’ Gandhi: ‘That would be a very good idea!’)

De uit Duitsland geëmigreerde Boas was de vader van het ‘cultureel relativisme’. De eenvoudige maar in zijn tijd bepaald revolutionaire vraag waarom we bijvoorbeeld eigenlijk vinden dat een huwelijk moet ingezegend worden in een kerk en niet tussen mensen van hetzelfde geslacht kan zijn. Waarom we zo lang dachten dat mensen van kleur geen geschiedenis hebben omdat die anders gestructureerd of anders is vastgelegd. Waarom we dus vanzelfsprekend vinden wat we vinden, en geheel andere oplossingen eerst afwijzen.

In het prachtige Gods of the Upper Air van Charles King staat het zo: ‘Dit boek gaat over vrouwen en mannen die zich in de frontlinie bevonden van de grootste morele strijd van onze tijd: de strijd om te bewijzen dat de mensheid – ondanks verschillen in huidskleur, geslacht, bekwaamheid of gewoonte – één onverdeeld iets is. Het vertelt het verhaal van globalisten in een tijdperk van nationalisme en sociale verdeeldheid en de oorsprong van een visie die we nu modern en ruimdenkend noemen. Het is een voorgeschiedenis van de seismische sociale veranderingen van de afgelopen honderd jaar, van vrouwenkiesrecht en de burgerrechtenbeweging tot de seksuele revolutie en gelijkheid binnen het huwelijk, maar ook van de krachten die in de tegenovergestelde richting duwen, richting chauvinisme en onverdraagzaamheid.’ Gods of the Upper Air vertelt het verhaal over een groep antropologen die de wereld uit haar vooringenomen keurslijf hielpen door goed om zich heen te kijken.

Boas, Benedict waren docenten van Mead, de laatste twee op zeker moment geliefden. Samen richten ze hun pijlen onder meer op een aantal van de eilanden op deze kaart: samenlevingen die zo belangrijk verschilden van de hunne, dat gedegen onderzoek over het hoe en waarom ze van belang leek. Een onderzoek dat leidde tot relativisme: hoe het in het westen gaat is niet per se beter. Een duizelingwekkend inzicht in die tijd.

‘De belangrijkste les van de Boas-kring was dat, om deze wereld te begrijpen, we naar de levens van anderen moeten kijken door een empathische bril. We moeten ons oordeel over andere manieren om naar sociale realiteit te kijken opschorten en we moeten zelfs naar onze eigen samenleving kijken met dezelfde onverschilligheid  en scepsis als waarmee we naar afgelegen wonende volkeren kijken.’

Ziedaar de korte definitie van cultuurrelativisme. De wereldkaart bestuderen helpt daarbij. Reizen helpt daarbij, lezen helpt daarbij. Met een beetje goede wil kun je zegen dat dit kaartje ons heeft geleerd wat beter naar onszelf te kijken.

Prisma

Wie kan zeggen wat de wereld is? De wereld
is in beweging, dus
onleesbaar, de winden draaien,
de grote platen verschuiven en veranderen onzichtbaar –

[…]

(uit Louise Glück, Averno vertaling Radna Fabias)

Lezen:

Ruth Benedict The Chrysanthemum and the Sword (prachtige analyse van Japan, bedoeld voor Amerikaanse militairen die na de oorlog daar bleven.)

Margaret Mead Coming of age in Samoa / Growing up in New Guinea (Zie voor Mead ook deze kaart )

Naar kaart 48

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Kortsluiting

    Kortsluiting

    Vanochtend bracht ik Ada (8) naar school; het was nauwelijks licht en de hemel hing laag, gesloten. Mijn dochter fietst nu elke dag zelf, gaat bijna nooit meer op het zitje op mijn stang. Dat is een vorm van winst, maar ook een groot verlies. Ik laat haar voor me uit rijden omdat een jongen...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Normaalverdeling

    Normaalverdeling

    Een jaar of wat geleden keek ik de Zomergastenaflevering van Paul Verhoeven terug. Het gaat op zeker moment over schoonheid. Naast de schoonheid in films, komt ook wiskundige schoonheid aan bod. Verhoeven vertelt dat er eens, toen hij lang geleden in Leiden wiskunde studeerde, een docent tijdens een mondeling in tranen was uitgebarsten: de beste...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De oude leugen: Dulce et decorum est pro patria mori

    De oude leugen: Dulce et decorum est pro patria mori

    Een paar weken geleden ben ik begonnen gedichten uit mijn hoofd te leren. Een directe aanleiding was er niet, maar het leek me leuk om – wanneer de gelegenheid zich voordoet – een gedicht te kunnen declameren, zoals ik vroeger altijd wel wat kon pingelen als er ergens een piano stond (tegenwoordig ken ik helaas...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Marian van der Pluijm
    Marian van der Pluijm

    Marian van der Pluijm (1997) is historica. Momenteel woont ze in Boedapest, waar ze Hongaarse Taal en Cultuur studeert. Voor VPRO-radioprogramma OVT maakte zij een documentaire over de Hongaarse dichter Miklós Radnóti. Zondag 7 november werd de documentaire uitgezonden op NPO Radio 1.

  • Foto van Gilles van der Loo
    Gilles van der Loo

    Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

  • Foto van Lia Tilon
    Lia Tilon

    Lia Tilon (1965) debuteerde in 2002 met de roman Huizen van papier bij Uitgeverij De Arbeiderspers. In 2012 publiceerde Uitgeverij Cossee haar roman Zielhond, in 2017 gevolgd door Archivaris van de wereld. Tilon schrijft romans en korte verhalen. Zij blogt over emigratie en de vraag wat heimwee is. Is heimwee wel verbonden met een plek in je leven, of aan het gevoel dat je had toen je je op die plek bevond? En maakt het wat uit?