Politiek drinken, een pleidooi

De jongste reclame van Bacardi rum is anderhalve eeuw geschiedschrijving in ongeveer een minuut. Een zeer knappe Latijns-Amerikaanse man loopt langs een lange straat bergopwaarts, langs zijn tocht is de geschiedenis gesitueerd. Hij loopt door feesten, troebelen, vuren die respectievelijke historische gebeurtenissen verbeelden: Cubaanse onafhankelijkheidsoorlog, de drooglegging in de Twenties in Amerika, de revolutie van Fidel Castro, de breuk met het regime, vertrek naar Amerikaanse vasteland. Bacardi-rum is politiek. Ik gruwel van dit soort geschiedschrijving, maar misschien is er ook niet zoveel op aan te merken als je de feiten nazoekt. Bacardi is nog steeds een familiebedrijf, en ze hebben veel meegemaakt.

Die prohibition blijft mij fascineren. Zelf heb ik voor drooglegging de juiste genen niet. In Zweden loop je op een warme dag om 16.00 uur naar de supermarkt om een biertje te kopen om tot de conclusie te komen dat het bier dat verkocht mag worden maar 3,5 % alcohol bevat. Dat is te weinig. Dan maar naar de Systembolaget, de Zweedse uitdroogoplossing.

live.touchguide.se_Systembolaget is een hedendaagse voortzetting  van de Amerikaanse drooglegging met psychologische middelen. Niet alleen blijft de winkel dicht als je om 16 uur aankomt – de winkeltijden vallen samen met de periode waarin gemiddelde mensen nog geen behoefte aan alcohol hebben. Daarnaast zijn de winkels waarin je dan drank moet kopen stuitend. Niet een hoekje met rode wijn, nee, een wand met 250 soorten rode wijn in alle prijscategorieën behalve betaalbaar.

Ik vermoed eveneens dat de medewerkers van deze drankcrematoria waar alle gezelligheid als door ‘dementors’ uitgezogen is, niet eigenlijke verkopers zijn, maar verkoopontmoedigers. Nu kom ik op het heikele gebied van wat je precies van een gebruiker kunt aannemen. Ik voel woede ontstaan als mijn regering mij dingen oplegt die mij niet bevallen. En een beter begrip voor de ontwikkeling van de georganiseerde misdaad. En ook: behoeft zelf misdaden te plegen.

Het liefst natuurlijk door in het Amerika van de jaren ‘20 met repeteergeweren in T-fords door fabrieksterreinen rond Chigago te scheuren. Of op Cuba in een zeepgroene oldtimer langs een plantage te razen, maar desnoods door in Zweden gezellig een halve dag laveloos met een goedbetaalde werkloze aan eigen stooksel te hangen. Ik zag nergens ooit meer tevreden huisstokers dan in midden Zweden. Goed spul!

Twee zijden heeft deze kroonkurk dus: je zou verkoop van wat in chemische termen gewoon  C2H5OH heet niet moeten romantiseren door er een heldhaftige familiesaga van te maken a la Bacardi en zo alle politiek aanwenden ten faveure van een drankje. Maar evenmin zou een overheid zich zo nadrukkelijk tussen zijn onderdanen en en hun gezondheidskeuzes dienen te plaatsen.  Disclaimer: Deze mening is persoonlijk, en als drinker geformuleerd. Als statisticus neem ik onmiddellijk afstand van dit alles: Lang leve de regulatie!

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

In de Oorshop

Florence

De acacia in de achtertuin hangt vol witte bloemtrossen, de zoete geur drijft in golfjes het atelier in. In de hazelaar schreeuwt een ekster – alsof een kind met een ouderwetse, houten ratel speelt. ‘Merry month of may, sunny skies of blue,’ zingt Liesbet met Frank Sinatra terwijl ze naar de figuur op haar tekenpapier kijkt. Nu werkt ze verdorie alweer aan een naaktportret van Aaron! Waar ’t hart vol van is, stroomt de pen van over, dat blijkt maar weer eens…

’t Is allemaal zo snel gegaan… ’t duizelt haar soms… Nog geen drie jaar geleden won Aaron de Oscar voor beste documentaire. Zijn remigratie naar Nederland, de aanbiedingen voor documentaires en speelfilms. Hoe ze elkaar steeds tegenkwamen, opzochten, hun gevoelens niet langer konden onderdrukken… Vorig jaar hun zwangerschap en nu dit gigantische huis aan de Maliebaan. ‘D’r hebben vroeger NSB-ers ingezeten,’ had Aaron door de telefoon gezegd, ‘dus ’t lijkt me echt iets voor ons.’

Ze zit met een glimlach naar haar glanzende, bloedrode nagels te kijken als Aaron op de deurpost klopt. Brede grijns, halve Bagel in een hand. ‘Ga je mee, lieve schat?’

‘Even omkleden.’

Als ze even later in olijfgroene jurk en steenrode espadrilles het huis uit stapt, staat Aaron (spijkerbroek, donkerblauw T-shirt, leren laarzen) achter de kinderwagen op haar te wachten.

‘Wie d’r ‘t eerste is!’

Hij begint met de kinderwagen over het fijne grind onder de lindebomen te rennen. Hij gaat zo hard dat ze hem niet kan bijhouden. Aaron schatert. Hij heeft de kap van de kinderwagen naar beneden gedaan en steeds als hij over een hobbel rijdt, ziet ze hoe Florence meters de lucht in vliegt – waarna Aaron haar dankzij een snelle manoeuvre met de kinderwagen weer opvangt. Het lijkt wel of hij pannenkoeken staat te bakken.

En hij gaat zo hard! Alsof hij boven het grindpad zwééft… verderlicht lijkt hij… bijna doorzichtig. De vertrouwde steek in haar hart – het is net alsof hij daar onder het lentegroen haar leven uitrent… die eeuwige angst om hem weer te verliezen. Ze versnelt haar pas, roept zijn naam, roept de naam van haar dochter.

Aan het einde van de Maliebaan wacht Aaron op haar. Hij trekt Liesbet lachend tegen zich aan, kust haar op haar kruin. Samen lopen ze richting Veeartsenijstraat. Er staat een klein theater leeg. Het leek Liesbet ideaal voor postproductie en screenings van Aarons filmproductiebedrijf. Naast de voordeur van het pand groeien stokrozen en paardenbloemen. Aaron heeft de sleutel meegekregen van de gemeente. Samen tillen ze de kinderwagen de drie stenen treden op, naar binnen.

Ze lopen over de  koele spikkeltjesvloer – terrazzo, granito – verkennen de twee grootste ruimtes. Volgens de website van de gemeente werd in de ene zaal vergaderd, gelezen en gediscussieerd en in de andere gerepeteerd en gespeeld. Witte tegels op de muren, daglicht dat schoon door een dakraam valt, sierbanden van roodwit geblokte tegeltjes. Ooit deed het pand dienst als Snijzaal voor studenten Diergeneeskunde. Zware, stalen roosters op de goten die vroeger bloed afvoerden.

Aaron kijkt in kasten en uit ramen, komt dan terug bij de kinderwagen. Hij schudt het hoofd.  ‘Nee, dit is zo’n geweldige plek om theater te maken… dat moeten we niet verpesten met montage shit en servers en projectoren… Laat de gemeente het maar weer aan een toneelgezelschap geven.’

Hoewel Liesbet het met hem eens is, voelt ze zich meteen thuis hier. Aaron leunt tegen een muur van de speelzaal en kijkt door de hoge ramen naar buiten, naar de blauwe lucht.

‘Weet je wat David vanmorgen vertelde?,’ zegt hij dan. ‘Dat er toen ik in de VS zat allemaal rare verhalen over mij de ronde deden hier… ik zou aan de drugs zijn of aan de drank en de helft van m’n tijd doorbrengen in gestichten of afkickklinieken… m’n productiebedrijf zou over de kop zijn en weet ik veel in welke problemen ik allemaal nog meer zat… Goede tijden, slechte tijden, maar dan echt… Heb ik nooit geweten… Waar zouden dat soort lulverhalen vandaan komen?’

‘Ach, mensen kletsen altijd, toch?,’ zegt Liesbet terwijl ze de wagen met Florence wiegt. ‘Zodra je iets bereikt proberen andere mensen je kapot te maken. Uit jaloezie… uit verveling. Of gewoon uit slechtheid.’

‘Mmm.’ Aaron bukt zich om een stoffig voorwerp van de vloer te rapen. Het is een wegwerpstanleymes. Hij schuift het korte mesje naar buiten, naar binnen, naar buiten, naar binnen.

‘Zullen we gaan?,’ zegt Liesbet, ‘Florence moet een – ’

‘Weet je nog dat ik een paar jaar geleden zo kapot was omdat ik die Spaanse danseres zwanger had gemaakt en zij zonder te overleggen abortus had laten plegen?’

‘Ja, dat weet ik nog,’ zegt Liesbet zacht.

‘Nou, behalve aan Ana heb ik dat alleen aan jou verteld, maar nu blijkt half filmend Nederland ervan op de hoogte. Hoe kan dat nou?’

‘Misschien heeft dat meisje ook Nederlandse kennissen?’

‘Shit… geen moment bij stilgestaan.’ Aaron legt het stanleymesje op het raamkozijn, werpt een blik op de kinderwagen, klapt blij in z’n handen en zegt: ‘Wat kan mij ’t ook schelen… kom op, we gaan weer wat doen. Het is bijna – ’ Z’n telefoon gaat. Aaron kijkt op de display. ‘Het is je moeder. Zal ik vragen of ze vanavond bij ons komt eten? Kun je haar meteen je nieuwe tekeningen laten zien.’

Tiradesempre avanti.

Soundtrack: I’ve got the world on a string – Frank Sinatra.

Volgende week: Zwemmen in de openlucht. Anarchistische waanzin. En meer.

Nazit

‘Florence? Wat een gekke naam.’

‘Daar zal ze wel verwekt zijn. Dus wees maar blij dat dat niet in Pisa is gebeurd.’

‘Hahaha! Of in Hendrik-Ido-Ambacht.’

‘Wel zwak dat ’t hele sprookje is gebaseerd op het winnen van een Oscar… schrijven met het toverstafje.’

‘Toverstafje in je broek.’

‘Hahaha!’

 

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Afloop

 

———-

Daniël Rovers (1975) is schrijver van de essaybundels Bunzing en De figuur in het tapijt en de romans Elf en Walter. Met Iannis Goerlant vertaalde hij David Foster Wallace’ De bleke koning. Deze maand verscheen zijn bundel (anti)reisverhalen getiteld De zon is het probleem niet. In Tirade 450 publiceerde Rovers een tirade tegen zichzelf. En in het voorlaatste nummer van Tirade, Tirade 453, publiceerde hij het verhaal The Killing Fields.

Dit was de laatste vaste gastblog van Daniël Rovers. Tirade dankt Daniël Rovers: VEEL DANK!

Later deze week maken we de naam bekend van onze nieuwe gastblogster – volgende week vind je hier haar eerste bijdrage. 

Iedereen loopt weg met de zee

Als ze hem maar niet naar de bergen brengen. Hier in de bergen kunnen wij zo’n zee helemaal niet gebruiken. We zouden iedereen over de hoogste toppen moeten verspreiden, zoals men bij het overstromen van een rivier met z’n allen de daken op gaat, en ook dan: wat zou er van de toppen overblijven? Op z’n diepste punt is de diepste oceaan, de Grote Oceaan, meer dan 11 kilometer diep. Terwijl de Mount Everest, hoogste berg, slechts 8848 meter hoog is.

Het gevaarlijke aan de zee is dat er aan de oppervlakte niets aan de hand lijkt, maar daaronder, daaronder. Een berg daarentegen spreidt alles wat hij heeft tentoon: hier is het, het zijn dennebomen met herten ertussen, kijk niet verder.

Spreekwoorden ter illustratie:

Als de zee in de man is, is de man over boord.
Als de strandparasol in de auto zit, moet je de kinderen nog stil krijgen.
Wie wegloopt met de zee, laat een zee aan dode vissen achter.

Marguerite Duras in De ziekte van de dood:

Zij vraagt u of u de zee gezien heeft, zij vraagt u of het dag is geworden,
of het licht is. 
U zegt dat de dag aanbreekt, maar dat hij in deze tijd van het jaar 
heel langzaam binnendringt in de ruimte die hij verlicht.
Zij vraagt u naar de kleur van de zee.
U zegt: Zwart. 

En toch. Je kunt de zee niet achter de bergen zien liggen, maar de bergen wel achter de zee. Daar doet de zee niks verkeerd.

Maar denkt er wel eens iemand na over de bergen onder water? Wie beklimt ze? Wie schildert ze na? Dat is de schuld van de zee.

Als wij ons onze harten voorstellen zijn het grote handen donker zand, bijeengehouden door rotsgruis en boomstronken, geen kwallen. En ook geen brokken klei. Vooral geen klei.

Symptomen van zeeziekte zijn: duizeligheid, misselijkheid, braken, hoofdpijn, zuchten. Symptomen van hoogteziekte zijn: duizeligheid, slapeloosheid, apathie, verlies van coördinatie, blauwe lippen, bewusteloosheid. Liever zeeziek, zou je denken. Wij denken: er is weinig verschil. Je kunt verzuipen of in een afgrond vallen. Je kunt iemand kwijtraken in the blink of an eye.

Er is in ieder geval geen tussenweg. Het zou belachelijk zijn als er mensen woonden op plat land, in een landschap dat zich uitstrekt als zee maar die belofte niet waar kan maken. Ze zeggen, een lage horizon vestigt de aandacht op de hemel. Wij zeggen: De hemel is leeg.

Wij zeggen: Zwart.

 

Een gedicht van Tomas Tranströmer (vertaling Bernlef):

Schippersverhaal 

Er zijn van die sneeuwvrije winterdagen dat de zee
verwant lijkt aan bergstreken, in grijze vedertooi neerhurkt,
één moment blauw, dan urenlang met golven als bleke
lynxen, vergeefs houvast zoekend aan strandkiezels.

Op zo’n dag verlaten wrakken de zee en zoeken
hun reders, zetelend in stadslawaai, en drijven
verdronken bemanningen landwaarts, ijler dan pijprook.

(In het noorden lopen de echte lynxen met gewette klauwen
en dromende ogen. In het noorden, waar de dag
zowel overdag als ’s nachts in een schacht woont.

Waar de enige overlevende bij de oven
van het noorderlicht mag zitten luisteren
naar de muziek van doodgevrorenen.)

Verleden heden

In het boek waaraan ik werk, zal een verhaallijn in het nu gaan afwisselen met een lijn in het verleden. Als de lezer de hoofdpersoon heeft leren kennen (een kok die tijdelijk op een vakantiepark woont omdat zijn vrouw hem uit huis gezet heeft) wil ik de eerste overgang verzachten door hem te laten terugdenken aan zijn jongere zelf. Verder is het de bedoeling dat er zuiver vanuit een ‘personaalperspectief’ verteld wordt. 

Gisterenochtend liep ik vast op een zin, waar ik de hele dag niet uit zou komen. 

Wat ik wilde zeggen is: “De dag dat mijn vader voorgoed vertrok was op dat moment – voor mijn twaalfjarige zelf – nog niet de dag dat mijn vader voorgoed vertrok. Het was alleen nog maar de dag dat mijn vader na een ruzie met mijn moeder was weggereden over het zandpad langs de rivier.”

Dat is natuurlijk niet mooi, maar ik kon er niets anders van maken zonder betekenis te verliezen of met een onleesbare zin te blijven zitten. Aan het eind van de middag sloeg ik gefrustreerd mijn laptop dicht.

Vandaag is er geen tijd om te schrijven. De babysit is ziek en de rest van mijn dag zal bestaan uit denken aan mijn werk terwijl ik kijk hoe ons zoontje puzzels maakt. Maar morgenochtend om acht uur zit ik weer achter die computer; als ik mijn eigen puzzel dan oplos, zal ik 48 uur gedaan hebben over één zin. Omdat ik pas drie jaar echt schrijver ben, kan ik de waanzin daarvan nog heel goed inzien. 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Raken aan de maan

Arhat ‘pantha -met-de-lange-arm’

George Bailey: What is it you want, Mary? What do you want? You want the moon? Just say the word and I’ll throw a lasso around it and pull it down. Hey. That’s a pretty good idea. I’ll give you the moon, Mary.

Mary: I’ll take it. Then what?

George Bailey: Well, then you can swallow it, and it’ll all dissolve, see… and the moonbeams would shoot out of your fingers and your toes and the ends of your hair… am I talking too much?

Het befaamde citaat uit de film Wonderful life gaat eigenlijk ook op voor deze  Arhat die ik fotografeerde in 2006 in een verlaten tempeltje in het Noordwesten van de provincie  Yunnan in China. Een Arhat is een volgeling van Boeddha die al veel stadia doorlopen heeft op de lange weg naar verlichting. In de Chinees boeddhistische iconografie zijn er steeds 18 die vaak weerkeren. En Pantha de oudere, of ‘de langarmige’ is een van hen. Hij rekte zich vaak uit naar verluidt en maakte van uitrekken een aantrekkelijke dagelijkse gewoonte. Later is daar steeds vaker de uitleg aan gegeven dat hij reikte naar de sterren en de maan. Een prachtige, uitzonderlijk uitdaging voor monniken zoals die in dit tempeltje die hun dagen deels vulden met beelden maken. Het was een vrolijke boel in dit verlaten tempeltje, er hing nog een plezierige sfeer. In een hoek van de keuken zag ik nog rijstkommetjes liggen voor de verzamelde monniken. Het zag eruit alsof het nog maar recent verlaten was.

vrolijk
Opvallend vrolijke beelden in deze tempel

Misschien wel verjaagd, maar voor de culturele revolutie was het rijkelijk laat, boeddhisten werden op het oog al redelijk met rust gelaten toen ik in 1996 voor het eerst in China was. Er zijn duizenden van dit soort tempels op het platteland, op veel plaatsen in China. Ze liggen midden in de velden tussen heuvels en paddies en bossen bamboe, in berggebieden en in bossen, in 2008 bijvoorbeeld nog veelal verstoken van elektriciteit. Donker is het daar ‘s nachts. Wat moet er eeuwenlang intens veel nagedacht en gemijmerd zijn over de maan, toen die nog de enige lichtbron was.

16930-4-large_thumb[4]In Bruce Allmighty, de film met Jim Carrey waarin hij een paar dagen God is, omdat ‘ie zo vreselijk gezeurd heeft en zo kan ontdekken dat God-zijn echt niet zo makkelijk is, wordt de Wonderful life-episode geciteerd. Bruce is net met zijn nieuwe macht opgezadeld en heeft er nog lol in: hij bereidt een romantische avond voor door de maan met een touw even tot supermaan naar beneden te trekken. En wordt zo voor de duur van dit stukje niet alleen George Bailey uit Wonderful life, maar ook een boeddhistische ‘Bruce Arhat’.

Slauerhoff vertaalde redelijk wat Chinese maangedichten en de fraaiste verzameling staat in W. L. Idema zijn Spiegel van de klassieke Chinese poëzie. Deze is hieronder is van Slauerhoff.

bakjes
De bakjes, ze waren er nog recent, de monniken

Weerkaatsing

De vliet onder laten wind rimpelt alleen om ‘t riet,
Gemengd met avondrood als bloesemwijn.
Een groote golf verdrinkt de drijvende maan
En wentelt een sterrenvracht: schelpen ruischend van licht.
(Yang Ti)

en deze:

Zelfzucht

Door de poort kon ik den reiger bij den poel zien staan,
En de maan lag er midden in.
Als stille derde toefde ik aan den rand,
Twee nachten sleet ik in den tempelbouwval,
Blij was ik eindelijk weer alleen te zijn.
Geen vriend of vrouw om mij af te leiden
Van mijn zelfzucht; nu ik weer alleen ben geweest,
Begrijp ik niet dat ik gezelschap zocht…
(Po Tsju I)

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Terugkeren

    Terugkeren

    Op de presentatie van zijn roman De handlezer mocht ik vriend Chris Polanen interviewen. Ik deed dat met plezier omdat Chris makkelijk praat en ik het boek al gelezen had. Als je iemands werk mooi vindt dan loopt zo’n gesprek vanzelf – dan hoef je eigenlijk geen vragen voor te bereiden. Toch doe ik dat...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Ergens heel zuidelijk.

    Ergens heel zuidelijk.

    (beeld: Don Duyns) Ergens heel zuidelijk.In de straat Magellaan.In de bek van een bultrug. EénToen ik vier jaar en twee maanden was, vermoordde ik een parkiet.Zonder opzet,Maar wel met mijn gemene blote hand.Ik moest heel hard huilen.‘Hoe heeft dat kunnen gebeuren?’ vroeg mijn vader.‘Ik wist het niet,’ zei ik — en dat meende ik ook.Mijn...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Het naamloze teentje

    Het naamloze teentje

    (beeld: Don Duyns) …En het weekend… kwam tevoorschijn. Ik sla de dekens van me af en zet mijn blote voeten op de grond. Het zonlicht spiekt langs de gordijnen. Ik wrijf in mijn ogen met mijn armen wild omhoog en omlaag, alsof ik vliegen wil. Dat wil ik ook: ik spring op. Het weekend is...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Hans van Pinxteren
    Hans van Pinxteren

    Hans van Pinxteren is dichter en vertaler

  • Foto van Jan Lodewijckx
    Jan Lodewijckx

    Jan Lodewijckx (1990) had het wel even gehad op kantoor. Hij kocht een zware fiets en een kleine tent en zegde zijn werk op en zijn appartement.

  • Foto van Menno van der Veen
    Menno van der Veen

    Menno van der Veen studeerde filosofie en wijsbegeerte. In 2019 publiceerde hij zijn tweede roman Ontweten bij Van Oorschot. Menno werkt ook als onderzoeker, consultant en trainer op het gebied van democratie, participatie en mensenrechten. Momenteel werkt hij aan zijn derde roman (werktitel Het profetenverbod). Die is naar verwachting klaar in 2022.