De daken van Algiers

Er zijn boeken waarvan je je nog maar weinig meer herinnert dan een scène, een gevoel. Eigenlijk zijn die boeken er heel veel. Van de boeken van Albert Camus is me vaak veel meer bijgebleven, maar De eerste man heeft met boeken van Cesare Pavese als Stilte in augustus en De maan en het vuur  gemeen dat ik me met name de verzengende hitte herinner. Het boek De eerste man gaat over Camus’ Algierse jeugd. Het was het laatste boek dat hij hij schreef, het manuscript werd in de modder gevonden na zijn dodelijke auto-ongeluk. Stap nooit in de auto met een uitgever of redacteur, zoals Camus deed.

De film Les Terrasses of Rooftops van Merzak Allouache is een schitterende film die nu draait op het festival Cinema Arabe in ondermeer Rialto Amsterdam en Rotterdam en dan on tour tot 18 mei.  Het festival wordt bezield door Adel Salem, hij verdient daar lof voor.

De film speelt volledig op dakterrassen in Algiers, en verweeft zo’n vijf verhalen die gemeen hebben dat ze een sterke maatschappijkritische blik tonen. En niet alleen maatschappijkritisch. De film is gestructureerd rond de vijf oproepen tot gebed – de azan – vanuit de minaret, tot een van de vijf gebeden, de fajr, dhuhr, asr, maghrib en isha.

De film beslaat 1 enkele dag in Algiers. De vrome moslims in de film komen er op 1 na niet goed af, want andere dan religieuze impulsen prevaleren in hun handelen en denken. De vrome zakenman laat zijn broer waterboarden om een handtekening los te krijgen die hem aan de erfenis helpt. Als hij dood is de zakenman diep bedroefd. Een jihadjongen houdt bijeenkomsten op zijn dak, maar zijn oom die in een hok is opgesloten moet zijn mond houden, en de Afghaanse broeders zijn ook vooral dienstig waar het de hashhandel aangaat. De schrijnendste episode is die van een band. De zangeres haar dakterras wordt als oefenruimte gebruikt. Een vrouw kijkt altijd mee vanaf een nabijgelegen dak. Zij blijkt verliefd op de zangeres. Nadat zij door haar ongetwijfeld vrome man openbaar mishandeld is durven de vrouwen hun liefde pas aan elkaar te bekennen. Dan stapt de jonge bewonderaarster uit wanhoop van het dak. Het is geen vrolijke film. Maar wat een regisseur die Merzak Allouache! Hij was bij de eerste vertoning aanwezig en werd kort ondervraagd. Een ironische distantie ten beste gevend die natuurlijk pas na het zien van de film meer reliëf kreeg.

De zon staat minder in het teken van een schroeiende herinnering in deze film, maar meer in dat van de Algierse dagdagelijkse realiteit. Een verscheurd land, door geschiedenis, ligging, bevolking, mogelijkheden. Hoe getroebleerd die herinneringen bij Camus door zijn politieke twijfels ook waren. Een festival als dit, dat je echt dichterbij de Noord-Afrikaanse realiteit brengt is vrijwel de enige manier om iets te leren begrijpen van dit land, Algerije.

P.S.  Lees ook dit schitterende stuk van Ronald Bos in Parelduiker over Camus in Algiers.

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

In de Oorshop

Vrijdag 9 mei 2014: Tirade presenteert Tirade 454

‘Wie niet voelen wil, die moet maar weer eens horen.’  Ilja Leonard Pfeijffer, Zestiende idylle.

Tirade 454 voorplat Rosa VitalieAanstaande vrijdag, 9 mei 2014, opent in De Nieuwe Liefde (Amsterdam) het Amsterdam Poëzie Festival – een feest dat tot en met aanstaande zondag, 11 mei 2014, doordendert.

Te midden van alle poëzie, muziek, dans en variété viert Tirade de verschijning van haar themanummer vol Nieuwe Liefdespoëzie met voordrachten van de volgende Tirade 454 contribuanten:

Tjitske Jansen

Tsead Bruinja

Vicky Francken

Ingmar Heytze

Francesco Lucarotti

We beginnen om een uur of half tien.

‘Waar?’

‘In de Kleine Zaal van De Nieuwe Liefde.’

Tirade – feest!

Soundtrack: Last Friday Night – Katy Perry.

P.S. Haal je beste moves maar vast uit het vet, want de vrijdagavond wordt afgesloten met een discoshow van Hoi Division, de draaiende dichteressen Lieke Marsman & Ellen Deckwitz.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Is dit poëzie?

Het I amsterdam-logo dat tot voor kort voor de Stopera in Amsterdam stond is weggehaald. De slogan op zich maakte op mij niet zoveel indruk; deed mij vooral denken aan Simon Vinkenoogs ‘Het voorjaar komt nader, Am*dam / Je wordt weer verliefd, Am*dam’ etc. Maar met de letters zijn ook een paar mooie woorden uit mijn dagelijkse route verdwenen: de I amsterdam-disclaimer. Het Amsterdam Poëziefestival was die aardige tekst ook opgevallen en vraagt zich af: is dit poëzie?

Strikt genomen is dit de boodschap van een ambtenaar: oh shit, de gemeente moet zich nog indekken voor het geval er iemand vanaf sodemietert, wie schrijft er snel een disclaimer? Zakelijke mededeling of niet: de ambtenaar van dienst kon zijn/haar dichterlijkheid niet verbergen. De letters zijn bijvoorbeeld ‘niet bedoeld om te betreden’, maar ze ‘beklimmen (…) is geheel eigen risico’ – een leuke antithese. En dan: ‘het beklimmen van deze letters / is geheel op eigen risico’. Wie weet wat er met ‘deze letters’ bedoeld wordt mag het zeggen. Ik beklim elke dag vele letters, en dat doe ik op geheel eigen risico, maar toen ik deze waarschuwing voor het eerst las had ik geen enkel gevoel van gevaar. Van zo’n mededeling krijg ik toch zeker niets. Of is dit soms ambtenarenpoëzie?

Ook bij serieus bedoelde gedichten kan je je afvragen of het om poëzie gaat. Als iemand het voorjaar voelt naderen en opschrijft: ‘Een nieuwe lente en een nieuw geluid, / pomp pomp, spuit spuit’ is dat dan een liefdesgedicht en is de schrijver dan een zoon van Herman Gorter? Volgens Remco Camperts bekende gedicht ‘Poëzie is een daad’ wel: in dit geval de daad. In hetzelfde gedicht schrijft hij: ‘Voltaire had pokken, maar / genas zichzelf door o.a. te drinken / 120 liter limonade: dat is poëzie.’ Om maar eens wat te noemen.

Is het ook een daad als je geen dichter bent en toch gedichtachtig schrijft? Van de componist Sergei Rachmaninov is een tekstje bekend waarin hij muziek, liefde, poëzie en weemoed aan elkaar rijgt. Volgens mij was Rachmaninov toch heel wat bedrevener in zijn omgang met de oudere zus van de poëzie, de muziek.

Wat is muziek?

Dat is een stille maanverlichte nacht
dat is het ritselen van levende bladeren
dat is avondlijk klokgelui in de verte
dat is iets wat vanuit het hart komt
en het hart benadert
dat is liefde
De zuster der muziek is poëzie
en haar moeder is weemoed

(vertaling Nina Targan Mouravi?)

Rachmaninov denkt hier hardop na, maar weet niet meer wat hij zeggen wil. Iets over muziek, iets over liefde, iets over alles – ach wat maakt het uit. Dat de schrijver niet precies weet waar hij uitdrukking aan geeft, is welhaast een voorwaarde voor (goede) poëzie. Alleen als de lezer dat ook niet weet, dan is er iets niet in de haak. Als je je moet afvragen wat de dichter heeft bedoeld, dan ligt dat over het algemeen aan het gedicht.

Soms, in uitzonderlijk gevallen, weet de dichter zelf ineens dat hij het ook niet weet. Op zoek naar daadkrachtige poëzie beklommen mijn ogen de gedichten van Fernando Pessoa (veel woorden weinig daden). Hij had zoveel alter-ego’s, die ook allemaal dichters waren én publiceerden, dat hij niet meer wist wie hij was, laat staat wat hij schreef. Desondanks schoot het een na het andere weergaloze gedicht uit zijn pen. Onder de naam Álvaro de Campos, een van zijn belangrijkste innerlijke concurrenten, schreef hij het volgende, troostrijke gedicht.

Soms heb ik gelukkige gedachten,
Gedachten, plotseling gelukkig, in gedachten
En in woorden waar ze zich vanzelf in losmaken…

Na het schrijven, lees ik…
Waarom heb ik dit geschreven?
Waar heb ik dit vandaan gehaald?
Van waar is dit tot mij gekomen? Dit is beter dan ikzelf…
Zouden wij op deze wereld niets dan pennen zijn met inkt
Waarmee iemand waarachtig schrijft wat wij hier krassen?…

(vertaling August Willemsen)

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.

Vrijheid

‘De honden zullen over je waken.’ Hafid Bouazza, Meriswin (2014;p.188).

Ik was een paar dagen in Holten (Overijssel). Om een beetje te lopen, om een beetje te lezen. En om mijn broer te helpen met hooien (foto). Zaterdagavond belandde ik op de Canadese militaire begraafplaats. Bloeiende azalea’s, bloeiende rododendrons, bloeiende Lelietjes-van- dalen. De stoeltjes (donkerbruin hout, zilveren pootjes) voor dodenherdenking stonden al klaar, in stapels. Ik wandelde, schreed, naar het hoogste punt van de begraafplaats om daar, tussen twee lindenbomen, uit te kijken over honderden uniforme, witte grafstenen. Jonge konijntjes renden achter elkaar aan tussen en langs de graven, een eekhoorn beklom de onzichtbare spiltrap rond een eikenboom. In bos en begraafpark een symfonieorkest van vrije vogelsoorten. Ik had geen behoefte om me bezig te houden met De Tweede Wereldoorlog of om na te denken over het rare, verwarrende verband tussen vrijheid en geweld. Ik at een zuurtje, een Napoleon, en begon langs de grafstenen te lopen. H.H. Anderson – Age 24. He died that we might live. De vaders en moeders, de geliefden, die om deze jongens hebben gerouwd zullen al decaden dood zijn, maar ieder ingebeiteld gedenkregeltje had de impact van een roman. Na vijf, zes stenen moest ik het lezen opgeven. Toch was het – hand in eigen boezem – een tikje schijnheilig om zo hevig aangegrepen te worden terwijl ik zelf rondliep met een dikke, vette gun in m’n schouderholster en nota bene diezelfde middag in Snackbar Harry nog een –

‘Volgende item, volgende item!’

Zondag dropte ik m’n zoon bij zijn moeder en racete plankgas door naar Amsterdam waar tientallen sympathieke mensen zich hadden verzameld in ruimte 28 van het Lloyd Hotel – Oostelijke Handelskade 34 – omdat mijn goede vriend en Tirade-contribuant Daniël Rovers er zijn boek met (anti)reisverhalen presenteerde.

In de hoge ruimte met visgraatparket, houten lambrisering en comfortabele stoelen met Wes Anderson-gele bekleding op zitting en rugleuning, luisterden we bij daglicht naar de reisavonturen van – in volgorde van voorlezen – Anton Valens, Jannie Regnerus, Franca Treur en Daniël Rovers.

Als je denkt dat ik Daniëls nieuwe boek, De zon is het probleem niet, vannacht meteen heb gelezen, dan onder/overschat je me. Wel las ik het verslag van zijn reis naar het bootvluchtelingeneiland Lampedusa dat onlangs als zelfstandig boekje werd uitgegeven en als Paasgeschenk werd gedistribueerd onder de 2.000 meest invloedrijke denkers van Nederland.

Wat me frappeerde in Lampedusa is het motief van de (herders)hond.* Een citaat:

‘Op station Rocca Palumba wankelt een oude pezige man stomdronken de trein uit, hij schuifelt naar de rand van een brede bloembak, gaat daar zitten, lokt met een handgebaar een herdershond die op de tegels ligt, aait het beest een paar keer en geeft het dan een stevige tik op zijn kop, waarop de hond heel dociel plat op de grond gaat liggen. De man kijkt voor zich uit, verbaasd over het leven dat maar niet wil ophouden.’ (p.28).

Later, aan het strand van Porto Empedocle (p.35), ziet Rovers hoe twee trimmers hun zoekgeraakte en weer hervonden hond als beloning niet aanhalen, maar schoppen; weer dertig pagina’s verder beschrijft hij (Rovers) hoe een televisiejournalist, genaamd Rosario, zich over twee jonge herdershonden ontfermt.

Wanneer Rovers honden met een dierenasiel in verband brengt, weet je zeker dat (herders)honden voor hem – in Lampedusa althans – een brug vormen tussen geprivilegieerde westerlingen en de vluchtelingen die naar Europa (Lampedusa) komen. Het lieve, gevaarlijke, harige dier verenigt de kwetsbaarheid/geslagenheid van de vluchteling en de macht/repressieve kracht van het westen.

Op pagina 75 van Lampedusa komen we nog een ‘vadsige herdershond’ tegen en op pagina 80 wordt de relatie tussen Asielzoekers-Honden-Vrije westen definitief bekrachtigd als Rovers – in afwachting van een boot of tien met in totaal tweeduizend vluchtelingen aan boord – op het dak van zijn hotel staat:

‘Er hangt een sluier voor de maan en er is geen enkele beweging op straat te bespeuren. Hondengeblaf, mogelijk uit de richting van het opvangkamp.’

Rovers-De-zon-is-het-probleem-nietOf in Rovers’ andere reisverhalen net zoveel honden voorkomen en of ze net zo’n pregnante rol spelen als in Lampedusa kan ik je nog niet vertellen. Maar ga dat vooral zelf uitzoeken: Daniel Rovers, De zon is het probleem niet, Uitgeverij Wereldbibliotheek (2014).

Tirade – overal thuis.

Soundtrack: Travel the World and the Seven Sea’s/Everybody is looking for something. Eurythmix.

Volgende week: naar de film! En meer.

Noot

*Internationaal keurmeesteres A. Gondrexon-Ives Browne noemt, in de Tirion Hondengids, de aard van de Duitse Herdershond: ‘Intelligent, moedig, opmerkzaam, waakzaam, trouw; zo nodig scherp en vechtlustig.’  Scherp en vechtlustig. Zo nodig.

‘De vier gevaarlijkste woorden in de taal’

Voor het jongste nummer van Tirade, Tirade 454, vertaalde Hafid Bouazza een liefdesgedicht van de Syrische dichter, diplomaat en uitgever Nizar Qabbani (1923-1998).

Hieronder, bij wijze van weekendblog, een citaat uit Bouazza’s formidabele, nieuwe roman, Meriswin:

‘Van sonde, bloedtransfusie en zijn wat de verplegers ‘verzet’ noemden, kon hij zich niets herinneren als zij hem erover vertelde. Noch kon hij het geloven. Ze moest het toezien en ze kon er niks tegen doen en het verdroot haar en deed haar pijn en het domend besef van zijn mogelijke dood moest ze ook nog dragen. Haar hart was een raadsel waarvan de oplossing zo simpel was, maar zo ondraaglijk. De gemelijkheid die met ziekten komt, bij mánnen met ziekten komt, probeerde hij haar te besparen, maar hij wist dat dit niet altijd lukte.

Ze dwong bewondering af, dat had ze altijd al bij hem gedaan, niet alleen met haar betovering en euforische lustigheid en energie, haar depressies, haar opwellende stromen van hartstochtelijke monologen, haar geestigheid, maar vooral omdat ze hem liet zien wat voor een mollenhoop ellende hij was, ziek of niet ziek, maar ook, niet ziek, in staat tot waardigheid. Ze moest aankijken tegen een geel hoopje met bruine pis, zoals ze het zelf zei, maar het deerde haar niet. Hoe moeilijk was het voor hem zich open te wrikken onder haar dageraad. De vier gevaarlijkste woorden in de taal, ze was niet vergeten dat hij dit had gezegd in de sneeuw en onder een glazige hemel en niet eens ’s nachts.

Het deerde hem. Hetgeen, laten we eerlijk zijn, twee joden weten wat een bril kost, een vorm van arrogantie en zelfverblinding was: alsof zij niet wist hoe hij was, alsof hij zich kon boetseren tot een gebrekloze innerlijke krachtpatser waarin zij geloven moest, deze gebrekrijke man in wie een orgaan schipbreuk had geleden.

Probeer maar, mijn beste man, om waardigheid te bewaren in een patiëntenhemd en slangen in je lichaam, rode kots en zwarte stoel, gele afscheiding, geel en bruin en bruingeel en ammoniak zwemmend in je bloed.’

Hafid Bouazza, Meriswin, Uitgeverij Prometheus (2014; p.108/109).

Morgen een nieuwe blogpost.

Aanstaande vrijdag  presenteren we Tirade 454 tijdens het Amsterdam Poëzie Festival.

Nu te koop: Tirade 454

Champagne, vreugdetranen, regens van rozenblaadjes, honderdduizend knuffels. Tirade 454 is van de drukker. You can’t hurry Love  – maar het nummer is er eerder dan we hadden durven dromen. Volgende week vrijdag, 9 mei 2014, presenteren we Tirade 454 in De Nieuwe Liefde (Amsterdam), maar het nummer is nu al te bestellen in de Oorshop.

Tirade 454: na een inleiding door dichteres en Tirade redacteur Lieke Marsman kun je je laten bedwelmen, ontregelen, ontroeren en amuseren door Nieuwe Liefdesgedichten en Vertaalde Liefdespoëzie van, in volgorde van opkomst:

Ilja Leonard Pfeijffer, Alfred Schaffer, Eva Gerlach, Piedad Bonnett (vertaald door Luc de Rooy), Charlotte Mutsaers, Frank Keizer, Vicky Francken, Jannah Loontjes, Paulos Silentiarios (vertaald door Marko van der Wal), Leo Vroman, Tomas Lieske, Nikki Dekker, Maria Barnas, Gerbrand Bakker, Annemieke Gerrits, Ruben van Gogh, Nickie Theunissen, Piet Gerbrandy, Astrid Staartjes, Sasja Janssen, Antoine de Kom, Anne Broeksma, Paul McCartney (vertaald door Bindervoet & Henkes), Ingmar Heytze, Sylvie Marie, Lieke Marsman, Maarten van der Graaff, Tjitske Jansen, Anne Provoost, Ellen Deckwitz, Erik Bindervoet, Annelie David, Abdelkader Benali, Marjolijn van Heemstra, Paul-Jean Toulet (vertaald door Harrie Geelen), Maartje Smits, Mauro Pawlowski, Joost Zwagerman, Annermarie Estor, Gilles van der Loo, Bianca Boer, Lhasa de Sela (vertaald door Henkes & Bindervoet), Delphine Lecompte, Daniël Vis, Anna Enquist, Tsead Bruinja, Marije Langelaar, Mark Boog, Hannah van Wieringen, Jane Leusink, Nachoem M. Wijnberg, Lize Spit, Thomas Möhlmann, Milou Voskuilen, Daan Doesborgh, Kira Wuck, Nizar Qabbani (vertaald door Hafid Bouazza), Martijn Knol, Lies Van Gasse, Pieter de Bruijn Kops, Tonnus Oosterhoff, Joost Baars, Yannick Dangre, Hans Dekkers, F. Starik, Hannah van Binsbergen, Erik Lindner, Ester Naomi Perquin en Willem Jan Otten.

Het geheel – meer dan honderdtwintig pagina’s Liefdespoëzie – wordt afgeblust door prozaïste Maartje Wortel en wel met een tirade over de Liefde. Wortel heeft letterlijk het allerlaatste woord in Tirade 454 en dat allerlaatste woord is het woord dat je het allerliefst in verband ziet worden gebracht met het woord Liefde. Zie dus Tirade 454.

Tirade 454 achterplatDe illustraties op, achterop en ín deze Tirade zijn van de hand van Rosa Vitalie. De vormgeving van het voor- en achterplat is verzorgd door Emiel Efdée.

Tirade 454 – een nummer om van te houden.

Soundtrack: Lhasa de Sela (1972-2010), Fools Gold. De vertaling van de liedtekst – door Bindervoet & Henkes – vind je in Tirade 454.

Een duurzame verbintenis met Tirade beklink je hier.

 

Tirade wordt uitgegeven door het zelfstandige Uitgeverij Van Oorschot.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Terugkeren

    Terugkeren

    Op de presentatie van zijn roman De handlezer mocht ik vriend Chris Polanen interviewen. Ik deed dat met plezier omdat Chris makkelijk praat en ik het boek al gelezen had. Als je iemands werk mooi vindt dan loopt zo’n gesprek vanzelf – dan hoef je eigenlijk geen vragen voor te bereiden. Toch doe ik dat...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Ergens heel zuidelijk.

    Ergens heel zuidelijk.

    (beeld: Don Duyns) Ergens heel zuidelijk.In de straat Magellaan.In de bek van een bultrug. EénToen ik vier jaar en twee maanden was, vermoordde ik een parkiet.Zonder opzet,Maar wel met mijn gemene blote hand.Ik moest heel hard huilen.‘Hoe heeft dat kunnen gebeuren?’ vroeg mijn vader.‘Ik wist het niet,’ zei ik — en dat meende ik ook.Mijn...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Het naamloze teentje

    Het naamloze teentje

    (beeld: Don Duyns) …En het weekend… kwam tevoorschijn. Ik sla de dekens van me af en zet mijn blote voeten op de grond. Het zonlicht spiekt langs de gordijnen. Ik wrijf in mijn ogen met mijn armen wild omhoog en omlaag, alsof ik vliegen wil. Dat wil ik ook: ik spring op. Het weekend is...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Eline Helmer
    Eline Helmer

    Eline Helmer (1993) begon na een BA Antropologie (University College Utrecht) en MSc Russische en Oost-Europese Studies (University of Oxford) in 2017 aan een PhD (University College Londen). Ze woont en werkt sinds 2015 in Rusland; eerst één jaar in Pskov, daarna in Sint-Petersburg en ze portretteerde voor Tirade mensen die ze ontmoet.

  • Foto van Menno van der Veen
    Menno van der Veen

    Menno van der Veen studeerde filosofie en wijsbegeerte. In 2019 publiceerde hij zijn tweede roman Ontweten bij Van Oorschot. Menno werkt ook als onderzoeker, consultant en trainer op het gebied van democratie, participatie en mensenrechten. Momenteel werkt hij aan zijn derde roman (werktitel Het profetenverbod). Die is naar verwachting klaar in 2022.

  • Foto van Femke Lucia
    Femke Lucia

    Femke Lucia (Bogota, 1998) is een eerlijke schrijver, die realistische, menselijke verhalen in een magisch daglicht zet. Ze schrijft omdat ze gelooft in de kracht van verhalen en hecht veel waarde aan gemeenschappelijkheid, haar voorouders en Latijns Amerikaanse muziek. Ze bevindt zich in een zoektocht naar de vorm en betekenis van het schrijverschap, en laat zich daarbij leiden door haar eigen ritme en intuïtie.