In long-shot life is a comedy’ – Sez Ner

We aten wat in De Jaren. Daarna liepen we naar Perdu waar het literaire seizoen zou worden afgesloten met een feest. Volgens Lieke een mooie gelegenheid om eens te laten zien of ik inderdaad zo goed kan dansen als overal wordt beweerd.

Het feest begon met de presentatie van het Berlijn nummer van Tijdschrift Terras. Een prachtig, sterk nummer overigens.

Na afloop van de lezingen en performances was er tijd om te kletsen en te dansen.

Buiten – op de rookstrook achter Perdu, zicht op de bloeiende boerenjasmijn – raakte ik in gesprek met Miek Zwamborn. Ik was haar al vaker tegengekomen – bij de presentatie van Tirade 438 bijvoorbeeld, in het orgelpark (Amsterdam) – maar we hadden elkaar nooit eerder gesproken.

Miek vertelde over De duimsprong, die in de herfst zou verschijnen bij de uitgever van Tirade – het boek is inmiddels gedrukt, ik ben van plan het rond kerst te gaan lezen – en ook over Arno Camenisch’ Sez Ner-trilogie die zij had vertaald en die op verschijnen stond.

Die trilogie leek me vanwege thema (leven op het platteland) en situering (Zwitserland) sowieso al wel interessant, maar de gedrevenheid waarmee Zwamborn op Camenisch’ werk inging, haalde me over haar vertaling van de Sez Ner-trilogie zo kort mogelijk na verschijning te gaan lezen.

Vorige week las ik het eerste deeltje: Sez Ner (2009).

Vanwege de portretfoto van Camenisch op het achterplat van de Nederlandse uitgave begon ik toch nog vol scepsis. Godsamme, Camenisch, dacht ik, wat ben je nou? Een serieuze schrijver? Of de ijdele hartenbreker uit een boyband? Met je stoere jack. En je olijke gezicht en je piekende gel-haar.

Het is vast een testosterondingetje maar opeens voelde ik de behoefte opkomen een kleine correctie te gaan aanbrengen op de Koers van het aandeel Camenisch.

Maar/echter/desalniettemin: Camenisch’ proza wist mijn scepsis/opgekomen vooringenomenheid in een paar pagina’s te slopen.

Het is een geweldig boekje dat Sez Ner. Het verhaal: een varkenshoeder, een koeherder en een kaasmaker & knecht brengen een zomer door in de Alpen. In gemiddeld drie, vier blokjes tekst per pagina – steeds van elkaar gescheiden door witregels – zijn we deelgenoot van hun levens.

Het verhaal is gemonteerd als een documentaire: iedere witregel vormt de harde overgang naar een nieuwe sequentie. De afstand die de verteller bewaart tot de personages werkt sterk depersonaliserend – dat maakt Sez Ner, bij vlagen, net zo grappig als ouderwetse slapstick. ‘Life is a tragedy when seen in close-up, but a comedy in long-shot,’ zei Chaplin.

Wat me erg voor Sez Ner inneemt: er gaan voortdurend dingen stuk. ‘De rechterhoren van de koe van Toni Liung, de lichte, is afgescheurd.’ (p.14). ‘Lappi springt op en bijt Köbi in zijn wijsvinger’ (p.37). ‘De koeherder tilt het dode kalf op en laat het kadaver in de plastic zak glijden.’ (p.42). ‘De kaasmaker ligt met koppijn en wangen vol schrammen naast de varkens.’ (p.47). ‘De zijspiegel van de Justy is afgebroken (p.52). , ‘De eerste houtstapel is ingestort’ (p.64). ‘De steel van de mestschep is afgebroken.’ (p.77).

Het allerbeste tekstblokje in de categorie dood & destructie vind je op pagina 70:

‘De blauwe gasfles hangt in de kamer aan de koeketting aan het plafond. Plotsklaps valt ze naar beneden, terwijl Georg onder de lamp staat. De onderkant van de gasfles heeft Georgs sigaar uit zijn mond gerukt en zijn mok heel precies doormidden gebroken. Georg staat bleekjes in de kamer met zijn vinger in het oor van de halve mok. Voor hem op de grond de blauwe gasfles in de plas koffie, daarvoor de schare boeren, onbeweeglijk op hun dijbeenbotten, hun hooiklepmond wijd open, alsof het God persoonlijk was die achter het complot zat.’

Sez Ner is – omdat Camenisch’ teksten zo helder en beschrijvend zijn en omdat je bijna alle tekstblokjes als op zichzelf staande Ultra Korte Verhaaltjes kunt beschouwen – eigenlijk een ideaal voorleesboek voor volwassenen. Dat geldt trouwens ook voor het vervolg, Achter het station, dat ik nu aan het lezen ben en waarmee je ook steeds derden wilt lastigvallen: ‘Hé, haha, moet je horen.’

Alle citaten hierboven zijn overgetikt uit Miek Zwamborns vertaling van Sez Ner (2009 geschreven, 2013 vertaald).

De Nederlandse vertaling van de Sez Ner trilogie is verschenen bij De Weekblad Pers groep.

Tijdschrift Terras wordt uitgegeven door Stichting Perdu.

Tirade – leest.

Volgende week: Writers Unlimited 2014. En meer.

In de Oorshop

Burger, wacht

De Amsterdamse buurt waarin ik woon is vergeven van de ouderen met een mening. Ik ben daar in principe voor, en heb tot dusver de bijkomende minpunten geaccepteerd. Zo kun je in mijn straat bijvoorbeeld geen band plakken zonder commentaar, en word je er al aan herinnerd dat je de kak van je hond moet opruimen als voornoemde hond nog aan het kakken is. 

Vanochtend heel erg vroeg bracht ik onze zoon naar zijn opa en oma voor de wekelijkse oppasdag. Op of aan mijn fiets (die geen bakfiets is) vervoerde ik: een zoon van twee jaar oud, een loodzwaar opvouwbaar kinderbed, een matras, een rugzak vol luiers en andere parafernalia en een middelgrote hond. 

De reis verliep voorspoediger dan je zo verwachten, totdat Otis de Hond ervoor koos om midden op de weg door zijn hurken te gaan. Zelfs een middelgrote Stabij is als hij zijn zwaartepunt omlaagbrengt bijna niet meer van zijn plek te krijgen. Toen ik nog aikidoleraar was gebruikte ik Otis vaak als voorbeeld voor het belang van ‘zakken’ in bepaalde technieken. 

Otis zakte. Bijna werd ik met mijn hele hebben en houden omvergetrokken. Net op tijd kon ik de riem van mijn pols laten glippen, en hijgend van de schrik stapte ik af. Ik haalde het bedje en het matras uit de fietskrat, balanceerde mijn fiets tegen een muurtje en bezwoer Nadim zich niet te verroeren. Uit mijn jaszak haalde ik een speciaal voor deze eventualiteit meegenomen sportkatern van de Volkskrant. Terwijl ik me tussen het verkeer bukte om zijn poep van de straat te plukken, hoorde ik achter me de kenmerkend jodelende stem van een oudere Jordanese. 

‘Dat kan toch niet,’ galmde het. ‘Zo’n hond laten loslopen, met al dat verkeer. De mensen tegenwoordig…’

De vrouw was dik en in het paars. Een in verhouding nog dikker heel klein hondje draafde sur place – en inderdaad aangelijnd – aan haar zij. Het kefte schel en onophoudelijk.

‘Ik ruim even iets op, hier,’ zei ik met mijn tanden opeen. ‘Zoals u ziet.’ 

‘Je laat die hond gewoon loslopen, met al dat verkeer. Dat doe je toch niet?’

‘Hij loopt toch op de stoep?’

‘Echt,’ ze schudde haar hoofd alsof het los moest. ‘Ik begrijp die mensen echt niet.’

Heel kalm ben ik toen naar mijn fiets gelopen, waar ik uit de tas met parafernalia de M-16 pakte. 

Dit is mijn bekentenis.

 

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Wat Dostojevski kan

Berkenbos, Rusland uit de trein.

In november en december lees ik Russen, dat is al vrij lang zo, Tsjechov, Toergenjev, Tolstoj, Babel, Boenin. Dit jaar lees ik De idioot van Dostojevski in de nieuwe vertaling van Arthur Langeveld.

Ik begon lang geleden met Dostojevski’s  De speler en heb er een lichte gokverslaving aan overgehouden. Aantekeningen uit het ondergrondse  vond ik snel prachtig en ik heb daar een poosje verschillende vertalingen van gespaard, zo had ik Memoires uit het souterrain.  

Mijn vader sprak soepel Russisch en daarmee begon waarschijnlijk mijn interesse. Hij zat in het leger als dienstplichtig soldaat rond 1953, de Koude Oorlog was fris uitgebroken en taalvaardige soldaten konden een opleiding tot ondervrager krijgen. Mijn vader was er een van en als jongetje stel je je dan graag voor dat je vader eigenlijk een soort James Bond was. Hij leerde ook in alles rijden wat een motor had en ook dat maakte grote indruk. En hij leerde er verschrikkelijk goed biljarten. Ook dat was gaaf. Veel later zong hij in een Kozakkenkoor, dat was minder gaaf. Op vakanties kwam er altijd wel een moment dat mijn vader aan de praat raakte met iemand die een Rus bleek te zijn. Dan luisterde je, en verstond niets.

Voor Sinterklaas maakte mijn zuster eens  een ‘Geschiedenis van Rusland’ voor hem, een handgeschreven en -geïllustreerd boek, lang voordat ik ooit het standaardwerk van Bezemer zag.

In de Trans Siberië Expres  waar ik om naar Beijing te reizen in Moskou opstapte– alwaar een grote groep laveloos dronken Russen  onderling vechtende was, zonder precisie, maar met stille wanhoop,  werd ik al snel uitgenodigd om een potje schaak te spelen. Ik won de twee eerste partijen en verloor de volgende 35. Ergens halverwege begreep ik dat de eerste twee uit beleefdheid aan mij gelaten waren.  Ik maakte ook nog een nasleep van sovjet-onvriendelijkheid mee in de dame van de restauratie die steeds als wij besloten te gaan dineren de wagon sloot en iets onduidelijks prevelde over tijdzones, die nooit consequent maar wel steeds  in haar voordeel werden aangewend. En post-sovjet vriendelijkheid: de oude dame in onze couchette die met ons dan maar haar groengekookte ganze-eieren deelde.

De idioot is tussen de boeken die in het Nederlands verschenen dit jaar en die ik las, een verademing van frisheid en vertelkracht, vaart en authenticiteit. De idioot is een vorst  die vriendelijk en beleefd en eerlijk is en om die redenen door de meesten als een halve zool wordt weggezet. Maar zijn sociale intelligentie overstijgt die van veel andere personages. En hij is volstrekt echt, zo echt, dat ik de textuur van zijn huid, figuur, oogopslag, adem, haarinplant, wijze van lopen ken, zonder dat die beschreven worden.  Dat is wat Dostojevski kan, en dat is wat Langeveld kan vertalen.

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

‘Ik wil nooit meer iemand ontregelen!’ – Alsof het voorbij is

Karin Jonkers

Toneelspelers zijn de moedigsten aller kunstenaars. Zij durven de vergetelheid recht in het gezicht te kijken. Ieder slotapplaus is een vloedgolf die hun zandkasteel verzwelgt.

10) Julian Barnes’ The Sense of an Ending (2011)/Alsof het voorbij is (AHVI) is een filosofische roman – bij vlagen een verhalend essay – over tijd, vergankelijkheid, herinneren en de (on)kenbaarheid van de werkelijkheid. De wendingen waarmee je tegen het einde van het boek wordt geconfronteerd volgen de wetten van het televisiedrama/melodrama en trekken je dus in een hoog tempo door het verhaal.

9) Regisseuse Madeleine Matzer heeft Barnes’ boek bewerkt tot een toneelstuk.

8) Zo geestdriftig als de jury van de Man Booker Prize en De Europese Literatuurprijs ben ik niet over het boekje van Barnes, maar ik kan het iedereen zeker aanbevelen. AHVI is een beheerste, brave en ook wat doorgecomponeerde vertelling (een beetje zoals Harry Mulisch ze vanaf De aanslag begon te schrijven) – dat gecontroleerde past bij de protagonist, en misschien ook wel bij de Engelse cultuur (ik generaliseer!, ik chargeer!), maar is er wel debet aan dat lezing van de roman nergens een groot intellectueel of emotioneel avontuur wordt. Wat mij betreft is het dan ook een verademing dat zestiger Tony Webster, verteller en protagonist van AHVI, in de toneelbewerking wordt gespeeld door de decaden jongere Marijn Klaver en dat zijn collega Lidewij Mahler een waaier aan rollen vertolkt. Op het toneel krijg je het avontuur, de speelsheid en het experiment dat je in de roman mist.

7) ‘Ze slaagde er op de een of andere manier in om er – in mijn ogen althans – tegelijk als een twintiger en een zestiger uit te zien.’ Julian Barnes, Alsof het voorbij is, vertaald uit het Engels door Ronald Vlek, Uitgeverij Atlas Contact (2011;p.124).

6) De knappe, jonge vrouw die afgelopen zaterdag, tijdens de première van Alsof het voorbij is, naast mij zat en na het slotapplaus een gesprekje met mij aanknoopte (ja,ja), vertelde dat ze het boek van Barnes niet had gelezen, maar dat ze naar de voorstelling was gekomen omdat ze van theater hield. Ze had, zei ze, het verhaal uitstekend kunnen volgen. Blijkbaar is het dus niet nodig om Barnes’ roman te lezen voordat je naar de toneelbewerking gaat. Toch heb je volgens mij een mooiere, rijkere avond als je dat wél doet.

5) De voorstelling, AHVI, wordt gedragen door genoemde Marijn Klaver. Door de ironische distantie die de acteur betracht – of die zijn personage tot de wereld betracht en die Klaver als acteur tot zijn rol en zijn publiek lijkt te betrachten – doet hij soms denken aan de jonge Jacob Derwig.

4) Protagonist en verteller Tony herinnert zich de volgende uitspraak van Adrian: ‘Ik heb een godsgruwelijke hekel aan die Engelse gewoonte om serieus zijn niet serieus te nemen. Daar heb ik echt een godsgruwelijke hekel aan.’ (2011:p39 + echo op p.87). De woorden doen denken aan een regel van Nanne Tepper: ‘Ik heb een gloeiende kuthekel aan ironie.’ Adrian is dan ook één van de zelfmoordenaars in AHVI.

3) Door Barnes’ boek en Matzers voorstelling realiseer je je hoe meedogenloos zelfmoord is. Hoe meedogenloos doodgaan in het algemeen is. Wat je er voor de achterblijvers mee fixeert. Bovendien realiseer je je dankzij AHVI hoe afschuwelijk moeilijk het is om recht te zetten wat je jaren terug hebt kromgeleefd.

2) Willem Frederik Hermans*: ‘Dood heeft niet enkel de betekenis van sterven, van einde van een organisme, maar de ruimere van einde van elke bestaande toestand, einde van elk ogenblik. Dood is niet alleen vergaan, maar ook vergeten worden, verdwijnen, doden is niet alleen slachten en vernietigen, maar ook verraden en bedriegen.’

1) Tijdens de voorstelling zingt Lidewij Mahler een paar Zeer Korte Liedjes. Één van die liedjes is ook verwerkt in de trailer voor de voorstelling die je hier kunt bekijken.

0) Na afloop van de première drinkt Maarten, die het decor van AHVI heeft ontworpen, een glaasje champagne. We wisselen wat neutrale opmerkingen uit over de voorstelling en over het decor. ‘En concluderend,’ vraagt Maarten grijnzend als ik een bitterballetje in de mosterd doop, ‘kan het geheel de tand des Tyns doorstaan?’ Ik antwoord naar waarheid, bevestigend.

Eindoordeel AHVI: erg mooie voorstelling. Vier afgedekte koffiekopjes (4/5). Bij de première was het vanaf de eerste seconden duidelijk dat hoofdrolspeler Marijn Klaver er zin in had. Je kunt bezoekers in andere theaters alleen maar toewensen dat Klaver en Mahler die concentratie hun hele tournee kunnen blijven opbrengen.

Soundtrack: If I could turn back time.

Volgende week: Miek Zwamborn.

Titelverklaring van dit stukje: ‘Ik wil nooit meer iemand ontregelen!’. Een uitroep die Tony tegen het slot van het stuk doet en die correspondeert met bijna dezelfde uitroep in het boek (AHVI;p.155).

Noot

*Uit: WFH, Het sadistische universum I/Antipathieke romanpersonages (1960).

 

In aantocht – Tirade 451

We waren er niet op uit – en eigenlijk is het ook niet aan ons om de these te formuleren, laat staan die te toetsen of zelfs maar in omloop te brengen – maar Tirade 451 zou weleens het allerbeste Tiradenummer van 2013 kunnen blijken te zijn geworden. Lest best, om eens een gangbare woordcombinatie te gebruiken. Maar, als gezegd, het is aan jou, aan jullie om over Tirade 451 te oordelen. 

Ter zake!

Vanaf maandag 2 december aanstaande is Tirade 451 te koop in de zelfstandige boekhandel en te bestellen via deze site.

Tirade 451 bevat verhalen van D. Hooijer, Álvaro Enrigue, Jan van Mersbergen, Arjaan van Nimwegen, Jaap Ferwerda, Rebecca Makkai en Eugenia Rico.

Verder vind je in het nummer het papieren poëziedebuut van Hannah van Wieringen én gedichten van Leo Vroman, Heinrich Heine, A.E. Housman en Stevie Smith.

Beschouwingen, essays en herinneringen zijn er van: Detlev van Heest, Elisabeth van Nimwegen, Wouter van Oorschot, Harrie Geelen, Carel Peeters en Charlotte Mutsaers.

Tirade 451 – jouw intellectuele eindejaarsbonus.

Tirade wordt uitgegeven door het zelfstandige Uitgeverij van Oorschot.

Abonnementen: alhier.

Blauwe lijster in beukenhaag

Naar: ‘Bluebird in cutleaf beech‘ – Wendy Wilder Larsen *

 

er zit geen pigment in blauwe veren

alle andere kleuren zijn eruit gedreven

blauw is wat over blijft

 

die precieze tint van ridderspoorblaadjes

die op mijn moeders laktafel vielen

onder de koepel in de zomer

 

de kleur van verwijdering

de pijn in mijn vaders marineblauwe ogen

op die foto in het leger

 

blauw

de vervaagde overgooier op een foto van mij

handen gevouwen, zelfde waterige ogen

 

de kleur waar we het liefst over nadenken

niet omdat ze ons aantrekt

maar omdat ze ons achter zich aansleurt

 

de blauwe gloed van een dwaallicht

die ons laat verdwalen op de kruising

ons een moeras in lokt

 

blauw ook

deze afwezigheid

dit uiteen vallen

 

nog zou ik zoeken

en roepen

 

daar

 

moeder

vader

 

bluebird

 

 

*Vertaald door Lieke Marsman.  Eerder verschenen in Tirade 447. 

Meer blogs

  • Afbeelding bij Warm

    Warm

    Hitte verbindt. Er wordt minder van je verwacht; je verwacht een stuk minder van anderen en veel minder van jezelf. Bij hitte doe ik alles langzaam en merk dan dat ik hetzelfde gedaan krijg – zelfs na vijf duiken in de gracht en anderhalf uur staren sluit ik mijn laptop in de middag met tevredenheid....
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Mira Aluç
    Mira Aluç

    Mira Aluç (1993) schrijft korte verhalen en beschouwingen. Haar werk is sinds 2015 onder andere verschenen op Mister Motley, in Streven, De Revisor en De Gids en werd meermaals gepubliceerd op DIG (De Internet Gids) en in Tirade. In 2020 werd haar verhaal Backspace opgenomen in Rebel, Rebel, de bundel van Uitgeverij Prometheus ter gelegenheid van de Boekenweek. Ook maakte zij de podcast Balkon voor Sprekende Letteren.

  • Foto van Menno van der Veen
    Menno van der Veen

    Menno van der Veen studeerde filosofie en wijsbegeerte. In 2019 publiceerde hij zijn tweede roman Ontweten bij Van Oorschot. Menno werkt ook als onderzoeker, consultant en trainer op het gebied van democratie, participatie en mensenrechten. Momenteel werkt hij aan zijn derde roman (werktitel Het profetenverbod). Die is naar verwachting klaar in 2022.

  • Foto van Willemijn Kranendonk
    Willemijn Kranendonk

    Willemijn Kranendonk (1994) is schrijver en dichter, voor zowel kinderen als volwassenen. Haar werk verscheen o.a. in Tirade, DW B, Liegend Konijn en op Lilith Magazine, Revisor, De Internet Gids, Hard//Hoofd en De Optimist. Momenteel werkt ze aan haar debuutroman die dit jaar nog uit zal komen bij Uitgeverij Van Oorschot en volgt ze de master Jeugdliteratuur aan de Universiteit van Tilburg. Mei 2022 verschijnt haar eerste kinderboek bij Uitgeverij Billy Bones.