Amsterdam, 22 maart 2014

Optie 8Lieve Arjen, 

Missen is het nog steeds niet, maar de afgelopen week heb ik veel aan je gedacht. Hoofdzakelijk omdat onze zoon na het zien van de foto boven je laatste brief om de haverklap kwam melden dat ome Arie een cowboy geworden is.

Gehoorgevend aan je verzoek heb ik hem verzekerd dat zoiets niet bestaat; dat een mens van vlees en bloed als jij niet zomaar iets anders kan worden, kan transformeren. Daarna liet ik hem wat beter naar de foto kijken. 

‘Als je oplet,’ fluisterde ik, ‘zie je ook dat deze meneer doorzichtig is.’

Nadim schreeuwde het uit en mepte mijn laptop van tafel.

Nou ja, ik heb in ieder geval geprobeerd het real te houden voor ons jongetje van twee. Dat leek me beter, zoals het me ook beter lijkt hem nog niet bloot te stellen aan verhalen over vampiers, of aan die ene overbelichte foto van Vladimir Poetin.

Toch baat het allemaal niet. Zo’n klein kind hongert al naar het fantastische, en zelfs naar de angsten die daarbij komen kijken. Bij gebrek aan klassieke boemannen bedenkt Nadim ze zelf, waardoor hij nu iedere nacht krijsend wakker wordt met een bezweet gezichtje en naar talg riekend plakhaar. Na veel troosten vertelt hij ons hikkend over cowboy ome Arie, waar je doorheen kunt kijken. 

Je zult in mijn woorden – gezien je opgroeien in Krommenie – ongetwijfeld passieve agressie vermoeden.

‘Waarom schrijft hij dit?’ hoor ik je zeggen. ‘Het is vast niet eens waar.’

Lieve vriend, het spijt me: Still keeping it real.  

Wat ik bedoel te zeggen is dat de mens een aangeboren behoefte aan fictie heeft. We omarmen het onware, zelfs als het licht dat het verspreidt de schaduwen doet groeien, en voer is voor de monsters onder ons bed. Wees niet bang voor je door mij bedachte alter, hij is je noch goed-, noch kwaadgezind. Ik wil je geen geweld aandoen, maar je fictionalisering is onvermijdelijk. Take it like a man.

Dit is de laatste brief waarin ik tijd neem om je overgang van persoon naar personage te begeleiden. De volgende keer dat ik je schrijf zul je Arjen Vanlith geworden zijn, stadscowboy en semitransparante held van Austin. Wees welkom in de wereld die ik voor je schep. 

Een (vreemd genoeg) vaak aan Salman Rushdie toegeschreven citaat luidt: “Vertigo is the conflict between the fear of falling and the desire to fall.” 

Mag ik daar Angst is de spiegel van het verlangen van maken? 

 

Een warm hart onder een wat krappe riem,  

je vriend,

 

Gilles

__________________________________________________________ 

Elke zaterdag op Tirade.nu: een briefwisseling tussen Arjen van Lith, emigré te Austin en Gilles van der Loo, thuisblijver te Amsterdam.

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

In de Oorshop

May we be forgiven

Ik ben een vergevingsgezind persoon. Althans, dat is hoe ik mezelf zie. Ik vind het helemaal geen probleem om samen met iemand ergens een ontzettende rotzooi van te maken en diegene vervolgens te vergeven, mits die vergeving natuurlijk wederzijds is, en mits we tijdens die ruzie evenredig hebben bijgedragen aan de rotzooi. Ook mezelf vergeef ik graag en makkelijk. Dat stelt mij in staat om fouten te maken en de volgende ochtend toch met mezelf wakker te kunnen worden. Proost op onze/mijn sukkeligheid, wat waren we weer stom.
 
Maar onlangs zei een vriend tegen me: “Ja, jij zegt altijd dat je zo goed bent in vergeven, maar als ik iets stoms doe en je vergeeft het me, en ik doe een half jaar later nog een keer zoiets stoms maar dan wel veel minder stom, dan word je nog bozer dan de eerste keer. Alsof je dat oude er bij haalt.” Daar ging ik over nadenken. Het was waar. Als het eenzijdig wrongdoing betreft vergeef ik mensen vaak al heel snel omdat dat me wel goed uitkomt, dan kan ik op dat moment de energie die anders naar woede en/of sadistische wraakplannen zou gaan voor iets anders gebruiken, maar op de vergiffenis volgt vervolgens wel een levenslange proefperiode. Mocht diegene ooit nog een keer iets kleins fout doen, dan kan ik woedend worden, want hallo, nu doe je het weer, ik was de vorige keer al zo coulant en heb daarmee credit opgebouwd om je in het nu af te mogen blaffen. Het voelt als mijn goed recht.
 
‘Forgiven, not forgotten’ zou je kunnen zeggen. Maar dus eigenlijk ook niet forgiven. Àls ik heel eerlijk ben zet ik misschien wel juist altijd in op ‘forgotten, not forgiven,’ omdat ik weet dat ik geen supergoed geheugen heb/juist een heel goed geheugen dat gemakkelijk nieuwe herinneringen maakt. Zand erover, opdat we de oude fouten niet meer hoeven te zien – maar ergens op mijn idyllische zandstrand liggen een paar flinke landmijnen, waarvan ik allang niet meer weet wie ze er precies plaatsten, maar waardoor ik desalniettemin niet meer van mijn handdoekie afdurf.    
 
Onlangs las ik een essay van de Amerikaanse filosoof Stephen Crites waarin hij het boek Den Ulykkeligste (‘De ongelukkigste’) van Soren Kierkegaard bespreekt. In dit boek houdt een jonge man een toespraak over geluk voor de zogenaamde Symparanekromenoi, een groep levende doden die bijeenkomsten houdt in het holst van de nacht:
 
“The unhappy person is one who has his ideal, the content of his life, the fullness of his consciousness, the essence of his being, in one way or another outside himself. He is always absent, never present to himself.” Kierkegaard maakt vervolgens onderscheid tussen twee typen ongelukkige mensen, namelijk de mensen die in het verleden leven en de mensen die in de toekomst leven. Ook binnen deze typen is weer onderscheid te maken: er zijn immers mensen die leven in een verleden dat gelukkig was en mensen die het maar niet lukt een traumatisch verleden van zich af te schudden – en mensen uit de laatste groep zijn het ongelukkigst.
 
Crites legt uit: “(…) The second type of unhappiness consists in the failure to pro-ject myself hopefully into the future. I cannot, short of death, fail to have a future, but I can ignore or actively resist its claim and live from day to day without any projective scenario, or I can devote all my energy to protecting and reiterating the identity I have recollected out of the past. In either case I live without risk and without hope, doing only what is necessary to subsist more or less in the manner to which I am accustomed. Here the self loses its adaptive nimbleness, and grows too heavy and dense to improvise.”*

Er zijn in dit verband dus twee mogelijkheden om ‘type 2 ongelukkig’ te zijn: je negeert het gegeven dat je een toekomst hebt en leeft van dag tot dag, of je neemt jezelf halsstarrig voor om in de toekomst precies zo te blijven als je in het verleden al was. Aangezien ikzelf een te angstig en hoopvol persoon ben om te kunnen negeren dat ik een toekomst heb, ben ik meer van de tweede optie: om de toekomst minder onzeker te maken, neem ik me voor om dan maar in ieder geval zelf hetzelfde te blijven. 

Er is echter een probleem: doordat ik in de toekomst leef, ben ik veel van de dingen die ik denk dat ik ben alleen nog maar in potentie. Dus hoewel ik eigenlijk hoop dat ik in de toekomst ooit een vergevingsgezind persoon zal zijn, laat ik in het nu die hoop tellen als het uiteindelijke doel. Dit is misschien een beetje vergezocht, maar ik denk wel degelijk dat veel van de keren dat we iets willen veranderen, de realisatie van een probleem de opluchting teweeg brengt die eigenlijk bij de oplossing van het probleem zou moeten horen (“Ok, ik geef het toe, ik ben een driftig persoon.” Maar wat heb je aan de bekentenis?). Kierkegaard schrijft: “(…) he constantly recollects what he ought to hope for; for he has already anticipated the future in thought, in thought he has experienced it, and this experience he now recollects, instead of hoping for it. So what he hopes lies behind him, what he recollects lies before him.” Wie hoopt ooit zijn slechte karaktereigenschappen uit te bannen, moet zich realiseren dat alleen die hoop niet genoeg is en alles op alles zetten om ook daadwerkelijk te veranderen.

Tot slot, de laatste zin van een van de bekendste gedichten van Rilke (Archaischer Torso Apollos) luidt: Du musst dein Leben ändern. Ik heb het altijd heel interessant gevonden wat er gebeurt met die zin als je de klemtoon op een ander woord legt. Afhankelijk van de klemtoon geeft de zin antwoord op verschillende vragen (dat geldt natuurlijk voor veel zinnen, maar hier gebeurt er iets moois vind ik):
 
Wat moet je veranderen? Je leven.
Wat moet je doen met je leven? Het veranderen.
Wiens leven moet je veranderen? Jouw leven. 
Moet je of mag je je leven veranderen? Het moet.
Wie moet je leven veranderen? Jij.
 
De laatste tijd kan ik de zin eigenlijk alleen nog maar lezen met de klemtoon op het woordje ‘du’. Jij moet je leven veranderen. Maar goed. Dit is een blog, geen zelfhulpboek. Vergeef me.
 
 
 
*Crites, Stephen, ‘Storytime: Recollecting the past and projecting the future’, in Narrative Psychology, ed. Theodore Sarbin, 1986, p. 172

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

De merel

Ondanks Menno Hartmans sterke Stemmen, moraal voor gevorderden op deze site, heb ik gisteren mijn kruisje niet gezet. Ik wil graag kwijt dat ik mij daar niet voor schaam. Overigens zou ik toch D66 gestemd hebben, door Sylvia Witteman in haar schitterende column van vandaag Het laffe alternatief genoemd.

Ik geloof in het nut van stemmen, en in de vrijheid voor alle burgers om de koers van hun gemeente/land te beïnvloeden.

‘Het is zelfs je plicht te ftemmen,’ zei Birre terwijl ze met Nadim en Otis de Hond de trap afdaalde, haar stempas tussen haar tanden geklemd. ‘Weet je in hoeveel landen de menfen dat recht niet hebben?’ 

Om een of andere reden dacht ik niet na over in hoeveel landen het stemrecht niet bestond. Ik dacht meteen aan Noord-Korea, waar een stemplicht geldt terwijl er maar één partij is, en één persoon om op te stemmen. Opkomst bij de laatste verkiezingen aldaar: 99,98%.

‘Ik heb het recht om niet te stemmen,’ zei ik. ‘Dat is ook vrijheid. Kim Jong-un zou…’ 

Maar de voordeur klapte al dicht. Aangezien er niemand meer was om me tegen af te zetten, bleef ik alleen met de vraag waarom ik niet ging. Mijn stem zou nu verloren zijn, en voor elke redelijk geïnformeerde kiezer (wat je al snel bent) die niet naar het stemhokje ging, zou er een toekomstige Almeerder opstaan die niet bang was om achter een gordijntje aan te vinken dat hij minder Marokkanen bliefde. 

Ik kneedde brooddeeg en zette het in de zon te rijzen; staarde een tijdje uit het keukenraam met mijn handen op het aanrecht. Een merel landde op het platje van de buren, waar hij met zijn kraaloog knipperde voor hij op het meranti scheet. Naast me begon onze rode kater – die met de komst van warmer weer uit een slaap van maanden lijkt te zijn ontwaakt – naar het halfopen raam te sluipen.  

Als ik niet ingreep zou de merel in een kleine minuut uiteengereten op het platje liggen. De lentebries zou zijn donsveertjes langs de gevel opstuwen en als de sporen van een paardenbloem uiteenblazen over de daken van de stad. De merel pikte naar een takje vogelmuur dat rond een overleden vijgenplant groeide, trok het uit de dorre aarde en begon de blaadjes eraf te trekken, terwijl hij het takje met zijn klauw tegen de grond hield.  

Joris de Kat zakte door zijn schouders en heupen tot zijn buik op het aanrecht lag. Zijn staart zwiepte hevig. ‘Akkakkakkak,’ zei hij. ‘Arrrrr-kakkakkakk.’

De merel at een van de blaadjes, daarna nam hij het takje in zijn snavel en hipte naar de rand van het platje.  

Joris schoot in actie. Ik greep naar zijn staart, miste en moest toekijken hoe hij zich uit het raam stortte.

Zonder de kat gezien te hebben steeg de merel op. Joris, die flink moest remmen om niet van het dakje te vallen, leek minder opgelucht dan ik. 

Boven ons, in de strook blauw tussen de huizen, vloog een tevreden vogel. Het was lente en hij had een takje voor zijn nest gevonden. Zijn vrijheid had geen moment in het gedrang geleken.

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Stemmen, moraal voor gevorderden

Ostracisme, het is een prachtwoord. In het klassieke Athene was het gebruikelijk een ongewenste inwoner van de stad weg te stemmen door zijn naam op een stuk aardewerk te krassen. Als er 6.000 van die stemmen waren moest zo’n burger ook echt voor 10 jaar de republiek verlaten. Een heel aanvankelijk en principieel en aansprekend soort democratie, de basis ook. Wilders heeft het van geen vreemden.

In de verkiezingsprogramma’s die je kon lezen als voorbereiding op de gemeenteraadsverkiezingen gaan veel zaken mij boven de pet. Politiek voeren is een dagtaak en veel meer dan dat, landelijke politieke partijen zijn grote organisaties met veel geld en expertise. Sinds jaar en dag stemmen mensen dan ook op wie men vertrouwt of waar men bij wenst te horen. En niet zozeer op waarmee je het eens bent. Als je inhoudelijk gaat vragen naar standpunten dan kan je bij vrijwel welke burger standpunten in het programma van zijn partij vinden waarover hij zich ernstig verbaast.  Relhistoricus Thierry Baudet schreef twee weken terug in de krant dat gemeenteraadsverkiezingen decentraal getimed moet worden: op die manier kan de landelijke politiek niet meer meedoen en zijn gemeenteraadsverkiezingen meer dan een populariteitspoll van de landelijke politiek. Lokale partijen zullen dan ook groter worden. Met als nadeel dan wel voordeel dat de kiezer zich moet verdiepen in de programma’s. Of op zijn buurman stemmen omdat dat een aardige kerel is. Misschien geen gek idee. Alleen weten we van kleine jonge partijen die groter worden dat ze veel moeite hebben fatsoenlijk volk te rekruteren.  Media gaat zich dan toeleggen op het onderuithalen van kandidaten, ook altijd leuk.

Verkiezingen zijn schijnvertoningen geworden die veel te complexe zaken veel te eenvoudig maken. Dat geeft niet, want stemmen moet je toch. Als je niet stemt heb je geen historisch besef en ben je mondiaal onnozel.

Zoals het idee van democratie als een jaar of 3.000 oud is, zo is moraal ouder dan de religie, beweerde Nietzsche in Genealogie der moraal al, en recenter Frans de Waal in De bonobo en de tien geboden. Het is een inspirerende gedachte dat goedheid lang op religie vooruitloopt.  Moraal dus op religieuze systemen vooruitliep en dat apen een rechtvaardigheidsgevoel hebben.

Grieken wilden dus net als Wilders mensen het land uit hebben. Maar anders dan bij Wilders moest je het met 6.000 mensen eens zijn over 1 naam. Hoe overwin je nu het makkelijke effect van Wilders framing: onmogelijke plannen maken die mensen met weinig neiging tot logisch doordenken kunnen aanspreken? Ik denk niet door vergelijkingen met Nazi-Duitsland. Maar door hem vaker te vragen naar hoe het moet. Als journalisten er de komende jaren een hobby van maken Wilders te vragen hoe-het-moet is Wilders de enige die onaangename vergelijkingen gaat maken.  En daar houden veel mensen niet van, want moraal is oud.

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Zeer beknopte beschrijving van Skopopolis

In Skopopolis weten ze zo veel van je, dat iedereen voorspelbaar is. Zo goed en zo kwaad als het gaat tenminste, want niemand is ten volle te doorgronden, zelfs niet als je halve leven zich afspeelt in enen en nullen.

Voordat je er zelf erg in hebt weet het scherm je vertellen dat je dorst hebt, welk bier je gaat drinken en in welk café. Je blijft thuis, maar de volgende dag vragen je kennissen waar je was. Je gaf aan dat je gisterenavond naar drie verschillende evenementen zou gaan. Heb je een verklaring voor je afwezigheid? Waarom heb je niet gereageerd op hun berichten – je hebt ze toch gelezen? Ja, je weet dat zij weten dat je ze gelezen hebt. Dat zij er wél waren heb je net gezien op de foto’s. Een geheim hebben is hetzelfde als liegen.

De berichten gaan vergezeld van advertenties die beweren je impulsen meteen te kunnen beantwoorden. Er is een tandartspraktijk die al je tanden trekt voor een vast bedrag. Het is al twee jaar geleden sinds de laatste controle. Je vindt dat je geen tandarts nog hebt, maar begint nu te twijfelen. De verkiezingen komen eraan; de campagnekreten sluiten precies aan bij je dosis progressiviteit dan wel behoudzucht en bij je neiging naar rechts of links. Wanneer je het nieuws van de dag bekijkt, word je om de oren geslagen met je verhuisdrang en specifieke woonwens, voor zover dat gaat in Skopopolis. Ten slotte zie je een hele trits uitnodigingen van datingsites. Ze weten dat je single bent omdat je zo veel porno kijkt. De privésfeer is diefstal.

De situatie is tweeslachtig. De inzage die je hebt verleend is versleuteld met fantasieloze wachtwoorden, die opgeslagen zijn op plaatsen die niemand kent. Iedereen weet van het bestaan van zulke dataverzamelingen maar niemand weet waar ze zijn of wie ze beheert. Soms kopen ze (iets van) elkaar of houden ze juist uitverkoop. Dat maakt je leven dan nog een haartje gemakkelijker. Alleen: zij houden de kaarten ferm aan de borst, terwijl jij de armen dient te spreiden. Geslotenheid bestaat op straffe van foltering.

Er ontstaat een tegenbeweging. Ze predikt dat iedereen zich zo veel mogelijk voor zichzelf zou moeten houden, ook al levert dat enorme risico’s op voor de staatseconomie en -veiligheid. Anonimiteit is het parool – en zelfs dat zou een voorwendsel kunnen zijn. De beweging grijpt in met ideologische guerilla-acties. Langzamerhand zal ze radicaliseren en zich bekennen tot het standpunt dat alleen kluizenaarschap verlichting kan brengen. De aanhangers bekeren zich tot definitieve onverschilligheid, komen op den duur aan de Skopopolische samenleving niet meer te pas.

Onmiddellijk wordt iedereen die niet meer in de pas loopt achter een hek gezet. Een acuut probleem verlangt immers een directe oplossing, in plaats van een structurele. Pas naderhand zullen ze naar de verklaring zoeken en zeggen: ‘wie weet is ons onvermogen om te wachten, om uren af te tellen, het verstrijken van de tijd te erkennen, ons te vervelen, wel de oorzaak van alle ellende’.

 

* Bovenstaande is geïnspireerd op een essay van Willen Jan Otten.

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.

Tirade Pop-up – programma bekend

We gaan naar Gouda toe: programma

Aanstaande zaterdag organiseert Tirade een feestelijk literair programma in de pop-up store van uitgeverij Van Oorschot (zie hieronder). Vanaf 14.00 uur zullen daar voordragen uit eigen werk: dichteres Milou Voskuilen en debutante Anne-Marieke Samson. Ook de kanshebbers van de Pop-up Schrijfwedstrijd mogen hun verhaal ten beste geven. We zullen dan de winnaar bekendmaken. De voltallige redactie van Tirade is aanwezig: Martijn Knol, Gilles van der Loo, Lieke Marsman en Marko van der Wal, en oud-redacteur Menno Hartman.Naderhand is er gelegenheid om te borrelen, boeken te kopen en literair advies in te winnen. Iedereen is van harte uitgenodigd om hierbij aanwezig te zijn!

De kanshebbers

Toen Tirade een krappe maand geleden de Pop-up Schrijfwedstrijd uitschreef, had de redactie niet durven dromen van de enorme stapel inzendingen. Vanaf deze plaats willen we alle inzenders nogmaals bedanken voor hun bijdragen! Vandaag presenteren we de shortlist met de drie beste inzendingen.

Gert-Jan van den Bemd – ‘Het raadsel’

Kyra de Kruif – ‘Verzet’

Wiebe Brouwer – ‘De hond’

Van Oorschot pop-up store nog t/m 29 maart in Gouda

Op 22 februari werd op initiatief van Boekhandel Verkaaik aan de Lange Tiendeweg 23 in hartje Gouda de Van Oorschot pop-up store geopend. Vijf weken lang is het complete boekenaanbod van Uitgeverij Van Oorschot aldaar te zien en te koop. Iedere zaterdagmiddag komen er schrijvers langs voor interviews, voorleesbeurten en signeersessies. Op 22 maart is het de beurt aan Tirade om het programma te verzorgen.

 

Tirade Pop-up – vertrokken voor je het weet.

Meer blogs

  • Afbeelding bij De mens als biopic 3

    De mens als biopic 3

    Hannie en Marinus ‘Daar! Kijk! Door dát raam is ie naar binnen geklommen, stiekem. En toen heeft ie de hele zaak in de fik gestoken!’ Ik geloofde er niks van. Omwille van het verhaal kraamde mijn vader vaker historische onzin uit. Dit robuuste gebouw is sinds die brand op 27 februari 1933  herbouwd en gerenoveerd....
    Lees verder
  • Afbeelding bij Terugkeren

    Terugkeren

    Op de presentatie van zijn roman De handlezer mocht ik vriend Chris Polanen interviewen. Ik deed dat met plezier omdat Chris makkelijk praat en ik het boek al gelezen had. Als je iemands werk mooi vindt dan loopt zo’n gesprek vanzelf – dan hoef je eigenlijk geen vragen voor te bereiden. Toch doe ik dat...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Ergens heel zuidelijk.

    Ergens heel zuidelijk.

    (beeld: Don Duyns) Ergens heel zuidelijk.In de straat Magellaan.In de bek van een bultrug. EénToen ik vier jaar en twee maanden was, vermoordde ik een parkiet.Zonder opzet,Maar wel met mijn gemene blote hand.Ik moest heel hard huilen.‘Hoe heeft dat kunnen gebeuren?’ vroeg mijn vader.‘Ik wist het niet,’ zei ik — en dat meende ik ook.Mijn...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Bibi Roos
    Bibi Roos

    Bibi Roos studeert in 2025 af van de opleiding Writing for Performance aan de HKU en is de eerste in de reeks Tiradeblogs van afstudeerders. Ze schreef een scriptie over schaamte en humor en maakt daarnaast als Funny Bergman de explosieve solo ‘Ik ben Funny’, waarmee ze deze zomer op de Parade staat. Ze maakt het liefst werk over Bijzonder Vreemde Personen en Dingen en is entertainer, winnaar en performer in vele opzichten.
    (portret: Lin Woldendorp)

  • Foto van Milo van Bokkum
    Milo van Bokkum

    Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994)  is economieverslaggever bij NRC.

  • Foto van Gregor Verwijmeren
    Gregor Verwijmeren

    Gregor Verwijmeren studeerde Taal- en Cultuurstudies aan de Universiteit Utrecht en gitaar aan het conservatorium in dezelfde stad. Hij publiceerde fictie in onder meer De Gids en Flash: The International Short-Short Story Magazine. De vorm van geluid, zijn debuutroman, werd uitgegeven door Van Oorschot, en is wereldwijd de eerste roman over tinnitus (en muziek en geluiden) die door een mainstreamuitgeverij is uitgegeven. Gregor werkt momenteel aan zijn tweede roman, waarvoor hij een beurs ontving van het Nederlands Letterenfonds. In april 2021 zal hij Nederland vertegenwoordigen bij het European First Novel Festival in Boedapest (uitgesteld vanwege Covid). Hij is vader van drie kinderen en kookt en tennist graag in zijn vrije tijd.