Vaar wel

Mijn nieuwe boek moest een bundel worden, waarvan de verhalen zich in dezelfde stad afspeelden. 

Palladina ligt ergens rond de vijfde breedtegraad aan de westkust van Zuid-Amerika. Een voormalig havenstadje, rustend in de armen van een kleine baai waaruit de handel en dus ook een groot deel van het leven zijn vertrokken. 

Ik maakte me zorgen of ik het geduld zou kunnen opbrengen om een jaar lang elke ochtend terug te keren in dezelfde omgeving. Of ik 200 bladzijden bij elkaar zou kunnen pennen, uitgaande van een aantal vaste punten. Het tegendeel bleek waar: nu Het laatste kind af is, mis ik Palladina elke dag. Het bleek zo’n krachtige plek dat de bundel een roman werd, mijn stad de hoofdpersoon.

Op nare koude dagen kon ik heimwee hebben naar het blauwe water van de baai, de rode pannendaken en het winkeltje van Maureen aan de kade. Ze zou me een zakje pinda’s geven en zeggen dat alles goed komt. Ze zou me plagen tot  ik huilde van het lachen.

Nu is mijn boek naar de drukker, de sleutel van de stad is ingeleverd. En ik, ik moet op zoek gaan naar een nieuw verhaal. 

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

In de Oorshop

Twee vrouwen: D.Hooijer, Ata Kandó

Brachiopoden, kwallen en meer…

Vanmiddag wordt Kitty Ruys – D. Hooijer  begraven.  Enige jaren terug liepen we van het Centraal Station in Brussel naar  het ontvangstpaleis van Koning Albert, we hadden een uitnodiging gekregen voor de uitreiking van de Prijs der Nederlandse Letteren. Kitty schreef: ‘Ik begrijp niet waarom ik die uitnodiging kreeg, maar kom we gaan erheen.’Albert zou de prijs aan Cees Nooteboom uitreiken, Albert zei voortdurend Kees, en gaf ook op alle andere manieren duidelijk aan nooit een letter van de man gelezen te hebben.  Kitty vond dat nogal grappig.

We hadden nog geen drie stappen buiten het station gezet of Kitty zei: ‘Kijk, brachiopoden, en wat een kwallen!’ Ik keek om me heen en vond de meeste Brusselaars te aardig om dit nu meteen al verdiend te hebben. Kitty stond stil en keek naar de straatstenen. De ongeveer halve kilometer die we aflegden van station naar paleis keken we naar beneden en wees Kitty fossielen aan in het gesteente waarmee de weg geplaveid was. Ze wist veel namen die ik niet heb kunnen onthouden, we liepen door aeonen van leven in de bestrating van de grootstad Brussel.

In Museum Kranenburgh te Bergen is een overzichtstentoonstelling van de fotografe Ata Kandó. De Hongaarse vluchteling Kandó werkte voor Magnum in Parijs en maakte ongelofelijk mooie reportages van haar kinderen (met wie ze ging liften uit armoede, maar ook uit overtuiging dat kinderen wat moeten zien van de wereld) , dieren (‘tegen dierverknoeiing’), indianen in het Amazonegebied en wat al niet. Dit jaar werd ze 100. Kandó en Hooijer delen een volstrekt onconventionele blik en een intens mededogen in anderen zonder ooit sentimenteel te worden.

In haar recente romans De wanden van Oeverhorst en Catwalk  toont Hooijer een opmerkelijk inzicht en mededogen in mensen van vlees en bloed.  Haar springerige waarneming gaat volledig voorbij aan conventionele vertelwijzen. Daarom houd je van Hooijer, of niet. Als je op de eerste pagina al in de lach schiet, lees je door.  ‘Hilarisch’ is een woord waaraan ze een hekel had. Maar hoe noem je een brief als deze:

‘1. Hoe is het jongen. Je zit toch niet stiekem ouder te worden buiten mij om?

2. Hier alles in het kader van op en af. Gisteren mijn verjaardag gevierd en ik vond het een succes. Je ziet mensen zitten kijken van wat doe ik hier maar na een paar uur is dat over. We zaten op de hei en het weer was prachtig, niet te warm.  Ik hoop dat dit lettertype zich netjes gedraagt bij doorsturen.’

Geestig, toch minstens. Ze las elke Tirade van begin tot einde en was gul in haar bewondering: ‘Wat een prachtig nummer van Tirade. Echt heel goed. Marcel Möring en Manon Uphoff zijn echte schrijvers, die verhalen las ik ook voor het mooi.’

Om te voorkomen dat een blog als dit alsnog sentimenteel zou eindigen is de afronding in beter beheer bij Hooijer zelf. De laatste bladzij van Catwalk:

‘Zij is niet mee.’

‘Is ze niet mee? Ziek of zo?’

‘Erger nog.’

Dood? Hoe kan dat? Sinds wanneer!’

‘Ik had dat nog willen vertellen. Gewoon overleden. Nou, bel zo vaak als je wilt. Nu moet ik echt verder, hoi.’ (Klik.)

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Een scheetanekdote

Ik lees de stukken van Rutger Lemm altijd met veel plezier. Hij schrijft grappig en eerlijk over herkenbare dingen. Over ouders, over falen en een tijdje geleden, in het kader van de Vieze Week op hard//hoofd, over het laten van scheten in het bijzijn van je geliefde.
          
Aanvankelijk wilde ik in deze blog naar aanleiding van dat laatste onderwerp zelf ook een boekje opendoen. Voor mijn gevoel zou ik een heel Privédomeindeel kunnen schrijven over het laten van scheten in het bijzijn van mijn vriendin. Maar het leek haar voor een Tiradeblog wat minder geschikt materiaal. Daarom nu een andere, minder intieme maar zeker niet minder enerverende scheetanekdote:

Een paar weken geleden beklommen we samen de hoogste berg van de oostelijke Pyreneën: de Pic (je schrijft het met een c) du Canigou. De beklimming was onderdeel van een meerdaagse huttentocht, een manier van vakantievieren die ik iedereen kan aanraden die de nacht graag doorbrengt op een slaapzaal met snurkende en zich in kunstgebitten verslikkende bejaarden. Vreemd genoeg is een overnachting in een dergelijke hut, waarbij er zo min mogelijk comfort wordt geboden (ik geloof dat dat onderdeel is van de alpinistencultuur), duurder dan een standaardhotel in Parijs. Maar het is een manier om enkele dagen achter elkaar in de bergen te blijven.
            Op die slaapzaal lagen tegen de muren twee rijen uiterst dunne matjes. De matjes waren tegen elkaar aan geschoven, zodat het eigenlijk onmogelijk was om een nacht lang geen lichaamscontact te krijgen met je buurman of buurvrouw op leeftijd. Dit alles slechts ter inleiding van de scheetanekdote. Er werd op die slaapzaal wat afgeprutteld – alsof we gevangen werden gehouden in een kamer vol wellustige petomanen – maar dat is niet waar ik het nu in detail over wil hebben.
            Ik wil het nu namelijk eerst even over Ton Joosten hebben. Iedere Nederlander of Vlaming die ooit door de Pyreneeën heeft gewandeld, kent hem. Hij is de goeroe en alleenheerser als het gaat om het schrijven van wandelgidsen over dit gebied. Door de gemoedelijke en soms persoonlijke toon krijg je het idee dat je hem leert kennen tijdens het wandelen. Zo biecht hij ergens op dat hijzelf de hutten bij voorkeur vermijdt en liever ergens in de natuur bivakkeert. Een natuurmens dus, die weliswaar zijn brood verdient met het schrijven van wandelgidsen voor toeristen maar zich liever omringt met marmotten en gemzen.
          
Ton was tijdens het wandelen eigenlijk altijd bij ons. ‘Wat zegt Ton hierover?’ ‘Volgens Ton moeten we hier naar links.’ ‘Ton raadt ons aan om hier te lunchen.’ Aan het eind van de beschrijving van de huttentocht die wij gemaakt hebben, schrijft Ton: ‘Ik hou het erop dat je zult terugkijken op een geslaagde kennismaking met de “gigant van het oosten”.’ Deze zin hebben we tijdens het wandelen regelmatig herhaald. Prachtige formulering, ‘ik hou het erop’. Zo leer je Ton kennen.

OLYMPUS DIGITAL CAMERADe Pic du Canigou wordt jaarlijks door veel toeristen beklommen. Daarbij maakt het niet uit of je kortademig of slecht ter been bent. Het pad dat via de noordkant naar de Pic leidt, gaat zo geleidelijk omhoog dat het zelfs in een rolstoel goed te doen moet zijn. Helaas voor ons koos Ton voor, zoals hij zelf schrijft, ‘de minder courante route’.
         
Over de finale van de klim schrijft hij: ‘Hier en daar zul je de handen moeten gebruiken, maar echt moeilijk wordt het niet.’ Op het moment dat ik dacht te zullen sterven op een rotswand, voelde ik een intense woede opkomen vanwege de woorden ‘hier en daar’.
            De beschrijving van de ‘minder courante route’ van de Pic du Canigou is een zorgvuldig geplande, in genuanceerde bewoordingen verpakte moordaanslag van Ton Joosten. Het is vooral deze zin die een verticale muur op bijna drieduizend meter hoogte doet overkomen als de beklimming van de heuvel bij Kraantje Lek: ‘Voorzichtig baan je je trapsgewijs een weg naar de top, waarbij af en toe enig eenvoudig handen- en voetenwerk nodig is.’ Hoeveel nuanceringen heeft een mens nodig, vraag ik me af als ik dit, veilig en wel op een stoel onder zeeniveau, teruglees. Af en toe, enig en eenvoudig schrijft hij. Juister en minder misleidend was geweest: de gehele tijd, vrijwel onmogelijk en levensbedreigend. Nog nooit in mijn leven heb ik zoiets engs meegemaakt. Vlak voordat we bij de steile schacht uitkwamen die recht omhoog naar de top leidde, passeerden we een groepje professionele klimmers. Verbijsterd keken ze ons na terwijl we, toen nog goedgemutst, onze mogelijke dood tegemoet gingen. ‘Sans corde! Sans corde!’ riepen ze uit. Mijn vriendin hoorde het gelukkig niet. Die was net als ik vol vertrouwen in Ton.
            We trokken ons op aan de richels en zeiden telkens tegen elkaar dat we vooral niet om moesten kijken, want dat het dan helemáál eng werd. Natuurlijk was dat het eerste wat we daarna deden. Een schijnbaar eindeloze afgrond lag achter ons. ‘Wil je alsjeblieft niet doodgaan?’ vroeg mijn vriendin steeds. Ook legde ze uit wat er zou gebeuren als ik misgreep of me zou optrekken aan een loszittende steen. Al die tijd was ik aan het praten om haar gerust te stellen en tegelijk voelde ik hoe een intense en nooit zo ervaren angst bezit van me probeerde te nemen. Ik moest er alles aan doen om de paniek niet toe te laten.
            Meer dan een uur verbleven we op die verticale muur. ‘Kijk daar, wandelstokken!’ riep ik op een gegeven moment. Ik dacht dat de nabijheid van mensen haar gerust zou stellen. ‘Dat is een kruis,’ riep ze met een trillende stem terug, ‘van iemand die hier is doodgegaan.’
            Zij was als eerste boven. Op een gegeven moment kwam er een draai in de schacht, waarna er nog maar enkele tientallen meters naar de top restten. Daar aangekomen troffen we een groepje Fransen aan, dat volkomen ontspannen zat te lunchen met camembert en rode wijn. Zij hadden blijkbaar de courante route genomen. Toen ze ons plotseling uit het niets zagen opdoemen, begonnen ze te klappen. Ik zakte neer op een rots. Omdat er nauwelijks ruimte was, kwam ik min of meer tussen de lunchende Fransen in te zitten. Toen pas liet ik de paniek toe. Een harde, luidruchtige scheet ontsnapte me. De Fransen en mijn vriendin keken me verschrikt aan. ‘Pardon,’ zei ik ernstig. En tegen mijn vriendin: ‘Dat was uit angst. Pure angst.’

Bewegungsfreiheit – een instructievideo

Tirade – verrast.

‘Hé, verrek… begint ie nou met de pay-off?’

‘Zijn we te laat? Is ’t al voorbij?’

‘Nee, nee, nee: kan niet… ik zit al sinds zes uur vanochtend te refreshen… er is al die tijd geen nieuw stukje voorbij gekomen, dat weet ik zeker.’

‘Wat raar.’

‘Een pay-off aan ’t begin… dat is toch wel heel ongebruikelijk. Ik zou haast zeggen: verrassend.’

‘Hahaha, verdomd! Heeft ie expres gedaan!’

‘Tyn… we hebben ’m door! Begin maar jongen!’

‘Kom er maar in!’

‘Dat zei m’n vrouw ook vannacht.’

‘Hahaha, schitterend!’

‘Tyn? Joehoe? We zijn klaar om verrast te worden! En dan met dubbel ‘r’ graag, anders lijkt het me een stuk minder feestelijk.’

‘Hè? O. Haha!’

Straks: een instructiefilmpje.

Maar nu eerst:

Gekist – de nachtmerrie

Hoe het zo gekomen is weet ik niet, het is allemaal een beetje langs me heen gegaan, ik lag gewoon lekker te slapen, maar om de een of andere reden lig ik nu in een doodskist die op een grote stalen tafel staat, midden in een soort timmerwerkplaats. Een man in een krijtstreeppak tilt een deksel op de kist en begint die met kitscherige gouden klinknagels dicht te spijkeren. Bij de tweede spijker schrik ik wakker en bij de derde serie hamerslagen realiseer ik me in wat voor houten donker ik lig. Wat een ongrappige situatie is dit! Ik sla met een woedende vuist door het deksel, ram drie, vier keer met mijn voorhoofd tegen het eikenhout en kom dan in een explosie van houtsplinters overeind; ik spring uit de kist, grijp de bankierachtige begrafenisondernemer bij zijn strot en terwijl ik de hamer uit zijn hand trek brul ik in zijn gezicht dat hij godverdomme een gestoorde vijftig jaar te vroeg is en met drie, vier klappen sla ik zijn schedel, met zijn eigen hamer, tot bloedmoes. Vervolgens zwaai ik zijn lichaam met één hand in de lucht om de slappe pop die zijn stoffelijk overschot nu is met een snelle beweging dwars door de resten van het deksel de voorverwarmde kist in te rossen. Zo vriend, deze rolverdeling bevalt me een stuk beter.

‘Frans? Mag ik die dubbele espresso afbestellen? Ik ben nu wel wakker, geloof ik.’

Zo, nou… welkom!… Dit wordt een tamelijk relaxte aflevering van de maandagochtendshow hier bij Tirade. Wat gaan we doen? We gaan een filmpje kijken! Een soortement gedicht. Zestig seconden poëzie.

‘Wil je er eerst wat over vertellen? Of zullen we meteen gaan kijken?’

‘Nou… laten we maar meteen gaan kijken!’

 

Aan de art direction kun je zien dat de beelden kort na de millenniumwisseling zijn geschoten. De spot (plot, personages, het grijsgroene kleurenpalet van de eerst helft) doet cinefielen, denk ik, denken aan Tom Tywkers Heaven (2002).* De muziek is trouwens van Händel (Sarabande; HWV 437). Ik voel wat plaatsvervangende schaamte voor dat digitaal gegenereerde bos, maar soit.

Wat wil dit filmpje? Spijkerbroeken verkopen aan tieners. Oké. En wat willen die puistenkoppen?  Een vriendje of vriendinnetje om vieze dingen mee te doen. Goed mogelijk. Wat is dus de dieptepsychologische belofte van deze commercial? Draag onze broeken, dan krijg je seks.

Heb je dat er niet uit gehaald? Dan gaan we nog een keer kijken. Let goed op!

De jongen en het meisje bevinden zich aan het begin van het filmpje niet in dezelfde ruimte. Dat zie je al aan de gesloten manier waarop de jongen zich voorbereidt/concentreert op zijn hordeloop (0.05-007)*, maar ook aan de afstand tussen de jongen en de camera die hem op 0.10 zelfs een stukje langs de buitenmuur volgt (een prachtig shot vind ik dat).

Op 0.14, in de hal, rijdt de camera een stukje naar achteren zodat er ruimte ontstaat om het meisje te introduceren en haar perspectief ook in de handeling te betrekken (laten we maar geen bijdehante vragen stellen over de plattegrond van het gebouw; droomlogica). We volgen jongen en meisje beiden, alternerend, tot we op 0.26 het volgende (deel)gebouw inspringen en de twee – tijdens de balletachtige instelling op 0.34 – tevreden constateren dat ze elkaar op de afgesproken plek hebben gevonden*. Het eerste deel van de missie is geslaagd. Je ziet hen zwijgend overleggen – en dankzij deze elegante wandeling herinner je je dat een sarabande een dans is.

Ze besluiten samen die laatste muur (0.42) door te gaan.

Het gebouw komt niet uit op een straat of in een stad, maar rechtstreeks in dat digitaal gegenereerde bos. Jongen en meisje rennen de bomen in… de vrijheid tegemoet. De twee zijn nu samen ontsnapt aan de civilisatie en via het bos (symbool voor de natuur, het ongetemde, het lichamelijke) – en inderdaad: dit bos is een verzameling fallussymbolen – bereiken ze… het hoogtepunt! La petite mort… Zie ze zweven… twee spermatozoïden na een ejaculatie… het heelal als baarmoeder… Gert, Gert… waar is dat ei nou?

Deze interpretatie is mede mogelijk gemaakt door de Firma Freud.

Het gebouw waar de twee uitbreken lijkt op een school. Op 0.42 zien we in de bijna blinde buitenmuur bovendien – op links – een raam met tralies. School is duf, Levi’s is tof, dankzij Levi’s ontsnap je aan de seksloze grauwheid.

In het oktobernummer van de Opzij las ik dat dit filmpje onder feministes van de tweede golf een canonieke status heeft bereikt omdat de jongen en het meisje in het filmpje allebei de broek aan hebben.

Waar waren we? Nergens. Of toch… wacht… o, ja… we zijn gewoon hier, hahaha! Volgens mij zit er nog wel meer in dit paradepaardje van Troje. Ik weet niet of jij hetzelfde ervaart, maar ik kan dit filmpje een paar keer achter elkaar bekijken en steeds grijpt het me weer aan. Dankzij de muziek, zeker.

Maar ook omdat ik er niet aan ontkom het gebouw, de muren, te lezen als symbolen voor ons bewustzijn, voor je ‘bovenkamer’ – en die moedige renpartij als de inspanning die kunstenaars en hun publiek leveren om elkaar te bereiken. Het eigen beperkte, solipsistische kutperspectief uit. Denk ook aan de woorden van Nabokov die zich opgesloten voelde in het sterfelijke bewustzijn en zijn vuisten heeft ‘gekneusd’ door te beuken op ‘de muren van de tijd’.

Kunstenaar

Er is meer… het filmpje is in mijn ogen nog rijker, bedoel ik… Het gebouw in de spot lijkt ook de traditie/overlevering/conventies waarin je opgroeit en wordt onderwezen te representeren – je moet er, zeker in de kunsten, zeker sinds het modernisme, uitbreken om je eigen weg te gaan zoeken. In die interpretatie is dit filmpje de ultrakorte, overgecomprimeerde adaptatie van een Bildungsroman.

Toegespitst op de traditie kun je het schoolachtige gebouw, al die muren dus ook zien als wat Milan Kundera* le rideau noemt, het gordijn/doek, de korst van conventies waar iedere schrijver en lezer doorheen moet breken als hij een nieuw lied wil zingen of horen. Kundera, in de vertaling van Martin de Haan:

‘Door angst bevangen stel ik me de dag voor waarop de kunst niet meer naar het nooit-gezegde zal zoeken en zich gedwee weer in dienst zal stellen van het collectieve leven, dat van haar zal eisen dat ze de herhaling glans verleent en het individu helpt om in vrede en vreugde op te gaan in de uniformiteit van het zijn.’

Instructievideo

Tot slot is er de interpretatie van de onderbuik… je kunt de spot ook zien als een instructievideo namelijk… Ik bedoel dit: we streven allemaal doelen na… iedereen wil wel iets… een nieuwe fiets… een tweede huis, die ene vrouw of man, eeuwige roem of een monsteroplage – pak ’m beet: 25.000.000 exemplaren per nummer – voor het literaire tijdschrift waar je in de redactie zit… Alleen: er zijn altijd mensen, instellingen en natuurkrachten die je proberen af te remmen of tegen te werken. Soms met opzet, soms in alle onschuld omdat ze toevallig zelf een ander/tegengesteld doel nastreven.

Dat is natuurlijk niet de bedoeling!

Want jij wilt zo snel mogelijk je doel bereiken, ja toch? Schijt aan al die klerelijers en hun miezerige ambities. Ja toch? Die lui moeten gewoon oprotten! Zo is het toch? Wat jij wilt is belangrijker dan wat anderen willen. Vind ik wel. Vind jij ook. De vraag is dus: hoe moet je omgaan met instanties en individuen die tussen jou en je doel instaan? Nou, zegt dit filmpje, dat is eigenlijk heel eenvoudig: daar ga je dwars doorheen. Laten we nog één keer kijken hoe je dat ook alweer doet:

Tiradedoor roeien en ruiten.

Stukje over dit stukje

Zondagmiddag. Ik hang bij een vriend op de bank. Zijn dochtertje hangt naast me filmpjes te kijken op haar tablet. De zon schijnt, maar wij blijven lekker binnen – het lijkt wel spijbelen. Die vriend maakt espresso, dochter Floor en ik laten elkaar om beurten grappige YouTube-filmpjes zien. Als Floor het Levi’s filmpje van hierboven heeft uitgezeten zucht ze diep en zegt: ‘Waarom gaan ze niet gewoon door de deur?’* Ook in de hermeneutiek heb je altijd baas boven baas.

Volgende week: Grand Hotel Budapest.

Noten

*Pitchline Heaven: ‘In the name of justice she committed a crime. In the name of compassion he broke the law.’

*Van 0.05 tot 0.07 geeft de regisseur ons een voorbeeldige close-up. Vanaf dit moment zijn we niet alleen benieuwd wat de jongen gaat ondernemen, we zien en voelen ook dat het hem ernst is – we willen dat hij zijn doel gaat bereiken.

*Gevonden op de afgesproken plek bij de finale muur; op zich bevinden ze zich op 0.16 en 0.30 ook al even in dezelfde ruimte. Accuratesse voor alles!

* Milan Kundera, Het doek (Le rideau, 2005), vertaald uit het Frans door Martin de Haan. Ambo-Anthos (2006;p.167).

*En Floor heeft natuurlijk gelijk. Ter nuancering van mijn slotinterpretatie dus dit: er rust wat mij betreft beslist geen taboe op het bewandelen van de diplomatieke weg. Het duurt misschien langer voor je je bestemming bereikt, maar in de berm van de Koninklijke route bloeien prachtige bloemen, er fladderen wel twintig soorten vlinders en overal staan campingtafeltjes met behulpzame oude dametjes erachter die je graag een koel bekertje limonade aanreiken.

Liefde is: bek dicht

‘love, in distinction from friendship, is killed, or rather extinguished, the moment it is displayed in public. (“Never seek to tell thy love / Love that never told can be.”)’

Over romantische liefde moet je privé zijn, stelt Hannah Arendt in The Human Condition. Ik volg haar graag, maar woensdag aanstaande praten Jan Drost en Mark Mieras met Colet van der Ven over de liefde in een Wat is wijsheid? (zwijgen dus) programma in debatcentrum De Nieuwe Liefde. Ik houd die avond een column, vandaar dat ik nu mijn kruit nog niet verschiet en met andermans moeite volsta. Vergeef mij dit bijeengeplakte blog: 

Ik lees veel moois in Waarom ben je niet bij mij? een verzameling Nederlandse liefdespoëzie, samengesteld door Arie Boomsma en afgelopen week verschenen bij uitgeverij Prometheus. Prettige bekenden als Komrij, Campert  en Vroman, maar ook veel recent werk. Zoals ‘Afstudeerproject’  van Mustafa Stitou (al is wat naar Paul Celans ‘Dodenfuge’ verwijst voor mij algauw goed, je asgrauwe haar Sulamith) of het titelloze gedicht van Miguel Declerq waarin alles vloeit en uitzwermt: ‘Een hoezenpoes, niet minder echt en even efemeer,/ ligt zij, etherisch, uit te vloeien op het beddengoed.’ 

Er is zoveel meer te citeren, maar voor treffende eenvoud hier het gedicht van Marjolijn van Heemstra:

 

als je wilt bak ik een ei
leg ik je uit hoe mijn
familiegeschiedenis
in elkaar steekt

ik kan je verzekeren dat
wat gebeurd is hier
tussen vier muren blijft
ik kan koffiezetten

melk warm maken
tv aandoen
verzinnen dat het regent
je jas nog nat is

sokken voor je pakken
mijn tanden poetsen
waar jij bij bent

ik kan
het raam openzetten
je de vogel laten horen
die al weken haar nest
kwijt is en gilt

 

Wie ik wel mis in de bundel, is Lieke Marsman. Niet omdat ze toevallig bij Tirade hoort en de redactievergaderingen er gezelliger op worden. Maar omdat ze me met elk gedicht opnieuw verrast, en raakt. Vooral dat. Sommigen zien in elke vorm van lof reclame of belangenvertegenwoordiging. Gelukkig kun je van poëzie en vriendschap niet eten. Alleen leven.

Afgelopen vrijdag nog op haar blog (deze van een tijdje geleden is ook mooi, btw):

 

Wiegeliedje voor wie alles moet

Je kunt het beste alles wat je moet
van jezelf in je armen houden
en fijn knijpen
zodat je enerzijds iets hebt om vast te houden
en er tegelijkertijd ruimte komt
voor kleinere activiteiten:
de sapcentrifuge aanzetten
een vergiet pakken
de gasslang laten repareren
kijken of er post is, waarschijnlijk
heb je een brief gekregen
met goed nieuws er in, iemand
wil je geld geven en jij hebt al ja gezegd
en je blijft ja zeggen
tegen kersen in een bakje leggen voor de gasten
tegen zin hebben in het euro visie songfestival
tegen iedere week een cryptogram oplossen
met je moeder

oh, je kunt wel bang worden van een
verkeerd geplaatste letter of een
film met onheilspellende afloop
maar oh, word maar niet bang van een
zich opnieuw aankondigende ochtend
die je mogelijk onbeantwoord lief laat hebben
want dat is geen duidelijk aanwijsbare reden
die ik overigens voor je weg wil nemen

oh, je kunt wel bang worden van een 
te laat betaalde rekening
maar oh, word maar niet bang van een 
te vroeg uitgesproken verliefdheid
kom, dan gaan we gezellig
in een klein karretje door een graslandschap rijden
en onderaan de heuvel druivensap drinken

het moeilijke aan ouder worden is niet
dat je steeds verdrietiger wordt
maar dat je steeds meer woorden krijgt
om je verdriet te beschrijven
en als je het kunt, moet je het doen
dat is waar
maar ik heb hier een fleecedekentje neergelegd
en ik leid je er hand in hand naar toe
en het is hier warm
en je bent hier veilig
oh

 

Zij die langere troost nodig hebben dan een gedicht (zij die in elk einde het eigen weerspiegeld zien en iets nodig hebben dat niet zo snel bij de laatste regel belandt), verwijs ik door naar deze blog van essayiste Katie Roiphe: ‘The Best Breakup Books’.

De foto boven Roiphe’s stuk is nogal slecht in scène gezet, maar bevat tegelijkertijd het bewijs dat de uitdrukking van onze liefde veelal een openbare aangelegenheid is – een herkenbare act. Dacht Arendt dat er zoiets was als authentieke liefde of wilde ze slechts misbruik onder het mom van liefde voorkomen? Ik vermoed het laatste: ‘Because of its inherent wordlessness, love can only become false and perverted when it is used for political purposes such as the change or salvation of the world.’

Hoe een authentieke liefdesverhouding er in volledige intimiteit uitziet komen we natuurlijk nooit zeker te weten: de beleving van de ander is zonder expressie niet te bewijzen.

Nog één tip (omdat ik mijn luie blog en het gebrek aan eigen woorden wil overschreeuwen met veel). Ik lees nu in het vijfhonderd pagina’s tellende Antifragiel. Dingen die baat hebben bij wanorde van filosoof Nassim Nicholas Taleb. Het boek bevat hoofdstukken en ondertitels als ‘Hak alsjeblieft mijn hoofd af’, ‘De tijdbom genaamd stabiliteit’ en ‘Emotionele robuustificering in het stoïcisme’.

Of de meest geruststellende: ‘Wat mij niet doodt, doodt anderen’.

Onder het mom ‘wat ik niet zeg, zeggen anderen’, spreek ik me woensdag onverschrokken publiek over de liefde uit.

 

Wiegeliedje voor wie alles moet

Een paar dagen geleden las ik een leuk stuk (getiteld ‘Ben ik een elitaristisch rund?’) van mijn goede vriendin Reowin  in het periodiekje van de studentenvereniging waartoe ik mij reken. Ze schreef over haar angst voor het leven en over hoe die soms interfereert met haar verlangen naar liefde (seks): wanneer je eenzaam en bang in bed ligt is het laatste wat je wil dat er iemand naast je ligt die je zo kan zien. Omdat je jezelf hiermee erg in de weg kunt zitten, noemde ze vervolgens een aantal manieren om deze levensangst te overwinnen (o.a. oxazepam, lorazepam, diazepam en yoga). Mijn eigen persoonlijke manier om angsten (alsook verdriet, woede en onrust) te bezweren is echter het lezen van poëzie. Ik ben soms bang dat mijn liefde voor poëzie niet voortkomt uit een liefde voor de literatuur zelf, maar simpelweg uit een egocentrische drang om me in alles te herkennen – mooie gedichten vind ik vaak die gedichten die mijn dan huidige gevoelens omschrijven.

Reowin: “Het tegenovergestelde is ook denkbaar, namelijk niet zozeer dat je teveel angsten hebt, maar juist dat je van mening bent dat je teveel seks hebt. In dat geval is het misschien een idee om de volgende vragen eens in je hoofd te laten omgaan. Waartoe zijn we op aarde? Wat kan ik wél? Meende de koffiejuffrouw het toen ze me een goede dag wenste? Ben ik een elitaristisch rund? Ben ik een stiekeme racist? Zijn mijn ouders wel mijn ouders, en zo nee, is dat erg? Hou ik überhaupt van iemand? Moet ik stoppen met studeren? Ben ik een gewoon gênante danser of een héél gênante danser? Heb ik een rare stem? Zou GroenLinks ooit nog boven de 5 zetels uitkomen? Weet ik genoeg van Afrika en Zuid-Amerika? Ben ik een slaaf van de belastingdienst? Ben ik mijn moeder? Bestaat het woord elitaristisch wel?”

Bovenstaande gedachtegang is mij maar al te bekend. Maar ik laat mij niet kisten. Het voordeel aan een grote aanleg tot zelfreflectie is immers dat je jezelf ook kunt corrigeren! Bijvoorbeeld: je bent nog maar net gestopt met roken, hetgeen op zich goed van je is, maar je had nooit moeten beginnen, en nu bestaat er de kans dat je vijf kilo aan zult komen, waardoor je van plan bent drie dagen waterige minestronesoep te eten, wat echt onzin is, waarna je pizza gaat eten met je vrienden. Je wil daar iets over zeggen wat grappig en charmant is, maar alles wat je zegt zwel je aan tot het mogelijk poëtische waarde heeft, wat je jezelf kwalijk neemt, waardoor je jezelf relativeert, net zoals je het jezelf kwalijk neemt dat je de mensen tegenkomt die je angstvallig probeert te vermijden, wat toch gek van je is, waardoor je jezelf ook maar meteen vergeeft, misschien is het trouwens een goed idee om het contract voor je tweede bundel te tekenen, dan zit er in elk geval een beetje schot in de week, als je nog een paar gedichten schrijft zul je er bovendien een beetje geld voor krijgen, waardoor je die ene trui kunt kopen, waardoor je je goed zult voelen over jezelf, maar verdien je dat eigenlijk wel, ja, echt wel…

Ik had dringend behoefte aan bezwerende poëzie. Ik wist even niet goed waar ik die kon vinden. Toen heb ik zelf maar iets geschreven.

Wiegeliedje voor wie alles moet

Je kunt het beste alles wat je moet
van jezelf in je armen houden
en fijn knijpen
zodat je enerzijds iets hebt om vast te houden
en er tegelijkertijd ruimte komt
voor kleinere activiteiten:
de sapcentrifuge aanzetten
een vergiet pakken
de gasslang laten repareren
kijken of er post is, waarschijnlijk
heb je een brief gekregen
met goed nieuws er in, iemand
wil je geld geven en jij hebt al ja gezegd
en je blijft ja zeggen
tegen kersen in een bakje leggen voor de gasten
tegen zin hebben in het eurovisie songfestival
tegen iedere week een cryptogram oplossen
met je moeder

oh, je kunt wel bang worden van een
verkeerd geplaatste letter of een
film met onheilspellende afloop
maar oh, word maar niet bang van een
zich opnieuw aankondigende ochtend
die je mogelijk onbeantwoord lief laat hebben
want dat is geen duidelijk aanwijsbare reden
die ik overigens voor je weg wil nemen

oh, je kunt wel bang worden van een
te laat betaalde rekening
maar oh, word maar niet bang van een
te vroeg uitgesproken verliefdheid
kom, dan gaan we gezellig
in een klein karretje door een graslandschap rijden
en onderaan de heuvel druivensap drinken

het moeilijke aan ouder worden is niet
dat je steeds verdrietiger wordt
maar dat je steeds meer woorden krijgt
om je verdriet te beschrijven
en als je het kunt, moet je het doen
dat is waar
maar ik heb hier een fleecedekentje neergelegd
en ik leid je er hand in hand naar toe
en het is hier warm
en je bent hier veilig
oh

Meer blogs

  • Afbeelding bij Warm

    Warm

    Hitte verbindt. Er wordt minder van je verwacht; je verwacht een stuk minder van anderen en veel minder van jezelf. Bij hitte doe ik alles langzaam en merk dan dat ik hetzelfde gedaan krijg – zelfs na vijf duiken in de gracht en anderhalf uur staren sluit ik mijn laptop in de middag met tevredenheid....
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Aska Hayakawa
    Aska Hayakawa

    Aska Hayakawa groeide op als third-culture kid in Leiden. Haar verhalen gaan over eenzaamheid in het kapitalisme en de hedendaagse zoektocht naar geluk. Deze zomer studeert ze af van de studie Writing for Performance aan de HKU met het avondvullend toneelstuk Pièce de Résistance! en een scriptieonderzoek naar werkbare kwetsbaarheid. Eerder schreef ze theaterteksten voor Cecilia Moisio Company, Club Guy & Roni, Maas Theater en Dans en Bosfest. Haar kortverhalen werden gepubliceerd bij DIG, De Gids, Tirade Blog en De Revisor. Momenteel werkt ze aan haar debuutroman bij Uitgeverij Pluim.

    (portret: Lin Woldendorp)

  • Foto van Gilles van der Loo
    Gilles van der Loo

    Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

  • Foto van Jasmijn Kenselaar
    Jasmijn Kenselaar

    Jasmijn Kenselaar studeert in de zomer van 2025 af als toneel- en filmschrijver. Het samenbrengen van mensen en het aanbieden van nieuwe perspectieven kenmerken haar signatuur. Ze schrijft veel voor en over jongeren en plaatst haar verhalen vaak in werelden die een beetje – of heel erg – verschillen van de onze. Haar eindwerk De Ongewilden is een komische, sciencefiction-dramafilm over een zestienjarige wees die zich staande probeert te houden in een wereld die niet voor haar gemaakt is. Haar afstudeerscriptie As if! is een praktijkgericht onderzoek naar hoe schrijftechnieken kunnen worden ingezet om films en series te creeëren met een positieve impact op tieners. Voor afstuderend regisseur Julija Filipović schreef ze daarnaast De Golven – een vrije bewerking van de gelijknamige roman van Virginia Woolf. Haar korte film GENIUS is in juni 2025 te zien tijdens het Rotterdams Open Doek Filmfestival.