Rozen verwelken, schepen vergaan – maar schoonheid op film: blijft altijd bestaan

Onlangs – na afloop van Gilles’ publieke en toch ook érg intieme tête à tête met jubilerend collega Renate Dorrestein – hadden Menno en ik het over film, over de kunstfilm. Hoewel ik niet één Ultieme Lievelingsfilm koester, breng ik tijdens zulke conversaties wel vaak/graag Jacques Demy’s Les parapluies de Cherbourg (1964) ter sprake, een film die al jaren in mijn Top Tien staat*. Les parapluies is – met, onder meer, Polanski’s Repulsion (1965) – een van de redenen waarom ik de carrière van Deneuve ben gaan volgen.

Film: Elle s’en va (ESEV).

Starring: Catherine Deneuve.

Regie: Emmanuelle Bercot.

Genre: richtingloze road movie die overgaat in Franse variant op Boer zoekt Vrouw. En daartussen zijn we nog op bijna documentaire wijze getuige van een streekfeest en een Miss Frankrijk 1969 reünie.

Verhaal: ‘Je suis une femme amoureuse qui est trahi!’ Na een hoop gezeik eindigt een gefailleerde restauranthoudster op een boerderij. En vallen me daar alle puzzelstukjes toch in elkaar zeg!

Een boerderijtje met rozen langs de gevel… een zwijgzame, norse man met gorilla-look en een keuken met alles erop en eraan… Wat wil een vrouw nog meer heden ten dage?

‘Een hartsvriendin om 24/7 mee te roddelen?’

‘Dat reken ik goed. Maar hou d’r verder je grote bek over, anders heb ik straks Margriet van der Linden weer aan m’n reet hangen.’

Cut to the chase.

Eindoordeel ESEV: totale crap. Één wagenziek, in een korenveld overgevend jongetje (1/5).

‘Mag ik nog iets vragen? Tegen het eind van ESEV, als Deneuve en die boer voor het eerst zoenen bij de voordeur, doen ze heel erg aan verliefde tieners denken… ook als hij haar hand pakt en ze in het struikgewas verdwijnen… Vond je dat niet een beetje raar?’

‘Goed gezien… De suggestie is dat Deneuve zojuist een trauma heeft verwerkt… De psychologische grid van de film is deze: als twintiger, toen ze Miss Bretagne was, heeft Bettie (Deneuve) haar grote liefde verloren bij een auto-ongeluk… vandaar die paniekaanval als ze op de snelweg moet uitwijken voor een ambulance… Tijdens de fotoshoot die deel uitmaakt van de reünie van Miss Frankrijk 1969 valt Bettie flauw en ontmoet vervolgens, in het ziekenhuis, die oude boer. We moeten hem zien als een soort (reïn)carnatie van die verongelukte jeugdliefde… Na meer dan veertig jaar stasis kan Bettie ‘de draad van haar leven’ weer oppakken… haar trauma is verwerkt, in haar hart is weer plek voor een nieuwe Grote Liefde.’

‘Prettig geregeld.’

‘Zo gaat dat in de mainstream cinema.’

‘Champagne!’

‘Dankzij haar kleinzoontje lijkt ze zich zelfs weer te verzoenen met haar lelijke, agressieve dochter. All is well that ends well. En oma Bettie leeft dan misschien niet heel lang meer, maar wel heel gelukkig.’

‘Nog meer champagne godverdomme!’

‘…’

‘Moeten we het nog over Deneuve de actrice hebben? Vind je haar nog een mooie vrouw?’

RapapaRapapaRapapa… Tjing-BOEM!

Ik zou ook nog iets schrijven over Freek de Jonge’s Circus Kribbe. Wat moet ik ervan zeggen? De voorstelling combineert elementen van de historische roman, het sprookje en de conference… de teksten zijn tot een modernistisch geheel gestructureerd en worden gebracht door Freek de Jonge, dus je hebt een schitterende avond. Eindoordeel: vier op de kerkdeur bonzende beren (4/5).

Tirade – beknopt waar het kan.

Soundtrack: Ik kom altied terug.

Volgende week: tekst, tekst en nog eens tekst.

Noten

*Net als Robert Rodriguez’ Desperado (1995), maar dat is om haartechnische redenen.

In de Oorshop

Schrikkeljaren

Toen ik een jaar of 15 was begon ik opschrijfboekjes bij te houden. Daarvoor schreef ik ook al wel, maar vooral op de computer, en op een gegeven moment was het tijd voor ‘het echte werk’. Ik wilde tenslotte schrijfster worden, dus kocht ik in de plaatselijke hobbywinkel het mooiste schriftje dat ze hadden: harde kaft, leeslint, geen kantlijn – en schreef alle gedichten waar ik op dat moment mee bezig was er in over. Het voelde alsof ik vanaf dat moment een boek had, en een boek heeft een titel nodig.

Na lang peinzen noemde ik mijn boek zeer tevreden ‘Schrikkeljaren van een waterlelie in spé.’

Inmiddels kan ik er wel om lachen, maar in de daaropvolgende jaren heb ik me behoorlijk geschaamd, want het is natuurlijk een vreselijke titel en iemand die zo’n soort titel bedenkt is mogelijk een slecht mens, of toch in ieder geval een slecht schrijfster. Overigens paste de titel zeer goed bij de inhoud van het boekje, die net zo pretentieus en pompeus was (ik citeer uit het gedicht ‘Schrikkeljaren #2’: Vervreemd me en verdrijf uit mij de zondebok, / maar bovenal: verblijf in mij,// opdat ik in je leegte stuip kan trekken / en bij de gekken vrijheid vind. // Omdat je medicatie bent die ik / vrijwillig over wil doseren. // Dit abstraheren is de rode draad / tot strop of strik verdoemen. // Van het leven leren is je dagboek / wet van Murphy noemen.) Ik ben nu eenmaal iemand met een prima gevoel voor dramatiek, dat was toen niet anders, dus ik begrijp ook wel een beetje waar het vandaan komt.

Ongeveer tegelijkertijd bedacht ik dat als ik ooit echt een boek uit zou geven, ik een pseudoniem zou gebruiken. De achternaam die ik aan zou nemen zou ‘Stokkvågen’ zijn – naar een klein plaatsje ergens aan de kust van Noorwegen waar ik nog nooit geweest was, maar waar ik wel een tijdlang een behoorlijke obsessie mee had, omdat ik de naam zo mooi vond, en de resultaten van google images desolaat waren overeenkomstig mijn melancholische stemmingen, en omdat ik sowieso een lichte obsessie had met Noorwegen. Deze plaatsnaam was na een random pinpoint op de landkaart die op mijn kamerdeur hing naar voren gekomen. Bij gebrek aan boek noemde ik vervolgens al mijn neopets ‘Stokkvågen’ of een verbastering daarvan (Stokkie, Stokvaagje, Stokkva) en ook prijkte het woord ongeveer een jaar lang in mijn MSN-screenname. Uit principe gebruikte ik in die tijd geen smilies op MSN, dat vond ik oppervlakkig.

Dit alles om maar aan te geven dat een mens anders tegen dingen aan kan gaan kijken, al helemaal gedurende haar puberteit (gelukkig maar). Maar aangezien ik er vanuit ga dat ik de rest van mijn leven minstens evenveel ga veranderen als ik van mijn 15e tot aan nu deed, ben ik soms opeens bang dat de (titel)keuzes die ik nu maak me over 50 jaar net zo idioot gaan schijnen als de eerste titel die ik ooit bedacht. Het verzinnen van een titel is heel moeilijk – Merijn schreef daar onlangs een leuk stukje over. Gelukkig zijn er nu mensen die meedenken en indien nodig aan de bel trekken, dus ik denk wel dat ik met een gerust hart kan zeggen dat mijn volgende bundel, die ergens de komende maanden uit moet komen, ‘De eerste letter’ gaat heten.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Mijn leven met Martijn Knol

imagesSinds Martijn Knols post van 21 oktober, wordt me van alle kanten gevraagd wat onze gezamenlijke geschiedenis nu precies is. Een van mijn minder literair onderlegde vrienden zei zelfs recht voor zijn raap: ‘Wat heb jij met die weerman uitgevreten?’

Omdat ik een (met een vrouw) getrouwd man ben, en mede daardoor het een en ander hoog heb te houden, wil ik hier het begin van een eind maken aan alle speculatie. Wat zich tussen Martijn en mij afspeelde heeft geen dag langer geduurd dan onze tijd samen bij het Corps Mariniers*.

Stel je voor dat je in alle maanden van training, manoeuvres en Backgammon alleen maar kortgeschoren mannen te zien krijgt. Overal waar je kijkt: stekelkoppies, gladgeschoren wangen en onuitgeknepen puisten. In elke locker de heilige drieëenheid van 8×4De Vergulde Hand en Colgate Bi-fluor. De vroege jaren negentig hadden nog zo weinig te bieden voor de zichzelf respecterende man.

Enter Martinus Eleonora Bethesda Knol**. Vanaf het moment dat hij door het uitvallen van mijn slapie Benny Zeewolde de brits onder de mijne betrok, voelde ik hoe de door mijn ouders uitgezette koers die uiteindelijk had moeten leiden tot een hoge functie bij de strijdkrachten heel geleidelijk zijn noorden verloor.

De deur van onze barak ging open. Knol kwam binnen en marcheerde – de trotse borst naar voren – in een rechte lijn naar de hem toegewezen locker. Terwijl ik deed alsof ik mijn Playboy las, tuurde ik naar deze jonge korporaal eerste klas, die met Japanse precisie een welhaast eindeloze hoeveelheid haarproducten uit zijn duffel haalde en in een net en schijnbaar alfabetisch gelid in zijn locker opstelde. Meteen werd ik zijn dwingende invloed gewaar: de woorden ‘welhaast’ en ‘schijnbaar’ waren voor die dag nog nooit in me opgekomen. Laat staan het woord ‘gewaar’.

Maar op wat nu kwam was ik als jonge jongen, al veel te lang uit zijn Brabantse moeders armen weg, absoluut niet voorbereid. De korporaal deed een stap terug, rechtte zijn rug, stiet de hakken met een vette klik opeen en salueerde zijn haarproducten. Ondanks de gruwelijke klap die mijn val op de plankenvloer veroorzaakte keek Knol niet om. Hij leek het zelfs niet gehoord te hebben.

‘Op de plaats rust!’ schreeuwde hij tegen zijn spiegelbeeld, en zette zijn benen op schouderbreedte uiteen. Opeens had hij de aandacht van alle leden van ons peloton. Korporaal eerste klas Martinus Eleonora Bethesda Knol nam zijn baret af en schudde zijn hoofd zoals ik alleen de meest nobele volbloed-Arabier bij de manege achter mijn ouderlijk huis had zien doen. De donkerbruine krullen vielen schier eindeloos als in een geloopte installatiekunstvideo over zijn tengere schouders.

Het was zo’n overweldigend schouwspel dat ons peloton de adem collectief inhield. De grote klok boven de deur van de barak tikte droog zijn seconden weg terwijl wij ons vergaapten aan de glinstering, de pracht, de diepdonkerbruinheid van ‘s korporaals lokken.

Pas later zouden we er – met hulp van de immer onzelfzuchtige Knol – achter komen hoe een vrijstelling alternatieve haardracht op religieuze gronden (in ruil voor bepaalde diensten) geregeld kon worden bij de stafsergeant.

Maar daarover een volgende keer.

 

* Overigens ten onrechte door Knol gespeld als Korps Mariniers

** Ja, dit is zijn echte naam

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Eerlijke slechteriken

Het tweede deel van de memoires van Theo Kars, verscheen recentelijk bij de prachtuitgeverij Athenaeum, Polak & Van Gennep– over welke uitgeverij dezer dagen God zijn beschermende hand moge uitstrekken.   Kars is op tweederde gevorderd met Memoires van een slecht mens dat toch betrekkelijk zeldzaam is in de Nederlandse literatuur:  memoires namelijk van een schrijver. De aanleiding die Kars kan hebben gehad dit werkstuk aan te vangen is dat hij een goed deel van zijn leven ondergedompeld is geweest in de vertaling van memoires, die van Giacomo Casanova namelijk en dit heeft onwillekeurig invloed op hem gehad. De libertijn die Casanova was wordt in deze eeuw nagevolgd door de amorele optimalisator van zijn eigen geluk: Kars. Want dat is wat Kars beweert te doen: eerlijk en zonder morele overweging zijn geluk en genot optimaliseren. Maar hij staat zichzelf daarbij oogkleppen toe, een restje waarschijnlijk van zijn religieuze opvoeding die hem uiteindelijk niet ten diepste toestaat amoreel te zijn, hij blijft het voelen als immoreel. Het zijn deze oogkleppen die de zwakte in het boek vormen.

Amoraliteit is een opluchting in een ‘normen en waarde’ cultuur als de onze die ons tot zeer recent van bovenaf werd opgedrongen, slijmsijs Balkenende wenste er zelfs een nationaal debat aan te wijden.

Bij egotisten weet men veel beter wie men voor zich heeft. Afgezien van het totale gebrek aan humor van het boek (want grappige egotisten zijn dan weer een zeldzaamheid) is het een baken van duidelijkheid. ‘How I did it’. Maar literatuur en duidelijkheid hebben niet per se zoveel met elkaar te maken wanneer duidelijkheid vooral rechtlijnigheid is. Kars blijft toch teveel de boekhouder van zijn naar eigen oordelen geniale repliek op de eisen van de buitenwereld.

Dan is de normatieve  kracht van Nicolò Machiavelli van geheel andere orde: ‘Hoe het te doen.’ Kars en Machiavelli delen hun expliciete amoraliteit, en bij Machiavelli voelt dat echt als een opluchting. In een klein boekje uit 1987 van wederom de prachtuitgeverij Athenaeum, Polak & Van Gennep schrijft vertaler en inleider Frans van Dooren (Martinus Nijhoffprijs 1990) over de amoraliteit  in De Heerser die eeuwenlang voor immoraliteit is aangezien. En dat verhinderde een goede lezing van het boek. Hoe amoreel ben ik dat ik met een zucht van verlichting kennisneem van dit machtspolitieke denken dat meer ronduit is dan ik ooit waarnam: ‘Om het bezit te waarborgen, is het voldoende dat men het geslacht van de vroegere machthebbers uitroeit.’ en ‘Iemand die dit soort gebieden verovert en wil behouden , moet twee dingen terdege in de gaten houden, in de eerste plaats dat hij de familie van de vroegere heerser moet uitroeien en vervolgens dat hij noch in de wetten, noch in de belastingen veranderingen mag aanbrengen.’

‘De tweede oplossing (voor het vestigen van een nieuwe heerschappij) , die nog beter is dan de eerste, is het stichten van kolonies op een of twee plaatsen, die als het ware de punten zijn die dat gebied vastkluisteren. Want het is noodzakelijk òf dit te doen, òf er troepen soldaten te legeren. Kolonies kosten niet veel geld, en de heerser kan ze stichten en in stand houden zonder dat hij er iets voor uitgeeft, of hooguit een klein bedrag. Hij benadeelt alleen maar degenen van wie hij landerijen en huizen afneemt om ze aan de nieuwe bewoners te geven.’

Klare taal. En verderop: ‘In verband hiermee moet opgemerkt worden dat men de mensen òf moet strelen òf moet uitroeien. Want iemand die licht wordt aangepakt wreekt zich terwijl iemand die zwaar geweld wordt aangedaan zich niet meer kan wreken.’

De grote Italiaanse mediakrijgsheer Berlusconi heeft door een gebrek aan concentratie het boek maar tot en met hoofdstuk 18 gelezen (maar dan wel heel goed).

In hoofdstuk 19 had hij kunnen lezen hoe je als heerser kunt vermijden  dat je veracht en gehaat wordt. Maar toen kwam de kapper om zijn toupetje te verven.

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Het spookhuis aan het Spaarne

Op het Waterlooplein lag bij de boekenkraam min of meer het complete oeuvre van Hermans, Reve en Wolkers. De boeken van Reve waren allemaal stukgelezen, die van Hermans en Wolkers zagen er ongelezen uit. Toen ik er een paar opensloeg, bleek dat ze allemaal uit de kast van een bekende HP/De Tijd-journalist kwamen. Of uit de kast van iemand met dezelfde naam. Ik vroeg me af wat er aan dit dumpen van de Nederlandse literatuur vooraf was gegaan. Het plotselinge inzicht dat het werk van Hermans, Reve en Wolkers toch eigenlijk weinig voorstelde? Dat Harry Mulisch, wiens oeuvre afwezig was, achteraf bezien De Grote Ene was?
            Ik stelde een stapel samen en vulde daarmee de laatste gaten in mijn Hermans-collectie. Van Wolkers kocht ik ook drie boeken, om erachter te komen of ik wel of niet terecht was gestopt met het lezen van zijn werk na Turks fruit, Terug naar Oegstgeest en De doodshoofdvlinder.
            Maar het interessantste boek uit mijn stapel was van Maarten ’t Hart. Aangezien het vol zat met aantekeningen, wat ik niet had gezien, kreeg ik het gratis mee. Het was ’t Harts eerste boek in de Privédomeinreeks, Het roer kan nog zesmaal om. Toen ik thuiskwam, zag ik dat het was gesigneerd. Niet bepaald een ‘Klondyke-vondst’, want ik heb een tweedehandsboekhandelaar wel eens horen opmerken dat ongesigneerde boeken van ’t Hart zeldzamer zijn dan gesigneerde exemplaren.
            Het bijzondere aan dit exemplaar zat ’m in de aantekeningen. De vorige eigenaar (niet de HP/De Tijd-journalist maar iemand wiens naam op de titelpagina ik niet kan ontcijferen) heeft het boek volgekladderd met onderstrepingen, aantekeningen en privébespiegelingen. Hij las het volgens een aantekening in de nacht van 31 mei op 1 juni 1984 en werd door ’t Hart aangespoord tot allerlei warrige formuleringen over zichzelf – contact met jongens, meisjes, wel of niet homoseksueel etcetera. Ook had hij de gewoonte om tijdens het lezen archaïsche woorden te onderstrepen en bovendien te turven hoe vaak die voorkwamen. Zonder het boek zelf te lezen gaf een blik op al die onderstrepingen een heldere indruk van ’t Harts taalgebruik en favoriete woorden. Zo bleek bijvoorbeeld dat ’t Hart nogal eens ‘verbijsterd’ is en dat hij dingen vaak ‘verbijsterend’ vindt.
            De privébespiegelingen van de vorige eigenaar, die een tamelijk krankzinnige geest leken te verraden, deden me enigszins denken aan de vondst van documentairemaker Wim van der Aar. Op hetzelfde Waterlooplein kocht hij een keer geluidsbanden, die vol bleken te staan met opgenomen telefoongesprekken van een zekere Van Waveren. Van der Aar ging op zoek naar het levensverhaal van deze Van Waveren en maakte daar een werkelijk briljante documentaire over.
            Op een van de geluidsbanden stond een fascinerend gesprek tussen Van Waveren en zijn moeder. Daaruit bleek in ieder geval dat de twee een tamelijk gestoorde relatie hadden en verder dat zij vroeger een ziekte voor haar zoon verzon om hem niet naar school te hoeven laten gaan. Ze woonden in een groot huis aan het Spaarne in Heemstede, waar ik regelmatig langsfietste. Het stond destijds bekend als ‘het spookhuis’, vanwege de merkwaardige architectuur en omdat niemand iets wist van de mensen die er woonden.
            Een verkorte versie van De Van Waveren Tapes werd een jaar geleden uitgezonden op televisie. In diezelfde week was Van der Aar te gast in De Wereld Draait Door.

‘Bezie ons met affectie’ – La Grande Bellezza (2013)

Film: La Grande Bellezza (2013).

Regie: Paolo Sorrentino.

Genre: nostalgisch melodrama.

‘Opgewarmde rijst is lekkerder dan gekookte rijst,’ zegt kunstcriticus Jep Gambardella, de geblaseerde protagonist van La Grande Bellezza (LGB) tegen de (hoofd)redactrice van de krant waarvoor hij schrijft. In culinaire zin mag daar veel voor te zeggen zijn, in overdrachtelijke zin: wat minder. Al die hysterische beroepskijkers die La Grande Bellezza de afgelopen dagen vijf sterren hebben gegeven, vieren het feest der herkenning.

LGB ziet eruit als een meesterwerk, de film bedwelmt en onderhoudt als een meesterwerk, houdt je hongerig als een meesterwerk (zelf wil ik LGB een dezer weken nog een keer gaan zien), maar is toch vooral een meesterlijke herhalingsoefening.

LGB is opgewarmde rijst.

Twee van die vijf consensussterren zou ik er dan ook graag af-onderhandelen.

Het verhaal van LGB is heel eenvoudig: protagonist Jep heeft veertig jaar geleden een roman geschreven en scheidt sindsdien alleen nog maar journalistiek werk af. Hij leidt een feestend leven en als kort na elkaar twee dierbaren overlijden (een jeugdliefde en een nieuwe liefde) raakt hij in een depressie, of treedt zijn depressie aan de oppervlakte. De tegenstelling vlees (leven) en steen (standbeelden, dood) is een van de belangrijkste beeldende motieven van LGB. Jep is een levend standbeeld, hij zit vast in de conventies van zijn milieu.

Al vroeg in de film worstelt Jep met een existentieel onbehagen. Hij zoekt naar manieren om zijn leven betekenis te geven, het te laten doorbloeden. Wanneer hij de strippende dertigster leert kennen die later zijn geliefde wordt, Ramona heet ze, zegt hij dat ze een man moet zoeken, een gezin moet stichten: ‘Een gezin is iets moois.’

‘Ik ben niet geschikt voor mooie dingen,’ antwoordt ze.

Jep lijkt hetzelfde standpunt in te nemen.

Wanneer Jep en Ramona naar de begrafenisplechtigheid moeten van een jongen die zich heeft doodgereden (zelfmoord), legt Jep aan Ramona uit hoe je zelfs tijdens een teraardebestelling het ‘fare la bella figura’ in praktijk moet brengen. Verrassend genoeg raakt hij, als één van de dragers van de kist, in het gangpad van de kerk, zo gegrepen door verdriet dat hij onstelpbaar begint te huilen.

Als later ook Ramona sterft, kun je Jep’s wanhoop haast door de soundtrack heen horen gonzen.

Dankzij een ontmoeting met een 104-jarige non rijpt het inzicht, bij Jep, dat hij zijn ziel alleen kan redden door te offeren: hard werken, literatuur bedrijven.

De romankunst moet Jep brengen waarvoor een gezin, het geloof, feesten en drugs enkel surrogaat zijn: voldoening.

LGB is een opera die transformeert tot mis. Van iemand die alleen kan nemen, consumeren, wordt Jep iemand die weer kan geven, produceren, en delen. Het is prachtig en virtuoos gedaan/gekozen – camerawerk, decor, acteren, verhaalcompositie – maar je hebt het allemaal al eens gezien of gelezen (Proust, Huysmans, Fellini, Visconti, Scola).

Sorrentino had het verhaal van Jep niet beter kunnen construeren, situeren en vormgeven dan hij heeft gedaan. Alleen… had hij niet beter een ander verhaal kunnen vertellen?

Geprivilegieerde, lethargische babyboomer komt tot het inzicht dat hij sterfelijk is… tja… nou… Zoals de Nederlandse filmmaker Jaap van Heusden in dit soort gevallen zegt: ‘Gast… de wereld staat in brand… welk verhaal ga jij mij vertellen?’

Het is prettig mijmeren in je handgemaakte jasje op je comfortabele buitenmeubilair… en Jep kan er heerlijk gekweld bij kijken… Maar voor de status quo – cinematografisch, politiek, maatschappelijk – is LGB niet gevaarlijker of offensiever dan het eerste het beste interieurtijdschrift…

En ik vrees dat dat – het keurmerkje veilig kijken – één van de oorzaken is voor het hysterische enthousiasme van de beroepskijkers. Je vergapen aan rijkdom en schoonheid en je dan ook nog moreel superieur mogen voelen aan de protagonist van de film: goeie deal! Lekker!

Eindoordeel: geweldige film van een onsterfelijk talent dat zijn klauwen wel wat agressiever in de wereld mag slaan. Drie over het zeewater waaiende meeuwenkreten (3/5).

Waarbij zij aangetekend dat ik Miguel Gomes’ Tabu (2013) nog steeds de beste film vind die ik dit jaar heb gezien.

Tirade – laat zich niet zo gemakkelijk meeslepen.

Soundtrack: Ramona. En:  Zbigniew Preisner – Dies Irae .

Toegift – drie linkjes.

Ik zou het laten weten als de trailer van Wes Andersons The Grand Budapest Hotel (2014) online was. Het is zover: bekijk ’m hier.

Er is een interessante nieuwe site over Jeroen Mettes online.

En op de website van VPRO boeken: Beest, een aflevering van ‘Groeten uit Harkdorp’, de Tirade regiosoap.

Zo… van tien tot twaalf vergaderen met mijn Management Team, dan een lange lunch buiten de deur, vanmiddag genieten van het superieure proza van de superieure Maxim Februari in de NRC en dan… hups de avond in!

Volgende week: ‘Elle s’en va’, Circus Kribbe. En meer.

*Titelverklaring van dit stukje: Jep zit regelmatig met zijn vrienden op zijn gigantische Romeinse balkon – uitzicht op het aan de overkant gelegen Colosseum. Op een avond  sloopt hij één van zijn vriendinnen totaal, verbaal wel te verstaan. Hij vindt haar te hard in haar oordelen over de tijdgeest en haar vrienden en vindt dat ze net zo’n grote puinhoop van haar leven heeft gemaakt als de mensen die ze met haar verwijten bestookt: haar man gaat vreemd, zelf heeft ze haar elf romans alleen maar kunnen publiceren dankzij haar connecties en dan is ze nog een waardeloze moeder ook. Jij bent net zo erg als wij allemaal, stelt Jep, dus wees mild: ‘Bezie ons met affectie.’. In het licht van de verdere verwikkelingen van LGB krijgt deze opmerking een steeds ironischer betekenis – en mijn punt is natuurlijk dat Sorrentino’s blik op zijn tijd wat al te affectief is.

Meer blogs

  • Afbeelding bij De Sneeuwkoningin

    De Sneeuwkoningin

    (beeld: Don Duyns) ‘Het is vrijdag al, hé,’ herhaal ik. Kay kijkt me verward aan. ‘Wat?’ ‘Het schoolfeest.’ ‘Oh, ja’ Ik ben niet overtuigd. ‘Weet je al op wie je gaat stemmen?’ Kay haalt haar schouders op. Voordat ik door kan vragen klinkt de bel. ‘In de pauze straks…?’ Kay knikt en loopt de trap...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Touren met de band

    Touren met de band

    Rob en Ivo waren al aan het einde van de middag in Bergen aangekomen en hadden zich vast in ons duinhuisje geïnstalleerd. Daarna fietsten ze naar een strandtent aan het noordeinde van het dorp, waar ze een mooie tafel bij het raam bemachtigden. Het is traditie dat we daar op de eerste avond eten. Ik...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Repelsteeltje

    Repelsteeltje

    (beeld: Don Duyns) Je kijkt naar je handen, die een met melk gevulde koehoorn vasthebben. Ze ogen rustig, kalm, in harmonie. Ze hebben de hoorn stevig vast, de melk zal niet over de rand klotsen. Koemelk, daar zou het maar genoegen mee moeten nemen, voor nu. Tot dusver lijkt de koemelk het ding niet goed...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Koen Dobbelaer
    Koen Dobbelaer

    Koen Dobbelaer (2000) is schrijver, scenarist en voormalig kindacteur. Deze zomer studeert hij af van de studie Writing for Performance aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht met het filmscenario Een Film Over Familie, een absurdistisch drama over de drang naar maakbaarheid. Dit najaar verschijnt de door hem geschreven film De Laatste Dag in het Leven van Walterus.

  • Foto van Eline Helmer
    Eline Helmer

    Eline Helmer (1993) begon na een BA Antropologie (University College Utrecht) en MSc Russische en Oost-Europese Studies (University of Oxford) in 2017 aan een PhD (University College Londen). Ze woont en werkt sinds 2015 in Rusland; eerst één jaar in Pskov, daarna in Sint-Petersburg en ze portretteerde voor Tirade mensen die ze ontmoet.

  • Foto van Thom Wijenberg
    Thom Wijenberg

    Thom Wijenberg (1996) schrijft poëzie en proza. Hij werkt als redacteur en programmamaker en studeert aan de Schrijversvakschool. Zijn werk verscheen onder andere op Notulen van het Onzichtbare, Tijdschrift Ei en in de Seizoenszine.

    Auteursfoto: Gaby Jongenelen