Spoorloos

Zoals ik nauwelijks in staat ben om een bekende te herkennen in een mensenmenigte heb ik een blinde vlek voor nobele initiatieven. Zo werd ik afgelopen week ineens herinnerd aan het bestaan van Amber Alert, een politievehikel dat met duizend monden van zich laat horen wanneer er een kind wordt vermist. Krantenberichten over vermissingen sla ik uit gewoonte over, behalve als het over kunst- of boekenroof gaat.

Het was dan ook niet het nieuws over de evaluatie van het Amber Alert voor de vermiste broertjes Ruben en Julian dat mijn aandacht trok, maar het berichtje over de belangstelling die de kunstwereld voor het Amber Alert heeft. Tijdens een hoorzitting over kunstdiefstal, waarbij onder andere het Catharijneconvent en de Kunsthal vertegenwoordigd waren, deden kunstspeurders de suggestie een Amber Alert in te stellen wanneer er kunstwerken zijn verdwenen. Het Art Alert zou direct groot alarm moeten slaan via de social media, want dat ‘maakt de pakkans groter’. Spoorloos voor musea, topvermaak.

Wie nu al op zoek wil gaan naar vermist cultuurgoed kan terecht bij bibliotheek Tresoar in Leeuwarden. Daar werd vorig jaar een heus cold case-team in het leven geroepen om mysteries op te lossen. Het publiek is inmiddels verzocht de verdwenen boeken van de Universiteit van Franeker op te sporen. Bij een controle van de boekenkasten ontdekte een bibliothecaris op 18 augustus 1648 dat er een slordige 122 boeken ontvreemd waren. Destijds bleek al dat een student enkele exemplaren achterovergedrukt had, maar tot op heden is er van circa honderd boeken geen enkel spoor. Om het ons gemakkelijk te maken publiceert Tresoar met het Book Alert een uitgebreide titelbeschrijving.

Zouden er al nuttige tips binnen zijn gekomen? Ik kan me niet voorstellen dat de telefoon plotseling roodgloeiend staat. En hoe zou zo’n melding gaan? ‘Ja goeie, mei Gurbe Typstra út Pingjum. Ik tink dat ik hjir yn’e kast de “XII.2.6 Thucydides de Bello Peloponnesiaco, graece & latine etc. etc.” stean haw. En dy wolle jo werom?’ Om de mensen met zulke gedrochten van titels op te zadelen en vervolgens te vragen of ze bereid zijn op zoek te gaan, lijkt mij overduidelijk niet effectief of serieus te nemen. Was ik een cynicus dan zou ik denken dat het om een hoax ging.

Een eventueel echt Amber Art Alert zou vooral veel lolbroeken aantrekken. Stel dat het Catharijneconvent had opgeroepen uit te kijken naar die recentelijk gestolen monstrans, dan hadden er waarschijnlijk eerst honderden mensen gevraagd wat dat eigenlijk is, een ‘monsterans’. Komt er een uitgebreide beschrijving, bijvoorbeeld ‘BMH m10417a: verguld zilveren stralenmonstrans op ovale voet, versierd met vele diamanten, met ter weerszijden van lunula een engel en eronder evangelistensymbolen, 1782-1798’, weten we nog niets. Ondertussen rijdt er iemand rond met in zijn kofferbak een hostiehouder van een meter hoog, om via colportage te verpatsen aan iemand die denkt dat het een kandelaar is. En nog levert het geen tips op, want naar een kandelaar was het Catharijneconvent niet op zoek.

Mijn gratis tip voor de verenigde musea: houd het Art Alert binnen de Art World.

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.

In de Oorshop

hoop, zomer, terugblik, gedicht

“The clothes of most of the women who passed were like caricatures of the clothes in the shop windows, but when they stopped to look you saw that their eyes were fixed on the future. ‘If I could buy this, then of course I’d be quite different.’ Keep hope alive and you can do anything, and that’s the way the world goes round, that’s the way they keep the world rolling. So much hope for each person. And damned cleverly done too. But what happens if you don’t hope anymore, if your back’s broken? What happens then?” – Jean Rhys in Voyage in the dark

Dit vind ik een mooi citaat. Maar het frustrerende en vreselijke aan mooie dingen is dat ze zo moeilijk met anderen te delen zijn, tenminste, iedereen heeft wel een idee van wat mooi is maar waar je het over hebt als je over mooie dingen spreekt is eigenlijk altijd een kapsel in een catalogus of een tweedehands pailletten t-shirt dat snel onder een stapel nieuwere kleren zal verdwijnen, maar wat ik bedoel als ik zeg mooi, is: betekenisvol. Het is onmogelijk om wat veel voor je betekent – en ik bedoel écht, niet zoals het iets voor je kan betekenen dat er een knappe nieuwe barvrouw werkt in het café waar je vaak komt of dat de belastingdienst zojuist 200 euro terug heeft gestort, maar op een manier die alleen jij zo ervaren hebt, waarvan je het gevoel hebt dat als je hem niet snel met iemand kan delen, je zult ontploffen – met iemand te delen. En dit is waar alle actieve vormen van eenzaamheid uit voortkomen, uit het feit dat je zo’n citaat als hierboven wel over kunt typen, maar dat wat het met je doet onzegbaar is; er is niemand met wie je het over mooie dingen uit deze categorie kunt hebben, want we kunnen niet in elkaars hoofden kijken. Es gibt unendlich viel Hoffnung – nur nicht für uns.*

De laatste dagen zat ik in de zon een beetje over dit soort dingen na te denken, en de eerste kleine golfjes van zomer-blues begonnen zich zich aan te dienen, waarvan akte. Dat is niet erg, het is heel fijn om de hele avond op je dakterras te zitten en een beetje op de afgelopen jaren terug te blikken terwijl je sentimenteel wordt van de combinatie uitzicht & whisky. Hier is een lijstje van dingen waar ik de afgelopen dagen sentimenteel over was:

 

Alles waar ik nooit bang voor was
De krant op mijn tafel, die ik lees, dan vergeet wat er in staat
De toekomstige doelen die ik mezelf voor ogen houd, die ik houd, dan vergeet wat ze zijn
Het haar op mijn buik
Aan je huid likken
Mijn exhibitionistische neigingen
Weten dat je nooit iets zou veranderen
Stockholm (2008)
15 zijn (2005)
Wat ik vorige zomer deed
Opbiechten om toekomstige acties te rechtvaardigen
De botten die mijn heupen zijn
De geelheid van licht (1990-2013)
“Als je niet in het middelpunt van de belangstelling staat, dan begint je naam niet met een hoofdletter”
Mijn eigen woorden tussen aanhalingstekens zetten
La Ludwigskirche en Munich (1908)
Blijf laat op! Drink wijn! Eet de tomatensandwich die ik net voor je maakte! Ik hou van je!
New York Harbour 1927
Een aansteker met een bloem er op
Die ik uit iemands achterzak stal
Terwijl ik in haar broek wilde zijn
Doorgaan
De Alpen (1994-?)
Een expositie van Sophie Calle
Het geluid van remmende remmen
Ik zal dat tentamen halen (godverdomme)
Mijn eigen woorden tussen haakjes zetten
Een moeilijk artikel lezen
Daar in slagen
Optimisme
Mijn arrogantie die een projectie van liefde is
Het woord ‘geveinsd’ te zacht uitspreken
Denken dat alles wat je zegt het voorlezen van een afscheidsbrief is
Daar bang van worden
Hier word ik gelukkig van:
Mijn trouwdag
Mijn eerste kind
Niet-bestaan
Hysterisch gehinnik, of een voorzichtige glimlach
Daar heb je me een beslissing
Hier heb ik: mijn handen
Een babyvarkentje op een sticker
Een drankje
Mijn culinaire zwanenzang
Zeggen dat je lichaam een ballon is, en alles wat je doet is de speld
High five
Mijn bankrekening
Soms is het onmogelijk om te stoppen met lezen, televisie kijken, je sms’en
Alles ontvouwt zich
Met name mijn lievelingsblouse ontvouwt zich
In verschillende tijdzones zijn
Over regen zingen in de regen
Mooier zijn dan ik ben
Mooier zijn dan je bent
Het moment waarop het me niets meer kan schelen (2080)
En niet meer harder rennen dan een tijger 
Maar nog wel veel liever dan een tijger zijn

 

*Franz Kafka in gesprek met zijn vriend Max Brod

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Full circle

Het is net ochtend te noemen en Nadim rent al over het terras, onderweg zijn Crocs verliezend. Uit het einde van een Linoleumgladde zee komt de zon op: we zijn niet in Nederland. 

Terwijl in de kamer boven ons Birre nog heel even de slaap der uitgeputte moeders probeert te slapen, waak ik de wake der wal-ogige vaders. De ruit van ons vakantiehuis toont mijn silhouet: een vroegtijdig gebogen man met afro die probeert een plastic loopfietsje uit de veren van een stretcher te trekken. Ik scheur mijn nagel en vloek alsof ik geen kind heb rondlopen.

‘Hoer!’ aapt Nadim. ‘Hoer!’

Met mijn vinger in mijn mond ga ik op de stretcher zitten. De claxon van het fietsje snerpt onder mijn kont.

Twintig jaar geleden zag ik voor het laatst de zon opkomen boven Catalunya, maar het lijkt wel vorige zomer dat we plankgas toeterend door de bergen reden, op zoek naar een afterparty in een housebunker ergens boven Calafell. Wie dacht die Gilles van negentien, ingeklemd tussen twee meiden op de polyester achterbank van Emilio’s Seat Ibiza, dat hij over twintig jaar zou zijn? 

Hij had geen idee. En ‘geen idee’ kan alles zijn.

Steeds vaker heb ik de gewaarwording dat ik – Buck Rogers* style – een tijd in cryostase heb doorgebracht, en in een wereld ben ontwaakt waar iedereen die ik ken veel ouder is geworden. Mensen die ik me als achttien herinner blijken dertig, getrouwd; vader van drie. Er zijn nieuwe Rosa’s, Jochems en Aries opgestaan die meer Rosa, Jochem en Arie zijn dat hun voorgangers.

Ik heb nooit achteruit willen gaan, terug willen keren op oude plekken. Kennelijk had ik het nodig mijn toekomst zo veel mogelijk open te houden. ‘Open’ kan tenslotte alles worden.

Sinds een week of vier kook ik door een samenloop van omstandigheden weer bij Toscanini, mijn lievelingsrestaurant en de horecaplek waar ik het langst gewerkt heb. Het voelt niet als achteruitgang, het is zelfs erg leuk, al zijn er wat bijwerkingen van mijn cryostase. Freaky, hoe Paul (een ober die voor mijn gevoel 21 moet zijn) opeens grijs haar heeft. Hoe niemand van het personeel nog rookt, en hoe sommigen zelfs gestopt zijn met drinken.   

Als Birre eindelijk wakker wordt van mijn gerammel en gestamp in de keuken, leg ik haar, tegelijk met een stuk toast met Manchego, mijn gedachten voor. Nadim vraagt om een part van de meloen die al twee dagen op is, en weigert verder iets te eten. Een voorbijzeilende meeuw blijft even hangen ter hoogte van ons terras en daalt dan verder af naar zee. 

Omdat het stil blijft aan de andere kant van de tafel lees ik de opzet van mijn column voor. Birre staart, kauwt, knikt. Ze trekt een nagelknipper uit Nadims tengels en stopt hem in de zak van haar joggingbroek. 

‘Je maakt er een grappig verhaal omheen,’ zegt ze, ‘maar het lijkt erop dat je het maar niks vindt. Die herhaling.’ 

‘Full circle is prima als die cirkel enorm is,’ zeg ik. ‘Maar wat nou als hij steeds kleiner wordt? Dan krijg je Groundhog Day**.’ 

‘Ik begrijp er niks van, Gil. En wat is Groundhog Day?’ 

In Buck Rogers in the 25st Century was ook voordurend verwarring omdat mensen/andere wezens niet begrepen waarover Buck het had. 

Zie je wel, denk ik, ik heb gelijk. Birre is maar negen jaar jonger dan ik en in haar wereld bestaat er nog geen Groundhog Day.    

 

 

* Buck Rogers in the 25st Century: een Science Fictionserie uit de jaren ’79-’81 over de belevenissen van een astronaut die na eeuwen bevroren te zijn geweest, ontwaakt in een nieuwe wereld. 

** Film met Bill Murray als cynische (sic!) weerman die ontdekt dat hij vast is komen te zitten in een zich eindeloos herhalende dag.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Wat weet ik?

Er zijn weinig mensen die ik zo goed ken als Michel Eyquem, beter bekend als Michel de Montaigne. Daar zijn drie heel goede redenen voor. In de eerste plaats is daar de man zelf. Op een kasteel nabij Bordeaux zit aan het einde van de 16e  eeuw in een kasteeltje dat volgestapeld is met boeken uit voornamelijk de klassieke oudheid een man die op zeker moment overweegt zijn tijd te vullen met schrijven over het onderwerp waarvan hij het meeste weet, of waarnaar hij het nieuwsgierigst is: zichzelf. Al schrijvend brengt hij en passant een geheel nieuw genre ter wereld, het essay, een probeersel. Hij maakt wat het essay nu als definitie geworden is: een speels-geleerde beschouwing met iets persoonlijks als uitgangspunt, fris opgetast met citaten van andere schrijvers. Er zijn niet veel vroegere boeken waarin zo hartgrondig getwijfeld en heroverwogen  wordt – gezocht naar wat een mens beweegt, hem bezighoud, wat hij voelt en denkt. Bij het lezen van Montaigne hoor je de stem van de schrijver, je bent te gast in zijn hoofd.

Het tweede belangrijke aspect dat me in staat stelde Michel de Montaigne zo goed te leren kennen is de vertaling van meestervertaler Hans van Pinxteren. Ik moet kennis nemen van veel literatuur door vertalingen en steeds vaker voel ik de behoefte zo’n vertaler persoonlijk te gaan bedanken, maar nooit zo sterk als na lezing van Van Pinxterens vertaling van dit werk. Hoe kan ik krachtiger mijn enthousiasme over ritme en helderheid van zijn Nederlands etaleren dan door een citaat? Het gaat om het begin van het essay III,3:

b ‘Wij moeten ons niet al te zeer door onze stemmingen er emoties laten bepalen. Ons grootste talent is het vermogen ons aan te passen aan allerlei manieren van zijn. Wie zich vastketent aan één bepaalde levensvorm, en daarmee alle andere buitensluit, bestaat wel, maar leeft niet. De mooiste geesten zijn uiterst wendbaar en speels, c Hier volgt een eer­betoon aan Cato de Oudere: Zijn geest was zo wendbaar en nam alles zo makkelijk in zich op dat het bij al wat hij ondernam net leek alsof hij alleen daarvoor in de wieg was gelegd.

b Als ik mij zo zou kunnen vormen als ik wilde, zou ik geen enkele vorm (al was die nog zo goed) aannemen waar­uit ik mij niet los kon maken. Het leven is een steeds wisse­lende, veelvormige beweging, zonder enige regelmaat. Wie voortdurend achter zichzelf aan loopt en zozeer een speel­bal van zijn neigingen wordt dat hij er niet van loskomen of ze omvormen kan, is geen vriend van, laat staan een meester over zichzelf: hij is zijn eigen slaaf. Ik zeg dit omdat ik het tegenwoordig maar moeilijk vind mijn geest te bevrijden van de hinderlijke eigenschap geheel op te gaan in dat waar­op hij zich richt; want hij kan zich alleen aan iets wijden als hij zich hevig inspant. Hoe onbetekenend het onderwerp ook is dat mijn geest wordt voorgezet, hij zal het zo opblazen en uitrekken dat hij er zijn krachten totaal voor moet inzet­ten.’*

Het is deze helderheid die de lezer doet doorlezen. Waar gaat dit heen? De grote spanning van De Montaigne lezen is in die vraag vervat. Eén enkel moment van onhelderheid zou die spanning tenietdoen. Ze zijn er niet, de vertaler heeft even helder kunnen schrijven als De Montaigne denken kon.

De derde reden dat ik maar met moeite en veel denkkracht  de naam Michel de Montaigne van mijn lijstje  ‘wie nodig ik uit voor de picknick  aanstaande zondag’ kan houden is de uitgever.

De uitgave van de essays van De Montaigne is een van de slimste die ik ken. Waarom? Er is veel moed en inzicht voor nodig geweest het gecanoniseerde werk van deze grote denker uit de Franse renaissance in 10 thematisch geordende deeltjes uit te geven. Het werk is losgeplukt en verzameld in aantrekkelijke, dunne, gebonden boeken met stofomslag  in voorname verzorging van Jacques Janssen met titels als: De sporen van het vuur. Essays over liefde en wellust en Ik ben nogal klein van stuk. Essays over de ijdelheid. We kunnen zeker weten dat daar heel wat puristen over gevallen zijn. Maar het is wat een uitgever van klassiek werk doet: nadenken over hoe oud materiaal als nieuw op te dissen. Als je je met stijgende bewondering een aantal keren door de tien delen hebt heen gewerkt doemt de gelukzaligheid op van een Nieuwe Volledige Lezing: dat van de essays in hun chronologisch verband. Que sçay-je? ‘Wat weet ik’, vraag je je dan met de Montaigne opnieuw af.

 Probeer er eens eentje, ze beginnen halverwege de pagina als je hier klikt.

 

* wat betekenen de lettertjes b en c? De tekst is gemarkeerd met letters a,b, c, ze geven fasen van schrijven aan: a is de eertse druk, in 1580, b de tweede, uit 1588 en c wat de Montaigne er tot zijn door aan toe bleef voegen.

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Old sport

Net als de rest van de wereld ben ik een tijdje geleden naar de verfilming van The Great Gatsby gegaan. Het was in een bioscoop in Oxford en ik ging erheen samen met de grootste Scott Fitzgerald-fan die ik ooit heb ontmoet, namelijk mijn vriendin.
            Dat ik de film in deze stad ging zien was eigenlijk wel toepasselijk, want een belangrijke rol in het verhaal speelt de vraag of hoofdpersoon Gatsby wel of niet ‘an Oxford man’ was. Of in termen van het personage Wolfsheim: of hij wel of niet op ‘Oggsford College in England’ heeft gezeten. Waarmee Scott Fitzgerald deze Wolfsheim op twee manieren wegzet als een proleet die er niets van snapt. Want ten eerste spreekt hij ‘Oxford’ raar uit en ten tweede denkt hij dat Oxford een college is in plaats van een universiteit, bestaande uit heel veel verschillende colleges. Een Amerikaan zal dit een ongelooflijk subtiele vondst van Scott Fitzgerald vinden.
            Mijn vriendin en ik liepen rond middernacht de bioscoop uit. Tijdens de wandeling door het middeleeuwse stadje zei ik: ‘Ik vond hem eigenlijk nog niet eens zo slecht.’
            ‘Nee, ik ook niet,’ zei ze.
            ‘Het was alleen tenenkrommend hoe vaak Gatsby “old sport” zegt. Dat zal in het boek waarschijnlijk veel minder zijn, denk ik hè?’
            Ze zei van niet.
            Ik besloot om nu dan toch eindelijk het boek te gaan lezen, met het risico op een loyaliteitsconflict waar ik eerder over schreef.
            Nog dezelfde avond ben ik begonnen en inmiddels heb ik het boek uit. Ik vond The Great Gatsby ontzettend goed. Vooral op basis van de eerste twee hoofdstukken, een paar erg mooie alinea’s en de strakke compositie. Tegelijk vond ik het een enigszins oppervlakkig boek. De hoofdpersonages staan in de eerste plaats model voor een type, of een klasse, en zijn geen psychologisch diepgaande individuen. Het verhaallijntje over de eventueel opbloeiende liefde tussen Nick Carraway en Jordan Baker is ongeloofwaardig en wordt er nogal bijgehaald zonder dat het mooi onderdeel van het verhaal is geworden. Scott Fitzgerald heeft geen humor. Met de passages over het levensverhaal van Gatsby kan ik niet zoveel, en het stuk over hoe Gatsby en Daisy elkaar leerden kennen vind ik behoorlijk clichématig. Anderzijds heb ik in het boek weinig teruggevonden van de mij beloofde kitsch. Ook het einde vond ik helemaal niet zo wanstaltig als veel mensen vinden. Maar het ging me tijdens het lezen van de roman vooral om de vraag hoe vaak ‘old sport’ voorkomt.
            Ik heb geturfd en kwam uit op 44 keer. Op een boek van 148 pagina’s is dat nogal veel. Zeker als je bedenkt dat Gatsby op slechts 56 pagina’s actief voorkomt. Van die 44 keer zegt Gatsby het 35 keer tegen Nick, 5 keer tegen Tom en 2 keer tegen het bijfiguur Klipspringer. 2 keer zegt niet Gatsby het maar Tom, om Gatsby belachelijk te maken. De allereerste keer dat Nick Gatsby ontmoet (en de manier waarop Scott Fitzgerald die ontmoeting beschrijft is ongelooflijk goed) zegt die laatste meteen 3 keer ‘old sport’. En 1 keer zegt Gatsby het zelfs postuum – als Nick naast zijn lijk staat en verwoordt wat hij denkt dat zijn oude buurman tegen hem zou willen zeggen.
            Het idee van Scott Fitzgerald was erg goed, om Gatsby te typeren door het gebruik van zo’n aangeleerde uitdrukking en hem daarmee ook door de mand te laten vallen. Maar het effect was hetzelfde geweest, en de bedoeling was minder opzichtig geweest, als Gatsby wat minder vaak ‘old sport’ had gezegd. Laten we zeggen hooguit 20 keer.
           In een film van Baz Luhrmann wordt zoiets er natuurlijk niet subtieler op. Waarschijnlijk noemt Leonardo di Caprio nu nog steeds iedereen die hij tegenkomt ‘old sport’.

Groeten uit Harkdorp

vleesAls jij op maandag de computer aanzet en deze pagina aanklikt met een gegrond vermoeden van het soort stukje dat je hier kunt verwachten, dan doe ik iets niet goed.

‘Wat een leuk begin! Heel anders dan ik had gedacht!’

‘Vind ik ook! Je krijgt ook meteen superveel zin om de volgende zin te gaan lezen!’

‘Zeker weten!’

Het grootste gevaar van bloggen, columns schrijven, de romankunst bedrijven en het leven leven: herhaling… sleur… Of om me te beperken tot de letteren en mijzelve: voorspelbaar worden… van iedere tekst een invuloefening maken en daarmee jezelf reduceren tot uitvoerend kunstenaar… ‘t is me een neukende gruwel… En het publiek zal je er niet van weerhouden… dat is dól op routine… zelf leggen de mensen ook iedere dag dezelfde routes af, verrichten dezelfde werkzaamheden, bereiden dezelfde gerechten, bezoeken dezelfde sites…

Terwijl kunst moet de-automatiseren – anders is het geen kunst.

‘Gaap, gaap.’

‘Hij is mij een beetje te serieus vandaag, ik ga de aardappels schillen.’

‘Nee, nee, volgens mij begint ’t nu echt!’

Laat ik snel tegemoetkomen aan je verwachtingen… Wat je hier verwacht/hoopt te lezen is iets als:

 

Slagerij

Hoewel het opvoeren van grootschalige/spectaculaire/wereldwijde goochelshows waarschijnlijk wel altijd mijn Favoriete Lievelingspassie Numero Uno zal blijven – live on stage een onderdanige assistente (glitterbadpak, majorettestaf) doorzagen… daar kun je mij midden in een boek van Cees Nooteboom voor wakker maken – heb ik hier de afgelopen weken met on-ge-loof-lijk – ik mag eigenlijk wel zeggen: tomeloos –  veel inzet, enthousiasme én plezier – ondanks de wetenschap dat dat slechts aan een handjevol getalenteerde connaisseurs (m/v) zal zijn besteed – denkles en schrijfonderricht gegeven, maar nu mijn broer mij heeft gevraagd om – net als vorig jaar, en het jaar daarvoor – op zijn slagerij te passen omdat hij als hardwerkende middenstander ook weleens wil toekomen aan een stukje rust et cetera, et cetera, geldt deze blogpost als een piepklein, tussentijds Adieu.

What the fuck? Waar heeft die gast ’t over?’

‘Hij heeft twee weken blogverlof.’

‘Gaat ie op vakantie?’

‘Hoe kan ik dat nou weten als jij er de hele tijd doorheen lult?’

In Harkdorp, where we lay our scene, lijken de dagen op elkaar… Ik rijd naar een boerderij, loop met de boer de wei in om een koe uit te zoeken – en trek m’n gun uit m’n schouderholster. Pang, pang – spatspetter. Eventuele kalfjes knal ik ook meteen af. Uit mededogen. Even later sleep ik het lijk van het met een touw aan de trekhaak van m’n Jeep gebonden koebeest door het dorp… Ik wil natuurlijk geen bloed in m’n wagen… Onderweg niet vergeten de dorpelingen te groeten… iedere bevriende klant is een tevreden klant…

De vrouwtjes in Harkdorp zijn allemaal dol op de worst van m’n broer.

Op het plaatsje achter de slagerij zaag ik de koe in bloederige hompen (je begrijpt dat mijn goochelervaring me daarbij goed van pas komt!), waarna mijn vrouw en dochter de biefstukjes droogföhnen en fraai uitstallen in de vleesvitrine in de winkel… Laurierblaadjes hier, wat peperkorrels daar… je kent die serveersuggesties wel…

Het zijn vermoeiende, maar ook erg afwisselende weken daar in Harkdorp… De ene dag verzorg je als hoofdverantwoordelijke van de kwaliteitsslagerij de catering voor een ondanks de crisis florerende handelsonderneming, de andere dag zet je een BBQ op voor de kwieke deelnemertjes aan de regionale avondvierdaagse… Op een doordeweekse ochtend zijn de hartelijke opmerkingen die je uitwisselt bovendien beslist niet van de lucht…

‘Mag het misschien iets meer zijn?’

‘Van jouw vlees krijgt een vrouw als ik nooit genoeg, mooie jongen… Leg er gerust nog maar een lapje bovenop.’

‘…’

‘Ach, weet je… ik loop al zo te sjouwen met die tassen… kom je ’t vlees vanmiddag even bij me thuis brengen? Dat doet je broer ook altijd zo lief.’

Het hoogtepunt van een werkweek vind ik de dinsdagavond… gehakt draaien… Een heerlijk karweitje is dat… ik raak altijd in een lichte trance als ik die brokken vlees door de gehaktmolen sta te duwen… Wel oppassen voor je vingers, want gehakt met kluifjes d’r in… daar zit natuurlijk niemand op te wachten!…

Over gehakt maken gesproken… is ’t niet hoog tijd dat ’r wat vaker iemand een paar fraaie roze-witte balletjes van één of ander zouteloos, schijnheilig, gemakzuchtig oeuvre uit de NED-LIT draait?… Of anders van (de bezigheden van) politici, zakenlieden of mediavogels?

Zelf ben ik vrij druk met mijn goochelcarrière, maar dat laat onverlet dat de tijdgeest wel een flinke schop onder z’n  hol kan gebruiken… Gezocht: polemist met bergschoenen…

Om W.F. Hermans, Door gevaarlijke gekken omringd (1988;p.505), te citeren:

‘Natuurlijk is polemiek nuttig. Iemand die denkt dat het maar het beste zou wezen voor eeuwig en altijd de lasteraars, de leugenaars, de bedriegers en de imbecielen het hoogste woord te laten voeren zonder ze belachelijk te maken, die kan beter heroïnespuiter worden of zich dood drinken.’

Of zoals het in Maarten van der Graaff’s Vluchtautogedichten (2013;p.45) heet:

De sfeer verzieken is een levensvervulling.

Op maandag 24 juni ben ik hier weer terug – uiterlijk. Want mochten ze inmiddels internetaansluiting hebben in Harkdorp, dan zie ik misschien wel kans om eerder iets te posten.

Ciao, ciao, de ballen, adieu en tot ziens.

Tirade – of je worst lust.

Tirade – snijdt dieper.

 

Soundtrack bij deze blogpost:   If you want blood… you got it.

 

Eerdere afleveringen uit deze serie lees je: hier.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zo alleen… Zo alleen 

    Zo alleen… Zo alleen 

    (beeld: Don Duyns) Uit de hengstebron gedronken hebben.   Ik schrijf over gegeven paarden en ogen van naalden.  Over brood op de keukenplank muizen die op tafel dansen en   klokjes die tikken.  Had het meisje geantwoord.  Hij had haar rode kapje gevolgd en zijn besluit genomen.  Ik ben een poëet, had ze piepend gezegd.  Aan de...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Twan Vet
    Twan Vet

    Twan Vet (1998) schrijft poëzie, proza en liedteksten. Hij blogt wekelijks voor Tirade.

    Zijn gedichten verschenen eerder in literaire tijdschriften zoals De Revisor, DW B en Het Liegend Konijn en in kranten zoals NRC en AD.

    De komende jaren werkt hij aan een dichtbundel, een non-fictieboek en een roman bij De Bezige Bij.

    Foto: Roderique Arisiaman

  • Foto van Hans van Pinxteren
    Hans van Pinxteren

    Hans van Pinxteren is dichter en vertaler

  • Foto van Menno Hartman
    Menno Hartman

    Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.