Waarin Jeanette Winterson bekent verliefd te zijn en wat dit in Engeland betekent

De Engelse schrijfster Jeanette Winterson schrijft in haar maandelijkse column op haar website dat ze verliefd is. Deze rechtstreekse openhartigheid behoort tot haar digitale stijl. In haar romans is het anders, daarin leeft ze zich meer uit in stilistische labyrinten. Ze vertelt dat haar huis ergens op het Engelse platteland werd bezocht door een reporter van de Daily Mail. Zelf was ze elders aan het werk. De reporter trof niet Winterson, maar de werkster. Hij was daar helemaal naar toe gereisd omdat hij gehoord had dat Jeanette een nieuwe geliefde heeft. Hij wist zeker dat haar fans graag willen weten om wie het gaat en hoe ze er uit ziet.

boekenWinterson was blij dat ze niet thuis was. Ze voelde er niets voor om op deze manier in de Daily Mail te komen. Ze wilde dat haar geliefde en zichzelf besparen, ‘she doesn’t need this round her neck. Lying in her arms will do fine.’ Maar er was nog een andere reden waarom Winterson uit de buurt van de krant wilde blijven: de tabloids, dus ook de Daily Mail, hebben de gewoonte om op een heel negatieve manier over homo’s en lesbiennes te schrijven. Dat gebeurt zo vaak, dat Winterson een verzameling heeft aangelegd van de betreffende krantenkoppen. Ze wil er ooit eens mee naar de Raad van de journalistiek stappen.

Het opmerkelijke hieraan is de schaamteloze dubbele agenda van de Daily Mail reporter. Die komt met een glimlach op zijn gezicht om een kruidig en sappig verhaal te gaan schrijven over een bekende schrijfster die een nieuwe, vrouwelijke geliefde heeft. Liefde tussen vrouwen is voor de lezers van de Daily Mail nog steeds pikant, lichtelijk pervers nieuws. Grenzend aan de categorie van het seksschandaal. Die reporters, schrijft Winterson, zijn doorgaans hele aardige mensen wanneer ze met je praten, tot je ziet wat ze geschreven hebben. Het is alsof ze tijdens het schrijven van een knuffelbeer veranderen in een fret: ‘I always have very nice talks with the Mail, but sex stories sell papers…. especially gay sex stories’.

Jammer is dat Winterson haar stilistische vernuft vergeet wanneer ze in aansluiting hierop op een prekerige toon schrijft in wat voor wereld ze het liefst zou willen leven: ‘I want to live in a world where the gender of your lover is the least interesting thing about them. And I want to live in a world where all of us, regardless of race, religion, gender or sexuality, can meet honestly, for what we are.’ Ze heeft natuurlijk gelijk, maar op deze vrome manier iets minder.

DailyHet zou wel eens kunnen dat de dubbele agenda een vast gegeven is bij tabloids en roddelbladen: de reporters hebben zelf geen enkele negatieve gedachte over homo’s en lesbiennes – het zijn misschien normaal denkende mensen, al zijn ze natuurlijk wel lichtelijk schizofreen. De krant moet verkopen, dus moeten ze stukken schrijven (‘gay sex stories’) die voor die verkoop zorgen.

Die normale wereld waar Winterson in wil leven, waarin het er niet toe doet van welk geslacht je geliefde is, zal er in Engeland niet komen: die wereld verkoopt geen kranten.

Carel Peeters

In de Oorshop

Waarin de winnaar van de Nobelprijs voor literatuur vertelt over haar avonturen

NobellprijsEen van de aardigheden van de Nobelprijs voor literatuur is dat er een naam bekend gemaakt kan worden die je nog nooit hebt gehoord. Het komt zelden voor, maar in 1996 was er opeens zo’n naam, Wislawa Szymborska. Daar moest eerst goed op geoefend worden voor je hem uit durfde te spreken. Zij was ook een verrassing, dat bleek de volgende ochtend toen in de Volkskrant een gedicht van haar stond, gelicht uit een bundeltje dat ooit bij een kleine uitgeverij was verschenen. En in 2000 kreeg de onbekende Chinees Gao Xingjian de Nobelprijs – ook niet eerder van gehoord.

Een onbekende naam, dat is in ‘de media’ een grote zeldzaamheid: dat er over iemand die niet bekend is ineens zoveel drukte wordt gemaakt. Waar eerst niets was, ontstaat binnen enkele uren een heel schrijverschap, een oeuvre, compleet met vertalingen in verschillende landen. Het bekend worden van de voorheen onbekende naam veroorzaakt bij velen een licht schuldgevoel: weer niet goed opgelet, alweer heeft mijn neus me niet de goede kant op gewezen. Er duiken binnen enkele uren ook grote kenners van de schrijver of schrijfster op. Die pakken meteen uit. Zij wel. Zij kennen niet alleen de titels van de boeken, maar weten alle in en outs.

Van de Roemeens-Duitse schrijfster Herta Müller had ik wél gehoord, ook wel eens iets van gelezen, geen roman, maar artikelen in Duitse kranten. Herta Müller was geen onbekende schrijfster, maar nu blijken er lezers te bestaan die haar al jaren intensief volgen en precies weten wat haar werk zo bijzonder maakt. Haar Roemeense collega Mircea Cartarescu sprong een gat in de lucht toen hij van het Nobel-nieuws hoorde: met Herta Müller had hij wel eens samen voor een foto geposeerd, schrijft hij in de Frankfurter Allgemeine, met haar had hij wel eens in een forum gezeten, met haar had hij wel eens iets gedronken na een voorleessessie. Hij giet zijn herinneringen aan haar in de vorm van een ode. Daaraan is te zien (www.signandsight.com/features/1946.html) hoe zijn borst in enkele uren is opgezwollen van trots.Herta Müller

Een van haar recente artikelen uit Die Zeit was vanwege de Nobelprijs al in het Engels te lezen in The Guardian van 10 oktober. Diezelfde Cartarescu schrijft in zijn ode over Müllers poëtische, surrealistische stijl. Haar stijl in dit stuk is allesbehalve poëtisch of surrealistisch, maar wat ze schrijft is surrealistisch. Het gaat over haar confrontatie met haar dossier dat ze eindelijk mag inzien bij de Roemeens geheime dienst. Het bestaat uit drie delen, bij elkaar 914 pagina’s, en begint in 1983 met een verwijzing naar haar boek Nadirs, waarin ze de werkelijkheid ‘tendentieus’ zou hebben weergegeven. Ze behoort ook tot een groep schrijvers die veel Duits spreken en bekend zijn ‘vanwege hun vijandelijke werk.’ Müller is de muis waarmee de Securitate als kat speelt. Er worden feiten verzonnen om haar in diskrediet te brengen. Wanneer ze al niet meer in Roemenië woont, maar in Duitsland, blijkt dat de Securitate in 1989 twee personen van haar heeft gemaakt: de een (‘Christina’) is een vijand van de staat, de ander is een ‘dummy’ die Christina in diskrediet moet brengen. De dummy is een trouw partijlid en een agent zonder scrupules. Er wordt gedaan alsof Müller een dubbel leven leidt, tot op de huidige dag, ook al is de dictatuur in Roemenië al twintig jaar voorbij. De titels van Müllers romans beginnen mij te intrigeren: Hartedier en De vos was de jager.

Carel Peeters

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Waarin een groot en een klein hart samen kloppen

GeertEen van de keren dat ik bij Geert van Oorschot op bezoek was en hij mij boven ontving en niet op de uitgeverij, spraken we onder meer over mijn recensie van een van zijn, niet lang daarvoor verschenen, boeken. Dat hadden we in mooie algemeenheden kunnen doen en daarna over kunnen gaan tot waar het eigenlijk over zou moeten gaan (dat ik essays voor Tirade moest schrijven), maar Van Oorschot haalde de recensie (die uitvoerig en lovend was) erbij. Hij had hem in zijn binnenzak, en haalde hem, meerdere keren gevouwen, uit zijn portefeuille. Alsof het iets voor in een portefeuille was, iets wat goed bewaard moest worden.

Er is natuurlijk veel te bedenken dat karakteristiek was voor Van Oorschot, maar hiermee toonde hij een kant die ik nog niet zo kende: hier openbaarde zich een onverwachte bescheidenheid in de man van de grote gebaren en de strenge oordelen. Er was van deze Van Oorschot al het een en ander te lezen in Brieven van een uitgever, het boek waarin een groot aantal auteurs en vrienden commentaar leveren bij twee aan hun gerichte brieven van hem. Maar hij komt als dagelijkse, fijnbesnaarde, attente en zorgzame vriend/uitgever nog vollediger tot zijn recht in de Briefwisseling 1951-1987 met Vasalis. Als uitgever hengelt hij vooral in het begin naar nieuwe gedichten, maar het is vrij snel duidelijk dat dit een vriendschap is die behoort tot de mutual admiration society.

Vasalis vond Van Oorschot een geweldige man, inclusief zijn ruwe kanten. Zij schroomt niet hem soms de les te lezen. Dat kon tussen hen. Zijn energie, zijn bravoure, zijn smaak, zijn formaat in alles, zijn grote en zijn kleine hart, zijn sentiment, zijn vasthoudendheid, het beviel haar allemaal. En wat ik maar zijn portefeuille-kant noem, het koesteren van iets: volledige verzamelde werken van de beste schrijvers uitgeven, maar in het opsteken van een Havana-sigaar de redding van een dag zien. Door een brief van Vasalis weer in alles gaan geloven. Verliefd worden op Linda van Dyck. Zin hebben in het schrijven van een brief.

Vasalis schreef even nuchtere als warme brieven aan Van Oorschot. Ook zij keek uit naar brieven van hem. Tussen de tijdschriften, reclames, buurtkrantjes, geboortekaartjes, overlijdensberichten hoopte ze ‘altijd op een echte brief, een vriendenbrief.’ Een ‘vriendenbrief’ wist Van Oorschot te schrijven en hij wist ook hoe hij ze moest ontvangen: ‘Ik was zielsgelukkig met je brief, want je trekt mij altijd weer wat omhoog en in mijn evenwicht. Blijf nog lang leven, want ik kan je vriendschap niet missen.’ Van Oorschot schrijft vaak over de tuin, de bomen, de bloemen en de vogels. Hij schrijft ook veel over zijn stemmingen, waarbij hij er voor waakt niet sentimenteel te worden, hoewel hij dat regelmatig wordt op de momenten dat mij dat heel verantwoord voorkomt.briefwisseling

Ik vraag me af of het wel voldoende is doorgedrongen hoe uniek de briefwisseling tussen Vasalis en Van Oorschot is. Dat er ooit zo iets persoonlijks van Vasalis tevoorschijn zou komen. Zij, die vanuit het hoge noorden een paar sublieme dichtbundels had laten neerdalen, maar van wie verder zelden of nooit iets werd vernomen, alleen soms een enkel nieuw gedicht. Hier verschijnt ze als een, energieke, vrolijke, soms melancholieke, drukke, meelevende, zich zorgenmakende vrouw, ‘je oude vriendin Kiekie’, door wie hij aan het slot van elke brief wordt omhelsd.

Onwillekeurig denk je bij Van Oorschot dat hij uitgeversbrieven zal schrijven, iets heel anders dus dan de vriendenbrieven. Maar nee, in de brieven aan Vasalis gaat het over de eenvoudigste dingen en de ingewikkeldste, om het persoonlijkste, om het uitgeven, om huiselijke beslommeringen, gezondheid, familieaangelegenheden, hoe oud te worden: alles loopt door elkaar. Het mooie is dat je de dichteres Vasalis in de brieven vermoedt, maar dat ze nergens echt opduikt. Ze moet zich in deze sympathieke vrouw bevinden die het wel heeft over het schrijven van gedichten. Maar de dichteres zelf krijgen we nauwelijks te zien. Die was voor haar gedichten.

Carel Peeters

Waarin het de vraag is wanneer ethische literatuurkritiek ter zake is en wanneer ethisch gezever

BoothToen twintig jaar geleden The Company We Keep verscheen, het magnum opus van Wayne C. Booth, was meteen duidelijk dat het aanleiding tot de nodige discussie zou geven. De ondertitel luidde namelijk An Ethics of Fiction. Daarmee werd een oude controverse nieuw leven ingeblazen: mag een criticus zich ethische of morele kritiek veroorloven over een roman? In de negentiende en een groot deel van de twintigste eeuw werd de literatuur geplaagd door al dan niet christelijk ethisch bewogen lezers en critici die bij elke blote dij in een roman riepen dat dit tegen de goede zeden was, of die bij elke vrijpartij in een roman de ondergang van de Westerse beschaving zagen naderen. Dat heeft wel tot in de jaren zestig geduurd.

‘Ethische kritiek’ is dus niet iets nieuws en het heeft geen goede naam. Toch schermt Gert Jan de Vries, de thrillercriticus van NRC Handelsblad, er graag mee in de ingezonden brief waarmee hij op 9 oktober in zijn krant reageert op een artikel van Bas Heijne over Profeten en charlatans, de nieuwe essays van Theodore Dalrymple. Heijne had die ‘ethische literatuurkritiek’ in de beste zin genoemd. Dat beschouwt De Vries triomfantelijk als een onverwachte steunbetuiging aan Thomas Vaessens en zijn roep om ethische literatuur in zijn boek De revanche van de roman. Er moest geëngageerde literatuur geschreven worden die begaan is met de echte problemen in de wereld. Het literaire gehalte van een boek doet er dan niet zoveel toe. Dat soort literatuur zou de band met de lezer weer kunnen herstellen: ‘Dat vereist van schrijvers maatschappelijk bewustzijn en van critici de bereidheid om moralistisch te recenseren’, schrijft De Vries.

Heijne noemt Dalrymple’s essays wel ‘ethische literatuurkritiek’, maar op een veel genuanceerder manier dan De Vries het voorstelt. Het komt er erg op aan hoe die ethiek wordt aangewend. Heijne heeft bijvoorbeeld waardering voor de manier waarop Dalrymple boeken van Beckett en Pinter leest: ‘Dalrymple brengt zijn leeservaring naar het heden – niet naar de actualiteit, dat is iets anders, maar naar zijn eigen ervaring’.

HeijneMaar volgens Heijne gaat het bij Dalrymple soms ook mis: ‘zoals in het essay over de profetische blik van H.G. Wells in The Time Machine. Die parabel over de toekomst van de mens, die zich na honderdduizenden jaren opsplitst in twee verschillende rassen, het een vriendelijk, vadsig en weerloos, het ander dom, bruut en moordzuchtig, laat zich slecht vertalen naar de concertganger die ’s avonds na afloop niet over straat durft omdat zich daar dronken en gewelddadige jongeren ophouden. In zo’n geval brengt de literatuur Dalrymple niet tot een nieuw inzicht, maar bevestigt het juist een nogal melodramatisch beeld van de werkelijkheid.’

Heijne is er dus op tegen dat literatuur op deze manier één op één, plat op de werkelijkheid wordt geplakt. De roman als de aloude spiegel van de werkelijkheid. Behalve natuurlijk als de werkelijkheid van de roman op een of andere manier niet deugt, niet politiek correct genoeg is, dan wordt het vingertje van de ethische literatuurkritiek erop losgelaten.

Booth2Wayne Booth, ondertussen, is natuurlijk niet zo’n criticus met het vingertje. Maar ook bij hem gaat het om de nuances. Zijn boek is vijfhonderd pagina’s toegepaste eruditie. Hij toont er in aan dat elke goede roman een ethische dimensie heeft, zoals hij ook een retorische dimensie heeft (hij is ook de schrijver van het onder literatuurstudenten wel bekende The Rethoric of Fiction), en een esthetische, en een semantische. Een goede roman heeft een coulissenlandschap aan dimensies. Zolang een roman over mensen gaat heeft hij te maken met moraal, met standpunten, meningen, houdingen, keuzes, principes, karakter, filosofie, mentaliteit – hoe minimaal en terughoudend een schrijver hiervan ook gebruikt maakt – bijvoorbeeld een schrijver als K. Schippers – ook dan doet zich dit op een of andere manier voor. Zoals Anatole Broyard indertijd in een recensie van Booth’s boek in The New York Times zei: ‘in good fiction, ethics functions as a kind of acoustics’.

Iets anders is of een criticus mag laten merken dat hij een bepaald personage veracht, of dat hij de schrijver niet veel soeps vindt die dat personage heeft bedacht. Of dat de hele strekking van een roman hem niet bevalt, dan wel het altijd maar weer terugkerende thema van de schrijver. Met zulke oordelen moet men uitermate terughoudend zijn, al zijn ze soms niet te vermijden. Een schrijver moet lustig antipathieke romanpersonages kunnen bedenken, werelden kunnen oproepen die je helemaal niet bevallen, die een moraal voor zijn personages bedenkt waar je van gruwt.

Terughoudend ja, maar een roman met een antisemitische strekking moet zo genoemd kunnen worden, zoals ook literatuur met een bloed en bodem-achtige teneur die naam krijgt. Er bestaat goede literatuur met een verrotte boodschap (Knut Hamsun, Louis Ferdinand Céline). Dat moet gezegd kunnen worden. Maar de literatuur wil niet langs de lat van de politiek correcte Declaratie van de Rechten van de Mens komen te liggen.

RabelaisIn de literaire kritiek gaat het om dezelfde dimensies als in de literatuur zelf: over vorm, semantiek, ideeën, sentiment, retoriek, ethiek, esthetiek. Toch zorgde het boek van Booth indertijd niet voor niets voor de nodige discussie. Onder meer omdat hij Rabelais en zijn Gargantua en Pantagruel bekritiseerde omdat hij het boek langs de feministische meetlat had gelegd. Het bevatte volgens Booth een serieuze tekortkoming (‘a serious flaw’): het doet vrouwen zwaar te kort. In het boek zou het alleen maar over en om mannen gaan, om vrouwen wordt alleen maar gelachen. Een hele klasse lezers, alle vrouwen, voelt zich volgens Booth bij Rabelais buitengesloten.

Is dit zinnige ‘ethische literatuurkritiek’?

Booth vindt ook dat George Orwell in 1984 een te groot verschil aanbrengt tussen de totalitaire Big Brother-staat en de hulpeloze, geïsoleerde, in zijn eentje tegenover die maatschappij staande Winston Smith. Orwell zou die tegenstelling veel te simpel hebben voorgesteld, waardoor de Westerse lezer veel te makkelijk aan Smith’s kant gaat staan.

Is dit zinnige literatuurkritiek, of ethisch gezever?

Carel Peeters
 


Waarin de held aan inflatie onderhevig blijkt

Op het moment dat president Obama de eerste golf van sceptische commentaren over zich heen krijgt omdat hij nog niet echt iets heeft bereikt, wordt hem de Nobelprijs voor de Vrede toegekend, een geschenk dat je liever niet krijgt op het moment dat je net bent begonnen. Hij krijgt de prijs voor de hoop die hij heeft gewekt. Gelukkig raakte hij niet begoocheld door deze toekenning en relativeerde Obama hem meteen.

Obama

Dat men ongeduldig wordt en zich gaat afvragen of met name Obama’s buitenlandse politiek wel zo effectief is, heeft ook alles te maken met de conjunctuurgevoeligheid van de heldenstatus in deze tijd. Na honderd dagen wordt de held onder het vergrootglas gelegd en dan moet hij nog stralen. Meestal stralen helden dan niet meer zo erg, omdat ze ten onrechte tot held zijn gebombardeerd. Een held is niet lang held. De behoefte aan helden is groot, de behoefte om helden van hun voetstuk te halen ook.

Het mechaniek is onverbiddelijk: kijkcijfers en oplagecijfers vragen om piekverhalen. Door artikelen of nieuws dat letterlijk ophef veroorzaakt, wordt de aandacht getrokken. Er moet iets de hoogte in gaan: een reputatie, iemands bekendheid, zijn status als politicus, filmster, kunstenaar of directeur. Het onverbiddelijke is dat je nu kunt voorspellen dat zo’n rijzende reputatie de weg van het Romeinse Rijk zal gaan: na de opgang volgt de neergang. De enigen die hun heldenstatus in de Nederlandse geschiedenis tamelijk ongeschonden hebben weten te behouden zijn Michiel de Ruyter en Kenau Hasselaer.Ruyter

De behoefte aan helden is zo groot dat er ook steeds meer van komen. Een ‘held’ was tot de millenniumwisseling een archaïsch  verschijnsel dat onmiddellijk werd geassocieerd met nationalistische heldenverering. Bij heldenverering hoorden standbeelden. Die associatie is helemaal verdwenen sinds de held door de televisie-uitzendingen van Idols is toegetreden tot de dagelijkse woordenschat. Het ‘idool’ werd een aantal jaren geleden de nieuwe held: minder verheven, minder ver weg, bijna aanraakbaar.

Vroeger was iemand een held omdat hij een bijzondere prestatie had geleverd. Op de tentoonstelling De held, die in 2007 in de Nieuwe Kerk in Amsterdam werd gehouden, ontstond de held die vooral ineens bekend was geworden, en niet speciaal omdat zijn prestaties zo groot of onomstreden waren. De held kwam ineens binnen handbereik omdat hij van publiciteit afhankelijk was, niet van grote verdiensten. Er hingen portretten van Pim Fortuyn, van Jan Peter Balkenende en Lara Croft, van André Hazes en van Yuri van Gelder, de onlangs vanwege cocaïne-gebruik gevallen turnheld.

Voor jongeren is denken in termen van helden en idolen heel normaal. Het is goed voor hun energie en geeft hun verbeelding de sporen. Maar het is nu ook tot de volwassen wereld doorgedrongen. Er is een kinderachtig soort dweepzucht ontstaan. Nu moeten ook sporters tot helden verheven worden, culminerend in het tijdschrift Helden, een ‘sportglossy’. Bewondering is niet meer genoeg, het moet groter, totaler, glimmender.

GuardianDe aanleiding voor dit stukje is dat ook de onvolprezen boekenbijlage van The Guardian op zaterdag (Review genoemd) door het heldenvirus is getroffen. Sinds kort is er een kleine rubriek onder de omineus grote titel My Hero. Daarin schrijft de ene schrijver in driehonderd woorden over een andere schrijver die hij als zijn of haar held beschouwt. Driehonderd woorden: zo iets groots als een held in zo’n klein stukje? Of moeten we het anders zien: een held is tegenwoordig niet meer iets groots, meer iets voor tussendoor. Maar is hij of zij dan nog wel een held?

Carel Peeters

Waarin van de nood een deugd wordt gemaakt

De kunst is om van het kloeke boekwerk A New Literary History of America geen probleem te maken. De 1095 pagina’s beloven een geschiedenis van schrijvers, uitvindingen, populaire muziek, films, toneel, musicals, beroemde redevoeringen, politici en kunstenaars te zijn. Geen louter literaire, maar meer een culturele geschiedenis. En het is A New History, wat wil zeggen dat het verhaal niet chronologisch en samenhangend verteld wordt. ‘Nieuwe geschiedenis’ wil zeggen: een evenementengeschiedenis. Er worden korte verhalen verteld over belangrijke, saillante en gezichtsbepalende gebeurtenissen, bij voorkeur wel chronologisch achter elkaar gezet, maar verder is geen speciale samenhang. En geen visie op de gebeurtenissen. Het voordeel is dat een schrijver, historische figuur, een boek, een film of een oorlog volledig tot zijn recht kan komen.

2A New Literary History of America is een onmogelijk en toch ook een begerenswaardig boek. Je kunt de meer dan tweehonderd bijdragen van de verschillende specialisten niet helemaal gaan lezen en zeker niet achter elkaar. Dus zul je nooit het chronologische verhaal van de Amerikaanse cultuur leren kennen. Dat wordt leven met een grabbelton aan kennis en flarden inzicht. De redacteuren Greil Marcus en Werner Sollors vertelden bij de verschijning van het boek eind september dat ze aanvankelijk vijfhonderd onderwerpen van hun adviesraad hadden gekregen. Aan hen de taak om er driehonderd te schrappen. Aan hen ook de taak om niet te veel ideologie en tendens in de bijdragen te laten sluipen. Reagan moest niet helemaal afgebrand worden. De rol van Bush jr bij Hurricane Katrina moest niet al te zwart voorgesteld worden.

Dit feit, en dat we nooit zullen weten welke driehonderd onderwerpen er zijn afgevallen – daar wordt over gezwegen – maakt van het boek iets willekeurigs. En, vreemd genoeg, ook weer niet. De uiteindelijk gekozen onderwerpen hebben natuurlijk iets representatiefs, of de lezer maakt ze representatief omdat hij niet met een zak vol puzzelstukken wil zitten. Er moet ergens een hogere samenhang gecreëerd worden tussen bijdragen over het ontstaan en de verspreiding van de ragtime en de Declaration of Independence, tussen Tennessee Williams als typisch Amerikaanse toneelschrijver en het New Deal-project van president Roosevelt.

De onhanteerbaarheid van het boek zal tot een voordeel moeten worden omgebogen. Laat het op een willekeurige plaats openvallen en ga lezen. Over de zangeres Billie Holiday en de blues, over Bob Dylan, de dichter Longfellow, Irving Berlin, de memoires van Linda Lovelace (actrice in Deep Throat), Dizzy Gillespie, de Amerikaanse Burgeroorlog, trompettist Miles Davis, Herman Meville, de uitvinding van de telefoon, Nabokovs Lolita, het Winchestergeweer, Walt Disney, Malcolm X of Hurricane Katrina.

Of over het eerste gebruik van het woord ‘multicultural’. Werner Sollors vertelt de geschiedenis van de Amerikaanse Zuid-Afrikaan Bruce Campbell die in Berlijn een zestienjarige jongen adopteert die zijn Engelse ouders in Duitsland was verloren. Hij brengt hem terug naar Engeland, waarna de jongen zowel Duitser als Engelsman is. Hij leidt een bewogen leven dat eindigt in de rechtzaal, waarin hij aangeklaagd wordt wegens desertie. Na twee pagina’s blijkt dat dit geen echt verhaal is, maar de samenvatting van de roman Lance: A Novel about Multicultural Man door Edward F. Haskell, gepubliceerd in 1941, en door de Oxford English Dictionary aangewezen als de plaats waar voor het eerst het woord ‘multicultural’ wordt gebruikt.

Er is een apart hoofdstuk over Some Like it Hot, de film van Billy Wilder uit 1959 met Tony Curtis en Marilyn Monroe. Die eindigt met de woorden ‘Nobody’s perfect.’ Volgens de schrijver van dit hoofdstuk had de filmindustrie vijfentwintig jaar lang gedaan alsof iedereen in Amerika perfect was. Er waren films gemaakt over perfecte mannen, vrouwen en gezinnen, trouw aan de Amerikaanse manier van leven en toegewijd aan God. Wilder zou met zijn ‘nobody’s perfect’ voor een drastische ontbraving van Amerika hebben gezorgd. Kinderen waren sindsdien niet meer altijd lief, mannen niet altijd trouw, vrouwen niet langer altijd zuinig.

New LiteraryHet namenregister van A New Literary History of America is uitermate behulpzaam om er achter te komen wie in boek het vaakst wordt genoemd. John Kennedy? Martin Luther King? William Faulkner? Chuck Berry (die een apart hoofdstuk krijgt en niet Elvis Presley – die schreef niet zijn eigen liedjes). Die worden veel genoemd, maar de meeste verwijzingen heeft de dichter Wallace Stevens, op de voet gevolgd door Emily Dickinson. Allebei wilden ze dat poëzie iets vreemds had, alledaags maar toch vreemd. Stevens (1879-1955) verwoordde dat in wat als zijn laatste gedicht wordt beschouwd:

A gold-feathered bird

Sings in the palm, without human meaning,

Without human feeling, a foreign song.

Carel Peeters

Meer blogs

  • Afbeelding bij Onderweg

    Onderweg

    Bij de verhuur op het vliegveld van Casablanca haalde ik een stoffige Dacia Duster op. Het was nacht, er was vertraging geweest, maar de meneer met het geduldige gezicht had gewacht tot iedereen door de douane was en ik mijn bestelde wagentje kwam halen. ‘Vous êtes le dernier,’ zei hij met een glimlach. ‘Het spijt...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De mens als biopic 2. Jan Wolkers

    De mens als biopic 2. Jan Wolkers

    Jan Wolkers Een televisie-producent vroeg of ik een reeks vlogs wilde schrijven over Jan Wolkers, die honderd jaar geleden werd geboren, 26 oktober 1925. Ik wist niet wat vlogs waren en Jan Wolkers vind ik een onprettige schrijver. Vlogs zijn korte filmpjes, die gebruikt worden als buffer tussen andere tv-programma’s, of als hap-snap-spul op de...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De kleine ster

    De kleine ster

    (beeld: Don Duyns) de kleine ster bleek één van velen te zijneen gegeven waarover ze niet verdrietig of kwaadmaar plotseling stil wasomdat geen enkel geluid door de ruimte kan jagenze besloot snel en goed en alles in één keerdrie dagen lang al het licht te zijn wat ze ooit zou zijnen dan definitief te doven...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Fannah Palmer
    Fannah Palmer

    Fannah Palmer (1994) studeert momenteel online aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ze schrijft zelf fictie, poëzie en af en toe een essay. Naast haar ambities in de uitgeverswereld hoopt ze in de nabije toekomst veel eigen werk uit te brengen.

  • Foto van Sybren Sybesma
    Sybren Sybesma

    Sybren Sybesma (2001) werd in Leiden geboren. Na de middelbare school deed hij een jaar vooropleiding klassiek piano aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Daarna studeerde hij Biomedische Wetenschappen in Leiden.  Hij volgde een cursus korte verhalenschrijven aan de Schrijversvakschool in Amsterdam bij Nico Dros. Bij de Mare kerstverhalenwedstrijd won hij twee keer de derde prijs. Ander werk verscheen op De optimistOp ruwe planken en in het Friese literaire tijdschrift Ensafh. Hij zit in de redactie van Babel en studeert in Amsterdam. Hij speelt nog veel piano.

  • Foto van Gregor Verwijmeren
    Gregor Verwijmeren

    Gregor Verwijmeren studeerde Taal- en Cultuurstudies aan de Universiteit Utrecht en gitaar aan het conservatorium in dezelfde stad. Hij publiceerde fictie in onder meer De Gids en Flash: The International Short-Short Story Magazine. De vorm van geluid, zijn debuutroman, werd uitgegeven door Van Oorschot, en is wereldwijd de eerste roman over tinnitus (en muziek en geluiden) die door een mainstreamuitgeverij is uitgegeven. Gregor werkt momenteel aan zijn tweede roman, waarvoor hij een beurs ontving van het Nederlands Letterenfonds. In april 2021 zal hij Nederland vertegenwoordigen bij het European First Novel Festival in Boedapest (uitgesteld vanwege Covid). Hij is vader van drie kinderen en kookt en tennist graag in zijn vrije tijd.