Golem

Dit is de volgorde: ik keek naar ‘Klassen’, ik herlas een boek van Bruce Chatwin, ik dacht aan een jongen die jaren geleden bij mij in de klas zat. Aan Mick met zijn spreekbeurten. De eerste die hij hield ging over vrachtwagens. Mick begreep van de schoolse vakken bijna niets, de kinderen liepen over hem heen, ’s nachts plaste hij in zijn bed, maar met de plaatjes van de vrachtwagens had hij succes. Twee weken later hield hij een spreekbeurt over trekkers, daarna over zijn speelgoedautootjes. Hij had er een grote uitstalling van gemaakt en ze een voor een omhoog gehouden. Jongens hadden het een goede spreekbeurt gevonden.

Het zal kort daarna geweest zijn dat we weer in een halve kring zaten. Mick zat aan de open kant achter een tafeltje, waarop hij twee dozen had neergezet. ‘Mijn spreekbeurt gaat over modder,’ zei hij. Nerveus schoof hij zijn bril over zijn neusbrug omhoog. De kinderen keken hem onbewogen aan, een enkeling peilde met een vlugge blik wat ik ervan vond. Ik vond er voorlopig nog niks van en zei: ‘We zijn benieuwd, Mick!’

Mick stak zijn hand in een doos en haalde een kluit te voorschijn. ‘Dit is een stekelbarchje,’ zei hij en hij hield het goed omhoog, zoals ik het hem geleerd had. ‘En dit is een aal.’ Sommigen zeiden dat ze het niet goed konden zien. ‘Ik geef het wel door,’ zei Mick. ‘Dit is ook een stekelbarchje.’ ‘Mooie spreekbeurt!’ riep er een. De aal lag inmiddels in drie brokken op de grond. ‘Hoe kom je hieraan?’ wilde iemand weten. ‘Gewoon,’ zei Mick, ‘uit ons tuin.’ ‘Heb je die dingen gemaakt?’ vroeg een ander. ‘Nee, gewoon zo gevonden,’ zei Mick. Zoals je in wolken schapen en zwanen kunt zien, zo had Mick van alles in de kluiten ontdekt. Hij had het spreekbeurtwaardig gevonden.

Chatwins roman, Utz (1988), draait om een ontmoeting van de schrijver met de verzamelaar van meer dan duizend stuks Meissenporselein. Als hij niet de aandrang voelt om ze te strelen, bewaart baron Kasper Joachim Utz zijn zoete rococobeeldjes thuis, in Praag, in vitrinekasten. Van oudsher bezit porselein grote aantrekkingskracht. De geheimzinnige alchemistische receptuur ervan zou leiden naar de Steen der Wijzen, en daarmee naar het eeuwige leven. Ook het aardewerk zelf werd onvergankelijkheid toegedicht. Dat Utz zich als kwart-jood met zijn verzameling in de jaren veertig uit de klauwen van de Duitse bezetter weet te houden, en daarna uit die van stalinistisch Tsjecho-Slowakije, lijkt die claim te bevestigen.

Niettemin beseft hij dat er uiteindelijk geen redden aan is. Wanneer hij sterft zijn de beeldjes verdwenen: kapotgemaakt of weggegooid – Chatwin komt er niet achter. Utz had hem al voorbereid met een verhaal over rabbi Löw en diens golem, gekneed uit de vette modder van de Vltava-rivier volgens richtlijnen van de kabbala en het Boek der Schepping. Dit robotachtige kleibeeld was een bediende en een figuur die hem beschermen moest tegen gevaarlijke lieden. Toen de rabbi hem, kortgezegd, vergat of verwaarloosde, sloeg de golem de boel zelf kort en klein en restte de rabbi niets anders dan het schepsel te vernietigen. Het geklei met de esoterie van de kabbala en de alchemie blijft, hoe godgelijk ook, mensenhandenwerk en is daardoor, waarschuwt Utz, blasfemisch en tot verbrijzeld-worden gedoemd.

Er zijn sociaal wetenschappers geweest die aan deze golem een psychologisch fenomeen hebben opgehangen, tegenovergesteld aan het Pygmalion-effect. De documentaireserie ‘Klassen’ bracht dit Golem-effect – de relatie tussen lage verwachtingen van leerkrachten en slechte prestaties van leerlingen, onder meer zichtbaar bij onderadvisering – opnieuw voor het voetlicht.

Ik word altijd onzeker als ik over deze effecten lees of hoor. Als meester ben ik ook een mensenkneder. Ik blijf verre van esoterie, maar breekbaar zijn mijn schepsels regelmatig. En als ik ze met mijn mensenbrein dan ook nog vergeet, verwaarloos of niet op waarde schat – of ik nu golems maak of porseleinen Galatea’s, ik ben gewaarschuwd. 

Mick keek in zijn doos of er nog een mooie kluit in zat. Ondertussen vertelde ik dat Mick heel goed had aangetoond op wat voor grondsoort wij hier wonen, want kijk jongens, de kluiten van Mick zijn niet van modder, maar van klei! Ik noemde nog een aantal andere grondsoorten, waar die in Nederland voorkwamen en wat er zoal op groeit, en bedankte Mick voor zijn leerzame spreekbeurt.

Foto van Jack de Boer
Jack de Boer

Jack de Boer (1966) is leerkracht in het speciaal basisonderwijs. Zijn meer dan vijfentwintig jaar aan onderwijservaring heeft hij opgedaan in Amsterdam en Franeker, en vormt een belangrijke bron voor zijn schrijverschap.

Zijn fraaie, essayistische  De gelukkigste klas toont wat het betekent basischoolkinderen door een jaar heen te begeleiden, op weg naar een betere toekomst.

 

In de Oorshop

Tien

Op een ijzige nacht in februari raakte je te water, en meteen ook kwijt. We vierden je verjaardag zonder je, verzamelden ons, een man of honderd sterk. Ik hield een kleine toespraak en we hieven onze glazen.

Hoewel ik de afgelopen tien jaar vaak aan die toespraak ben herinnerd, weet ik er bijna niets meer van. Het enige wat ik me herinner te hebben gezegd is dat er nu een leegte in ons midden was, en dat de contouren van onze vriend – als we die leegte met zijn allen zo dicht mogelijk omgaven – vanzelf zichtbaar zouden worden.

Jouw omtrek was af te meten aan gedeelde leegte, en mijn contouren vervaagden zonder jou. Ik heb mezelf na je dood heruitgevonden, moest me daartoe afvragen wie ik was zonder jouw blik.

Elkaar is alles wat we hebben, en als er iemand wegvalt – iemand die niet weg mág vallen – dan wordt dat alles kleiner.

Misschien is dat óók ouder worden: dat je alles krimpt tot ook je laatste raakvlak met anderen verdwijnt, en je vormloos achterblijft. Niet langer begrensd en gedefinieerd door het contact met die geliefden, maar ook zonder identiteit.

Deze week mocht ik Het jasje van Luis Martín inspreken als luisterboek. Vijfentwintig jaar na dato las ik over het begin van een vriendschap tussen twee jonge mannen. Over jou en mij.

De eerste bladzijden waren moeilijk – ik maakte fout op fout, moest steeds opnieuw beginnen – maar daarna werd ik toch in ons verhaal gezogen. Ik las over barmannen die nachten sloopten, dagen sliepen, over leven zonder zicht op een eind. Natuurlijk kende ik onze afloop, maar zolang ik las was ik weer Issa en jij Gijs.

We smeten met de tijd alsof we die als fooi gekregen hadden.

Hoe vaak kan ik nog over je schrijven?

Heb je liever dat ik je laat gaan?

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Kleur is een taal (II): De kunde van het verschil

Vertalen is de kunde van het verschil. Taalverschil, tijdsverschil, cultuurverschil, genderverschil, verschillen in kennis en ervaring… Elke vertaler moet zich rekenschap geven van die verschillen en zich ertoe verhouden – om ze glad te strijken of ze aan te zetten, naar believen. Juist de bewuste omgang met verschillen, het lucide besef van de problemen die ermee gepaard kunnen gaan, zijn voorwaarden voor een goede vertaling, en ook, in een bredere context, voor het samenleven in een superdiverse maatschappij. De kunde van het verschil: techniek en ethiek in één.

Een vrouwelijke collega, wier naam ik uit kiesheid verzwijg, trok enigszins smalend mijn vermogen om de Franse schrijfster Annie Ernaux te vertalen in twijfel. Hoe zou een hanig type als ik ooit empathie kunnen opbrengen voor het leven en lijden van die vrouw?

Emancipatie, dat is als je geen genoegen neemt met het jou aangeboren keurslijf, met de voor jou bestemde kooi. Dat is als je je een vrijheid toe-eigent die je voorheen niet had. Precies dat doet Ernaux in De jaren. Ze overschrijdt het intieme en subjectieve, de huis-, tuin- en keukendrama’s waar vrouwelijke auteurs naar verluidt goed in zijn; en waagt zich op superieur ironische toon aan de grote greep van geschiedschrijving en collectief geheugen, wat naar verluidt juist een mannelijk prerogatief is. In één moeite door bewijst ze hoe twijfelachtig zulke categoriseringen zijn.

Ook een mannelijk vertaler kan zijn keurslijf afwerpen, aan zijn kooi ontsnappen en een stem geven aan het intieme en het subjectieve.

Het grootste voordeel van de overlappende identiteit tussen auteur en vertaler is technisch. Een gay vertaler die een gay auteur vertaalt, kent het gay vocabulaire.

Het bolwerk van de literaire vertalerij is van oudsher oorverdovend wit. Emancipatoire gebaren zijn daarbinnen allerminst misplaatst, al komt ook geduld van pas, want de molens van de geschiedenis malen traag. Maar als Hafid Bouazza Baudelaire kan vertalen en Jenny Mijnhijmer Audre Lorde en Richard Wright, dan is er misschien beweging in de goede richting.

Intussen zijn we een unieke kans op een meerstemmige Gormanvertaling misgelopen. Katelijne De Vuyst heeft ‘The Hill We Climb’ al vertaald. Hoe interessant zou het niet zijn geweest als we ook een versie hadden in het steenkolen-Nederlands van Rijneveld, en het spoken word-Nederlands van Babs Gons of Zaïre Krieger?

Foto van Rokus Hofstede
Rokus Hofstede

Rokus Hofstede (Hengelo, 1959) bracht het grootste deel van zijn leven in België door, woont in Ronse. Vertaalt Franse literatuur, vooral essayistisch proza (Barthes, Bourdieu, Ernaux, Latour, Michon, Perec). Werkt, na De grote angst in de bergen (Van Oorschot, 2019), aan een nieuwe Ramuz-vertaling: Schoonheid op aarde. Ontvangt in 2021 de Nijhoffprijs (zie www.hofhaan.nl).

Met de verkiezingen voor de deur: de online stemwijzer

De naderende verkiezingen maken de online stemwijzer, waarvan er diverse varianten bestaan, opnieuw actueel. Deze is bedoeld voor kiezers die nog niet weten op welke partij ze zouden moeten stemmen.

De wijzer die ik uit nieuwsgierigheid heb geraadpleegd bestaat uit dertig standpunten die zijn overgenomen uit de programma’s van de politieke partijen. Dit keer komen er onder andere vragen in voor over gratis kinderopvang, rekeningrijden, de publieke omroep, vliegbelasting, mondkapjes… Je doorloopt ze alle dertig, waarbij je kiest uit eens, oneens, of geen van beide. Aan het eind word je gevraagd om aan minimaal drie standpunten extra gewicht toe te kennen. Daarna volgt de uitkomst: de partij die het dichtstbij je staat wat betreft de maatschappelijke kwesties van dit moment.

Bijna iedereen kent iemand die na een online stemwijzer te hebben geraadpleegd met verbazing vaststelt: ‘Dat had ik niet verwacht!’, of wordt bekropen door een onbevredigd gevoel, iets van teleurstelling. Het is niet zo verwonderlijk. De politieke arena heeft steeds meer weg van een restaurantwezen met diverse eetgelegenheden die op elkaar lijken, en de partijprogramma’s zien eruit als menukaarten met gerechten die onderling veel overlap vertonen. Wij, de kiezers, zijn onrustige, gejaagde klanten geworden die niet alleen switchen van het ene naar het andere gerecht, maar ook van het ene naar het andere restaurant.

In vroeger tijden selecteerden politieke partijen hun standpunten op basis van een visie op de samenleving. Die visie stoelde vaak op ideologieën. Sociaaldemocratisch, christendemocratisch of liberaal – dat waren de hoofdkeuzes die grofweg door drie partijen werden vertegenwoordigd. Partijprogramma’s hadden een vast menu. Je politieke voorkeur bepaalde niet alleen op welke partij je stemde, het was bovendien stabiel, zo ook je partijkeuze. Tegenwoordig zijn de drie ideologieën versplinterd over minstens tien partijen, om niet te spreken van 27 andere die aan de verkiezingen meedoen. In plaats van de vaste menu’s kwamen er meer partijen, meer programma’s en meer zwevende kiezers die in de ban raakten van een nieuwe, op het individu geschoeide ideologie: het neoliberalisme. Het maakt het er niet overzichtelijker op voor de kiezer die zijn heil bij de stemwijzer zoekt.

Wat we daar nu hopen te vinden is iets wat een vertrouwensband met politici kan helpen opbouwen. Want we maken ons zorgen over het klimaat, de toekomst van onze kinderen, over werkgelegenheid, integratie, migratie. Dit zijn allemaal kwesties waarover we onze mening vormen, hoofdzakelijk op basis van gewaarwordingen en gemoedsgesteldheid, en in mindere mate met ons verstand. Het verstand zegt ons wat de oplossing is, maar niet hoe urgent het probleem is dat we willen oplossen – daar hebben we onze gevoelens voor nodig. De mens zit zo in elkaar dat hij niet handelt zonder een gevoel van urgentie. En we willen zeker weten dat we op inclusieve leiders stemmen wier competentie en integriteit we vertrouwen. Per slot van rekening geven we de partij die we kiezen een mandaat voor vier jaar om namens ons beslissingen te nemen en maatregelen te treffen, om wat er in hun partijprogramma staat waar te maken.

Maar de stemwijzer verschaft ons het vertrouwen niet waarnaar we op zoek zijn, en neemt daarom onze twijfel niet weg. Daar komt de teleurstelling uit voort die sommigen van ons bekruipt. Met de stemwijzer kom je hooguit te weten wat de politieke partijen beloven, maar het vertrouwen dat we zoeken moet op een andere manier tot stand komen. Op een persoonlijkere manier, waarbij direct contact met en empathie voor kiezers een veel belangrijkere rol spelen. Niet alleen worden standpunten uitgewisseld of wensen kenbaar gemaakt, maar er wordt dan ook stilgestaan bij de zorgen en gevoelens van kiezers. In plaats daarvan geven politici voorkeur aan indirect contact: ze verschuilen zich achter hun partijprogramma’s of complottheorieën, en houden de afstand met de burgers groot of voeden hun onbehagen. Wie weet, wellicht kampen zij met hetzelfde probleem – dat van gebrek aan vertrouwen?

Maar ook ons, de burgers, de kiezers, treft blaam. In de eerste plaats moeten wij stoppen de mythe in stand te houden dat wij onze beslissingen nemen op rationele gronden, dat wil zeggen door voor- en nadelen tegen elkaar af te wegen. Wij beslissen op gevoel en zoeken achteraf naar rechtvaardiging of een motivering. Zolang we dit feit niet accepteren of onze gevoelens niet beter kunnen verwoorden blijft de vertrouwensband tussen politici en de burgers problematisch.

In de tweede plaats moeten we van het idee afkomen dat we ons hebben uitgesproken als we onze stem hebben uitgebracht. Wij zijn niet alleen kiezer, maar vervullen ook diverse rollen (werknemer, werkgever, moeder, vader en beoefenaars van talrijke beroepen) en maken deel uit van verschillende netwerken die elkaar overlappen. Wij zouden deze netwerken actiever kunnen benutten om uiting te geven aan onze gevoelens – niet aan onze meningen! Dan zou het eens kunnen blijken dat we dezelfde zorgen delen en dezelfde behoeften hebben die partijstandpunten overstijgen. Zo kunnen we politici laten zien waar het op staat en ze aansporen om ons vertrouwen te winnen.

Wat moet de kiezer doen die toch zijn heil zoekt bij de stemwijzer? Hij kan het best even terugkijken hoe hij bij de laatste verkiezingen zijn keus heeft gemaakt. Was dat vanwege dat ene speerpunt dat hem heeft aangesproken, de lijsttrekker die goed op een tv-debat heeft gescoord, zijn partij voor interne verdeeldheid heeft weten te behoeden…? Of was het een strategische beslissing, omdat zijn favoriete partij toch geen kans zou maken mee te regeren en hij daarom op een andere partij heeft gestemd – en was het misschien ook een proteststem? Wellicht was het een laatste ingeving die hem in het stemhokje overviel. Zo zal het uiteindelijk ook bij deze verkiezingen gaan.

Ikzelf zal afblijven van welke stemwijzer ook en zal me vooral richten op de omgangsstijl van de politici met de medemens. Wie bereid is zich bloot te stellen aan zijn of haar eigen gevoelens en die van de kiezers, heeft mijn zege.

Foto van Kerim Göçmen
Kerim Göçmen

Kerim Göçmen werd in 1957 geboren in Izmit, een stad ten oosten van Istanbul. Hij bracht zijn jeugd door in diverse plaatsen in Turkije, waar zijn vader het ambt van rechter uitoefende. In 1974 begon hij met de studie werktuigbouwkunde in Ankara. Drie jaar later kwam hij op uitnodiging van zijn tante naar Nederland. Hij veranderde van studie en koos voor politicologie aan de Erasmus Universiteit van Rotterdam.  Het geheim van de kromme neuzen was zijn debuut, daarna verschenen Rode kornoeljes en Kroniek van mijn schoolvakanties.

Kleur is een taal

Jamal Ouariachi suggereerde op Twitter dat hij zijn roman weg moet gooien: het gaat over een Nederlandse man, en wat weet hij daar als halve Marokkaan nou van af?

Vorig jaar las ik Native Son van Richard Wright. Een felle aanklacht tegen racisme, een pittig boek waarin woorden worden gegeven aan keihard wit racisme uit de jaren ’40 in Amerika. Het boek is zo sterk dat we er een vertaling van gaan uitgeven. Dan ga je dus op zoek naar een vertaler. Bij Van Oorschot vinden we het – zoals bij de meeste uitgeverijen – logisch goed na te denken over wie een boek vertaalt. We kochten onlangs een boek dat begint met de woorden: This is a female text. We hebben niet per se zo’n directe suggestie nodig om ons te realiseren dat het wellicht een idee is een vrouw voor zo’n klus te zoeken.

Ik ken veel hele goede vertalers. Toch heeft niet iedereen overal een gevoeligheid voor: sommige prachtvertalers vind ik niet zo handig met poëzie. Soms zijn mensen zo keurig opgevoed dat hun slang altijd een tikje geaffecteerd klinkt. Ik heb vertalers gehad die zeer kundig waren maar geen Bijbelcitaten herkennen als er geen aanhalingstekentjes omheen staan. Er zijn zelfs vertalers die denken dat ze alles kunnen: een sympathieke afwijking die om extra oplettendheid van de redacteur vraagt. Niemand snapt alles.

Native Son is een boek dat zo sterk over racisme gaat dat het (hoogst)waarschijnlijk helpt als je er enige ervaring mee hebt. Daarnaast is het gewoon niet vanzelfsprekend het verhaal van keihard racisme, zoals verteld door een Afro-Amerikaanse man, door een witte Nederlander te laten vertellen, als je de keuze hebt. Dit boek moet het tenslotte al stellen met een witte redacteur. Volgens sommige witte mensen bestaat racisme niet. Thierry Baudet noemt zichzelf de minst racistische mens in Nederland. Maar Baudet zweet rasdenken uit zijn poriën. Ik geloof dat het zinniger is jezelf als een latent racist te zien die er goed over nadenkt hoe dat komt en wat je eraan kunt doen. Misschien is kleur wel een taal die sommigen beter beheersen dan anderen?

Een vertaler van kleur vinden is nog niet zo makkelijk in Nederland. De directeur van de vertalersvakschool meldde me desgevraagd tot zijn teleurstelling: ‘Weet je dat we geen enkele alumnus/-na van kleur hebben?’

Vrienden wezen me op Neske Beks, die zich beijvert hier verandering in te brengen met het gilde Alphabet Street. Zij bracht ons op het spoor van Jenny Mijnhijmer, die voor Dipsaus en Pluim het prachtige Sister Outsider vertaalde, van Audre Lorde. Ik was heel blij met de bemiddeling van Neske: ze weet waar ze het over heeft, en, opvallend, ze was de eerste die ik over het boek sprak die het ook kende en goed gelezen had.

Jamal Ouariachi weet vermoedelijk voldoende over de Nederlandse man om zijn roman te kunnen schrijven. En anders hoeft hij alleen maar op Twitter rond te kijken als field study. Amerikaans racisme rond 1940 behoeft wat intensere betrokkenheid. Een schrijver mag zijn eigen blinde vlek hebben, een vertaler moet niet de blinde vlek voor een auteur gaan vormen in een nieuwe taal.

De kwestie is denk ik niet dat een boek over een houthakker door een houthakker vertaald moet worden. De kwestie is dat je ook in deze beroepsgroep een redelijk evenwichtige verdeling zou moeten hebben. En als het sociaal of cultureel gezien voor de hand liggend is dat je een boek laat vertalen door een vertaler van kleur, dan moet je dat doen. Dan moeten ze er zijn, en daar helpt Alphabet Street mee. Ik geloof dat de fondsen en uitgevers daar zeker aan kunnen bijdragen.

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Mannendingen

De meneer met de gele auto hielp me de tank van het frame te tillen, en checkte de bobines. De luchtfilters hadden we al gecontroleerd, de benzineleiding ook. Toen alles stroom bleek te krijgen en mijn oude Kawa nog steeds niet wilde starten, krabde hij zich driftig op zijn goeie kop.

De bougies bleken vervuild, het motorblok verzopen. ‘Je moet nieuwe bougies bestellen,’ zei de wegenwachter. ‘Dat is het enige wat het nu nog kan zijn.’

Ik keek hem na toen hij de wagen met de stalen laatjes van het eiland reed; nu was ik weer alleen, en de ontspanning die ik had ervaren sinds zijn aankomst verliet me zoals droge bonen een lekgeschaafde tas uit lopen.

Omdat ik praat als iemand die alles kan, denken de mensen vaak dat ik alles kan. Nu moest ik dus bougies vervangen.

Ik leende gereedschap bij Paul, speelde even op een van zijn gitaren en praatte met hem over Sade en Maxwell. Paul – toch een redelijk serieus muzikant – luisterde aandachtig en zonder oordeel. Ik was buitengewoon open over mijn muzieksmaak.

Met de doppenset in mijn naar olie meurende klauw zette ik weer koers naar huis. Onderweg passeerde ik de Kawa, waarnaar ik hard probeerde niet te kijken. Eenmaal boven dook ik het internet op, om na een klein halfuur aankoopstress uit de komen op de bestelling van acht bougies van NGK (de CR9E voor wie echt even mee in de materie wil). Het wachten was nu op dat platte pakketje uit Duitsland.

Kloten aan een voertuig is eng. Ik heb het nu niet over mogelijke gevolgen voor de verkeersveiligheid, maar over de waarschijnlijkheid van dure rampjes. Soms denk ik dat garagehouders alleen echt geld verdienen aan ongevallen en mannen zoals ik, die wel eens even zelf hun carburateurs zullen afstellen. Kloten aan carburateurs is zo’n beetje de duurste fout die ik ooit met een voertuig gemaakt heb.

Maar bougies, hoor ik je zeggen. Draadje eraf, bougie eruit, nieuwe bougie erin, draadje er weer op.

Toen ik Nadim uit school gehaald had en we onze fietsen tegen de boom voor ons huis zetten, vroeg ik of hij zaterdag al plannen had. Mijn jongen schudde zijn hoofd en keek me vragend aan.

‘Wat zeg je ervan,’ vroeg ik, ‘als we dan samen in de loods de motor uit elkaar halen, schoonmaken en weer laten lopen?’

Hij knikte kort, opeens zoveel wijzer dan zijn negen jaren. ‘Dat lijkt me goed.’

Normaal gesproken is hij ‘s zaterdags het huis niet uit te branden, dus hier was iets bijzonders aan de hand. Terwijl ik Nadim de trap op volgde, dacht ik aan hoe hij me heeft gesmeekt om samen aan een brakke boot te werken, die in de werf op het eiland lag. Klassieke mannendingen wil hij altijd graag doen. Kennelijk voelt hij zich dan meer lid van de club.

Echt opgroeien betekent dat je oud genoeg wordt om te zien dat ook volwassenen niet alles kunnen, en hoe transparant ik daarin ook probeer te zijn: mijn zoon is nu nog niet zo ver. Wat me verrast heeft is dat ik me een stuk geruster voel sinds ik weet dat hij me zaterdag komt helpen.

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Warm

    Warm

    Hitte verbindt. Er wordt minder van je verwacht; je verwacht een stuk minder van anderen en veel minder van jezelf. Bij hitte doe ik alles langzaam en merk dan dat ik hetzelfde gedaan krijg – zelfs na vijf duiken in de gracht en anderhalf uur staren sluit ik mijn laptop in de middag met tevredenheid....
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Thom Wijenberg
    Thom Wijenberg

    Thom Wijenberg (1996) schrijft poëzie en proza. Hij werkt als redacteur en programmamaker en studeert aan de Schrijversvakschool. Zijn werk verscheen onder andere op Notulen van het Onzichtbare, Tijdschrift Ei en in de Seizoenszine.

    Auteursfoto: Gaby Jongenelen

  • Foto van Anja Sicking
    Anja Sicking

    Anja Sicking schrijft romans en essays. In haar laatste boek, De visionair, onderzoekt ze via de verbeelding
    hoe de toekomst eruit zou kunnen zien.

  • Foto van Lia Tilon
    Lia Tilon

    Lia Tilon (1965) debuteerde in 2002 met de roman Huizen van papier bij Uitgeverij De Arbeiderspers. In 2012 publiceerde Uitgeverij Cossee haar roman Zielhond, in 2017 gevolgd door Archivaris van de wereld. Tilon schrijft romans en korte verhalen. Zij blogt over emigratie en de vraag wat heimwee is. Is heimwee wel verbonden met een plek in je leven, of aan het gevoel dat je had toen je je op die plek bevond? En maakt het wat uit?