[p. 655]
Aad Nuis
Zes gedichten
Op Mars
Soldaten liepen op een rij.
Ik was daarbij.
De eerste droeg een donderkom
de tweede een klein gromkanon
en ik een ronde kei.
De vijand, die er wel moest zijn
verborg zich in het voorterrein
verwaaide in een rookgordijn
en sloot ons in rondom.
De nevel drong door merg en been
en dreef langzaam de rij uiteen
zodat ik in die nacht alleen
moest zitten op een ronde steen,
een ronde steen.
[p. 656]
Biografie
We hadden een muis.
‘s Nachts kwam hij ritselen in de papieren
zak vol hondebrood die eens vergeten
op de keukenvloer was blijven staan.
Vanmorgen was de zak leeg.
Tussen de kruimels was hij blijven zitten.
Hij keek ons aan door de geknaagde gaten,
zuchtte zwaar, was dood.
[p. 657]
De bunker
Motregen aan zee, een koude morgen,
de grauwe kop van een bunker.
Telkens dat beeld in hetzelfde licht.
Nooit dichterbij of uit een andere hoek,
zonder verhaal, droom of herinnering.
Een teken? Maar waarvan? Hoe kom ik eraan?
Geluidloos duikt het op, achter iemand
met wie ik praat, of in de tuin
tussen bloemen, het bevriest de glimlach,
legt de hand stil op het papier,
verdwijnt weer snel en laat geen sporen na.
[p. 658]
Voor B.
Gedachteloze woorden raken dieper dan doordachte,
weloverwogene, ze snijden door het zachte
web dat onzichtbaar de vertrouwde dingen bindt.
Vastknopen kan dan niet. Geen goed woord dat ik vind.
Ik voel me dwaas – en even dwaas is alles weer terecht
als je gedachteloos ‘dag liefje’ zegt.
[p. 659]
Gezichten
Een gezicht nooit meer zien.
Een gezicht zien dat niet bestaat.
Langzaam duidelijker, totdat
ook de kleinste rimpels, putjes in de huid
een oogwenk helder zichtbaar zijn.
Maar het is geen gezicht.
Het was misschien een man die
honderd jaar dood is, en gestorven
zonder ooit te zijn afgebeeld.
Er zijn er zoveel.
[p. 660]
Ik leer het nooit
Tussen zeven katten woon ik
om nog te zwijgen van paarden en honden.
Het gras rond mijn huis is te lang.
En wat zou dat.
In alle vroegte beklim ik de trein,
draaf door het land, praat met deze en gene,
haal veel te veel overhoop.
En wat zou dat.
Heel de week ben ik driftig op stap
en als ik thuis ben meestentijds afwezig.
Je zult er maar mee getrouwd zijn.
Ha! Nog even en ik maai het gras,
breng maat en orde in mijn bezigheden,
vol rustige aandacht voor kind en voor kraai.
Dat zal wat moois zijn!