Martin Vesseur
F*cking sumo
Mensen welkom op mijn website. In mijn jeugd ben ik diverse keren geopereerd aan een hazenlip, en later nog twee keer aan een oor dat dreigde te verkankeren, om een paar dingen te noemen, en toch werd dat allemaal overtroffen toen mijn vriendin verliefd werd op een sumoworstelaar. Vanaf dat moment werd ik elke nacht wakker, zwetend als een bouwvakker in een hittegolf, precies op het moment dat mijn ragfijne meisje dreigde te worden verpletterd onder dat enorme worstelaarslijf.
Naar dat nachtelijk stilleven zat ik dan een tijdje in bed te staren, met kloppend hart en het dekbed verward om me heen. Want het bleef op mijn netvlies achter als ik mijn ogen had geopend.
In die tijd begon ik aan mezelf te twijfelen. Aan mij schortte kennelijk het een en ander. Dorisee en ik waren ooit verliefd geworden op school. Zij was de mooiste van alle meisjes en ik móest mezelf wel beschouwen als de leukste jongen op aarde. Járenlang gedacht!
In elk geval. Ten tijde van de sumoworstelaar reed ik wat rond door verlaten landschappen, dronk me ook een stuk in de kraag en bracht aansluitend een nacht door op een politiebureau wegens onheuse bejegening van een kroegbaas die me mijn laatste glas misgunde. Maar dat waren allemaal omwegen, die me uiteindelijk bij de tatoeageshop brachten waar ik al jaren voorbijkwam. Waar ik altijd zijdelings in de etalage vol tatoeagefoto’s keek. Maar waar ik nimmer een voet aan boord had durven zetten. Ik zeg ‘aan boord’ omdat het ding in een woonboot gevestigd was.
Ik wilde deze periode afsluiten met een tatoeage. Gewoon zo maar. Omdat ik zwaar de tering in had, wilde ik alles op mij laten tatoëren behalve ‘Dorisee’. Janette, Daphne, Rebecca, Ariel, Patricia, Pien, Beatrice, Ria, Rianne, Rosa, Claudet, Claudine, Claudia, Babette, Bobine, Bobje, Eelke, Eekje, Maartje, Mees, Merel, Tatjana, Tamara, Taka, Godeline, Gwendoline, Solange, maar niet ‘Dorisee’. Wat de tatoeage precies voorstelde, doet er niet toe. Want de ware betekenis zat niet in de tekening, maar in de pijn
van de naald. Toen die tot me doordrong, kreeg ik heimwee naar de operatiepijnen uit mijn jeugd. Ooit was ik vertrouwd geweest met naalden en messen.
Die pijnwee kon niemand me meer afnemen. Die bleef altijd bij me in de gedaanten van littekens. Littekens, díe waren echt. De vijf jaren liefde met mijn meisje kennelijk niet. Het leven, dat heel even, tijdens dronken nachten, uiterst ingewikkeld had geleken, zag er ineens weer heel eenvoudig uit. Je moet iets hebben wat altijd bij je blijft.
Een paar weken later ging ik terug voor meer. Van één tatoeage kwam nog een tatoeage. Van nog een tatoeage kwam een piercing door mijn neus, kwam een piercing door mijn wenkbrauw en toen kwam ik pas goed op dreef. Tegenwoordig ben ik weer héél gelukkig zonder mijn meisje.
Mijn tatoeages. U ziet hier een fotocollage van mijn tatoeages. De totale oppervlakte van mijn tatoeages bedraagt ongeveer een vierkante meter, aangebracht in twintig maanden. Samen stellen ze de opgang van Dante naar de hemel voor, vanuit de hel. Dat symboliseert de afgang van mijn relatie met Dorisee. Die bitch. Die sumomatras. Hoewel ik denk dat ze eerder op hèm zal klimmen dan andersom. Henk moest daar erg om lachen, waardoor zijn naald een paar keer uitschoot. Daar heb ik hem goed voor uitgescholden (niet om de pijn maar om de tatoeage!) en u moet nog even zoeken voor u die uitschieters eruit kan halen.
Mijn piercings. Ik heb er een stuk of vijftien. Alleen de eerste twee zitten waar iedereen ze heeft: door mijn neus en door mijn wenkbrauw. Mijn anuspiercing zit hier niet bij, uit respect voor mijn ouders, die dit hier op internet óók kunnen bekijken (hallo pa en ma!). De rest laat ik wel zien: tong, eikel, beide balzakken, beide tepels, navel en zo nog wat. Een paar piercings zijn verdwenen toen we later andere dingen gingen doen, zoals u op de volgende foto’s zien kan. Geen piercings door mijn oren vanwege dat de dokter heeft gezegd dat mijn oren al genoeg geopereerd zijn en dat je de kankerkat niet op het spek moet binden. Ik heb ook piercings die er alleen zitten om de tatoeages te versieren. Henk heeft bijvoorbeeld een geile engel gemaakt, met grote tieten, en daar zitten nu twee koperen knoppen op. Die engel zweeft zelf al op zijn vleugels, maar die tieten lijken helemáál gewichtloos. Vanwege die anuspiercing heb ik trouwens wel een bidet moeten nemen, want met wc-papier gaat het van geen kant. Dat zijn dus bijkomende kosten waarvoor ik u waarschuw, mocht u ‘t ambiëren.
Mijn gespleten tong. Sinds ik dat ding heb, word ik vaak voor leugenaar uitgemaakt. Vaker dan vroeger in elk geval. Eigenlijk is het een lullig grapje, maar ‘t is doorgaans het eerste dat mensen te binnen schiet als ze het zien. Als ze niet flauwvallen. D’r is ook altijd wel een kassière die verkeerde bedragen aanslaat als ik wil pinnen omdat ze d’r ogen er niet vanaf kan houden. Ik ken d’r ook geinig mee sissen, voor wat extra effect. De operatie was wel vervelend. Kreeg eerst een verdoving met een geweldige naald. Ik ben niet vies van naalden, maar zelfs voor mij zijn er grenzen. Het moest ook drie keer achter elkaar, omdat je een tong niet makkelijk verdooft. Het huilen stond mij nader dan het lachen. Het plafond ook trouwens. De boel is gewoon doormidden gesneden en gehecht, nou ja, en die tongspier redt zich dan verder wel. Ik heb nog wel spraaklessen moeten nemen. Dat zijn dus ook weer bijkomende kosten, ik waarschuw nog maar een keer.
Mijn eerste drinkavond met gespleten tong. Een foto tussendoor, om te laten zien hoe dat dan in de praktijk gaat. Toen de boel door de arts was goedgekeurd, ging ik drinken met Jack, Joshua en Wilbur. Ook om even te oefenen. Dat werd dus een hele kliederboel, zoals u hier ziet. Mijn shirt was na twee pilsjes helemaal doorweekt! De barman vond het niet zo geslaagd. ‘Je jaagt de gasten weg,’ zei hij. Lulkoek natuurlijk. Ik praat óók met gespleten tong, riep ik terug, maar ik kom er tenminste voor uit!!!
Door die gespleten tong ben ik ook gaan nadenken over wat mensen zeggen. Daar zit zo veel vuiligheid bij, dat ik tot de conclusie ben gekomen dat mensen van binnen lelijker zijn dan van buiten. Zelfs bij iemand zo mooi als Dorisee, kan dat nog heel lelijk uitpakken. Ik bedoel: wie wordt er nou verliefd op een sumoworstelaar als ze mij krijgen kan?
Hier ook nog even een postume groet aan mijn opa. Want hij was de enige die mijn lichaamsverbeteringen meteen zag zitten. ‘Jongen,’ zei hij, ‘Wie mooi is van buiten, maar lelijk van binnen, komt daar makkelijk mee weg in deze wereld. Maar als je lelijk bent van buiten, terwijl je van binnen mooi bent, dan sta je er niet zo best voor. Maak jij jezelf van buiten maar net zo mooi als van binnen, jongen. Dat verdien je.’
Was ik van binnen maar half zo mooi als hij dacht! Gelukkig valt er een boel te doen aan de buitenkant.
Mijn littekensculpturen. Hier ziet u het yinteken in reliëf op de rug van mijn rechterhand, en op de foto hiernaast het yangteken op mijn linkerhand. Of andersom, who cares? Het is nog een heel geklieder om dat zo te
krijgen en ik had er pas echt zin an toen iemand tegen me zei dat ik mezelf opnieuw aan het vormgeven was omdat ik ontevreden ben met hoe ik der uitzie. Nou, dat laatste weet ik niet zo, want dat is ook maar psychologie uit de koude mond. Maar hé, mezelf opnieuw vormgeven, dat leek me wel wat.
Hoe dan ook, ik maakte er kennis mee, het heet scarification, en dus leek me dat een stukje van de oplossing. Gewoon wat versieringen aanbrengen die niet los van mijn lijf zitten, nee, mijn lijf is zélf de versiering. Eigenlijk zijn het geen versieringen meer. Het zijn verbéteringen. Toen zei Charlene, de vriendin van Wilbur, slim wijf, dat ik er dan iets moois mee moest doen. Bijvoorbeeld het yin-yangteken. Henk heeft dat overgelaten aan Alexia. Die heeft daar ervaring in, want je moet geen fouten maken. Ze sneed mijn huid stuk, met hele kleine sneetjes, precies in de vorm die ik had aangegeven. Daar stopte ze wat onder, siliconen of zo. Dan hechtte ze dat weer heel precies, in een bepaald patroon. Dan bloed je dus wel als een rund en zij moest dat de hele tijd deppen. Ik vond het nog knap dat ze in die bloederige smurrie goed kon zien wat ze deed. Ik was de draad helemaal kwijt op een gegeven moment, maar zij ging maar door met die naald.
Na een week of twee begon het mooi te helen en kon ze m’n andere hand doen. Eerder kon niet want je loopt een beetje als een invalide te maaien met zo’n gefuckte hand en je hebt toch altijd wel ergens één hand voor nodig, nietwaar. Al is het drinken uit een pak melk.
Als ik nu mijn vuisten tegen elkaar houd, vormen ze samen het yinyangteken. Charlene zegt dat het eenheid betekent, en dat is mooi. Want dan kan ik daar vaak over nadenken. Over wat ze ermee bedoelt. Whatever that is.
Mijn kadaverlever. Toen ik eenmaal zo bezig was, begreep ik ineens waar ik mee bezig was. Ik was natuurlijk niet ‘af’ geboren – vandaar al dat geopereer. Ik ben nooit afgemaakt. Niemand doet dat voor je. Je moet dat zelf doen. Kijk en dan is een littekensculptuur niet genoeg. Ik heb er meer inmiddels, daar niet van. Een mooi Christuskruis op mijn borst bijvoorbeeld. Twee kraaien op mijn rug. Mooi reliëf. Ik dacht je moet dit grondig aanpakken. Iemand zei (misschien was het Jack) dat je kadaverorganen kunt krijgen. Nu lust ik wel een borrel, dus ik ben er maar eens aan gaan staan om mijn lever goed naar de kloten te zuipen in de hoop dat ik dan in aanmerking zou komen voor een kadaverlever. Dan maak ik pas écht werk van mijn innerlijke verandering. Want zoals ik al zei: we deugen van binnen ook
niet, ook daar moet aan gesleuteld worden. Het heeft wel een tijd geduurd hoor. U ziet hier een foto van de lever vlak voor de transplantatie. Het is geen echte piercing; alleen heb ik d’r nog geen goed woord voor. Het enige nadeel is dat u er niets van ziet. Mijn vrienden geloven me wel, maar hoe maak je het duidelijk aan anderen, zoals u? Als ik dood ben laat ik me openleggen en tentoonstellen. Denk ik.
Mijn amputaties. Daarna dacht ik: als je jezelf wilt afmaken, dan moet je alles dumpen wat overbodig is. Wat past niet bij je? Iederéén heeft acht vingers en twee duimen – maar waarom eigenlijk. Duimen kun je niet missen. Maar neem nou je middelvinger. Iederéén steekt z’n middelvinger op, maar meer doen ze d’r niet mee. Weg die dingen dus. Als ik nu mijn hand opsteek, met alle vingers uitgestoken, geef ik door die ontbrekende middelvinger precies hetzelfde signaal. Op een of andere manier is het logischer en meer wie ik ben. Er schijnen wel mensen te zijn die jarenlang tegen chirurgen aanpraten en er uiteindelijk in slagen ze tot zo’n amputatie te brengen – maar daar heb ik allemaal geen geduld voor. Dus dat hebben Henk en Alexia voor hun rekening genomen. Ja het bloed spuit er uit, hoe je het ook doet, maar ik had het flink op een zuipen gezet van te voren, en dan de verdoving nog, dus ik ging gewoon out. Op deze foto is het allemaal al lang geheeld. Het is netjes afgewerkt, vindt u niet? Op de foto geef ik u de middelvinger. fuck you! – zonder middelvinger! Nog geen dag gemist, die dingen. Mensen doen ook heel aardig als ze het zien. Zo van ach gut arme stumper. Soms kun je daar goed van profiteren. Gratis drank.
Ik in suspensie. Deze foto bewijst dat ik een enorme stap heb gemaakt. Van gewone jongen naar kunstenaar. Charlene noemt me tegenwoordig Mr. Las Vegas, want ik heb nu geld zat om daar naartoe te gaan. Er was een vent die me aansprak op een fetishbeurs. Zo’n impresario. Die zei: ‘Ik zie wel wat in jou, jongen. Wij gaan rijk worden.’ Ik zei: ‘Wij?’ Hij weer: ‘Jij eerst.’ Hij heeft geregeld dat ik in een museum kon hangen. Aan suspensies, haken door je huid met touwen er aan. Zoiets is even wennen, in het begin was ik bang dat ik zou scheuren. Je moet het opbouwen, en Charlene begeleidt me daar goed in. Een beeldhouwer heeft twee sumoworstelaars in volle actie gemaakt en daar hang ik dan boven. Per dag een paar keer een half uur en het publiek vindt het prachtig. Ik reken dan ook de lui mee die zich walgend afwenden, of brakend de zaal verlaten.
Maar ik ben die nachtmerries waarin mijn vriendin wordt verpletterd
mooi kwijtgeraakt. Want nu zweef ik boven haar sumovriendje en ik houd hem in de gaten. Ik heb dat niet aan die beeldhouwer verteld natuurlijk, maar hij is Spaans dus dit leest hij toch nooit.
Ieder zijn vak en ik ben kunstenaar nu. ‘Jij bent je eigen kunstwerk,’ zegt mijn impresario en zo is dat. En mensen die zeuren, die krijgen gewoon géén middelvinger. Ik moet nog steeds regelmatig geopereerd worden aan al die kwalen uit mijn jeugd. Ze gaan binnenkort weer snijden in mijn schildklier en mijn lymfeklier geloof ik. Maar hier hang ik, als het zwaard van Damocles boven die vechtende reuzen, die hompen vlees in lendendoekjes, en iedereen ziet meteen dat ik de overwinnaar ben.
Zij worstelen – maar ik blijf boven.
Ik denk wel terwijl ik hier hang: die sumoworstelaars zouden eens flink getatoeëerd moeten worden. Want die zijn echt niet uit elkaar te houden.