Where the fuck is Imnaha? Over snelheid.

Imnaha is het kleinste dorp dat ik zag deze zomer, als iedereen thuis is zijn er 19 mensen. Op een al zeer rustige loop in Hell’s Canyon, Oregon, moet je afslaan en dan 30 mijl door een vallei rijden waar een paar boerenbedrijven liggen, alle in bezit van een van de telgen ‘Marks’. In Imnaha is een winkel/café. Rechts café. Links winkel met alles wat je nodig hebt.

Toen we daar aan een geweldige hamburger zaten, zag ik buiten, boven de vrieskist met daarop de stand van de plaatselijke ‘Rattlesnake contest’ (‘All snakes must be dead, with head removed’ most kills 2017: Bill Devore, 64) iets vreemds: buiten hing een voederbakje met voedopeningen in de vorm van bloemen. Eromheen woedend elkaar bestrijdende kolibri’s.

 

IMG_7566In Noah Stryckers The Thing With Feathers, komt elke wetenschappelijk geïnteresseerde vogelaar goed aan zijn trekken. In het kolibrihoofdstuk leer je het beest echt beter kennen. De kolibri is in al zijn schoonheid eigenlijk een droevig beestje, dat in snelheid en bouw volledig is ingesteld op een maximalisatie van zijn calorie-inname. En de calorie-inname is nodig om zijn snelheid en verbruik te kunnen opbrengen. Hij vliegt helicoptergewijs in turbo door het leven. ‘s Avonds gaat hij ‘uit’, een soort winterslaap ‘s nachts om zijn verbruik te beheersen. De kolibri is verstrikt geraakt in zijn eigen niche. Bij de vele voederbakjes met suikerwater die ik in de VS zag, zijn altijd felle gevechten gaande tussen kolibri’s. De noodzaak tot calorie-opname heeft de kolibri totaal intolerant gemaakt. Zelfs bij onuitputtelijke voorraden bestrijdt hij zijn concurrenten op leven en dood. Dat die gevechten op zich al zinloos zijn omdat zowel snavel als klauwtjes te zacht zijn om schade te kunnen aanbrengen, maakt het eigenlijk alleen maar droeviger.

Strycker haalt een onderzoek aan dat aantoont dat stedelingen sneller lopen dan mensen op het platteland.  In Japan en in het Westen sneller dan elders op de wereld. En we gaan steeds sneller lopen! We zijn aan het verkolibriën! Onze hartslag zal omhoog gaan en we zullen korter leven. (Want welk harthebbend dier ook: we leven maar ongeveer 2,5 miljard hartslagen.Tik, daar gaat er weer een.)

IMG_7565Niet in Imnaha, daar ging het op de kolibri’s na heel langzaam aan toe. Er kwam een man aan de bar zitten die een weekje ziek was geweest. Omstandig informeerden de andere 18 inwoners hoe het nu met hem ging. Dat ging nog door toen wij onze hamburger allang ophadden.

‘The famous golfer Walter Hagen, perhaps the first athlete ever to earn a million dollars, recognized the need to slow down once in a while. He might even have been pondering hummingbirds when he once quipped: “Don’t hurry. Don’t worry. And be sure to smell the flowers along the way.”‘

 

 

——-
 IMG_6285Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot en was redacteur bij Tirade.
Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

In de Oorshop

Berichten uit Brandenburg (2) Het water

Een huis aan een rivier vraagt ter compensatie voor het uitzicht dat het biedt om speciaal onderhoud want met de gestage slagregens in de herfst stijgt ieder jaar het water in de grond. Je bespeurt het niet maar het water baant zich een weg onder het plaveisel en op een dag merk je het tóch.

Toen ik de kamer binnenkwam en naar de muren keek, wist ik meteen: dit is niet goed. Boven de plinten tekenden zich donkere vochtplekken af. Ze zagen eruit als gaven ze een statistiek aan, met toppen en dalen, als hadden ze een week lang vrij consciëntieus het weerbericht bijgehouden. Eerst hoopte ik tegen beter weten in dat de plekken weg zouden gaan, dat ze met het warme weer als vanzelf zouden verdwijnen. Ze bleven.

En zo kwam er op een dag een man die verstand had van monumenten en van bouwsanering. Hij had een vriendelijk gezicht en droeg zijn dikke bruine haar in een paardenstaart. Ik dacht dat hij ook wel een protestzanger had kunnen wezen, uit de tijd dat mensen nog zingend protesteerden, zoals Boudewijn de Groot of Wolf Biermann. In plaats daarvan stelde hij voor om mijn muren open te breken. Zo gebeurde het. Twee mannen beitelden een week later op hun hurken de onderkant van mijn mooie muren aan stukken, de brokstenen en het gruis stapelden zich op in de kamer, er ontstonden kleine heuvels en die werden uiteindelijk bergen, ik hield mijn hart vast en vroeg of dat allemaal wel goed ging, de mannen bromden wat, een degelijke uitleg zat er niet in, waarschijnlijk had ik hen met mijn vraag in hun beroepseer aangetast, mij restte niets anders dan koffie te zetten, en op mijn vraag om suiker en melk zei de een ‘ick bin weiss’ en de ander ‘ick bin süss’, waarna ze onverdroten verder hakten en ik naar het kale binnenste van de muren keek, naar leidingen en buizen, en toen kwam er eindelijk een waterkering tevoorschijn die (!), zei een van de mannen boos, niet goed was afgewerkt, maar ik verontschuldigde me niet want ik had hem niet aangelegd en beperkte me daarom tot een ‘o o o’ met gefronste wenkbrauwen, daarna kalmeerde de man weer wat.

Het puin werd afgevoerd, de waterkering gerepareerd en de muren werden dichtgemetseld. Dat laatste gebeurde door een klein kereltje met blozende wangen. Hij vond dit stadje maar druk. Hij veegde zijn handen aan zijn blauwe, met cementspatten bedekte overall af, en dronk zijn koffie. ‘Wanneer er in mijn dorp een auto voorbijrijdt, wind ik me al op’, vertelde hij. ‘En hoe vaak gebeurt dat dan?’ ‘Maximaal drie keer per dag.’ Hij schaterde het uit en streek de muren af. Straks mocht hij weer naar huis.

—-

Nicole Montagne studeerde Vrije Grafiek aan de kunstacademie in Utrecht en Cultuurwetenschappen aan de Open Universiteit. Zij debuteerde in 2005 met de essay- en verhalenbundel De neef van Delvaux. Onlangs verscheen bij Wereldbibliotheek haar nieuwste essay- en verhalenbundel: De verzuimcoördinator.

Foto van Nicole Montagne
Nicole Montagne

Nicole Montagne studeerde Vrije Grafiek aan de kunstacademie in Utrecht en Cultuurwetenschappen aan de Open Universiteit. Zij debuteerde in 2005 met de essay- en verhalenbundel De neef van Delvaux. Onlangs verscheen bij Wereldbibliotheek haar nieuwste essay- en verhalenbundel: De verzuimcoördinator.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Tuintje

3d479c7b-f732-4ed3-af0c-556114f0bd0cOmdat we bij het vorige huis geen buitenruimte hadden heeft B zich op onze nieuwe plek gestort op het realiseren van een waar daktuintje.

Ze heeft de hulp ingeroepen van ex-buurman Maarten, bij wie we mogen spreken van overcapaciteit omdat hij normaliter grote projecten in de openbare ruimte realiseert.

Stadstuintjes kan hij ook heel goed, wat te zien is aan de rue fleurie die onze oude straat onder zijn bezielde leiding is geworden.

Op de dag van mijn verjaardag (Maarten kon op geen ander moment) peerde B hem met onze mini-auto, om die bij een tuincentrum op achterlijke afstand van de stad vol te laten gooien met groen.

Hoewel ze lang wegbleven en mij dus – op mijn verjaardag – alleen hadden gelaten met twee katten, een hond en allebei de kinderen, maakte B’s opgetogen smoeltje bij terugkomst veel goed. Het kleine bos dat nu nog even naar vier hoog getild moest worden viel eigenlijk erg mee.

De rest van mijn verjaardag (had ik al gezegd dat ik 45 werd?) ging op aan het schikken en herschikken, plaatsen en ompotten van alle plantjes. Ik heb nooit getuinierd, hoewel we vroeger thuis altijd een tuin hadden. Mijn probleem is dat ik niet begrijp waarom het ene plantje – desnoods met een gasbrander – verwijderd moet, en het andere gewéldig is om naar te kijken. Daarnaast zie ik niet in wat er zo geweldig is aan groen dat je niet kunt eten.

Die instelling maakt acht uur op handen en knieën wieden moeilijk vol te houden, maar je begrijpt me al.

De daktuin is af, en gisterenavond heb ik er een uur gezeten; wat tijd doorgebracht met mijn nieuwe gewortelde huisgenoten.

Vrienden wil ik ze nog niet noemen, maar wie weet?

_____________________________________________________________

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en recensent. Hij was jarenlang redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in diverse bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind en Het jasje van Luis Martín.

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Plekheid

Vorige week stond ik in Noordoost-Zuid-Limburg in het fraaie plaatsje Rimburg. Het was het uiteinde van Nederland; de trein die langs het dorp reed bevond zich op Duits grondgebied, de meeste nummerborden die langskwamen waren niet geel maar wit.

Ik had mijn bezoek aan Rimburg voorzichtig gepland, als deel van een onderneming om heel Zuid-Limburg per trein, bus en fiets uit te kammen. Eigenlijk heel Nederland, trouwens, en tegenwoordig ook min of meer België, maar het onderdeel Zuid-Limburg was nu afgerond. Op het dorpspleintje, naast een generieke witte hoeve, was ik trots het plan eens onverwachts geslaagd had uitgepakt – er zou geen andere reden zijn geweest om hier ooit te komen.

Het koppelen van de kaart aan de realiteit. Met je eigen ogen het hele land meemaken – ik weet niet waarom ik het zo graag wil, maar er gaat al jarenlang vrij veel moeite in zitten. Kan jezelf verplaatsen, weggaan van een plek die je kent naar een die je niet kent, een hobby zijn? Ik denk van wel. Ik vind het in ieder geval min of meer de beste vrijetijdsbesteding.

In het oude computerspel Age of Empires word je aan het begin van het tijdsverloop met een los figuurtje gedropt in een zwarte vlakte. Die vlakte loste pas op in de ‘echte’ wereld als je er in begon te lopen. Voordat je er was geweest, bestond het niet.

Toen ik in 2012 voor het eerst mijn ov-studentenkaart kreeg én uit huis ging, overviel de vrijheid me. ’s Nachts in bed, op mijn studentenkamer in Utrecht, kreeg ik opeens zin om naar Rotterdam te gaan. Gewoon, met de nachttrein. Was van plek veranderen op dit moment niet spannender dan hier zijn? Was dat niet altíjd zo, omdat het actie betekende, ervoor zorgde dat je niet wist waar je moest kijken? Wat hield me nu tegen? Binnen een maand had ik alle Nederlandse spoorlijnen gereden, een hobbelige wissel in Landgraaf in de avondschemering vormde het sluitstuk.

Dat was het begin van tijd verliezen aan de ‘plekheid’ van het leven als hobby. Aan de locaties van alles – van het nieuws, vrienden, boeken. Hoe het dáár is, hoe ik het me herinner, of hoe ik er zelf eens heen moet. Een mix van een verandering van omgeving tot hoogste goed verheffen en de hele bestaande omgeving minutieus leren kennen alsof het je eigen buurt is. (De verslaggevende journalistiek leek me het beste beroep voor wie houdt van zich verplaatsen.)

Na een vorig stukje ergens hieronder zei een vriend tegen me dat ik niet Joris van Casteren de schuld moest geven van een sterk geografisch gevoel in zijn boeken. “Je bent daar zelf mee geobsedeerd”, zei hij. “Jij leest dat erin. Je bent altijd alleen maar bezig met plekken.”

Je hoeft mij niet te vertellen dat het typisch jong en naïef is om de wereld in z’n volledigheid te willen africhten, onrustig op zoek te willen naar iets ánders, niets aan je aandacht te willen laten ontsnappen, niet te willen weten dat iets bestaat maar het te willen zien. Oek de Jong laat Edo Mesch in Opwaaiende Zomerjurken op iets latere leeftijd ook wat bekomen van zijn drang om de wereld in een ‘systeem’ te ordenen.

Dat zien we dan wel weer; misschien ebt het weg. Voor Nederland is het hoe dan ook te laat – het is al onderworpen, van Rimburg tot Roodeschool.

 

Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994) is freelance journalist. Momenteel is hij correspondent Noord-Nederland bij NRC Media en volgt o.a. de ontwikkelingen rond de gasproductie in de provincie Groningen.

 

 

Foto van Milo van Bokkum
Milo van Bokkum

Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994)  is economieverslaggever bij NRC.

Ik ken hem niet…

In Den Haag ontstond deze droge zomer ophef over uitspraken van minister Blok. Hij had met ‘ongelukkig en onzorgvuldig’ gekozen woorden op tenen gestaan en zelfs hele landen beledigd – kortom dingen gezegd die hij achteraf niet zo bedoelde. Wat hij dan wel bedoelde is naar goed politiek gebruik vervolgens minder relevant. Belangrijker is de politieke schade zoveel mogelijk te beperken door nederig gedrag te vertonen en op eieren te lopen.

Ik ben zelf doorgaans niet zo heel erg geïnteresseerd in beledegingen en pijnlijke tenen maar een redenering van de minister vond ik wel interessant, niet zozeer door de formulering of de inhoud maar vanwege de algemene vorm. Blok zei letterlijk het volgende (bron de Volkskrant):

Noem mij één voorbeeld van een multi-etnische of multiculturele samenleving, waar de oorspronkelijke bevolking nog woont – dus dan vallen Australië en de Verenigde Staten af, want daar is de oorspronkelijke bevolking uitgeroeid – een multi-etnische of multiculturele samenleving waar de oorspronkelijke bevolking nog loopt en waar een vreedzaam samenlevingsverband is. Ik ken hem niet.

Laten we de ongelukkig en onzorgvuldig gekozen woorden even buiten beschouwing laten en naar de algemene retorische vorm kijken. Deze bestaat uit het vragen naar een voorbeeld uit de geschiedenis. Dit voorbeeld moet voor de meeste mensen niet meteen voorop de tong liggen, je moet er behoorlijk je best voor doen om er mee voor de dag te komen. Wie deze vorm wil toepassen moet dus een vraag bedenken waarvan het antwoord moeilijk is. Om zulke vragen te bedenken moet je door je wimpers naar de grote lijnen van de geschiedenis kijken en er een of andere continue lijn in zien te ontwaren. Bijvoorbeeld: mannen hebben het altijd en overal grotendeels voor het zeggen. Op dat moment kun je je vraag naar een voorbeeld formuleren, bijvoorbeeld: noem mij een voorbeeld van een samenleving waar vrouwen het voor het zeggen hebben, ik ken hem niet.

De methode Blok is verrassend effectief, en vooral geschikt voor hen die een conservatief en nogal pessimistisch wereldbeeld aanhangen. De retorische truc bestaat eruit dat je je beroept op de geschiedenis als een bewijs van onveranderlijkheid. Het is alsof je zegt, mensen dit is in de hele geschiedenis nog nooit gelukt, denkt u nu echt dat het nu wel gaat lukken? Goed beschouwd is het een drogredenering. Uit het gegeven dat iets tot nu toe niet gelukt is volgt niet dat het straks ook niet gaat lukken.

Niet alleen de geschiedenis wordt vaak gebruikt als bewijs van de onveranderlijkheid van mensen of maatschappij. Ook door een beroep te doen op genen of tradities wordt vaak beargumenteerd dat de dingen nu eenmaal zijn zoals ze zijn, en we ons gewoon bij de aloude situatie neer moeten leggen. Blok beriep zich in dezelfde reeks van ongelukkig en onzorgvuldig gekozen woorden ook op onze genen.

Zelf heb ik mij ook eens aan de methode Blok gewaagd. Niet om mijn opvattingen kracht bij te zetten maar op te spelen met de vorm. Hieronder het resultaat. (Ik behoud mij het recht voor om eventuele onzorgvuldig en ongelukkig gekozen woorden te betreuren.)

Noem mij een voorbeeld van een samenleving zonder kindermishandeling. Ik ken hem niet.

Noem mij een voorbeeld van een samenleving zonder misdaad en geweld. Ik ken hem niet.

Noem mij een voorbeeld van een samenleving waarin mannen en vrouwen volstrekt gelijk zijn. Ik ken hem niet.

Noem mij een voorbeeld van een samenleving waarin iedereen homoseksualiteit volledig accepteert.

Noem mij een voorbeeld van een open en vrije samenleving zonder aanzienlijke inkomens- of vermogensverschillen. Ik ken hem niet.

Noem mij een voorbeeld van een vreedzame atheïstische samenleving. Ik ken hem niet.

Noem mij een (Westerse) samenleving vrij van antisemitisme en racisme. Ik ken hem niet.

Noem mij een voorbeeld van een industriële samenleving zonder milieuvervuiling en aanzienlijke CO2 uitstoot. Ik ken hem niet.

Noem mij een voorbeeld van een samenleving die tevreden is met zijn politici. Ik ken hem niet.

Noem mij een voorbeeld van een samenleving waarin iedereen gelukkig of zelfs maar tevreden is. Ik ken hem niet.

Na een half uurtje doemt uit de methode Blok een wereld op die conservatief, donker en naargeestig is. Liever zou ik toch luisteren naar een politicus die beweert dat we de loop van de geschiedenis wel veranderen kunnen, en die dat vervolgens ook doet, zonder teleur te stellen. Ik ken hem niet.

Foto van Machiel Jansen
Machiel Jansen

Machiel Jansen blogt voor Tirade incidenteel over zaken die ‘Big Data’ raken. Hij leidt het Scalable Data Analytics-team bij SURFsara Amsterdam. Machiel is gepromoveerd op Knowledge Engineering en heeft in 2007 bij verschillende bedrijven en universiteiten aan SURFsara gewerkt.

A tale of two foxes

Het was Martin Michael Driessen die mij op de twee vossen wees. Het was een zeer krachtig beeld. Zou het iets zijn voor zijn nieuwe verhalenbundel die dit najaar uitkwam, Mijn eerste moord? We bespraken het op de uitgeverij en waren het met hem eens: wat een geweldig beeld!

Waarom? Het is een hard beeld met een vreemd verhaal. Kannibalisme onder vossen komt weinig voor, en een rode vos die een poolvos te pakken krijgt is nog minder waarschijnlijk. Maar klimaatverandering drijft poolvossen en rode vossen in elkaars biotoop. Het sterkste is natuurlijk het opmerkelijke ‘rijm’ tussen deze twee vossenkopjes, dat van de winnaar en de verliezer, de doder en de gedode die een  gelijksoortige gelaatsuitdrukking vertonen. Het is ook een soort gedeelde droefheid over wat ze overkomen is, lijkt het. En een verdergaand verhaal is de verbeelding van dat we de polen aan het opeten zijn. Dat het algemene het bijzondere aan het verdrukken is.

‘From a distance, Don could see that the red fox was chasing something across the snow. As he got closer, he realised the prey, now dead, was an Arctic fox. For three hours in temperatures of -30 degrees Centigrade Don stayed at the scene, until the red fox, finally sated, picked up the eviscerated carcass and dragged it away to store for later. In the Canadian tundra, global warming is extending the range of red foxes northwards, where they increasingly cross paths with their smaller relatives, the Arctic fox. For Arctic foxes, red foxes now represent not just their main competitor – both hunt small animals such as lemmings – but also their main predator. Few actual kills by red foxes have been witnessed so far, but it is likely that conflicts between the two mammals will become more common.’

De fotograaf Don Gutoski won er de Wildlife Photographer of the Year 2015 prijs mee. Gutoski is een amateurfotograaf uit Canada. Hij heeft urenlang achter deze vossen aangesjokt bij -30 graden voor hij dit beeld had. Een intensieve zoektocht.

Mijn zoektocht was onder beduidend comfortabeler omstandigheden, maar heb ver moeten gaan om de Don Gutoski aan de lijn te krijgen. Als uitgeverij moet je de rechten op zo’n werk regelen als je er gebruik van wilt maken en Gutoski was bij geen enkel Stockbedrijf aangesloten. Zelfs een mail aan en telefoongesprekken met het Canadese ziekenhuis waar hij eerste-hulparts is leverde niets op. Wat uiteindelijk werkte was het Canadees telefoonboek, dat naast ontstellend veel Gutoski’s, ook een rijtje met 4 mailadressen van familieleden geeft. Een van die familieleden, een nichtje,  kon me vervolgens op Don’s spoor zetten. We mogen de vossen voor Driessens prachtige nieuwe verhalenbundel gebruiken.

In oktober in de winkel, het boekenseizoen is weer begonnen.

 

——-
 IMG_6285Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot en was redacteur bij Tirade.
Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Warm

    Warm

    Hitte verbindt. Er wordt minder van je verwacht; je verwacht een stuk minder van anderen en veel minder van jezelf. Bij hitte doe ik alles langzaam en merk dan dat ik hetzelfde gedaan krijg – zelfs na vijf duiken in de gracht en anderhalf uur staren sluit ik mijn laptop in de middag met tevredenheid....
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Gilles van der Loo
    Gilles van der Loo

    Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

  • Foto van Sybren Sybesma
    Sybren Sybesma

    Sybren Sybesma (2001) werd in Leiden geboren. Na de middelbare school deed hij een jaar vooropleiding klassiek piano aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Daarna studeerde hij Biomedische Wetenschappen in Leiden.  Hij volgde een cursus korte verhalenschrijven aan de Schrijversvakschool in Amsterdam bij Nico Dros. Bij de Mare kerstverhalenwedstrijd won hij twee keer de derde prijs. Ander werk verscheen op De optimistOp ruwe planken en in het Friese literaire tijdschrift Ensafh. Hij zit in de redactie van Babel en studeert in Amsterdam. Hij speelt nog veel piano.

  • Foto van Milo van Bokkum
    Milo van Bokkum

    Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994)  is economieverslaggever bij NRC.