Rotondekunst

Fietsend over de Van Heemstraweg in het Gelderse Beuningen wist ik het opeens zeker: er bestaat weinig dat me meer het gevoel geeft in Nederland te zijn dan het rotondekunstwerk.

Bij de kruising met de Julianaweg trof ik op een warme zaterdagmiddag een soort kasteeltoren van buizen met een tiental metalen vlaggetjes op de top. Een paar honderd meter verderop volgden nog een paar omgevallen klassieke zuilen, als een nepruïne in een barokke paleistuin.

Beide kunstwerken waren, naar mijn mening althans, heel erg lelijk. Toch voelden ze fijn vertrouwd: hier had je weer dat typische symptoom van gemeentelijke horror vacui, van de noodzaak om iets te doen met het niemandsland dat het midden van een rotonde per definitie is. Het rotondekunstwerk is het publiekeruimteobject dat je het gevoel geeft dat heel Nederland uit hetzelfde hout is gesneden, wat helemaal geen onaangenaam gevoel is, maar een gevoel van thuis zijn.

Mijn persoonlijke favoriet is een exemplaar in Cadier en Keer in Zuid-Limburg (zie plaatje): een soort gekanteld gouden ei in caravanvorm met drie vormen erin op een klassieke zuil. In de regio werd na plaatsing van het beeld – een paar jaar terug – overwegend negatief gereageerd, toch groet het nog altijd de (licht verraste?) automobilisten die bij Maastricht het Maasdal uit klimmen.

In Beuningen speelde ik even met de vraag of ik ook rotondes kon bedenken waar de kunst zélf me aansprak. Ik denk van wel: in Amsterdam Sloten staat een soort tollende, scheve toren met konijnenoren. Het is mysterieus, konijnig en tegelijkertijd on-konijnig. Bovendien zit er wat dynamiek in doordat het gevaarte dreigt om te vallen. In Tilburg staat midden in een grote rotonde een typische doorzonwoning die rustig meecirkelt met de rotonde op een stuk rails.

De vraag wie al deze kunstwerken verzint en maakt kwam nooit echt bij me op, totdat ik een paar maanden geleden De Cultuurwetenschappers zag. Het programma van Omroep Brabant is zonder twijfel het beste wat ik ooit op een regionale omroep tegenkwam. De twee droogkloten Youri Dingemans en Kasper C. Jansen bezoeken er in hoog tempo verschillende kunstwerken in de openbare ruimte in grote Brabantse steden (die elke Nederlander echter opvallend bekend zullen lijken) en leveren daar cynisch commentaar op – maar pas nádat ze bouwjaar, naam van de kunstenaar en de ‘boodschap’ van het werk hebben opgelepeld (informatie waar ze volgens mij voor naar het archief zijn geweest).

Het fijne van de twee Brabanders is dat hun cynische, parodiërende houding eigenlijk een tegenovergesteld effect heeft: ze dwingen je om bij elk volgend kunstwerk dat je tegenkomt beter op te letten, er niet meer argeloos langs te rijden of te fietsen, maar te kíjken. Ze draaien de achtergrondmuziek die er altijd al was als het ware volledig open.

Zo droeg Omroep Brabant eraan bij dat ik de afgelopen weken, op reis in Rusland, moest denken dat we als Nederlanders best blij mogen zijn met onze grote collectie abstracte openbare kunst, hoe lelijk soms ook. In Rusland wordt de publieke ruimte in steden de afgelopen jaren opvallend actief opgefleurd met kunst – maar het zijn meestal stuk voor stuk merkwaardige realistische sprookjes- of romantaferelen, of over-the-top, ironieloze, metaforische uitbeeldingen, zoals twee enorme schoenen die een sigaret uitdrukken in Khabarovsk: de bevolking oproepend om niet te roken. Dan zet zelfs een kitscherige zuil op een rotonde nog meer aan het denken.

 

Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994) is freelance journalist. Momenteel is hij correspondent Noord-Nederland bij NRC Media en volgt o.a. de ontwikkelingen rond de gasproductie in de provincie Groningen.

Foto van Milo van Bokkum
Milo van Bokkum

Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994)  is economieverslaggever bij NRC.

In de Oorshop

Lief manuscript

Toen ik je schreef, lief manuscript, was het een andere tijd. Zo gaat dat vaker als ik ergens lang aan werk.

Ik tikte je laatste letter en printte je tweezijdig, met twee bladzijden op één kant om papier te besparen. Toch voelde je stevig, rijk.

Op de bank – niet aan tafel – om je vanuit een andere plek te bekijken, las ik je. Ik probeerde niet op kleinigheden te letten, maar deed het tóch, was al snel aan het doorhalen, opmerkingen in de kantlijn aan het zetten.

Het zal gevoeld hebben alsof ik niet meer om je gaf.

Ik legde je weg; liet je rusten om je als geheel op me in te laten werken. Ik merkte dat ik niet meer de persoon ben die je schreef.

Maar alle  boeken zijn momentopnamen.

De vraag is of ze een goede weerspiegeling zijn van hun tijd. Ik heb het niet over het actuele, maar over de levensfase waarin ze geschreven zijn. Een boek moet de ‘ziel’ van de schrijver van dat moment laten zien.

We hebben nog een weg te gaan, jij en ik. We zullen terugmoeten naar jouw tijd om te schuiven, te stellen, kleine delen te vervangen. Maar we komen er wel, lief manuscript. Ik laat je niet alleen.

_____________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceert hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. In 2016 verscheen zijn sterk autobiografische roman Het jasje van Luis Martín.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Bergen

We reden Nederland weer in en werden overvallen door de dorheid van alles. Het grasland van Brabant had de kleur en korrel van een Bastognekoek gekregen. B en ik kwamen uit de bergen en de droogte was twee weken aan ons voorbijgegaan.

Voor het Hollandsch Landschap heb ik nooit liefde gevoeld. Het is te aangeharkt, te plat en verdacht.

Verdacht omdat het mooi kan lijken, maar achter die vaart met wilgen en dat populierenbosje ligt altijd een bedrijventerrein. In Nederland wordt geld verdiend en geld betaalt voor een heel bepaald soort schoonheid.

Wie van verval houdt, van achterstalligheid en een met rust gelaten landschap komt in mijn geboorteland niet aan zijn trekken.

Toch werd me iets duidelijk bij het zien van al die creperende velden, de bomen die ver voor hun tijd de herfst in gingen: tot vandaag had ik de tumescentie van mijn land voor lief genomen.

Haal het vocht uit onze bodem en dan valt op hoe rijk hij was. Alsof de bolling van de aarde hier – ter compensatie van een gebrek aan bergen – sterker is. Alsof er druk op zit.

Misschien dat Nederlanders daarom zulke bedrijvige fuckers zijn. Met elke stap veren ze terug omhoog, winnen ze snelheid en voor je het weet ligt het beton er, waarna de Hornbach, Carglass en de Intratuin.

foto: Bart van Dam

_____________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceert hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. In 2016 verscheen zijn sterk autobiografische roman Het jasje van Luis Martín.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

Coupésonnetten

Op het moment dat dit stukje verschijnt zit ik ergens in Siberië in een treincoupé aan een tiental jongeren wat te vertellen over de dichter Poesjkin en zijn verzenroman Jevgeni Onegin. Mijn bijbaantje als Oost-Europees reisleider voor een klein jongerenreisbureautje hield tot nog toe niet veel in – misschien dat ik twee keer per jaar een paar dagen in het nabije oosten te vinden was -, tot mijn ‘baas’ eind vorig jaar met de Trans-Siberië expres op de proppen kwam.

Om het geheel zo informatief mogelijk te maken besloot hij om elke volledige treindag in te richten met een handvol coupécolleges over allerhande Russische onderwerpen, gehouden door de twee reisleiders – ons tweeën dus. Niet dat we per se genoeg kennis bezaten om die uren vol te kletsen over onder andere Stalin, Lenin, Russische literatuur en de geschiedenis van de spoorlijn (die we, ik beken, allebei nog nooit eerder gereden hebben). Ik heb me dan ook nogal moeten inlezen de afgelopen maanden en bovendien de dag voor vertrek nog een fors aantal Wikipedia-pagina’s uitgeprint om aan boord te bestuderen.

Eén Onegin-strofe zette ik vast van tevoren in het reisprogramma, misschien wel mijn favoriete uit de 389 speciale sonnetten die het boek kent:

De passie voor geluid regeerde
ons leven, maar zelfs het idee
ontbrak hem; wát wij ook probeerden
hij wist van jambe noch trochee.
Homerus? Plautus? Saaie heren!
Hij kon ze méér dan compenseren
met Adam Smith. Hij leerder daar
waar naties rijk door worden, waar
zij van bestaan. Hij kon vertellen
als econoom die ermee leeft
dat, als een staat produkten heeft,
hij ’t zonder goudvoorraad kan stellen.
Jevgeni’s vader – onverstand! –
verhypotheekte al zijn land

Dit is ergens aan het begin van het eerste hoofdstuk. Ik vind het leuk dat Poesjkin, bijna helemaal aan de start van zijn roman, al direct inzet op pure economie (en een beetje het hedendaagse, grondstofgedreven Rusland lijkt te voorspellen): het toont de veelheid aan onderwerpen die hij in verzen in het boek behandelt. Zulke ontmoetingen tussen poëzie en andere vakgebieden kom je maar zelden tegen. Economische theorieën herschreven in metrum – van mij mag het vaker.

De charme van Onegin-sonnetten ligt voor mij verder bijna volledig in de laatste twee regels. Als een boek dat tot aan de laatste pagina niet altijd even boeiend is, maar dan toch gered wordt door een goede ontknoping, ontpoppen de gedichtjes zich keer op keer tot ironisch getinte mini-verhaaltjes met een rijmende kwinkslag die meestal raak is. Het schudt je letterlijk weer wakker: klaar om het volgende sonnet in te gaan.

De versvorm lijkt nooit écht te zijn gaan leven in het westen, in de zin dat wij bij sonnet volgens mij meestal aan iets anders denken. Bijkomend gevolg: wie in Poesjkin-metrum schrijft, refereert aan Poesjkin – daarvoor heeft er de afgelopen 260 jaar niet genoeg loskoppeling tussen auteur en versvorm plaatsgevonden. Ook in Rusland niet.

Dat doet er niets aan af dat het leuk kan zijn om te zoeken naar de auteurs die met het genre aan de slag gingen. Nabokov schreef een duizend pagina’s tellend commentaar over Jevgeni Onegin, naast een beruchte letterlijke vertaling die al het metrum achterwege laat (perfect dus voor wie Russisch wil studeren!).

Het commentaar is bijna een kunstwerk an sich; eigenlijk mijn favoriete werk van de émigré-auteur. Het is in ieder geval een stuk leesbaarder dan zijn commentaarroman Bleek vuur. Zoals Nabokov ook zijn roman De gave laat eindigen met een Poesjkin-sonnet, vergezelde hij ook zijn vertaling zelf met een sonnet over het vertalen, wat hij dan weer niet in sonnetten deed.

Toch is dit alles nog bij lange na niet zo bizar als de onderneming van Vikram Seth (van oorsprong econoom!), die met The Golden Gate óók een hele roman (en inhoudsopgave) schreef in 590 Onegin-sonnetten – maar dan in het Engels, gesitueerd in het San Francisco van de jaren 80. Seth had Jevgeni Onegin naar eigen zeggen in een boekwinkeltje zien liggen tijdens zijn eindeloze promotieonderzoek en was geïnspireerd geraakt. Beide boeken hebben wat thematische overeenkomsten, zoals een paar lusteloze hoofdpersonages en een flinterdun verhaal, maar voelen toch vooral extreem anders.

Hoewel er ook wel kritiek op het boek is geweest vond ik het zelf een aangenaam desoriënterende leeservaring, die verder naar maar weinig talen is vertaald, ontdekte ik achteraf. Nederlands zit er wél bij, door Paul van den Hout.

Wat denk ik wel? Die vreemde strofen
die versvorm met haar vrouwelijk rijm –
dat zijn we toch allang te boven?
Geen lezer valt toch meer in zwijm
bij ’t weke metrum van Onegin
in deze stoere tijd van Reagan?
Gezwijmel en gezwollen taal,
gerijmel en bombast, banaal!
Maar ík denk niets, als ze eens wisten…
Daar evenwel zelfs geen geleerd,
kritisch traktaat de wormen weert,
straks, laat ik mij zo gauw niet kisten.
Leuk als het lukt, zo niet, tant pis,
dan baat ook geen apologie.

Ik benieuwd hoe de coupé zal oordelen – maar ik zal wel een goed woordje doen, Vikram.

 

Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994) is freelance journalist. Momenteel is hij correspondent Noord-Nederland bij NRC Media en volgt o.a. de ontwikkelingen rond de gasproductie in de provincie Groningen.

Foto van Milo van Bokkum
Milo van Bokkum

Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994)  is economieverslaggever bij NRC.

Verrassend actueel

Ik las dat de Gogols Dode zielen, onlangs opnieuw vertaald, nog verrassend actueel is. En iemand vroeg zich af: ‘Hoe actueel is Edith Wharton?’ en gaf meteen het antwoord: ‘Zeer.’ Op de radio werd gezegd dat Shakespeare nog altijd verrassend actueel is.

Ik vertrouw de opmerking hoe actueel een oud boek is niet. Het klinkt alsof niets het actuele kan overtreffen. Zo wordt het idee gevoed dat het heden veel interessanter is dan het verleden, dat onze tijd voorrang heeft op andere tijden en wat zich nu, op dit moment in ons leven afspeelt van het allergrootste belang is. Mijn probleem met het verrassende actuele is dat ik de actualiteit vaak helemaal niet zo boeiend vind. Ik vind het dan ook lastig en vaak onmogelijk om in ‘verrassend actueel’ een aanbeveling te zien.

Ik lees momenteel een boek dat op de schaal van Verrassend Actueel erg laag staat aangeschreven: The world of Odysseus, geschreven door Moses Finley. Ik kocht het (Pelican Pocket) voor iets meer dan een euro. Zo goedkoop kan een boek zijn dat niet actueel is.

Finley’s boek is een klassieker in de literatuur over Homerus. Het verscheen in 1954 en maakte onder classici het een en ander los. Bij Finley vind je geen taalkundig geneuzel (hij had een hekel aan filologie), geen dieptepsychologie, geen spectaculaire theorieën of aannames maar in plaats daarvan een frisse kijk op een oude tekst. Finley beschrijft glashelder en erg toegankelijk hoe de wereld van Odysseus er ongeveer moet hebben uitgezien. Hij doet dat nuchter en voor zover ik kan beoordelen behoorlijk overtuigend. (Zie hier een mooie recensie van Pieter Steinz.)

Het resultaat is dat je Homerus anders gaat lezen. In plaats dat je het leest als een tijdloos verhaal met universele waarden, krijg je oog voor de vreemde en vergankelijke kanten van het verhaal. Dan merk je dat ook in moreel opzicht die oude wereld behoorlijk ver van onze wereld afstaat en hoe hard het leven geweest moet zijn. Mary Beard wees er bijvoorbeeld onlangs nog op hoe fundamenteel vrouwonvriendelijk de wereld van Odysseus was.

Mij viel nog iets anders op. Ik luisterde naar de Podcast Caliphate van de New York Times over de verschrikkingen van IS. Tijdens het luisteren moest ik een aantal keer aan de Ilias en Odyssee denken. Ik zag beelden van een paar jaar geleden weer voor me uit Irak waar lijken achter rijdende wagens hingen. Zoals Hectors lijk achter het paard van Achilles werd voortgetrokken, bedacht ik. Caliphate besteed ook aandacht aan de verschrikkingen van de door IS tot slaaf gemaakte Yezidi-vrouwen. In de Ilias wordt uitgebreid ruzie gemaakt om een tot slaaf gemaakte vrouw. (Finley beschrijft ook hoe normaal het was bij een verovering de mannen te doden en de vrouwen tot slaaf te nemen.) En dan de manier waarop Odysseus bij zijn thuiskomst wraak neemt…

Voor mij maakte Homerus niets duidelijk over het actuele nieuws rond IS. Het was andersom: IS maakte iets duidelijk over Homerus. Het hardste en onverteerbaarste uit de Ilias en Odyssee komt op zo’n moment naar boven drijven. Een mogelijke reactie is het boek op morele gronden af te wijzen en het weg te leggen. Dat is niet mijn reactie. Lezen bestaat voor mij nu juist uit het reiken naar iets wat buiten jezelf ligt. En moreel ongemak hoort daar soms bij. Dat de wereld van Odysseus voor mij actueel werd door IS, was geen aanbeveling voor Homerus. Of vreemd genoeg misschien toch ook weer wel.

 

Machiel Jansen blogt voor Tirade incidenteel over zaken die ‘Big Data’ raken. Hij leidt het Scalable Data Analytics-team bij SURFsara Amsterdam. Machiel is gepromoveerd op Knowledge Engineering en heeft in 2007 bij verschillende bedrijven en universiteiten aan SURFsara gewerkt.

 

Foto van Machiel Jansen
Machiel Jansen

Machiel Jansen blogt voor Tirade incidenteel over zaken die ‘Big Data’ raken. Hij leidt het Scalable Data Analytics-team bij SURFsara Amsterdam. Machiel is gepromoveerd op Knowledge Engineering en heeft in 2007 bij verschillende bedrijven en universiteiten aan SURFsara gewerkt.

Utopie, uitgestrektheid, leegte

‘Pavel begint het bed voor mij op te maken. Russen rijden veel met nachttreinen, zegt hij. Daardoor zijn ze goed in bedden opmaken.’

Niet alleen schreef Joris van Casteren met de non-fictieroman Het been in de IJssel mijn favoriete Duitslandboek – er komt geen LIDL in voor, maar je voelt dat iedereen daar z’n eten heeft gehaald – , hij heeft ook een fijn oog voor Rusland. In Mensen op Mars gaat Van Casteren langs bij een aantal vrijwilligers die graag naar Mars willen, waaronder in Rusland.

De bedobservatie die hij daar maakt voelde pijnlijk herkenbaar. De eerste keer dat ik in een Russische nachttrein reisde, in september 2014, van Sint-Petersburg naar Moskou, probeerde ik klungelig mijn laken over het bijgeleverde matrasje te spannen. Dat ging zo slecht dat de – ik gok tachtigjarige – vrouw tegenover mij zich genoodzaakt zag in te grijpen: dit kon zo niet. Met een vriendelijke lach nam ze mijn bovenbed onder handen en werkte alles in een paar seconden af.

Later zouden andere Russen me ook nog vaak helpen met het opmaken van deze bedjes, altijd uit eigen beweging. Vandaag vertrek ik op de Transsiberië Express; wellicht dat ik het daar eindelijk een keer zelf goed leer.

Valt er nog iets nieuws te zeggen over zo’n reis? Iets dramatisch-romantisch schrijven over de grote afstand, het leven aan boord, de grootsheid van de spoorlijn en de eindeloosheid van de Siberische taigawouden is een optie, maar volgens mij heeft iedereen daar wel een redelijk beeld bij.

Voor in de coupé heb ik Van Casterens Lelystad – een boek over de jeugd van de auteur dat er misschien wel het beste in slaagt om de Grote Flevolandse Roman* te zijn, ook al is óók dit boek non-fictie. Ik fantaseer graag dat Van Casteren van Rusland houdt (wat hij doet) omdat utopie, uitgestrektheid, leegte en steden genoemd naar mannen (Lelygrad, iemand?) er al sinds zijn kindertijd bijhoren in zijn leven, maar dat voert waarschijnlijk te ver.

Desalniettemin lijkt het boek een opvallend goede compagnon voor een reis naar Siberië. Ook die regio kwam na een soort kolonisatie de afgelopen eeuw pas goed en wel op gang, met steden die soms strak gepland werden en vervolgens bevolkt met pioniers – het ‘Amerikaanse’ stratenpatroon van Novosibirsk kun je niet vergelijken met het van oorsprong middeleeuwse gekronkel van Moskou.

Ook niet echt met de geforceerde bloemkoolwijken van Lelystad, trouwens. Maar wel met de mondriaanisch rechte wegen in de rest van de polder. Op een brandende zomerdag in 2012 kwam ik op mijn stadsfiets min of meer per ongeluk terecht op de dertig kilometer lange Vogelweg, zonder eten en drinken bij me te hebben. Het gevoel toen ik het tankstation aan het einde bereikte zal niet veel anders zijn dan het over twee weken per trein binnenkachelen van Vladivostok, gok ik. Waarna ik snel nog even het ongetwijfeld door mijzelf onberispelijk opgemaakte treinbedje afhaal.

*De sterke geografische ‘Gründung’ van Van Casterens boeken houdt me sowieso bezig. Het vorig jaar verschenen, dunne Een botsing op het spoor is naar mijn mening niet per se een heel bijzonder verhaal, maar het werkt wél goed als kroniek van de mysterieuze, sterk on-Nederlandse heuvelregio ten zuidoosten van Nijmegen en haar licht van het land afgezonderde bewoners.

DSCF1367Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994) is freelance journalist. Momenteel is hij correspondent Noord-Nederland bij NRC Media en volgt o.a. de ontwikkelingen rond de gasproductie in de provincie Groningen.

Foto van Milo van Bokkum
Milo van Bokkum

Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994)  is economieverslaggever bij NRC.

Meer blogs

  • Afbeelding bij De Sneeuwkoningin

    De Sneeuwkoningin

    (beeld: Don Duyns) ‘Het is vrijdag al, hé,’ herhaal ik. Kay kijkt me verward aan. ‘Wat?’ ‘Het schoolfeest.’ ‘Oh, ja’ Ik ben niet overtuigd. ‘Weet je al op wie je gaat stemmen?’ Kay haalt haar schouders op. Voordat ik door kan vragen klinkt de bel. ‘In de pauze straks…?’ Kay knikt en loopt de trap...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Touren met de band

    Touren met de band

    Rob en Ivo waren al aan het einde van de middag in Bergen aangekomen en hadden zich vast in ons duinhuisje geïnstalleerd. Daarna fietsten ze naar een strandtent aan het noordeinde van het dorp, waar ze een mooie tafel bij het raam bemachtigden. Het is traditie dat we daar op de eerste avond eten. Ik...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Repelsteeltje

    Repelsteeltje

    (beeld: Don Duyns) Je kijkt naar je handen, die een met melk gevulde koehoorn vasthebben. Ze ogen rustig, kalm, in harmonie. Ze hebben de hoorn stevig vast, de melk zal niet over de rand klotsen. Koemelk, daar zou het maar genoegen mee moeten nemen, voor nu. Tot dusver lijkt de koemelk het ding niet goed...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Fannah Palmer
    Fannah Palmer

    Fannah Palmer (1994) studeert momenteel online aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ze schrijft zelf fictie, poëzie en af en toe een essay. Naast haar ambities in de uitgeverswereld hoopt ze in de nabije toekomst veel eigen werk uit te brengen.

  • Foto van Plonia Westendorp
    Plonia Westendorp

    Plonia Westendorp (1998) is verpleegkundige en student Nederlandse Taal en Cultuur aan de Universiteit van Amsterdam.

  • Foto van Lodewijk Verduin
    Lodewijk Verduin

    Lodewijk Verduin (1994) studeerde Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam. Hij schrijft over literatuur en is redacteur van Tirade.