Ada Lovelace en de ‘Difference Engine’

Afgelopen mei liepen Jacq en ik een deel van het South West Coast Path in Engeland. Een etappe ging van Porlock naar Lynmouth, over de beboste kliffen van Exmoor. Al snel kwamen we in het bos een paar tunnels tegen. Het waren de overblijfselen van de tuin van Ashley Comb, in de 19e eeuw het zomerverblijf van Ada Lovelace en haar man. De tuin had bestaan uit een groot aantal terrassen die met elkaar verbonden waren door spiraalvormige trappen. Voor Ada was ooit nog een badhuis in de rotsen uitgehakt, zodat ze ongestoord een bad kon nemen met uitzicht op zee.

Ada was de dochter van Lord Byron en Isabelle Milbanke. Kort na de geboorte van Ada in 1815 maakte Isabelle een eind aan haar huwelijk. Byron was een affaire begonnen met zijn halfzus en leidde een leven vol seks, drugs en poëzie. In 1816 vertrok hij voorgoed naar Europa. Isabelle wilde haar dochter ver houden van wat ze Byrons’  ‘misguided genius’ noemde en voedde Ada op met wiskunde – bijna als een soort tegengif voor poëzie. Maar Ada, die een enorm talent voor exact denken bleek te hebben, wist later beide in zich te verenigen.

Het pad met de tunnels waarvan wij een deel liepen, stond bij de Lovelaces bekend als ‘The philosophers walk.’ Ada liep hier ooit samen met Charles Babbage om te praten over de werking van zijn ‘Difference Engine.’

Babbage staat in de geschiedenis van de informatica bekend als de eerste die een mechanische rekenmachine bedacht. Met weinig meer dan assen en tandwielen wist hij hoe hij een machine moest bouwen die berekeningen kon uitvoeren. Helaas kwam hij niet verder dan een werkend prototype. Ada zag het in werking in 1833: ‘We both went to see the thinking machine (for so it seems).

Maar Babbage maakte zijn machine niet af, door geldgebrek en omdat hij alweer grootsere plannen had met een nog complexere machine. Het bleef allemaal bij ideeën op papier.

Ada was een van de weinigen die begreep waar Babbage machine toe in staat was. Ze beschreef in detail hoe een wiskundig probleem door ‘The Difference engine’ kon worden opgelost, waardoor ze door sommigen gezien wordt als de allereerste programmeur. Maar ze begreep ook dat een dergelijke machine meer zou kunnen dan alleen getallen uitrekenen. Als een van de eersten besefte ze de mogelijkheden van door machines uitgevoerde algoritmen.

Je kunt je afvragen of Ada ooit heeft nagedacht over de mogelijke impact van algoritmes. Heeft ze ooit bedacht dat we het algoritme weleens als een monster van Frankenstein zouden kunnen opvatten? In de krant lees je steeds vaker over machines die onze maatschappij straks overnemen, over algoritmes die ons beter kennen dan wijzelf, over technologie die zich tegen ons keert…

Of Ada daarover nagedacht heeft weet ik niet maar het moet haast wel dat ze Frankenstein gelezen heeft. De roman was in 1818 verschenen en was meteen een enorm succes. Bovendien had Ada naast de wiskunde een grote interesse in literatuur en – niet onbelangrijk – haar vader had een klein aandeel gehad bij het ontstaan van de roman.

We liepen die dag naar Lynmouth. Een kleine plaats met een strand tussen de kliffen, een fraaie rivier en een treintje uit 1890 dat bijna loodrecht om hoog gaat. Het toeristenseizoen was nog niet begonnen maar je kon je voorstellen dat het hier in de zomer druk zou worden. In 1813 woonde de dichter Percy Bysshe Shelley hier kort, met o.a. vrouw, kind en schoonzus. Het huis dat ze bewoonde maakt nu deel uit van een hotel. Lang heeft hij er niet gewoond. Een jaar later verliet hij vrouw en kind voor de 16-jarige Mary Godwin. Ze trouwden en Mary schreef later, als Mary Shelly, de roman Frankenstein. Het idee voor de roman ontstond aan het meer van Geneve, op een avondje griezelverhalen vertellen met Shelley en … Lord Byron.

Ik wandelde op dit pad om nu eens een paar weken niet achter een computer te hoeven zitten. De zee, de bomen, de kliffen en de dalen waren een verademing. Niet stilzitten maar bewegen. Van Porlock naar Lynmouth ging het door bos, over kliffen vol rododendrons en door dalen geel van brem. Maar ik liep die dag ook een innerlijke wandeling, van Ada en Charles met hun Difference Engine, naar Percy en Mary, met in de verte Frankenstein.

Als ik nu in de krant lees over gevaren van algoritmes, zie ik een heel mooi kustpad voor me.

Machiel_Jansen Machiel Jansen blogt voor Tirade incidenteel over zaken die ‘Big Data’ raken. Hij leidt het Scalable Data Analytics-team bij SURFsara Amsterdam. Machiel is gepromoveerd op Knowledge Engineering en heeft in 2007 bij verschillende bedrijven en universiteiten aan SURFsara gewerkt.

Foto van Machiel Jansen
Machiel Jansen

Machiel Jansen blogt voor Tirade incidenteel over zaken die ‘Big Data’ raken. Hij leidt het Scalable Data Analytics-team bij SURFsara Amsterdam. Machiel is gepromoveerd op Knowledge Engineering en heeft in 2007 bij verschillende bedrijven en universiteiten aan SURFsara gewerkt.

In de Oorshop

Leven op de kaart

Voor mijn werk reis ik ongeveer één keer per week in de trein van Amsterdam-Zuid naar Groningen. Ik ben zo gewend aan de rit dat ik ouderlijk glimlach als ik medepassagiers bij de Oostvaardersplassen verbaasd uit het raam zie kijken naar de Flevolandse woestenij. Als ik op mijn laptop aan het werk ben kan ik aan de het gevoel van bochten en de wissels bepalen of we door Meppel of Hoogeveen schieten.

Er is maar één punt waar ik altijd blijf opkijken. Als je Zwolle indraait en de IJsselbrug vlak voor de Hanzestad oprijdt, kan je rechts een grote groene berg zien. Het is het noordelijkste puntje van de Veluwe, een scherp baken dat je met iets van overdrijving een IJsselklif zou kunnen noemen. Het grote, centraal-Nederlandse natuurgebied begint (of eindigt) hier zo abrupt, net zoals je op weg naar de Alpen vlak voor München plots een muur van toppen ziet opdoemen.

Ik houd op een bijna schaamteloos patriottische wijze van Nederland, maar dat is vooral om geografische redenen. Het leuke is, vind ik, dat je met wat topografische kennis vanuit de trein of de auto de overgangen tussen landschappen en gebieden zelf kan waarnemen. Er gebeurt niks dat geleidelijk gebeurt. Nederland is een puzzel van kleine, goed herkenbare streken, zoals de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed in een recent project probeert duidelijk te maken.

Na Bergen op Zoom stort de trein zich van de Brabantse katholieke zandgronden in een paar kilometer omlaag naar de Zeeuwse, protestantse klei – je zíet het einde van een cultuurgebied. De kathedraaltoren van Antwerpen kan je bij helder weer in de verte onderscheiden. Tussen Utrecht en Arnhem beklimt de intercity de Utrechtse heuvelrug, daalt af in de Gelderse Vallei, beklimt de Veluwe en daalt weer af naar de Nederrijn – met stops, in een halfuurtje. In Groningen en Friesland zijn de torens van de hoofdsteden tot in verre hoeken van de provincies te zien. Op de Hollandse Brug, tussen Flevoland en Noord-Holland, zie je alles tussen Amsterdam-West en Amersfoort.

In bus 74 van Emmen naar Stadskanaal rijd je een aantal kilometer precies op de grens tussen de welvarende Drentse zandgronden links en de armere voormalige veenkoloniën rechts. Aan je linkerhand bolt het landschap op, rechts zie je alleen maar lijnen. In de Intercity Direct tussen Schiphol en Rotterdam heb je een fantastisch uitzicht op de skyline van Den Haag, waarmee je gelijk praktisch de halve Randstad in één oogopslag kan zien – terwijl de trein op kilometers van de Hofstad passeert, juist omdat dat een omweg(!) zou zijn.

Zo kan je nog eindeloos doorgaan. Het mooie, vind ik, is dat het allemaal zo’n intense, overzichtelijke kénbaarheid uitstraalt. Door het land reizen is hier als op de kaart kijken; is op de kaart léven. In Nederland verhoud je je bijna altijd tot een andere plek, zie je de grenzen van gebieden en streken, verandert het landschap (en daarmee niet zelden het accent, de tradities, de religie, ga zo door) voor je ogen, soms in niet meer dan een paar minuten. Het voelt voor mij vaak alsof je een beetje boven het terrein hangt, omdat je bij de geringste verhoging (een enkele keer is op je fiets zitten genoeg, vaker werken spoorbruggen het best) al halve landsdelen kan overzien.

Lange tijd wilde ik piloot worden, puur om het overzicht over de wereld te kunnen hebben. Die behoefte voel ik nog nauwelijks: het leuke van Nederland is juist dat je vaak op de grond al weet hoe de luchtfoto’s eruit zien.

DSCF1367Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994) is freelance journalist. Momenteel is hij correspondent Noord-Nederland bij NRC Media en volgt o.a. de ontwikkelingen rond de gasproductie in de provincie Groningen.
Foto van Milo van Bokkum
Milo van Bokkum

Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994)  is economieverslaggever bij NRC.

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Waarom schrijven?

Was het vertaalster PK die mij wees op de nieuwe uitgave van Philip Roth’s non-fictie en speciaal daarin het interview met Primo Levi? Het boek heet Waarom schrijven? Verzamelde non-fictie 1960-2013 en verscheen recent bij de Bezige Bij.

Waarom uitgeven? Vraag ik me wel eens af. Met dit boek in handen is daar een prima antwoord op: het is een waardevolle bezigheid! Dank u Bezige Bij!

In de Linkedin rapportage staat altijd wie je profiel bekeken heeft en wat deze mensen doen. Al enige tijd wordt mijn profiel regelmatig bekeken door iemand die Vuilnisman is, ik zie er geen naam bij. Vermoedelijk vraagt deze persoon zich veel minder vaak af Waarom vuil ophalen? Waarom deze persoon zo in mij geïnteresseerd is laat ik even in het midden. Ook al omdat ik geen flauw benul heb. Heeft hij een boek in de pen?

In Waarom schrijven zit een afdeling ‘Over het vak’ dat ik met veel genoegen lees. Het is heel schitterend vertaald door Else Hoog. Het interview met Primo Levi is van een grote schoonheid en lijkt in zijn gecondenseerde vorm en met zijn werkelijk uitmuntende vragen en antwoorden in niets op veel schrijversinterviews, die in elk geval van de kant van de vrager vaker minder inhoudelijk zijn. Het gesprek dat Roth met Levi voerde kun je zes keer lezen, betekent steeds meer en is van grote schoonheid, door de toewijding van deze twee heren aan hun vak en vanwege Roth´s kennis van het werk van Levi. Daarbij is het zo´n tekst waaraan je zien kunt met hoeveel toewijding en liefde vertaalster Else Hoog haar werk deed.

Het gesprek in Turijn vindt plaats in Levi’s huis nabij zijn verffabriek. De verffabriek dan met name en zijn vak als chemicus speelt niet alleen in zijn werk een prominente rol (Het periodiek systeem) maar ook in het interview. ‘Mijn militanza op de fabriek – mijn verplichte en eervolle diensttijd daar – heeft ervoor gezorgd dat ik in contact bleef met de echte wereld’ sluit Levi het interview af.

Het stuk doet je haasten naar de boekwinkels voor Primo Levi titels, en leert dat het schrijversinterview toch een prachtige vorm kan zijn. David Remnick schreef een mooi ‘In Memoriam’  in The New Yorker na Roth’s overlijden en bewonderde onder meer Roth’s besluit op zeker moment niet meer te schrijven. Roth was klaar.

Waarom dan nog schrijven?

——-
 IMG_6285
Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot en was redacteur bij Tirade, droomt altijd over reizen.

 

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.

Klein landschap (1)

Mijn wereld wordt al kleiner. Dat heeft vooral met mijn ziekte te maken. Ik heb een ongeneeslijke vorm van longkanker onder de leden. Een paar weken geleden heb ik een periode van wat zwaardere chemo afgesloten, de klassieke waarbij je haren uitvallen. Het afbrokkelen van de nagels viel mee. Ik behield ook mijn eetlust. Er stierven wat zenuwuiteinden in de voetzolen af. Volgens de verpleegkundige-specialist ervaren patiënten dat vaak alsof ze op watten lopen. Wat ik voel is een soort van tinteling die zich tussen zool en vloeroppervlakte plaatst. Ik beweeg op deze laag.

Belangrijkste is, ik beweeg nog, en zoals het medisch heet: patiënt kan nog alles. Maar niet valt te ontkennen dat mijn wereld kleiner wordt. Nu heb ik altijd van klein landschap gehouden. Ik heb daar een lange geschiedenis mee. Als jongetje begon die al. Dus je zou bijna zeggen, dat komt dan goed uit. Iedereen kent wel die momenten dat je op je buik in het gras ligt en helemaal ongemerkt wordt mee gezogen in de wereld tussen de grasstengels. Bij mij kreeg dat een voortzetting. Ik ontwikkelde een voorkeur voor mossen, grassen, begroeide randjes. Maar het kleine landschap had vooral met proporties te maken. De horizon was daar binnen handbereik. En dat is meteen ook een goede beschrijving van mijn huidige wereldbeeld.

In het begin van de ziekte, na de diagnose, kreeg ik veel bloemen, snijbloemen. Dat ging een tijdje door. Ik raakte er zelfs aan gewend. Vond ik snijbloemen altijd wat sneu, een herfst in versnelde weergave, ik raakte met ze verzoend. Ik begon ze zelfs te missen als ze er niet waren. Mijn vriendin had voor haar eigen huis een abonnement op een bos bloemen genomen die per post werd bezorgd. Elke stengel van een eigen soort. Ze stuurde me minidocumentaires van dat vaaslandschap om me mee te laten genieten. Klein landschap. Ze hoefde me eigenlijk niet te overtuigen. Ik nam hetzelfde abonnement. Elke twee weken is het alsof er een nieuw kunstwerk wordt gebracht.

Op dezelfde manier kijk ik naar de populieren voor het raam. Ze staan er nu helemaal voor mij. Ze bakenen een horizon af. Daarachter heb je de wereld van de grote bewegers, de gezonde mastodonten. Ik kom daar ook wel maar sjok daar dan tussen. Ik ga van stoeptegel naar stoeptegel, over het straatgras heen stappend. Misschien geef ik nu een iets te dramatische indruk van mijn gemiddelde verplaatsing. Er zijn mensen die zeggen niets door te hebben en dat ik er goed uitzie. Er zijn ook wel andere kwaaltjes te beschrijven. Mijn lichaam heeft een eigen horizon inmiddels.

 

Wilbert Cornelissen is dichter, danser en denker. Zojuist verscheen Elke dag een/Proefsleuven, uitsneden uit tien jaar elke dag een gedicht schrijven. Hij organiseert elke maand Dance Where You Are, een straatdansfeestje op het Homomonument (eerste zondag van de maand om twee uur).

Wilbert Cornelissen

Wilbert Cornelissen is dichter, danser en denker. Zojuist verscheen Elke dag een/Proefsleuven, uitsneden uit tien jaar elke dag een gedicht schrijven.

Renate

Ze was de stiefmoeder van mijn vriendin Noor, maar dat wist ik niet toen ik een paar jaar geleden op Noors verjaardag een biertje uit de koelkast trok.

Ik zocht een opener en zag haar in mijn ooghoek. De grote schrijfster rookte shag zittend in de vensterbank, de Amsterdamse nacht was achter haar.

Renate glimlachte, ik knikte. Noor stelde ons voor en ik raasde door mijn geheugen, zoekend naar een titel, een houvast, iets. Een haastig mens dat zijn sleutels zoekt kan er tien keer langslopen zonder ze te zien. Ik was bang ontmaskerd te worden als iemand die alleen maar wíst dat ze een grote was. Toch: twee minuten later zat ik naast haar.

Het begon met Rupert Thomson. Vrij onbekend en prachtig werk. Renate kénde hem niet alleen, ze was met hem bevriend geraakt op een boektour door Frankrijk. Meer namen volgden, we hielden van dezelfde schrijvers, bleken op dezelfde manier te werken. Geen plan, overgave, gaan. Vallen en hopen op armen.

Een maand later kreeg ik een mail van haar uitgever. Of ik ter ere van Renates 30-jarig jubileum door haar geïnterviewd wilde wordenHet regende als in een gothic novel op de dag van het gesprek. Renate had me goed gelezen en het voelde veilig bij haar op het podium, alsof we met zijn tweeën in een vensterbank zaten, de Amsterdamse nacht achter ons.

Toen ik worstelde met een boek over mijn overleden vriend belde ik haar en drie dagen later wachtte ze met haar auto op me bij station Aerdenhout. Het was als opgehaald worden door je lievelingstante na je eerste treinreis alleen. We reden over statige lanen en ik voelde me gered.

Bij haar thuis vertelde ik over mijn project, de angst mijn lieve Gijs geen recht te kunnen doen. Ze luisterde vooral en mijn vertrouwen groeide terwijl ik sprak.

‘Het wordt vast prachtig,’ zei ze toen ik klaar was. ‘Ik kan niet wachten om je boek te lezen.’

 

Beeld: Frank Ruiter

_____________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. In 2016 verscheen zijn sterk autobiografische roman Het jasje van Luis Martín.

 

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.

De machinist, de locomotief en hun stoker

Je hóórt de treinen bijna van de pagina rijden in Zola’s Het Beest in de Mens. Als er één spoorwegroman is, dan toch deze, met een wat verouderde, ‘wetenschappelijke’ plot over criminaliteit, maar vol beschrijvingen van treinen in 1870 die stomen, sissen en denderen alsof je zelf in de sneeuw kolen staat te scheppen op de locomotief van Parijs naar Le Havre.

Ik kwam het boek een maand terug tegen omdat ik – banaal genoeg – op Google op zoek was naar romans over treinen en ik deze zag staan op een lijstje. Het was me als treinfanaat opgevallen hoe weinig de spoorwegen eigenlijk in de literatuur lijken voor te komen – althans, als méér dan een vervoermiddel. Ook de lijstjes leverden maar weinig inspiratie op. Behalve Zola dus, die gelijk maar besloot flink werk van het thema te maken en 300 pagina’s aan spoorwegnotities naliet.

Het is een feest om te lezen hoe de machinisten in de vroege pioniersjaren van de spoorwegen als helden weer en wind trotseren, en een ‘ménage-à-trois’ vormen met hun (vrouwelijke) locomotief en hun stoker. Tegen het einde van het boek volgt er zelfs een dramatische locomotief-sterfscène, die er bij de machinist (en de lezer) flink inhakt.

Ik probeerde in mijn geheugen nog eens te kijken hoe treinen in andere boeken voorkwamen. Dat bleek erg leuk, omdat je snel bepaalde overeenkomsten gaat zien. Tips zijn welkom (ik moet me nog wagen aan Dokter Zjivago), maar dit zijn mijn twee voorlopige conclusies van een totaal willekeurig onderzoek:

1.       De trein als aankomst in een verhaalNiets is fijner dan een boek of een hoofdstuk op een rustig tempo over het spoor binnenwiegen, soms wel vijftig pagina’s lang, zoals in Laszlo Krasnahorkai’s De Melancholie van het Verzet. Hetzelfde gebeurt bij Ismail Kadare (Twilight of the Eastern Gods) en Tom Hofland (Lyssa). Vasili Grossman opent Leven en Lot met een ijzingwekkende scène vanuit de cabine van een trein die een concentratiekamp binnenrijdt.

2.       Een niet te stoppen, beangstigende kracht

Vaak gaat het er minder rustig aan toe, vooral in de 19e eeuw. Hier wordt het interessanter. Tolstoj, Banffy, Belinski, Zola – allen gebruiken ze een voortsnellende trein als een bijna buitenwerelds, nieuw fenomeen dat de natuurlijke orde der dingen overhoop haalt en misschien wel meer stukmaakt dan je liefhebt. Bij Zola wordt er bovendien kritiek mee geleverd op de snelheid van technologische ontwikkelingen, wat het boek een soort permanente actualiteit meegeeft.

Het meest onverwacht vond ik hoe vaak men aan boord bijna stikt van claustrofobie en misselijkheid. Zowel bij Krasnahorkai als Zola willen personages op een zeker moment zo snel mogelijk uitstappen omdat ze dreigen door te draaien van het gehobbel. In De Pop van Bolesław Prus verlaat de actie 900 pagina’s lang Warschau nauwelijks, en wanneer dat wel gebeurt is het geen succes:

Hij was gedwongen toe te geven dat er iets ergers was dan verraad, desillusie en vernedering.

Maar – wat was dat? Ja, reizen per trein! Hoe de wagon schudde… Hoe die voortdenderde! Hij voelde het schudden in zijn benen, longen, hart, hersenen; alles in hem bewoog op en neer, elk bot, elke vezel van zijn zenuwen… […] Eindelijk klonk er een fluitje, toen nog een, en de trein stopte op een station. ‘Ik ben gered’, dacht Wokulski.

Geen bemoedigende beelden voor treinliefhebbers. Die kunnen zich wel troosten met het idee dat de trein vandaag de dag doorgaans in een veel beter aanzien staat. De moordende kracht van de spoorwegen lijkt juist eerder te worden onderschat, blijkens de constante campagnes van ProRail om vooral jongeren ervan te doordringen dat ze niet langs het spoor moeten lopen. Een paar pagina’s Zola zou genoeg moeten zijn om het af te leren.

DSCF1367Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994) is freelance journalist. Momenteel is hij correspondent Noord-Nederland bij NRC Media en volgt o.a. de ontwikkelingen rond de gasproductie in de provincie Groningen.
Foto van Milo van Bokkum
Milo van Bokkum

Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994)  is economieverslaggever bij NRC.

Meer blogs

  • Afbeelding bij Warm

    Warm

    Hitte verbindt. Er wordt minder van je verwacht; je verwacht een stuk minder van anderen en veel minder van jezelf. Bij hitte doe ik alles langzaam en merk dan dat ik hetzelfde gedaan krijg – zelfs na vijf duiken in de gracht en anderhalf uur staren sluit ik mijn laptop in de middag met tevredenheid....
    Lees verder
  • Afbeelding bij Zomerverlies

    Zomerverlies

    Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De bekende weg

    De bekende weg

    Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Anja Sicking
    Anja Sicking

    Anja Sicking schrijft romans en essays. In haar laatste boek, De visionair, onderzoekt ze via de verbeelding
    hoe de toekomst eruit zou kunnen zien.

  • Foto van Sybren Sybesma
    Sybren Sybesma

    Sybren Sybesma (2001) werd in Leiden geboren. Na de middelbare school deed hij een jaar vooropleiding klassiek piano aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Daarna studeerde hij Biomedische Wetenschappen in Leiden.  Hij volgde een cursus korte verhalenschrijven aan de Schrijversvakschool in Amsterdam bij Nico Dros. Bij de Mare kerstverhalenwedstrijd won hij twee keer de derde prijs. Ander werk verscheen op De optimistOp ruwe planken en in het Friese literaire tijdschrift Ensafh. Hij zit in de redactie van Babel en studeert in Amsterdam. Hij speelt nog veel piano.

  • Foto van Marian van der Pluijm
    Marian van der Pluijm

    Marian van der Pluijm (1997) is historica. Momenteel woont ze in Boedapest, waar ze Hongaarse Taal en Cultuur studeert. Voor VPRO-radioprogramma OVT maakte zij een documentaire over de Hongaarse dichter Miklós Radnóti. Zondag 7 november werd de documentaire uitgezonden op NPO Radio 1.