Aan het begin van de zomer stopte ik een aangebroken fles wijn in mijn tas om mee te nemen naar etentje. Tijdens de autorit klonk er een hard tik; vanaf de achterbank zei iemand: ‘Daar ging de atjar.’ Eenmaal aangekomen voelde ik nattigheid mijn tas doorsijpelen. Wit. Gelukkig maar, wat zou er anders van het notitieboekje, de paperassen, mijn vest zijn geworden? Ik hing de inhoud van de tas op de veranda te drogen. De meeste van mijn aantekeningen waren niet meer te redden.
Het was me een keer eerder gebeurd (en het zal me later nog gebeuren), na afloop van een studentenweekend. Ik had had daar bij het scheiden van de markt nog een laatste fles in mijn plunje weten te stoppen. Bij thuiskomst walmde me de goedkope lucht van het droesem tegemoet. Rood. Stoom uit m’n oren en vuur uit mijn neus! Als de sodemieter heb ik alles ontdaan van de scherven en, met gebruikmaking van een grootmoederrecept,* in de week had gezet. Het resultaat was redelijk; in ieder geval niet de gevreesde roze batik.
Een paar weken geleden, bij een barbecue zat ik lekker in het gras, toen iemand besloot zijn glas wijn over mijn rug uit te gieten. Weer rood deze keer. Ik werd gesommeerd op mijn buik te blijven liggen, iemand zou wel zout zoeken en dat uitstrooien over de aangedane plek. Intussen voelde ik me niet zo lekker, waardoor aanliggen bij de barbecue geen straf was. Maar een halfuur gestrekt doorbrengen met een berg zout op je rug is saai. Ik begon maar anderen te vragen of ze me een goed verhaal wilden vertellen, in ruil voor een verhaal van mij.** Met die vlek is het uiteindelijk weer goedgekomen.
* Zout erover. Bij voorkeur weken in witte wijn van hetzelfde merk, verhouding 1 op 2 . In bovenstaand voorbeeld dus: 2 flessen witte Mooikaap tegen 1 fles rode Mooikaap. Uitspoelen, vervolgens weken in Biotex. Eventueel nog in de wasmachine
** De volgende dag ging ik met een vriend een tripje maken naar Almere. We zouden daar een houten schaalmodel van een KLM Boeing 747 ophalen. Ik had er alvast van alles bijgefantaseerd.
Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds drie jaar blogt hij bijna wekelijks voor tirade.nu.
Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.
We reden in de regen over Noorse haarspeldbochten, ik weet niet waarheen. Misschien gingen we naar Bergen of naar Haugesund of was het die ene keer dat we naar een klein dorp wilden omdat we alle grote plaatsen al gezien hadden en die regen maar bleef komen waardoor we tijdens wandelingen van bergen vol gladde stenen en boomwortels af glibberden – de weg naar dat dorp was afgesloten, de enige manier om er te komen was acht uur omrijden. Om bergen heen, om water heen, dwars door de wolken. We reden niet om. Uit de boxjes van de de Twingo klonk Noorse Radio, iemand die het over het miljø en de økonomi had en toen een popsong. Blues light.
My feet Feel good, My feet Feel good
Dat was wonderlijk, een liedje over je voeten, zo hartstochtelijk ook, ik kon de tranen in de ogen van de zanger horen opwellen. Al kon ik me direct een hit van jaren geleden herinneren, Paolo Nutini die over z’n nieuwe schoenen zong. Dat alles oké is als je die aantrekt. Inderdaad voelde ik me erg oké die weken in Noorwegen, mede doordat ik me er eindelijk toe gezet had bergschoenen te kopen, ze zien er niet uit maar voelen als grote lieve sokken met veel grip. Schoenen zijn fantastisch.
Maar voeten? In popsongs worden die alleen benoemd omdat erop gedanst wordt, of als onderdeel van wat er allemaal nog meer heel erg goed voelt, misschien komt er zo nu en dan ergens een vrouwenvoet langs omdat alles aan de vrouw immers bezongen moet worden. Feet die on the ground blijven of juist niet, de dingen under your feet.
My feet Feel good
‘Huh,’ zei I. bij ’t tweede refrein, ‘zingt deze man nu over voeten?’
Het was een makkelijk refrein, steeds die voeten, we zongen mee. Het was belachelijk. Misschien was het lange tijd erg slecht gegaan met de voeten van de zanger. Dan ben je inderdaad blij als je weer kunt lopen, bijvoorbeeld. Terwijl ik meeblèrde dacht ik aan vriendinnen die schoenen probeerden te verkopen op Marktplaats en e-mails ontvingen van mannen die foto’s van hun voeten wilden. Of ze misschien ook gedragen slipjes (dat woord, alsof je er de hele tijd in uitglijdt, dit terzijde) hadden. Dat sommige van de vriendinnen met de gedachte speelden, wat kan het verkopen van een ouwe onderbroek kwaad, er wordt best veel geld voor geboden en ze passen gewoon in een envelop, je zit niet met pakketkosten of zo. Je zou een heel bedrijf kunnen starten, zoals Piper dat doet vanuit de gevangenis, in de serie Orange is the New Black. Of je zou een automaat neer kunnen zetten met vieze onderbroeken, zoals ze volgens internet in Japan bestaan. Ik dacht aan de keer dat ik op Marktplaats een jurk probeerde te verkopen en daardoor aan de keer dat ik op de echte markt een jurk wilde kopen en dat de verkoper tegen me zei dat ik er vast niks onder zou dragen, geen slipje. Als ik iets anders had gekocht, een pepermolen of een hoekbank, had hij er ook wel iets van kunnen maken.
So pop that cork from the bottle babe We’re gonna drink it down fast and make love slowly My feet Feel good
Sommige mensen laten hun voeten schoonvreten door visjes. Ik heb een keer een tv-programma gezien waarin een vrouw bij de bakker haar schoenen uitdeed, de bakker keek heel begripvol, die vrouw had als tiener een half jaar op slechte schoenen gelopen en nu voor het leven verpest, ze huilde. Lotusvoetjes, likdoorns, voetmodellen.
Vroeger had ik altijd een wegwerpcameraatje bij me en de helft van de foto’s die ik liet afdrukken waren van mijn voeten op vakantiegrond, of gewoon in het Gaasperparkse gras, altijd met schoenen aan, kennelijk kon ik naar mijn voeten staren en denken: dit is een mooi moment. Misschien was ik vaak alleen.
My feet…
Ik heb geen rijbewijs en had niet zoveel te doen in die auto. Ik viel in slaap.
Een paar dagen na de bochtige rit miezerde het alleen een beetje. We besloten een wandelroute te volgen die volgens een foldertje ‘moderate’ was, gemiddeld. Steil een berg op, in feite, langs afgronden die je in je ergste nachtmerries nog zullen achtervolgen en met voor de vorm stukjes moeras tussendoor. We waren het brood vergeten. We werden ingehaald door een Noor met maar één been en een oude hond. We kregen haast geen lucht meer. Als we het bijzonder zwaar hadden, of juist heel soepel van de ene rots naar de andere waren gesprongen, zongen we. My feet, feel good. De zin had zich in ons repertoire flauwe grappen genesteld, onder het lemma ‘goed voelen’, zoals daar ook de zin is I’m five years old, I slept in my bathing suit and i feel good, de naam van de comédienne die dit zei ben ik al lang kwijt.
Terug in Nederland zoek ik het liedje op. Natuurlijk zingt een zekere Foy Vance niet dat zijn voeten goed voelen. Was het maar waar, dan had ik ook z’n ouwelullenkrulsnor begrepen en z’n zelfingenomen petje en die bloedserieuze blik, dat was allemaal ironie geweest, hij parodieert een blueszanger die probeert gelukkig te zijn, of hij is gewoon niet helemaal goed en oprecht intens blij met z’n voeten, hij wordt er helemaal hitsig van zo goed voelen ze. Maar Vance is bloedserieus. En upbeat. Onttoverd klap ik de laptop dicht. Daar is ’t echte leven weer.
(My feet…)
—
Roos van Rijswijk (1985) is redacteur van Tirade, publiceerde verhalen in diverse literaire tijdschriften en is één van initiatiefnemers van de J.M.A. Biesheuvelprijs. Ze schreef ook een roman: Onheilig (Querido).
We wonen in een hoekhuis en ik sta in de tuin. Naast de tuin ligt een straat waar geen auto’s doorheen kunnen. Alleen fietsers en wandelaars lopen door de straat vanuit de wijk naar het station en andersom. ‘Ik ben een goed mens,’ hoor ik iemand zeggen. Ik kan niet horen of het een mannen- of vrouwenstem is. Er staat een kamerplant tegen mijn raam die niet van mij is en ik schenk er twee glazen water in leeg omdat dat de eigenaar van de plant er niet meer aan denkt. ‘Ik ben een goed mens,’ hoor ik nog een keer. De stem klinkt wat verder weg dan de eerste keer.
Als de voetstappen wegsterven trek ik me op aan de muur die onze tuin van de straat scheidt. Het kost me meer moeite dan ik verwacht had, ik kan net lang genoeg op de muur steunen om een kleine voorovergebogen gestalte te zien die arm in arm loopt met een tweede persoon. Ik denk dat het een man is, maar ik weet het nog steeds niet zeker.
Onze tuin heeft ook gewoon een deur naar de straat, maar ik ervaar soms een al te grote drang om over de muur te klimmen in plaats van door de deur te lopen. Ik had het idee dat ik eindelijk een goede reden had om toe te geven aan die neiging. Iemand die zegt dat hij of zij een goed mens is, daar wilde ik een beeld bij hebben. Als ik door de deur was gegaan, was het mogelijk opgevallen.
Toen ik klein was, was ik bevriend met een jongen die op daken klom, en ik was altijd een beetje jaloers op hem. Tot hij door het dak van een schoolgebouw zakte en een week lang een schoolplein moest vegen. Er stond een berichtje over hem in de lokale krant. Ik voelde me schuldig omdat ik er alleen maar bij was geweest en met mijn onhandige ledematen niet in staat was geweest om met mijn maten op dat dak te staan.
Het uitzicht vanaf onze tuin is behoorlijk slecht. Je ziet een fabriekspijp van een fabriek die niet meer in gebruik is en een lantaarnpaal die ik een tijd heb aangezien voor de maan. Het voornaamste wat er te zien is zijn schuttingen en muren, deuren en plantenbakken, tuinstoelen en tegels. Je ziet pas meer als je er moeite voor doet. Dat had mijn vriend van vijftien jaar geleden al door.
‘Ik ben een goed mens,’ hoor ik voor de derde keer als ik weer op de grond sta. Ik weet niet of ik een goed mens ben, maar ik hou er wel van om mijn gebreken te compenseren door fysiek bezig te zijn. De tuin moet worden opgeruimd. Terwijl ik een soort modderige schimmel uit een vuilnisbak spoel, besef ik dat ik er vanuit ga dat die persoon die zichzelf aanduidde als “goed mens” niet helemaal goed bij zijn of haar hoofd moet zijn. Niemand zegt zoiets over zichzelf. Ik zweet en probeer er niet meer aan te denken. Ik trek een vuilnisbak van de voortuin naar de achtertuin en probeer zoveel mogelijk geluid te horen. De wortels van het onkruid kraken. Ik veeg zand hardhandig van de ene naar de andere tegel. De zon gaat onder en het enige wat ik wil is op de garage klimmen om het beter te kunnen zien.
—-
Marjolein Takman (1991) schrijft voornamelijk proza. Ze studeerde onlangs af in Creative Writing met een novelle. In 2014 stond ze in de finale van Write Now, en ze droeg voor op diverse podia. Verder heeft Marjolein de ambitie om een boek te schrijven dat je wervelend zou kunnen noemen.
* De eerste aflevering van Zomergasten is ongezien een uitstekend conversatiestuk voor meepraters. De meningen over het interview lopen nogal uiteen, zo blijkt uit de ingezonden stukken in de kranten. De verschillende kijkervaringen staan zelfs lijnrecht tegenover elkaar. Dit is (een poging tot) salonfähig antisemitisme – roept iemand. Nee, gewoon een mening zoals andere – stijgt elders op uit het koor. Een wolf in schaapskleren, die met een glimlach haat komt prediken, versus een activistische intellectueel met een scherp onderscheidingsvermogen en nieuwe invalshoeken. Tussen die twee ligt een heel spectrum, op basis waarvan al die schaapjes zich om het even wat voor mening kunnen vormen. Dat praat wel zo makkelijk mee aan de borreltafel.
* De ingezondenbrievenschrijver. Vroeger was er dr. Henriëtte Boas, die had er een dagtaak aan en zij stond dan ook elke dag wel met een brief in de krant (vóór mijn tijd). Ik denk ook aan zo iemand als Willem Oltmans (ja ook vóór mijn tijd, maar ik ken hem goed van de persiflage door Erik van Muiswinkel) maar die werd bij leven toch al niet gelezen. De ingezondenbrievenschrijver is tegenwoordig een schrijver bij de krant die ingezonden brieven bedenkt. Speelt de rol van een querulant die zijns ondanks is gepensioneerd en een uitlaatklep zoekt voor de luimen die hij voorheen botvierde op het personeel. Hij heeft waarschijnlijk een patent op de inkeping in beschuiten. Uit die innovatie braadt hij de boter door de grote beschuitbakkers te bevechten. Niet dat dat echt iets oplevert (want patentkosten, advocaatkosten) maar gewoon om het principe.
* Moord een brand schreeuwde ze begin deze week op de Nederlandse podia, want de geldkraan bleef na vier jaar sappelen dicht. Gezien het grote aantal nuleuroadviezen zal het bij het Fonds Podiumkunsten inmiddels wel bezwaarschriften regenen. Terwijl dat, lijkt me, de enige boosdoener niet is. Het budget dat vanuit de regering is gesteld, dát is gierigheid troef. Toen een paar jaar terug het Leidseplein volstroomde uit protest tegen de maatregelen van Halbe Zijlstra, destijds de verantwoordelijke staatssecretaris, was dit het schrikbeeld: de culturele kaalslag waarmee nu weer vorderingen zijn gemaakt. Het Fonds heeft nu geroeid met de door de VVD aangereikte riemen en daarbij rare keuzes gemaakt. Waarom geen tegengeluid laten horen, op onversneden socialistische wijze? De nieuwkomers en de kleine spelers bedelen, de gevestigde namen en grote jongens de zwaarste lasten laten dragen! Ik wens het Fonds een enorme subsidie aan wijsheid toe.
Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds drie jaar blogt hij bijna wekelijks voor tirade.nu.
Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.
Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. Dit najaar komt zijn roman Het jasje van Luis Martín uit.
Alle ramen stonden open en toch was het warm in mijn keuken. Ik sneed knoflook in dikke plakken en liet die bruinen in de lekkerste olijfolie, hakte een paar rijpe vleestomaten en voegde die toe, dopte hulkgroene erwtjes. Als ik buiten de deur ga eten maak ik voor vertrek iets voor de thuisblijvers; je bent... Lees verder
Het Zeeuwse dijkhuisje van B’s tante is al een jaar of twintig in mijn leven. Het is er stil, er is veel licht en de zee voelt heel dichtbij, maar rond de dijk is geen toerisme. Het enige wat er verandert is de tuin: er zijn meer rozen dan voorheen. De wilg is groter, en... Lees verder
(beeld: Don Duyns) Uit de hengstebron gedronken hebben. Ik schrijf over gegeven paarden en ogen van naalden. Over brood op de keukenplank muizen die op tafel dansen en klokjes die tikken. Had het meisje geantwoord. Hij had haar rode kapje gevolgd en zijn besluit genomen. Ik ben een poëet, had ze piepend gezegd. Aan de... Lees verder
Kevin Headley (1983) is een Surinaamse documentairemaker, journalist en schrijver. Sinds een aantal jaar schrijft hij ook korte verhalen, welke onder andere gepubliceerd zijn in de Surinaamse krant de Ware Tijd, het opinieblad Parbode, het online literair tijdschrift Papieren Helden, het tijdschrift Wobby en Tirade. Kevin heeft ook de speciale uitgave van Tirade PRAKSERI met alleen Surinaamse verhalen samengesteld. Tweewekelijks leren we door zijn ogen verschillende aspecten kennen van Suriname.
Sem van de Graaf (2002) schrijft absurde verhalen die uit de bocht vliegen en toch een sterke moraal communiceren. Zijn werk is komisch, vervreemdend en oprecht.Hij studeert af van Writing for Performance aan de HKU met het lange filmscenario ‘Een stoel, de dief en Elske’ en zijn onderzoek ‘Handen’. Verder schrijft hij toneel voor verschillende groepen, waaronder zijn eigen collectief ‘bröd’ waarmee hij met de gelijknamige voorstelling in Zaal 3 stond. Zijn VHS-korte films stonden op het Rotterdams Open Doek en het Gouds Filmfestival, waar hij de prijs won voor Beste Film Jong Talent.